Zakelijke gegevens
Eerste druk: juni 2007
Gebruikte druk: 1e
Aantal bladzijden: 330
Uitgever: Querido, Amsterdam Gegevens voorkant De voorkant is een afbeelding van een aflevering van het krantenfeuilleton in het Parool. Genre De roman werd in 1950 gepubliceerd als feuilleton in Het Parool In 95 afleveringen werd het gepubliceerd tussen januari en mei 1950. In het begin van 2007 herontdekte de schrijfster de afleveringen van het feuilleton bij toeval. Het is een typische queesteroman (zie verder onder thematiek) die op je boekenlijst voor school gecombineerd zou kunnen worden met een queesteroman uit de Middeleeuwen. (Koning Arthur, Floris ende Blanchefloer) Op de boekenlijst van www.scholieren.com krijgt de uitgave twee punten. Het boek is eenvoudig te lezen en heel vermakelijk. Er zitten geen moeilijke literaire constructies en bijbedoelingen in en de oplossing is eigenlijk heel eenvoudig en misschien wel typisch voorde literatuur in de tijd dat het boek geschreven is: de jaren vijftig.
De flaptekst
Hella S. Haasse publiceerde in 1950 onder het pseudoniem C.J. van der Sevensterre het feuilleton Sterrenjacht in Het Parool. Samen vormen de teksten een spannende en hilarische roman zonder literaire pretenties. Begin 2007 vond ze het feuilleton bij toeval terug; voor het eerst verschijnt dit curiosum nu in boekvorm. Hella S. Haasse, veel bekroond schrijfster van een monumentaal oeuvre, over Sterrenjacht: 'Ik had de tekst al meer dan een halve eeuw gezien en ook nu nog vind ik het een heel vermakelijk verhaal. Ik zie ook dat ik het destijds met plezier heb geschreven.' Sinterklaasavond, de jaren dertig. Caspar-Jan ontvangt in het pension waar hij woont een geheimzinnig pakketje zonder afzender. Daarin zitten een versje over de Zeven Provinciën en een zevenpuntige ster van granaten, gevat in goud. Op de achterzijde staat er met kleine lettertjes 'Groeningen' in gegraveerd. Zijn rijke tante Arabella, niet toevallig de eigenares van een ster met de inscriptie 'Zeeland', vertelt hem dat wie in het bezit komt van alle zeven sterren met provincienamen, zall vernemen waar een schat verborgen is. Caspar-Jan gaat op sterrenjacht en algauw volgen de verwikkelingen elkaar in steeds hoger tempo op. Door slimme listen en kolderieke verwarring vindt hij een aantal sterren, maar hij verliest ze ook weer even snel. Zal het hem lukken de schat te vinden en rijk te worden?
Motto en opdracht
Niet van toepassing.
Structuur en verhaalopbouw
De 95 afleveringen zijn door de uitgever heringedeeld in hoofdstukken. Er zijn nu 14 hoofdstukken. Die zijn ingedeeld naar het oorspronkelijke manuscript dat echter verdwenen is. Er ontstaat een chronologisch verhaal, dat echter in het laatste hoofdstuk een droom blijkt te zijn geweest. In het eerste hoofdstuk zit Casper –Jan van de Sevensterre in een café en in hoofdstuk 14 ontwaakt hij uit zijn dagdroom.
In de twaalf tussenliggende hoofdstukken heeft hij dus blijkbaar zijn verhaal verzonnen. Het verhaal heeft een echt kenmerk van een feuilleton in een krant: een hoog tempo, veel gebeurtenissen en natuurlijk cliffhangers die de spanning voor de volgende aflevering moeten oproepen. In de roman met een andere indeling worden die cliffhangers soms midden in een hoofdstuk geplaatst, waar je mag verwachten dat ze in de tekst in het Parool aan het einde van een aflevering stonden.
Perspectief
Er is sprake van een 22-jarige ik-verteller Casper- Jan van der Sevensterre. Hij vertelt in de o.v.t. De hele geschiedenis is achter de rug en hij spreekt de lezer soms toe als een expliciet auctoriale verteller. Maar hij maakt als protagonist zelf wel deel uit van het verhaal. Maar dan komt het einde van het verhaal en dan blijkt alles een dagdroom te zijn.
Titelverklaring
“Sterrenjacht” is het verhaal van de queeste naar de zeven sterren die de oplossing moeten geven van de plek waar de schat verborgen is.
Tijd en decor
Het verhaal speelt zich af in twee weken van december in de dertiger jaren. Het begint op Sinterklaasavond, daarna verstrijken er twee weken totdat de ware schat ontdekt wordt. Maar aan het einde blijkt alles een dagdroom te zijn van Casper-Jan. In feite verstrijkt er dus maar een gedeelte van de dag, nl de avond waarop hij in het café zit.
Het decor van Casper-Jan is een Amsterdams café: in zijn fantasie reist hij echter door heel Nederland: van Overijssel naar Limburg. Vandaar weer naar Warmond en Haarlem om te eindigen op het landgoed van tante Arabelle. Maar het echte verhaal (de dromende Casper-Jan) is eigenlijk nooit weggeweest uit Amsterdam.
Samenvatting van de inhoud
De hoofdfiguur Casper-Jan van der Sevensterre zit in een café in Amsterdam: hij moet nog een stuk voor de krant bedenken. Hij is alleen en het is sinterklaasavond. Alleen de ober heeft wat medelijden met hem. Hij neemt een kop koffie en besluit daarna naar huis (van zijn hospita) te lopen. Daar ontvangt hij op sinterklaasavond een pakket waarin een mooie, rode granaten ster zit. Er is geen afzender maar er zit wel een boodschap bij die vrij vertaald uit het 17e eeuws inhoudt dat er zeven sterren moeten worden gezocht die de oplossing zal geven voor de plek waar een schat moet liggen. Maar Casper-Jan is er in eerste instantie niet zo in geïnteresseerd in de ster : hij moet geld hebben om zijn kamer aan zijn hospita, mevrouw Suur, te kunnen betalen. Op de achterkant van de ring staat “Groningen.” Hij schrijft het verhaal over zijn sinterklaasavond op en dat waait de volgende dag toevallig in de auto van een mevrouw.
