Tien vrolijke verhalen door Gerard Reve

Beoordeling 7.1
Foto van Cees
Boekcover Tien vrolijke verhalen
Shadow
  • Boekverslag door Cees
  • Docent | 3715 woorden
  • 20 januari 2005
  • 78 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
78 keer beoordeeld

Boekcover Tien vrolijke verhalen
Shadow
Tien vrolijke verhalen door Gerard Reve
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Gerard Reve Tien vrolijke verhalen (1961)

Eerste druk: 1961

Genre: verhalenbundel

Gebruikte druk: Twaalfde druk van 1976 bij uitgeverij G.A. Van Oorschot te Amsterdam. Aantal bladzijden van de verhalenbundel bedraagt 166 bladzijden. Op de rode omslag is geen afbeelding te vinden.

Opbouw van de bundel In de bundel zijn tien getitelde verhalen opgenomen. Daaraan voorafgaand is een interview met de schrijver afgedrukt. Het interview zou afgenomen zijn door R.J. Gorré Mooses, maar het is een door Reve zelf geschreven interview, waarin hij zijn mening geeft over het schrijversschap in het algemeen en de auteurs die hij bewondert in het bijzonder. Daarna volgen tien verhalen, waarvan een aantal een ik-verteller heeft, waarbij Reve suggereert dat het een autobiografische ik-verteller is. Een aantal andere verhalen heeft een auctoriale verteller. Er zijn ook enkele verhalen met een personale verteller, die meestal hier en daar wel een auctoriaal trekje vertoont. In de eerste druk stond onder een aantal verhalen een cursief gedrukt commentaar van een expliciet auctoriale verteller die het verhaal becommentarieerde. Een dergelijke verteltruc doet toch enigszins ouderwets aan, werd in recensies in 1961 afgekeurd en in deze twaalfde druk is dat commentaar niet meer afgedrukt.

Titelverklaring De titel is ironisch bedoeld. Het zijn vrijwel allemaal juist geen vrolijke verhalen. Alleen het eerste verhaal
“Een lezing op het land” heeft door het veelvuldig drankgebruik geen al te zware inhoud. Met ironie probeert iemand juist het tegenovergestelde aan te geven van wat hij zegt. Het woord “ironie” is afgeleid van het Griekse “eironia”. Dus “je bent lekker mager” tegen iemand die heel dik is. Een aantal verhalen (vooral die verhalen die geen ikverteller hebben) behoren tot de horror-of thrillerliteratuur. Gezien de lengte van de meeste verhalen, zou je ook kunnen spreken van zg. short story’s van het Amerikaanse type.

Opbouw van de meeste verhalen De verhalen die een personale of een auctoriale verteller hebben, worden vrijwel allemaal volgens hetzelfde principe opgebouwd. Een opening in handeling, een chronologische afwikkeling van het verhaal (met al en toe een flashbackje) en het meestal snelle toewerken naar de climax van het verhaal die meteen ook het einde is. Het einde is meestal gesloten.

De stijl van de verhalen in de bundel
Reve beschrijft in zijn verhalen heel gedetailleerd de omgeving waarin de verhalen zich afspelen. Hij schrijft ook in een ietwat plechtige stijl wat woordkeus betreft. Hij doet dat zeker in de verhalen met een ik-verteller, waarin hij zelf de hoofdfiguur zou moeten zijn. Dat heeft een ietwat ironisch en hier en daar zelfs komisch effect. De horrorverhalen worden bovendien gekenmerkt door enige zwarte humor. Er wordt namelijk niet verteld wat de motieven en de achtergrond van de daders is in De Kerstavond van Zuster Magnussen en Brieven. Het eerstgenoemde verhaal draagt duidelijk het kenmerk van een parodie op het kerstverhaal in de damesbladen in de kerstuitgave. En met zo’n opzet leef je eigenlijk niet meer zo mee met de eenzame dood van een verpleegster op jaren die niet veel geluk heeft gekend.


