1. Noteer schrijver, titel, uitgever en oorspronkelijk jaar van uitgave. Schrijver: Jan Wolkers
Titel: Terug naar Oegstgeest
Uitgever: Meulenhoff
Jaar van uitgave: 1965 2.a+b In welk jaar/jaren speelt het verhaal zich af. Het verhaal speelt zich af van 1925 tot begin zestigerjaren. Want Jan wolkers is in 1925 geboren en hij reist later wanneer hij het boek schreef telkens terug naar Oegstgeest. 2.c Binnen welk tijdsbestek speelt het verhaal zich af. Het verhaal speelt zich waarschijnlijk af in 2 weken. Hij gaat in het boek acht keer terug naar Oegstgeest. En in het boek vraagt zijn moeder aan hem waarom hij zo vaak ronddwaalt in Oegstgeest. Daaruit valt af te leiden dat hij kort na elkaar weer teruggaat.
2.d Is het verhaal chronologisch verteld. Nee, het verhaal is niet chronologisch verteld. Het boek bestaat bijna alleen maar uit flashbacks van zijn jeugd. Er zijn acht hoofdstukken waar Jan Wolkers teruggaat naar Oegstgeest. Tussen die hoofdstukken is er telkens een hoofdstuk dat over zijn jeugd gaat. Ook in de hoofdstukken dat Jan terugkeert naar Oegstgeest zitten velen flashbacks. 3. Welke ruimte-elementen zijn in het verhaal van belang. Het verhaal speelt zich af in Jan’s geboorteplaats Oegstgeest. In het huis, op school en op de werkplekken. Het huis speelt een belangrijke rol omdat het benadrukt hoe groot de familie was en hoe klein het huis. Telkens als er een kind bij kwam moest er van alles veranderd worden. Het huis was eigenlijk te klein voor zo’n grote familie. De benadrukt de armoede heel goed. Op school speelt ook een groot deel van Jan’s jeugd zich af. Daar komt hij verschillende leraren en kinderen tegen. Op de werkplekken leert hij ook weer nieuwe mensen kennen en daar herinnerd hij zich later ook nog veel van. 4. Wat is de fabel. Jan Wolkers wordt in 1925 geboren in een streng gereformeerd gezin. Het gezin bestaat uit twaalf kinderen. Jan groeit op en wordt een beetje als een lastig kind beschouwt door zijn ouders. Jan gaat eerst naar de basisschool en ging daarna met tegenzin naar de mulo. Toen hij klaar was met de mulo hielp hij eerst mee in de winkel van zijn vader en had daarna verschillende baantjes. In 1964 keek hij terug op zijn jeugd door telkens terug te gaan naar zijn geboorteplaats Oegstgeest en daar verschillende mensen en plekken te bezoeken waarmee hij herinneringen ophaalt. 5.a Uit hoeveel hoofdstukken, delen, afdelingen bestaat het boek. Het boek bestaat uit 16 hoofdstukken: 1. Een houten roos 9. The Splendid Thirties 2. Terug naar Oegstgeest 10. Terug naar Oegstgeest
3. Voor koffie en thee 11. Euthanasie en vivisectie
4. Terug naar Oegstgeest 12. Terug naar Oegstgeest
5. De betekenis der cijfers 13. Schildersverdriet of hoe-langer-hoe-liever
6. Terug naar Oegstgeest 14. Terug naar Oegstgeest 7. Springbok en Perlimoen 15. Ezau’s handen
8. Terug naar Oegstgeest 16. Terug naar Oegstgeest
5.b Beschrijf de spanningsopbouw, de beginsituatie en de climax. De beginsituatie is dat Jan Wolkers terug gaat naar zijn geboorteplaats Oegstgeest. Daar doet hij veel herinneringen op. Hij reist steeds weer terug naar Oegstgeest en haalt er steeds meer dingen uit zijn jeugd naar boven. De dood van zijn broer, de thuissituatie, school, het werk. In het verhaal is niet echt een duidelijke climax te herkennen. Maar op het eind van het verhaal komt hij wel achter dat hij zijn broer erg mist en hij had er spijt van de hij de foto’s van zijn broer een paar weken voor zijn dood had verbrand. 6.a Geef 3 belangrijke motieven uit het verhaal. 1. De dood