Daarna komt hij bij een antiekwinkeltje in aanraking met een man met een grote zwarte baard. Deze man achtervolgt hem en probeert hem iets te ontfutselen. In de consternatie weet hij van hem in een tram een zegelring te pakken te krijgen. Hij weet niet wat er allemaal ineens met hem gebeurt.
Bij zijn hospita wacht er een chauffeur op hem die hem min of meer dwingt mee te gaan naar een mevrouw Van den Ruygencamp. Hij wordt uitgenodigd voor een diner. Het blijkt zijn tante Arabelle te zijn. Die vertelt hem de geschiedenis van de zeven sterren van het versje dat hij erbij ontvangen heeft. Ze wil alle zeven sterren in haar bezit krijgen en ze vraagt Casper-Jan om haar daarbij te helpen, in ruil voor kost en inwoning en een jaarsalaris. Dat lijkt hem wel wat, temeer daar hij in het huis een heel leuke vrouw Titia Crulle ontmoet die de gezelschapsdame van de tante is. Hij is door haar mooie rode krullen meteen verliefd op haar en hij wil graag in haar nabijheid zijn. Ze is echter uiterst koel tegen hem. Arabelle laat hem een oud portret zien van een van de voorouders van haar en dus ook van Casper-Jan. Want het blijkt dat de Van de Ruygencamps en de Vandensterres verwant met elkaar zijn en in het verleden ruzie om een erfenis hebben gekregen. Casper-Jan wil wel op het aanbod ingaan om de sterren te verzamelen. Hij weet ook dat zijn hospita Suur nog een granaten ster heeft met de inscriptie Zeeland, maar ze weigert die af te staan, wanneer hij hem wil kopen..
Hij krijgt een brief waarin hem wordt afgeraden voor Tante Arabelle te gaan werken.. Die boodschap blijkt later van Titia afkomstig te zijn. Nadat hij ingetrokken is bij Arabelle, ontstaat er al snel een conflict tussen haar en Titia, die op staande voet wordt ontslagen. Ook Casper-Jan gaat na een ruzie met Arabelle (die helemaal niet zo aardig blijkt te zijn) weer snel terug naar zijn hospita die vreemd op kijkt dat hij weer terug is. Hij kan niet op zijn kamer, want die hebben ze aan een reiziger afgegeven. ’s Ochtends blijkt dat de ster van mevrouw Suur gestolen is. Heeft de handelsreiziger hem meegenomen. Casper-Jan zit weer van voren af aan in dezelfde situatie. Hij heeft een brief geschreven naar Titia in Ukkeren, maar de brief komt weer terug: adres onbekend. Casper-Jan voelt zich als het ware in een doolhof verstrikt geraakt. Hij besluit terug te gaan naar het huis van Arabelle, omdat dat het enige aanknopingspunt voor hem is. Maar ze blijkt een paar dagen op haar landgoed de Ruygencamp te verblijven en Casper-Jan weet niet waar dat is. Na speurwerk komt hij erachter waar dat landgoed ligt: in Overijssel. Hij maakt de barre tocht in de sneeuwen krijgt het laatste stukje nog een lift van een boer. Hij krijgt echter geen toegang tot het landgoed maar hij weet toch binnen te komen. Hij komt terecht in de kamer van Arabelle en verdwijnt onder het bed in haar slaapkamer.(vgl. de situatie met het motief uit Karel ende Elegast) Hij vindt de ster “Groningen” terug die bij Suur was gestolen. Hij neemt ook geld van Arabelle mee, want hij heeft verder geen centen om van te leven. Hij zal alles terug betalen, belooft hij op een briefje. Hij heeft ook informatie verzameld dat er papieren bij ene notaris Stoppelveld in Breukelen liggen die over de gehele erfeniskwestie gaan. Hij wordt nu echt geïnteresseerd in de hele materie. Wie heeft recht op de erfenis en dus de schat?
Buiten wordt hij betrapt door de boer die toevallig ook Van der Ster heet. Die is ook in het bezit van een ster (Overijssel) Casper-Jan krijgt die in bezit en maakt dan weer de reis terug.
Omdat er veel sneeuw ligt (het is immers december) en de treinen vertraging hebben, krijgt hij een lift in een Morris van een man met een bontmuts. Ook een andere vrouw lift noodgedwongen mee. Bij de notaris wordt hij afgezet, maar die blijkt niet thuis te zijn. Tenminste dat wordt door zijn secretaresse beweerd. Dat blijkt toch het geval te zijn en Casper-Jan wordt in en kamertje vastgezet. Daar hoort hij stemmen van de notaris en van de man met de bontmuts. Het gaat over papieren die in een trommel in de kamer staan en die de erfeniskwestie van de familie betreffen. Casper-Jan weet door slimheid ook die trommel te veroveren en hij ontsnapt door ook de Morris te stelen.
Hij rijdt naar het zuiden. In een familiehotel overnacht hij. Er zijn nog twee andere gasten. Door de dunne muur hoort hij in die ruimte een radiopolitiebericht over zijn eigen diefstallen. Hij durft niet naar beneden te gaan om te eten uit angst herkend te worden door de informatie uit het politiebericht. De volgende morgen blijken de twee andere gasten zijn Morris te hebben meegenomen, maar hun eigen auto,een Ford te hebben laten staan. Hij neemt daarom die auto mee en rijdt naar de plaats Waas op Geul waar een café is gevestigd met de naam: De Granaten Ster. Dat heeft hij van een pastoortje gehoord dat hij de Suurs heeft ontmoet. Misschien ligt daar een nieuwe sleutel voor een volgende ster.