Waardering in recensies en bloemlezingen
De verhalenbundel wordt in de zestiger jaren gematigd positief ontvangen. Na het alom geprezen “De Avonden” verwacht men in Nederland veel van Van het Reve. Dat kon hij niet direct waarmaken. Zijn novellen “Werther Nieland” en “De ondergang van de familie Boslowits" worden niet zo lovend ontvangen als Reve had gewild. Uit reactie gaat hij in het Engels publiceren: “The acrobat and other stories” In het algemeen wijzen de recensenten van die tijd, onder wie Renate Rubinstein, C.J. Kelk en Rico Bulthuis, de Amerikaans getinte verhalen met het horrorthema min of meer af: het zijn geen echte horrorverhalen en de commentaren van de auctoriale verteller op het verhaal zelf, doen de zaak geen goed. Op de techniek van de short story moet de auteur nog wel wat oefenen .
De beste verhalen vinden de recensenten:
Haringgraten, Lof der Scheepvaart en Lezing op het land. Het zijn alle drie ik-verhalen met de suggestie dat de ik-figuur Reve zelf is. Toch werden in verhalenbundels voor het middelbaar onderwijs in de zeventiger jaren van de vorige eeuw (O.a. Lezen met de Loep) het verhaal Amulet/i> opgenomen. Dat gebeurde natuurlijk vooral door de spannende afloop van de plot en de relatief korte inhoud.

Samenvatting van de inhoud
Gesprek met Gerard Reve In het door Reve zelf geschreven interview voert hij een ik-verteller (dr. Gorré Mooses) op, die in een beschrijvend interview Reve over allerlei dingen ondervraagt: o.a. over het feit wanneer Reve begonnen is met schrijven. Reve zegt dat hij heel kritisch op zijn producten is en dat hij veel weggooit. Voor sommige schrijvers is het nu eenmaal het summum gedrukt te worden. Hijzelf gaat heel zorgvuldig te werk en schrapt veel. Hij vertelt ook verder over het schrijfproces, bijvoorbeeld hoe je de eenzaamheid van een figuur moet beschrijven. Verder gaat het om talent en om vakmanschap. Een roman moet ook ergens over gaan. Zo kraakt hij “La peste” van Albert Camus af. Ook noemt hij Nederlandse schrijvers van wie hij een hoge pet heeft: o.a. Hermans, Bordewijk, Nescio, Vestdijk en Couperus. Van de experimentele dichters (jaren ‘50- Lucebert, Kouwenaar) geeft hij minder hoog op. Verder deelt hij mee dat Nederlandse schrijvers het extra moeilijk hebben. Hier zit je zo met een tientje reisgeld bij de grenzen van het land. Iemand die alles kwijt geraakt is, is in zo’n klein land niet meteen reddeloos, zoals bijvoorbeeld wel het geval in Rusland is. We zijn dus een typisch a-literair land. Op een volgende vraag geeft hij het antwoord dat het voor zijn schrijversschap goed is dat hij in het Engels heeft geschreven: hij beheerst die taal nu ook goed. Welke schrijvers zijn grote voorbeelden voor Reve: Flaubert, Couperus, Tjechow . Maar de grootste schrijver is toch Toergenjew.

Een lezing op het platteland
Verteller: ik-verteller
Thema: het kunstenaarschap
Motieven: dronkenschap, geld verdienen
De ik-verteller Reve komt zijn kunstvriend Phal tegen die hem uitnodigt een lezing te geven voor honderd gulden exclusief de reiskosten. Hij doet dit op verzoek van Slok, een man die in een dorp als kunstbeschermer wordt beschouwd. Op de bewuste avond haalt Slok hen op van het station. Hij houdt een lezing voor ruim honderd man en gaat daarna met Slok naar een café. Hij blijft ook slapen bij de man. In zijn huis verblijven veel kunstenaars. Er wordt de volgende morgen een rondleiding langs schilderijen georganiseerd en daarna gaan de kurken opnieuw van de fles. Er wordt flink ingenomen en de verteller begint aardig dronken te worden. Opnieuw moet hij een lezing houden en vragen beantwoorden. Op de vragen van meest vrouwen komt hij niet verder dan een “zeer interessante vraag”. De meeste aanwezigen lopen boos weg en de kunstaars zetten het weer op een zuipen. Daarna wordt er wat gelald over het kunstenaarschap. Aan het einde van het drankgelag keert Slok gewoon het beloofde honorarium uit.
Opening in handeling; gesloten einde