De dood van zijn broer, de dood van een klasgenoot en de dode soldaten maakte veel indruk op de hoofdpersoon en waren belangrijk voor zijn leven. “Een gefrustreerde vrouw die haar gevoelens altijd heeft verborgen. Die, toen mijn broer gestorven was, pas huilen kon nadat ze zich in de keuken had opgesloten.” Blz. 11. “En nooit heb ik dieper de afwezigheid van mijn broer, voor altijd, gevoeld dan toen, toen ik besefte dat alles wat wij samen hadden gezien en meegemaakt niet meer bestond.” Blz. 163. “Een paar weken later de papegaai plechtig voor de klas dat hij aan hersenvliesontsteking gestorven was” … “Dat deed ik toch wel, want ik wist dat ik hem vermoord had.” Blz. 64. 2. Het geloof. Jan’s vader was erg gelovig en daardoor zijn er door heel het boek passages uit de bijbel te vinden en stukjes van psalmen. “Getrouwde god, de heid’nen zijn gekomen. Zij hebben stout uw erfland ingenomen!” Blz 58. “Alles in die kleine zielige ruimte had dat wijde perspectief gekregen door de bijbel. Want aan die poort had Christus de blinde ziende gemaakt, en Simson had ertussen gestaan toen hij voor het laatst om kracht bad en de muren over de Filistijnen liet instorten.” Blz.115. “Voor mijn vader telde dit allemaal niet. Voor hem was alleen van belang of wij op de dag des Oordeels eerlijk voor de troon zouden kunnen staan van Hem die zich met het licht bedekt als met een kleed.” Blz. 12. 3. Het martelen van dieren en insecten. Jan martelde dieren en insecten in het verhaal om aandacht te krijgen of om wraak te nemen op iemand. “Honderd slakken, wormen en engerlingen zijn geroosterd en verkoold achtergebleven in van aarde opgetrokken bouwsels die ik omringde met stro en takjes die ik in de brand stak.” Blz.35. “Toch durfde ik er niets van te zeggen tegen Jacob, omdat ik de dieren in het laboratorium heel wat erger had mishandeld. En die at ik niet eens op” Blz.128. “Dan nam ik wraak door alle muizen in een pan te doen , de gasslang erin te hangen en ze te vergassen.” Blz.112. 7.a+b Wat is het thema van het boek. Het thema van het boek is: Een moeilijk jeugd. Heel het verhaal gaat er over wat er in zijn jeugd precies is gebeurd. De dingen die hij heeft moeten doorstaan in een zo’n grote familie. De oorlog, de armoede en de dood van zijn broer zijn voorbeelden van moeilijke dingen uit zijn jeugd. 8.a Welk vertelperspectief wordt er overwegend gebruikt. Het hele verhaal wordt verteld door de ik-persoon. Je krijgt alleen de gevoelens en gedachten van de ik-persoon te horen dus het verhaal staan in de ikvertelsituatie. 9. Karakterschets van de van de belangrijkste verhaalfiguren. Jan Wolkers: Is een beetje eenzaam en angstig. Hij is heel fantasievol. Hij heel veel puberteitsproblemen. Hij is af en toe sadistisch en heeft af en toe wraakgevoelens. Jan’s moeder: Een beetje nerveus en gefrustreerd typ. Streeft naar welvaart in het gezin en probeert een beetje geluk te brengen in het gezin. Jan’s vader: Is streng gereformeerd. Heeft een krachtige persoonlijkheid. Hij zet zich volledig in voor het gezin. Jan’s broer: Is heel open en redelijk volwassen. Durft op veel dingen die gezegd worden door zijn vader of door Jan spottend commentaar te leveren.