Hij vindt onderdak bij de pastoor en laat daar zijn koffer met spullen (de trommel met papieren achter) Sjef de eigenaar van het café vindt hem wel aardig en nodigt hem uit voor een bruiloft van zijn stiefdochter Maria die met ene Jos gaat trouwen. Dat lijkt ze helemaal niet leuk te vinden. Ze is niet gelukkig met die Jos, omdat ze een andere vriend heeft gehad. Deze Sjaak was echter gesignaleerd in gezelschap van een andere mooie vrouw en daarom was de verkering verbroken. Jos is een bullebak. Maria is wel mooi en tijdens de kennismaking met Maria danst Casper-Jan met haar. Ze heeft maar liefst twee granaten sterren. Ze belooft hem die te geven als hij haar in contact kan brengen met haar vroegere verloofde Sjaak. Ze herkent de relatie van Casper-Jan met Sjaak aan de zegelring die van Sjaak is en die Casper-Jan de man met de zwarte baard heeft ontfutseld. Ze vluchten tijdens het feest en worden achtervolgd door de man met de bontmuts. Ze proberen de achtervolgers kwijt te raken en overnachten daarvoor in een hooiberg. Daar worden ze ontdekt door een stel dat in het huis woont. Bij toeval blijken dat Titia Crulle en Sjaak te zijn. Ze hebben helemaal geen relatie met elkaar maar blijken elkaar te helpen.
Titia heeft een droom om in het huis van een oom van haar een kinderherstellingsoord te maken. Intussen hebben ze nu vijf sterren in bezit want Friesland en Holland waren de sterren die Sjaak in zijn bezit had en die hij aan Maria als cadeau had gegeven. Ze proberen achter de betekenis van de inscripties te komen om zodoende de schat te kunnen vinden. Maar er is nog niet echt chocolade van te maken.
Hoe moeten ze nu verder? Sjaak wil met Maria trouwen maar kan net terug naar Waas op Geul, want iedereen is daar woedend. Titia neemt initiatief: ze gaat naar de pastoor om alles uit te leggen, maar die heeft de koffer inmiddels afgegeven aan de man met de bontmuts. Titia gaat op onderzoek uit. Ze hebben nog een andere aanwijzing dat de schipper Samuel (die bij Suur over de vloer kwam) een ster in zijn bezit heeft. Daarom gaan ze naar hospita Suur om daar te horen dat die is opgehaald door tante Arabelle. Ze zijn op weg naar het schip van Samuel dat in Warmond ligt. Casper-Jan gaat stiekem aan boord maar wordt neergeslagen. Als hij weer wakker wordt, hoort hij een gesprek waarin de man met de bontmuts, notaris Stoppelveld, Samuel en diens knecht praten over de betekenis van de sterren. Ze willen Casper-Jan meenemen: ze hebben zijn sterren inmiddels van hem gestolen en willen weer naar Asterdam. Casper-Jan houdt zich bewusteloos en wil ontsnappen. Bij de Ford die staat te wachten waarin Sjaak. Maria en Titia zitten, trekt hij de aandacht wanneer ze voorbijrijden, waarna een wilde achtervolging begint.
In Haarlem komt de auto van de man met de bontmuts en consorten ze in een volksoploop terecht waarin ze noodgedwongen door een agent moeten participeren. Het blijkt te gaan om het optreden van en transmedium Rakatra Jakatra. Die laat allerlei dingen verdwijnen en de notaris die tijdens de voorstelling steeds wil opstaan om weg te lopen, wordt door het medium gedwongen zijn aktetas met de zes sterren af te staan. Die wordt weggetoverd en komt niet meer terug. Er ontstaat consternatie in de zaal en Casper-Jan weet aan zijn belagers te ontkomen. Hij loopt recht in de armen van Sjaak die hem weer bij Titia brengt. Zij heeft achter de coulissen de tas van de notaris gestolen. Ze vluchten in de Ford. In Haarlem eten ze wat in een café en ze ontmoeten daar een mismoedige man Mispel, die vertelt over zijn bazin, mevrouw Quirina Pelleboon. Dat is toevallig een naam die in de stamboompapieren van De Ruygencamps voorkwam. Intussen ontdekken Titia en Casper-Jan dat de inscripties waarschijnlijk letters uit het Griekse alfabet zijn. Ze worden door Mispel meegenomen naar het huis van Pelleboon:z e is een medium dat net die avond van plan is om met een professor die de stelling van Archimedes via spirituele weg wil bewijzen door diens geest op te roepen een seance te geven. Ze mogen er bij aanwezig zijn. Er komt een geest die aangeeft dat alles om de letter Delta draait. Dat blijkt later de geest van een voorvader Van der Sterre te zijn
Maar dan komen ook alle andere spelers op het toneel. De baas van het café heeft alles aan zijn vrouw verteld en die was ook bij de voorstelling van het transmedium geweest en via via waren ze nu bij Pelleboon gekomen. Deze Quirina is intussen van emotie flauw gevallen en Titia heeft haar op die manier de laatste rode granaten ster afgenomen. Wie heeft het recht op welke ster? Alle eigendomsrecht op de erfenis blijkt inmiddels verjaard en daarom zou Arabelle de rechthebbende op de erfenis zijn, vindt de professor die veel kennis heeft. Meer dan Stoppelveld die echter een bedrieger blijkt te zijn en tante Arabelle aan het lijntje heeft gehouden om haar veel geld af te troggelen. De man met de bontmuts blijkt een detective te zijn die Arabelle heeft ingehuurd om de sterren te vinden. Maar hij blijkt in vermomming ook de knecht Eduard te zijn. Kortom, de oplossing van een klucht lijkt voorhanden. Alle personages op het toneel en alles komt uit. Nu alle inscripties bekend zijn (er zijn immers zeven sterren) lijkt de oplossing te liggen op het landgoed van Arabelle. Alles draait om de letter Delta en ze heeft in een vijver een eilandje in die vorm. Daarop staat een zonnewijzer. Daar moet waarschijnlijk de schat liggen. Maar als ze er met zijn allen naar toe gaan en gaan