Geld verdienen
Verteller: ikverteller
Thema: geldgebrek
Motieven: naoorlogse armoede, vriendschap
De ik-verteller verblijft in Engeland, maar kan de bodem van zijn geldbuidel al zien. Hij heeft dringend geld nodig en besluit bij een van zijn Engelse kennissen (Kerr) langs te gaan. Hoewel de leefomstandigheden van Kerr zelf verre van rooskleurig zijn, wordt hij hartelijk onthaald. Zijn vrouw Gypsie maakt de verteller erop attent dat hun vriend Penrod misschien wel een baantje voor een maand heeft, omdat die er zelf een maandje tussenuit wil. Dat kan ook inderdaad gebeuren. Bovendien mag hij wat uitzoeken uit de rotzooi van Kerr: hij kiest een kooi met een opgezette Vlaamse gaai en een waarzeggerbol. Na vier weken is Penrod nog niet terug en de verteller mag de baan houden, maar dat doet hij niet. De Vlaamse gaai gaat steeds meer kapot en ook de bol van Gypsie (= zigeuner) blijkt niet te werken. Als hij langs gaat, blijkt het gezin van Kerr verdwenen te zijn. Er wonen andere mensen. De verteller blijft met veel vragen zitten: wat is er met Kerr gebeurd ? Waar in Penrod gebleven?
Informatieve opening; min of meer open einde

Haringgraten
Verteller: ikverteller
Thema: de teloorgang van het communisme
Motieven: Tweede Wereldoorlog, het verzet, toeval
De ik-figuur (Reve?) ontmoet op één dag Ada en dhr. P. die hij in het verleden heeft ontmoet. Reve komt uit een orthodox communistisch milieu, maar hij breekt de communisten in dit verhaal volledig af. Allereerst in de beschrijving van de aanhangers van het geloof, die er allemaal zeer gehandicapt uitzien. Dan start een tweetal flashbacks: In de Tweede Wereldoorlog maakte hij deel uit van een verzetsgroep. Hiervan maakten ook communisten deel uit. Op een avond in maart 1945 zullen ze een actie uitvoeren. Ze moeten een man beschermen die als verzetsdaad een bord boven de straat hangt waarop met grote letters “HONGER” staat. Dat was alles: een vrij zinloze daad ook om vier mensen in levensgevaar te brengen.. Later na de oorlog is de verteller verslaggever bij het Parool en moet hij voor de krant achter adressen zien te komen van communistische partijleden. Dat lukt maar niet om dat hij steeds van het kastje naar de muur wordt gestuurd. Op het laatst ontmoet hij de heer Peen. Die is bezig zijn boterhammen met zoute haring te verorberen. Het is een smerig gezicht omdat de haringgraten in zijn keel blijven steken. Op die manier associeert de lezer de vieze manier van eten en daardoor de vieze heer P. met de chaotische manier waarop de communistische partij na de oorlog wordt geleid. Hij moet onverrichterzake terugkeren, want niemand van de CPN bezit de adressen. De ik-verteller blijft met de vraag zitten of het ontmoeten van Ada en dhr. P. op een en dezelfde dag geen aanwijzing is dat dhr. P. destijds opdracht heeft gegeven om het bord boven de straat te hangen.

Afscheid
verteller: meervoudig personaal (door de ogen van de dokter en de zieke hoofdfiguur)
Thema: terminale ziekte
Motieven: eenzaamheid, zelfmoord, dierenliefde
De hoofdfiguur hoort van de dokter dat hij een ernstige ziekte heeft. Op de vraag hoe lang nog geeft de dokter aan dat hij dat niet goed weet. Hij denkt nog maar korte tijd, maar vindt dat hij dat niet moet zeggen, omdat een dergelijke mededeling het leven van mensen kan beïnvloeden. De zieke man weet genoeg, omdat de dokter de afspraak voor over vier weken niet opschrijft in zijn agenda. Als hij vertrekt, denkt de dokter er het zijne van. De zieke man heeft namelijk geen familie meer, dus hij hoeft niets te regelen. (Daar wisselt het perspectief)
De man gaat langs de apotheek en daarna naar huis. Hij is eenzaam, zwaar ziek en hij weet dat hij nog maar korte tijd te leven heeft. Hij heeft een kat. Die roept hij bij zich en spuit hem daarna in met een stof die de dood veroorzaakt. Daarna stroopt hij zijn broekspijp op en spuit de andere ampullen met giftige stof in zijn eigen lichaam. Om hem heen wordt alles zwart.
Opening in handeling ; gesloten einde