graven, wordt er geen schat gevonden. Dan blijkt de sleutel van het geluk ergens anders in te zitten. De letter Delta is het uitgangspunt en de inscripties geven steeds aan hoeveel plaatsen in het alfabet vooruit of achteruit moeten worden genomen. Dan ontstaat het woord “Eendracht”(waarbij de ch voor één letter telt) Het geluk zit in het woord “eendracht”. Dat is de ware boodschap voor het leven. Eindelijk kan Casper-Jan zijn Titia de liefde verklaren: hij wil met haar gaan werken aan het kinderherstellingsoord. Hij kijkt haar diep in de ogen en ziet alle geluk van de wereld: de sterretjes in haar ogen. In het volgende hoofdstuk komt echter de deceptie. De ober maakt Casper-Jan wakker: het is sinterklaasavond en alles blijkt een droom te zijn geweest. Casper-Jan moet nog steeds de volgende daag een verhaal voor zijn krant inleveren. Thematiek en symboliek Alles draait in het feuilleton om de jacht naar de zeven sterren die de oplossing naar de schat moeten geven. Met recht is er dan sprake van een queestemotief. Er moeten immers een heleboel opdrachten worden vervuld. In de Middeleeuwse literatuur komt het queestenmotief erg vaak voor (vgl. de Koning Arthurromans, Floris ende Blanchefloer) “Sterrenjacht”voldoet aan de eisen die in de Middeleeuwse literatuur aan de queeste werden gesteld.: - Het verhaal begint en eindigt op dezelfde plek - Er wordt een opdracht gesteld - de avonturen en problemen die overwonnen moeten worden, zijn op vreemd terrein (hier o.a. Overijssel, Breukelen, Limburg, Haarlem) - de opdracht wordt goed vervuld (de schat, zij het immaterieel wordt gevonden) Bij een dergelijke opdracht (vergelijk ook jeugdboeken als De koning van Katoren; De brief van de koning) speelt het toeval natuurlijk een belangrijke rol als motief. Veel gebeurtenissen in Sterrenjacht hebben met toevalligheden te maken (de ontmoetingen tussen bepaalde personages etc) Verder komen er motieven uit een avonturenroman naar voren: diefstal, de onverwachte gebeurtenis, liefde, achtervolging, vermommingen
Natuurlijk zit er ook nog een boodschap in het feuilleton. “Eendracht maakt macht” Die levenshouding is meer waard dan allerlei gouden schatten die er mogelijkerwijs gevonden kunnen worden. Dat beseffen de strijders in de jacht aan het einde wanneer de professor het hun uitlegt. Zelfs tante Arabelle blijkt menselijk te zijn. In het nawoord dat in de uitgave is opgenomen vertelt Hella S. Haasse dat ze destijds veel lol met het schrijven van het feuilleton had en dat ze het bij het nalezen nog steeds erg leuk vond. Het was voor haar een tussendoortje tussen het verschijnen van het serieuzere werk, maar ze schaamde zich er niet voor. Recensies Uit De Volkskrant van 15 juni 2007 door Arjan Peters, die over het geheel genomen best positief is over dit verhaal : Dát moet voor Haasse een minstens zo vermakelijk schrijfavontuur zijn geweest. De onderscheiden dialecten en uitdrukkingswijzen geven het verhaal sjeu: ‘Krimmineel. . . zal me. . . krakepitte!’ (Amsterdamse hospita, mevrouw Suur), ‘Toch weet ik, beej ons in Limburg, in ’t Geuldal een hotelleke – mensen, dat is het paradijs op aarde’ (pastoortje Smullens), ‘We zijn dus zeer direct aan elkaar geparenteerd’ (tante Arabella), ‘Oe ziet dit maisje. Iek sloit haar in dit cassette. Sai kan daar niet oit. Die cassette is massief. Keen spleet, keen deur’ (het ‘psycho-motorisch helderziende transmedium’ Rakatra Jakatra), ‘Da’s mien ster’ (Overijsselse boer Van der Ster). Tel hierbij op een grote hoeveelheid verbaasde kreten en vragen, ‘nu heb je de poppen aan het dansen’ en ‘alle gekheid op een stokje’ (bis), plus een reeks ontsporende massascènes (een Limburgse bruiloft, de meesterlijk geschetste seance van voornoemd transmedium in Haarlem), en het wordt al snel duidelijk dat die hele sterrenzoekerij vooral een aanleiding is. Niettemin. We mogen van Haasse geen literair gewicht aan dit schertsverhaal toekennen, maar het is voor de hedendaagse lezer die haar oeuvre in gedachten heeft, wel zo verrassend om vast te stellen dat de jonge Hella ook tijdens het buiten spelen een aantal van haar obsessieve thema’s en motieven aanroerde. Over de schrijfster Bron: website van de schrijfster:
www.hellahaasse.nl
Hélène Serafia (Hella S.) Haasse werd op 2 februari 1918 geboren te Batavia, in het toenmalige Nederlands-Indië, als dochter van de pianiste Katherina Diehm-Winzenhöhler en Willem Hendrik Haasse, inspecteur van financiën bij het Gouvernement. Hella Haasse bracht haar gehele jeugd door in Nederlands-Indië. Zij doorliep er de lagere school en het gymnasium. Tussen 1924 en 1928 woonde zij, met haar broertje, in Nederland bij haar grootouders, omdat haar moeder voor enige tijd moest kuren in een sanatorium in Davos. In de eerste jaren na haar terugkomst in Indië ontwikkelde Hella Haasse twee passies: lezen en toneelspelen. Zij schreef toneelteksten, die zij door de buurtkinderen liet uitvoeren en las stapels historische romans uit haar vaders boekenkast: onder andere Hugo, Scott en Van Lennep. Zelfs schrijft zij op haar elfde jaar haar eerste historische roman. Op het gymnasium kreeg zij belangstelling voor middeleeuwse en antieke mythen en sagen en voor Nederlandse literatuur, vooral poëzie. In 1938 vertrok Hella Haasse naar Nederland om te gaan studeren. Gedreven door haar belangstelling voor de Oud-Noorse Sagaliteratuur, begon zij aan de studie Scandinavische taal- en letterkunde. Na een jaar, toen haar duidelijk werd dat de bezetter eenzelfde voorliefde