Brieven
verteller: auctoriaal
Thema: eenzaamheid
motief: begraven verleden, lustmoord
De onderwijzeres Manra krijgt van haar oudere zus Florrie het advies het verleden te begraven en opnieuw te beginnen. Wat er in het verleden heeft gespeeld, wordt niet verteld: het meest waarschijnlijk is dat er sprake is van een verloren gegane liefde, dit in verband met de brieven. Ze heeft een nieuwe baan aangenomen als onderwijzeres in een ander dorp. Daar wordt ze door een vreemd mannetje ontvangen, het hoofd van de school is er niet. Ook krijgt ze een kamer in het gebouw aangewezen: het is er allemaal naargeestig en eenzaam. In het dorp gebeurt niets, zegt het mannetje. Ja, soms zijn er wat aanrandingen geweest, maar ja. Ze haalt de brieven uit haar tas die ze wil verbranden, maar het rookkanaal van de open haard is afgesloten. Dan besluit ze de brieven te gaan begraven. Ze loopt haar kamer af, het bos in. Door de auctoriale verteller worden signalen afgegeven dat ze wordt achtervolgd (krakende takken die ze niet hoort, gehoest waarvan ze denkt dat het van haar zelf is) Ze graaft een kuil om haar brieven in te begraven: immers dat was het advies van haar oudere zus. Dan grijpen er handen om haar hals en deze klemmen als een schroef om haar nek. (ze wordt gewurgd)
In de eerste druk voegt een ik verteller er tussen haakjes aan toe: “De tas heb ik weggegooid, maar de brieven liggen bij mij thuis ter inzage voor belangstellenden” In de twaalfde druk is dit niet meer opgenomen.
Opening in handeling ; gesloten einde

Afgrond
Verteller: personaal (door de ogen van Vernon) met auctoriale trekjes
Thema: poging tot moord
Motieven: erfenis, toeval
Vernon gaat met zijn neefje Henri een bergwandeling maken. In een bakkerswinkel in het dorpje beneden zorgt hij dat hij opvalt: zo laat hij bijvoorbeeld zijn portemonnee met opzet liggen, opdat de winkeljuffrouw zich hem goed kan herinneren. Dan gaan ze op weg. Oom Vernon zegt steeds dat het jongetje zo jokt. Daarover is het kleine mannetje heel verontwaardigd. Onderweg leest Vernon de brief die betrekking heeft op de erfenis van zijn neefje, omdat diens vader is gestorven. Deze krijgt een flink geldbedrag, terwijl broer Vernon niet veel erft. Ze gaan steeds hoger. Bij een afgrond laat Vernon Henri over de rand naar bloemetjes kijken. Uit alles blijkt dat hij hem het laatste zetje wil geven en zo de perfecte moord wil plegen om de erfenis op te strijken. Op het allerlaatste moment komt er hijgend en puffend een toeristenechtpaar omhoog klimmen, precies op de plek waar Henri naar beneden geduwd zou worden. Zo wordt de moordpoging verijdeld en denkt Vernon dat hij een nieuwe poging zal moeten beramen.
Opening in handeling ; open einde (met de vraag zal: Vernon weer een nieuwe poging wagen?)

De Kerstavond van Zuster Magnussen:
verteller: personaal (door de ogen van de zuster)
Thema: eenzaamheid
motieven: lustmoord; parodie op het kerstverhaal
De eenzame, 56-jarige verpleegster Magnussen hoeft dit jaar niet te werken op kerst-avond. Maar ze viert geen kerst: ze heeft helemaal niets te vieren.. Na het uitpakken van haar boodschappen gaat ze in haar stoel bij de kachel zitten. Ze dommelt, maar ze slaapt niet echt. Bij het horen van de kerstliederen op de radio krijgt ze een flash back: een bezoek van de kerstman, van wel 50 jaar geleden. Ze had als meisje bij de kerstman moesten komen, maar was van de zenuwen van een trapje gevallen.
Na een uurtje ziet ze dat het gesneeuwd heeft: krijgen we toch nog een witte kerst. Als ze uit het raam kijkt, ziet ze de gestalte van een kerstman naderbij komen. Hij blijft staan bij haar deur en belt aan. Ze doet open en ziet inderdaad een kerstman, maar hij ziet er niet al te fris uit.
Hij heeft een pakje bij zich voor Zuster Magnussen. Ze laat hem binnen en hij loopt door naar de kamer. Op het pakje staat haastig de naam van Zuster Magnussen geschreven, maar wel foutief: zuster Magussen, net alsof de kerstman het ter plekke op het pakje heeft gekrabbeld. Ze maakt het pakje open. Er zit één beige nylonkous in het pakje. Ze zoekt naar de andere kous. De kerstman komt achter haar staan. Hij pakt de nylonkous en schuift die langs haar gezicht naar beneden. Zuster Magnussen moet niet huilen, maar ze krijgt een hoestbui en alles wordt steeds donkerder, totdat alles zwart wordt en ze niets meer ziet. (Ze wordt gewurgd)
Opening in handeling; gesloten einde

Bloed
Verteller: auctoriaal
Thema: wraak
motief: stiefkind-stiefouderrelatie
De hoofdpersoon is Allen. De jongen zit aan het begin van het verhaal op de hooizolder verborgen voor zijn boze stiefvader van wie hij even later een pak rammel krijgt; eigenlijk zonder reden, maar hij wordt door de man een opvreter genoemd. Daarna komt zijn treiterige stiefzusje bij hem: zijn ouders zijn gestorven blijkt uit een mededeling van de verteller. De jongen eet van de appels die op de hooizolder te drogen hangen. Het stiefzusje vertelt dat ze dat tegen haar vader gaat vertellen. Ook laat ze hem zien dat de ladder die tegen de hooizolder vast staat met twee vleugelmoeren losgedraaid kan worden. Daarna loopt ze weg om het te verraden. Meteen begint Allen de vleugelmoeren helemaal los te draaien. Als de boze stiefvader weer naar de hooizolder komt om hem opnieuw mores te leren, duwt hij de ladder die inmiddels losstaat van de hooizolder weg: de stiefvader maakt een doodsmak. In de oorspronkelijke druk stond tussen haakjes een mededeling van de auctoriale verteller dat hij het hier maar bij liet, maar dat hij het liefst het stiefzusje ook een doodsmak had laten maken. In de door mij gebruikte twaalfde druk is dat niet meer afgedrukt.
Opening in handeling ; gesloten einde .

Amulet
Verteller: auctoriaal
Thema: de kracht van de magie of sommige dingen zijn niet te verklaren
Motieven: corruptie, vliegtuigongeluk
Tim, de hoofdfiguur, is in een vreemd land en vertrekt naar huis. Zijn vriend Osmer wil hem nog wat helpen bij het kopen van een souvenir. Tim vindt alles zo goedkoop dat hij niet eens wil afdingen: hij koopt een beeldje van een liggend hertje en betaalt veel te veel. Als tegenprestatie heeft de man ook nog geen wisselgeld, maar hij maakt dat goed door een bezwering te prevelen en het beeldje te bespugen. Dat moet geluk brengen. Dat lijkt er echter niet erg op, want als ze op de luchthaven aan komen, doet de douane moeilijk en wanneer Tim wat geld heeft gegeven, mag hij eindelijk door. Dan blijkt dat hij zijn beeldje vergeten heeft: hij rent weer terug en krijgt opnieuw problemen met de douane, die zijn koffer weer gaat openmaken. Bij de gate aangekomen ziet hij dat het vliegtuig al aan het starten is en hij mag niet meer mee. Het is allemaal de schuld van het vervloekte beeldje. Als hij mopperend even later een hard rumoer achter zich hoort, blijkt dat het vliegtuig aan het einde van de landingsbaan is neergestort. Het beeldje heeft zijn leven gered. In de eerste drukken stond hier een opmerking van de auctoriale verteller dat er in de wereld meer achter toevalligheden zit. Soms kun je bepaalde dingen niet verklaren. In de twaalfde druk is dat geschrapt.
Opening in handeling ; gesloten einde

Lof der scheepvaart
Verteller: ikfiguur
Thema: eenzaamheid
Motieven: godsdienstwaanzin, standsverschil (tussen gewone volk en student), angst
De schrijver wil graag naar Engeland om zich verder te bekwamen in de literatuur. Hij heeft echter geen geld en schrijft een aantal rederijen aan om een goedkope overtocht te kunnen regelen. Via een relatie lukt het hem om de overtocht als student mee te maken op een vrachtschip. Het kost nogal wat moeite om uiteindelijk aan boord van het schip te gaan. Ook is hij bang ontdekt te worden: in die zin dat hij gelogen heeft over zijn student-zijn. Aan boord ontmoet hij de kapitein en zijn vrouw die beiden zeer gelovig zijn (protestants wel te verstaan). Ze praten over godsdienst naar aanleiding van een radio-uitzending aan boord en lezen hardop uit de Bijbel voor. De verteller moet daarna bekennen dat hij geen student maar schrijver is en dan gaat de discussie natuurlijk over de vreselijke dingen die schrijvers verhalen. Hij moet zijn geschreven boeken laten zien, maar dat zegt de kapitein en zijn vrouw niets. Hij maakt een rondgang over het bootje. Ook de andere bemanningsleden zien hem als een vreemde eend in hun bijt. Dan hoort hij van de stuur dat hij bij de kapitein en diens vrouw moet eten. Hij wordt min of meer ondervraagd over huwelijk, geloof etc. Vanwege de storm kan er nog niet worden uitgevaren. In zijn kajuit ligt de ik-figuur nog wat te peinzen. God zendt tekens en waarschuwingen uit.
Informatieve opening ; open einde.