voor Scandinavische en Germaanse heldensagen aanwendde voor racistische en propagandistische doeleinden, brak zij haar studie af. Troost werd gezocht in de kunst. In 1940 meldde zij zich aan bij de toneelschool. Toneelspelen vormde voor haar, achteraf bezien, de voedingsbodem voor het schrijven van romans. In een interview met Ischa Meijer zegt zij hierover: 'Het creëren van personages in mijn werk is een soort naar binnen gekeerd toneelspelen. [...] Ik moet ze op een of andere wijze zijn en ik ben ze ook enigszins – want anders zou ik ze niet kunnen maken. Zo ontstaat er een zeker totaaltheater. Ik bouw de decors, ik regisseer, ik acteer. Innerlijk toneel.' Lang zou het niet duren voordat de theatrale neiging bij Hella Haasse 'naar binnen zou slaan'. Zij schreef haar eerste gedichten, die in 1945 gebundeld zouden worden in haar poëziedebuut Stroomversnelling. In 1943 deed zij eindexamen aan de toneelschool; al in 1944 beëindigde zij haar toneelloopbaan. In dat jaar trouwde Hella Haasse met Jan van Lelyveld, die zij in 1939 had leren kennen als redacteur van Propria Cures. (Zelf zat zij in 1939 korte tijd in de redactie van het blad.) Vanaf 1944 wijdde Hella Haasse zich onafgebroken aan het schrijven. Aanvankelijk schreef zij, naast enige poëzie, toneel- en cabaretteksten, na enkele jaren vrijwel alleen proza. Haar prozadebuut Kleren maken de vrouw, geschreven in opdracht voor een serie boeken over beroepskeuze, trok weinig aandacht. Voor een doorbraak zorgde de novelle Oeroeg. Met dat boek won Hella Haasse de novelle-prijsvraag die de CPNB in 1948 uitschreef; de bekroonde novelle werd dat jaar het Boekenweekgeschenk. Sinds de verschijning van Oeroeg, dat decennialang op eindexamenlijsten Nederlands van scholieren prijkte en in 1993 werd verfilmd onder regie van Hans Hylkema, is Haasse een veelgelezen en hooglijk gewaardeerd auteur. Aan haar werk werden verscheidene literaire prijzen toegekend: in 1958 de Nationale Atlantische prijs voor De ingewijden; in 1960 de Internationale Atlantische prijs voor dezelfde roman; in 1962 de Visser Neerlandiaprijs voor het toneelstuk Een draad in het donker; in 1977 de Litteraire Witte Prijs voor Een gevaarlijke verhouding of Daal-en-Bergse brieven. Zij ontving in 1981 de Constantijn Huygensprijs, in 1984 de P.C. Hooftprijs, in 1985 de dr. J.P. van Praagprijs, en in 2004 de Prijs der Nederlandse Letteren – de laatste vier onderscheidingen voor haar gehele oeuvre. De roman Heren van de thee werd in 1993 genomineerd voor de AKO Literatuurprijs en door de Raad voor de Kunst voorgedragen voor de Europese Literatuurprijs. In 1993 ontving zij de Publieksprijs voor dezelfde roman; het was het door een breed publiek hoogst gewaardeerde boek van 1992. In 1981 verhuisde Hella Haasse met haar man naar Frankrijk. Zij vestigden zich in St. Witz, een plaatsje ten noorden van Parijs, waar zij bijna tien jaar bleven wonen. Daar, in afzondering, schreef Hella Haasse de romans die een tweede 'doorbraak' teweegbrachten. Met haar documentair-historische romans, gebaseerd op bestaande documenten en getuigenissen, waarvan de grote 'Indische' historische roman Heren van de thee (1992) voorlopig de laatste is, bereikte haar
Na dertig jaar lang beschouwd te zijn geweest als een talentvol verteller, vooral de schrijfster van Oeroeg, krijgt zij nu alom erkenning als een van de grootste nog levende Nederlandse auteurs. Na 1980 regent het voor de schrijfster erefuncties en gastdocentschappen. Zo was zij in 1986/1987 gasthoogleraar Letteren aan de Katholieke Universiteit Brabant, sinds 1987 is zij erelid van de Belgische Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde in Gent, sinds 1988 heeft zij een eredoctoraat in de Letteren aan de Rijksuniversiteit Utrecht, in 1991 werd zij erelid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in Leiden en in 1992 doceerde zij als gastschrijver aan de Rijksuniversiteit Leiden. Ook ontving zij in 1992 van koningin Beatrix de Eremedaille in Goud voor Kunst en Wetenschap in de Huisorde van Oranje. In 1995 kreeg Haasse van het Franse Ministerie van Cultuur de onderscheiding Officier dans l’Ordre des Arts et des Lettres, vervolgens Commandeur; en in 2000 werd zij benoemd tot Officier dans l’Ordre de la legion honneur – een eer die slechts weinig Nederlandse schrijvers krijgen.. Waardering valt Haasse niet alleen in eigen land ten deel. Vele van haar romans werden vertaald, Oeroeg en Het woud der verwachting het meest, onder andere in het Frans, Duits, Engels, Italiaans, Spaans, Welsh, Maleis en Hongaars. Een van haar eerste boeken, de omvangrijke, klassieke historische roman Het woud der verwachting, over het leven van Charles d 'Orléans, verschenen in 1949, bracht haar in 1989 internationale roem. De Amerikaanse vertaling, In a Dark Wood Wandering, ook in een Engelse editie verschenen, was een groot succes en bereikte hoge oplagen. De auteur werd in de Engelse en Amerikaanse pers zeer geprezen, en in veel talen verschenen nieuwe edities van het boek. Naar aanleiding van de succesvolle Franse vertaling werden de gedichten van Charles d'Orléans opnieuw uitgegeven. In 1990 keerden Hella Haasse en haar echtgenoot terug naar Amsterdam. Ter gelegenheid van de 75ste verjaardag van de schrijfster wijdde het Letterkundig Museum in Den Haag een grote tentoonstelling aan haar veelzijdige oeuvre en haarkleurrijke leven. Voor de Boekenweek 1994 schreef zij het Boekenweekgeschenk, Transit, een novelle. Van haar laatste roman (Sleuteloog, 2002) werden binnen enkele maanden meer dan 100 000 exemplaren verkocht. Het boek werd bekroond met de NS Publieksprijs 2003. In 2004 verscheen Het dieptelood van de herinnering, een verzameling eerder gepubliceerde autobiografische geschriften. In november 2006 verscheen Het tuinhuis, de verzamelde verhalen van Hella S. Haasse. Tegelijkertijd start Uitgeverij Querido met het heruitgeven van haar eerdere werk. Per jaar zullen ongeveer zes titels in een luxe-editie in het Verzameld werk verschijnen, te beginnen met Oeroeg, De Meester van de Neerdaling en De scharlaken stad. In mei 2007 zijn in het Verzameld werk de delen: Fenrir, Mevrouw Bentick en Cider voor arme mensen verschenen. Bibliografie Oeroeg (roman, 1948) Het woud der verwachting (roman, 1949) De verborgen bron (roman, 1950) De scharlaken stad (roman, 1952) De ingewijden (roman, 1957) Internationale Atlantische Prijs
Cider voor arme mensen (roman, 1960) De meermin (roman, 1962) Een nieuwer testament (roman, 1966) De tuinen van Bomarzo (essay, 1968) Huurders en onderhuurders (roman, 1971) De Meester van de Neerdaling (roman, 1973) Een gevaarlijke verhouding of Daal-en-Bergse brieven (roman, 1976) Mevrouw Bentinck. Onverenigbaarheid van karakter & De groten der aarde (geschiedverhaal, 1978, 1996) De wegen der verbeelding (roman, 1983) Berichten van het Blauwe Huis (roman, 1986) Schaduwbeeld of Het geheim van Appeltern. Kroniek van een leven (biografische roman, 1989) Heren van de thee (roman, 1992) CPNB Publieksprijs voor het Nederlandse boek 1993
Transit (novelle, 1994) Zwanen schieten (autobiofictie, 1997) Lezen achter de letters (essays, 2000) Fenrir (roman, 2000) pocket, goedkope uitgave
Sleuteloog (roman, 2002) NS Publieksprijs 2003, Dirk Martensprijs 2003 Leesclubeditie
Het dieptelood van de herinnering (autobiografische teksten, 1954/1993, 2003) Het tuinhuis (verhalen, 2006) Sterrenjacht (2007)
Gebruikte druk: 1e
Aantal bladzijden: 330
Uitgever: Querido, Amsterdam Gegevens voorkant De voorkant is een afbeelding van een aflevering van het krantenfeuilleton in het Parool. Genre De roman werd in 1950 gepubliceerd als feuilleton in Het Parool In 95 afleveringen werd het gepubliceerd tussen januari en mei 1950. In het begin van 2007 herontdekte de schrijfster de afleveringen van het feuilleton bij toeval. Het is een typische queesteroman (zie verder onder thematiek) die op je boekenlijst voor school gecombineerd zou kunnen worden met een queesteroman uit de Middeleeuwen. (Koning Arthur, Floris ende Blanchefloer) Op de boekenlijst van www.scholieren.com krijgt de uitgave twee punten. Het boek is eenvoudig te lezen en heel vermakelijk. Er zitten geen moeilijke literaire constructies en bijbedoelingen in en de oplossing is eigenlijk heel eenvoudig en misschien wel typisch voorde literatuur in de tijd dat het boek geschreven is: de jaren vijftig.
Maar dan komen ook alle andere spelers op het toneel. De baas van het café heeft alles aan zijn vrouw verteld en die was ook bij de voorstelling van het transmedium geweest en via via waren ze nu bij Pelleboon gekomen. Deze Quirina is intussen van emotie flauw gevallen en Titia heeft haar op die manier de laatste rode granaten ster afgenomen. Wie heeft het recht op welke ster? Alle eigendomsrecht op de erfenis blijkt inmiddels verjaard en daarom zou Arabelle de rechthebbende op de erfenis zijn, vindt de professor die veel kennis heeft. Meer dan Stoppelveld die echter een bedrieger blijkt te zijn en tante Arabelle aan het lijntje heeft gehouden om haar veel geld af te troggelen. De man met de bontmuts blijkt een detective te zijn die Arabelle heeft ingehuurd om de sterren te vinden. Maar hij blijkt in vermomming ook de knecht Eduard te zijn. Kortom, de oplossing van een klucht lijkt voorhanden. Alle personages op het toneel en alles komt uit. Nu alle inscripties bekend zijn (er zijn immers zeven sterren) lijkt de oplossing te liggen op het landgoed van Arabelle. Alles draait om de letter Delta en ze heeft in een vijver een eilandje in die vorm. Daarop staat een zonnewijzer. Daar moet waarschijnlijk de schat liggen. Maar als ze er met zijn allen naar toe gaan en gaan graven, wordt er geen schat gevonden. Dan blijkt de sleutel van het geluk ergens anders in te zitten. De letter Delta is het uitgangspunt en de inscripties geven steeds aan hoeveel plaatsen in het alfabet vooruit of achteruit moeten worden genomen. Dan ontstaat het woord “Eendracht”(waarbij de ch voor één letter telt) Het geluk zit in het woord “eendracht”. Dat is de ware boodschap voor het leven. Eindelijk kan Casper-Jan zijn Titia de liefde verklaren: hij wil met haar gaan werken aan het kinderherstellingsoord. Hij kijkt haar diep in de ogen en ziet alle geluk van de wereld: de sterretjes in haar ogen. In het volgende hoofdstuk komt echter de deceptie. De ober maakt Casper-Jan wakker: het is sinterklaasavond en alles blijkt een droom te zijn geweest. Casper-Jan moet nog steeds de volgende daag een verhaal voor zijn krant inleveren. Thematiek en symboliek Alles draait in het feuilleton om de jacht naar de zeven sterren die de oplossing naar de schat moeten geven. Met recht is er dan sprake van een queestemotief. Er moeten immers een heleboel opdrachten worden vervuld. In de Middeleeuwse literatuur komt het queestenmotief erg vaak voor (vgl. de Koning Arthurromans, Floris ende Blanchefloer) “Sterrenjacht”voldoet aan de eisen die in de Middeleeuwse literatuur aan de queeste werden gesteld.: - Het verhaal begint en eindigt op dezelfde plek - Er wordt een opdracht gesteld - de avonturen en problemen die overwonnen moeten worden, zijn op vreemd terrein (hier o.a. Overijssel, Breukelen, Limburg, Haarlem) - de opdracht wordt goed vervuld (de schat, zij het immaterieel wordt gevonden) Bij een dergelijke opdracht (vergelijk ook jeugdboeken als De koning van Katoren; De brief van de koning) speelt het toeval natuurlijk een belangrijke rol als motief. Veel gebeurtenissen in Sterrenjacht hebben met toevalligheden te maken (de ontmoetingen tussen bepaalde personages etc) Verder komen er motieven uit een avonturenroman naar voren: diefstal, de onverwachte gebeurtenis, liefde, achtervolging, vermommingen