Over de schrijver REVE
Gerard Reve is de zoon van de communistisch journalist Gerard J.M. van het Reve en Janetta Jacoba Doornbusch. Hij werd geboren op het adres Van Hallstraat 25, 2 hoog. Gerard Reve groeide op in de wijk Betondorp in de Watergraafsmeer. Zijn opleiding aan het Vossiusgymnasium (1936-1940) wordt voortijdig afgebroken. Daarna gaat hij naar de Grafische School (tot 1943) in Amsterdam. Hierna had hij div. baantjes.
Gerard Reve debuteert met 'De ondergang van de familie Boslowits' in 'Criterium'. In zijn debuutroman 'De Avonden' geeft hij uiting aan gevoelens van walging, negativisme en radeloosheid van veel jongeren vlak na de Tweede Wereldoorlog. In 1948 trouwde Gerard Reve met de dichteres Hanny Michaelis. Ze wonen aan de Achtergracht en aan het Frederiksplein. Ze wonen ook een aantal jaren in Engeland (1952-1957). Hier schrijft hij 'The acrobat and other stories' (1956). In 1956 gingen ze uit elkaar. Ze scheidden (de facto) in 1959.
In 1948 schreef Reve in opdracht van het ministerie van Onderwijs (t.g.v. het vijftigjarig regeringsjubileum van Wilhelmina) de roman 'De brand'. Reve kreeg zijn honorarium (ƒ 1500,00) maar het boek werd niet uitgegeven. Reve bewerkte het boek tot 'Werther Nieland'. Na zijn huwelijk gaat hij in 1957 in Amsterdam samen wonen met Wilhelm Johann Schumacher (Wimie) op Eerste Rozendwarsstraat 9. Hij komt nu openlijk voor zijn homoseksualiteit uit en leeft in de komende jaren samen met diverse mannen, waarvan Joop Schafthuizen (Matroos Vos in de boeken) de bekendste is geweest.
Gerard Reve trad in 1966 toe tot de Rooms-Katholieke kerk. In 'Nader tot U' komt een passage voor waarin de ik-figuur de liefde bedrijft met God in de gedaante van een (muisgrijze) ezel. Deze passage leidde tot een rechtzaak, het 'Ezelsproces'. De dichteres M. Vasalis, in het dagelijks leven psychiater, trad op als getuige a decharge. In 1968 werd hij door de Hoge Raad vrijgesproken. De 'pleitredes voor het hof' staan o.a. gedrukt in zijn boek 'Een eigen huis'.
De vierde man (1981) werd geweigerd als boekenweekgeschenk. De CPNB vond dat er voor een boekenweekgeschenk te veel seks in voorkwam. Het boek werd verfilmd in 1983.
Gerard Reve wordt op 29 april 1974 benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. In 1993 op zijn zeventigste verjaardag wordt hij bevorderd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau. In 1998 werd Reve t.g.v. zijn 75e verjaardag benoemd tot Commandeur in de Orde van de Nederlandse Leeuw. De gezondheidstoestand van Reve neemt de laatste jaren echter snel af. Het is bekend dat hij sinds enige jaren aan de ziekte van Alzheimer lijdt en dus niet meer kan schrijven.

De belangrijkste werken van Reve zijn:
De avonden. Een winterverhaal (1947) ; Werther Nieland (1949) De ondergang van de familie Boslowits (1950) ; The acrobat and other stories (Engels) (1956) Tien vrolijke verhalen (1961) ; Op weg naar het einde (1963) ; Nader tot U (1966) De taal der liefde (1972); Lieve jongens (1972) ; Een circusjongen (1974) ; Oud en eenzaam (1978) Moeder en zoon (1980) ; De taal der liefde/Lieve jongens (1980) ; De vierde man (1981) Bezorgde ouders (1988) ; Het boek van violet en dood (1996)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Ook geschreven door Cees