Natuurlijk zit er ook nog een boodschap in het feuilleton. “Eendracht maakt macht” Die levenshouding is meer waard dan allerlei gouden schatten die er mogelijkerwijs gevonden kunnen worden. Dat beseffen de strijders in de jacht aan het einde wanneer de professor het hun uitlegt. Zelfs tante Arabelle blijkt menselijk te zijn. In het nawoord dat in de uitgave is opgenomen vertelt Hella S. Haasse dat ze destijds veel lol met het schrijven van het feuilleton had en dat ze het bij het nalezen nog steeds erg leuk vond. Het was voor haar een tussendoortje tussen het verschijnen van het serieuzere werk, maar ze schaamde zich er niet voor. Recensies Uit De Volkskrant van 15 juni 2007 door Arjan Peters, die over het geheel genomen best positief is over dit verhaal : Dát moet voor Haasse een minstens zo vermakelijk schrijfavontuur zijn geweest. De onderscheiden dialecten en uitdrukkingswijzen geven het verhaal sjeu: ‘Krimmineel. . . zal me. . . krakepitte!’ (Amsterdamse hospita, mevrouw Suur), ‘Toch weet ik, beej ons in Limburg, in ’t Geuldal een hotelleke – mensen, dat is het paradijs op aarde’ (pastoortje Smullens), ‘We zijn dus zeer direct aan elkaar geparenteerd’ (tante Arabella), ‘Oe ziet dit maisje. Iek sloit haar in dit cassette. Sai kan daar niet oit. Die cassette is massief. Keen spleet, keen deur’ (het ‘psycho-motorisch helderziende transmedium’ Rakatra Jakatra), ‘Da’s mien ster’ (Overijsselse boer Van der Ster). Tel hierbij op een grote hoeveelheid verbaasde kreten en vragen, ‘nu heb je de poppen aan het dansen’ en ‘alle gekheid op een stokje’ (bis), plus een reeks ontsporende massascènes (een Limburgse bruiloft, de meesterlijk geschetste seance van voornoemd transmedium in Haarlem), en het wordt al snel duidelijk dat die hele sterrenzoekerij vooral een aanleiding is. Niettemin. We mogen van Haasse geen literair gewicht aan dit schertsverhaal toekennen, maar het is voor de hedendaagse lezer die haar oeuvre in gedachten heeft, wel zo verrassend om vast te stellen dat de jonge Hella ook tijdens het buiten spelen een aantal van haar obsessieve thema’s en motieven aanroerde. Over de schrijfster Bron: website van de schrijfster:
Hélène Serafia (Hella S.) Haasse werd op 2 februari 1918 geboren te Batavia, in het toenmalige Nederlands-Indië, als dochter van de pianiste Katherina Diehm-Winzenhöhler en Willem Hendrik Haasse, inspecteur van financiën bij het Gouvernement. Hella Haasse bracht haar gehele jeugd door in Nederlands-Indië. Zij doorliep er de lagere school en het gymnasium. Tussen 1924 en 1928 woonde zij, met haar broertje, in Nederland bij haar grootouders, omdat haar moeder voor enige tijd moest kuren in een sanatorium in Davos. In de eerste jaren na haar terugkomst in Indië ontwikkelde Hella Haasse twee passies: lezen en toneelspelen. Zij schreef toneelteksten, die zij door de buurtkinderen liet uitvoeren en las stapels historische romans uit haar vaders boekenkast: onder andere Hugo, Scott en Van Lennep. Zelfs schrijft zij op haar elfde jaar haar eerste historische roman. Op het gymnasium kreeg zij belangstelling voor middeleeuwse en antieke mythen en sagen en voor Nederlandse literatuur, vooral poëzie. In 1938 vertrok Hella Haasse naar Nederland om te gaan studeren. Gedreven door haar belangstelling voor de Oud-Noorse Sagaliteratuur, begon zij aan de studie Scandinavische taal- en letterkunde. Na een jaar, toen haar duidelijk werd dat de bezetter eenzelfde voorliefde voor Scandinavische en Germaanse heldensagen aanwendde voor racistische en propagandistische doeleinden, brak zij haar studie af. Troost werd gezocht in de kunst. In 1940 meldde zij zich aan bij de toneelschool. Toneelspelen vormde voor haar, achteraf bezien, de voedingsbodem voor het schrijven van romans. In een interview met Ischa Meijer zegt zij hierover: 'Het creëren van personages in mijn werk is een soort naar binnen gekeerd toneelspelen. [...] Ik moet ze op een of andere wijze zijn en ik ben ze ook enigszins – want anders zou ik ze niet kunnen maken. Zo ontstaat er een zeker totaaltheater. Ik bouw de decors, ik regisseer, ik acteer. Innerlijk toneel.' Lang zou het niet duren voordat de theatrale neiging bij Hella Haasse 'naar binnen zou slaan'. Zij schreef haar eerste gedichten, die in 1945 gebundeld zouden worden in haar poëziedebuut Stroomversnelling. In 1943 deed zij eindexamen aan de toneelschool; al in 1944 beëindigde zij haar toneelloopbaan. In dat jaar trouwde Hella Haasse met Jan van Lelyveld, die zij in 1939 had leren kennen als redacteur van Propria Cures. (Zelf zat zij in 1939 korte tijd in de redactie van het blad.) Vanaf 1944 wijdde Hella Haasse zich onafgebroken aan het schrijven. Aanvankelijk schreef zij, naast enige poëzie, toneel- en cabaretteksten, na enkele jaren vrijwel alleen proza. Haar prozadebuut Kleren maken de vrouw, geschreven in opdracht voor een serie boeken over beroepskeuze, trok weinig aandacht. Voor een doorbraak zorgde de novelle Oeroeg. Met dat boek won Hella Haasse de novelle-prijsvraag die de CPNB in 1948 uitschreef; de bekroonde novelle werd dat jaar het Boekenweekgeschenk. Sinds de verschijning van Oeroeg, dat decennialang op eindexamenlijsten Nederlands van scholieren prijkte en in 1993 werd verfilmd onder regie van Hans Hylkema, is Haasse een veelgelezen en hooglijk gewaardeerd auteur. Aan haar werk werden verscheidene literaire prijzen toegekend: in 1958 de Nationale Atlantische prijs voor De ingewijden; in 1960 de Internationale Atlantische prijs voor dezelfde roman; in 1962 de Visser Neerlandiaprijs voor het toneelstuk Een draad in het donker; in 1977 de Litteraire Witte Prijs voor Een gevaarlijke verhouding of Daal-en-Bergse brieven. Zij ontving in 1981 de Constantijn Huygensprijs, in 1984 de P.C. Hooftprijs, in 1985 de dr. J.P. van Praagprijs, en in 2004 de Prijs der Nederlandse Letteren – de laatste vier onderscheidingen voor haar gehele oeuvre. De roman Heren van de thee werd in 1993 genomineerd voor de AKO Literatuurprijs en door de Raad voor de Kunst voorgedragen voor de Europese Literatuurprijs. In 1993 ontving zij de Publieksprijs voor dezelfde roman; het was het door een breed publiek hoogst gewaardeerde boek van 1992. In 1981 verhuisde Hella Haasse met haar man naar Frankrijk. Zij vestigden zich in St. Witz, een plaatsje ten noorden van Parijs, waar zij bijna tien jaar bleven wonen. Daar, in afzondering, schreef Hella Haasse de romans die een tweede 'doorbraak' teweegbrachten. Met haar documentair-historische romans, gebaseerd op bestaande documenten en getuigenissen, waarvan de grote 'Indische' historische roman Heren van de thee (1992) voorlopig de laatste is, bereikte haar
Na dertig jaar lang beschouwd te zijn geweest als een talentvol verteller, vooral de schrijfster van Oeroeg, krijgt zij nu alom erkenning als een van de grootste nog levende Nederlandse auteurs. Na 1980 regent het voor de schrijfster erefuncties en gastdocentschappen. Zo was zij in 1986/1987 gasthoogleraar Letteren aan de Katholieke Universiteit Brabant, sinds 1987 is zij erelid van de Belgische Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde in Gent, sinds 1988 heeft zij een eredoctoraat in de Letteren aan de Rijksuniversiteit Utrecht, in 1991 werd zij erelid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in Leiden en in 1992 doceerde zij als gastschrijver aan de Rijksuniversiteit Leiden. Ook ontving zij in 1992 van koningin Beatrix de Eremedaille in Goud voor Kunst en Wetenschap in de Huisorde van Oranje. In 1995 kreeg Haasse van het Franse Ministerie van Cultuur de onderscheiding Officier dans l’Ordre des Arts et des Lettres, vervolgens Commandeur; en in 2000 werd zij benoemd tot Officier dans l’Ordre de la legion honneur – een eer die slechts weinig Nederlandse schrijvers krijgen.. Waardering valt Haasse niet alleen in eigen land ten deel. Vele van haar romans werden vertaald, Oeroeg en Het woud der verwachting het meest, onder andere in het Frans, Duits, Engels, Italiaans, Spaans, Welsh, Maleis en Hongaars. Een van haar eerste boeken, de omvangrijke, klassieke historische roman Het woud der verwachting, over het leven van Charles d 'Orléans, verschenen in 1949, bracht haar in 1989 internationale roem. De Amerikaanse vertaling, In a Dark Wood Wandering, ook in een Engelse editie verschenen, was een groot succes en bereikte hoge oplagen. De auteur werd in de Engelse en Amerikaanse pers zeer geprezen, en in veel talen verschenen nieuwe edities van het boek. Naar aanleiding van de succesvolle Franse vertaling werden de gedichten van Charles d'Orléans opnieuw uitgegeven. In 1990 keerden Hella Haasse en haar echtgenoot terug naar Amsterdam. Ter gelegenheid van de 75ste verjaardag van de schrijfster wijdde het Letterkundig Museum in Den Haag een grote tentoonstelling aan haar veelzijdige oeuvre en haarkleurrijke leven. Voor de Boekenweek 1994 schreef zij het Boekenweekgeschenk, Transit, een novelle. Van haar laatste roman (Sleuteloog, 2002) werden binnen enkele maanden meer dan 100 000 exemplaren verkocht. Het boek werd bekroond met de NS Publieksprijs 2003. In 2004 verscheen Het dieptelood van de herinnering, een verzameling eerder gepubliceerde autobiografische geschriften. In november 2006 verscheen Het tuinhuis, de verzamelde verhalen van Hella S. Haasse. Tegelijkertijd start Uitgeverij Querido met het heruitgeven van haar eerdere werk. Per jaar zullen ongeveer zes titels in een luxe-editie in het Verzameld werk verschijnen, te beginnen met Oeroeg, De Meester van de Neerdaling en De scharlaken stad. In mei 2007 zijn in het Verzameld werk de delen: Fenrir, Mevrouw Bentick en Cider voor arme mensen verschenen. Bibliografie Oeroeg (roman, 1948) Het woud der verwachting (roman, 1949) De verborgen bron (roman, 1950) De scharlaken stad (roman, 1952) De ingewijden (roman, 1957) Internationale Atlantische Prijs
Cider voor arme mensen (roman, 1960) De meermin (roman, 1962) Een nieuwer testament (roman, 1966) De tuinen van Bomarzo (essay, 1968) Huurders en onderhuurders (roman, 1971) De Meester van de Neerdaling (roman, 1973) Een gevaarlijke verhouding of Daal-en-Bergse brieven (roman, 1976) Mevrouw Bentinck. Onverenigbaarheid van karakter & De groten der aarde (geschiedverhaal, 1978, 1996) De wegen der verbeelding (roman, 1983) Berichten van het Blauwe Huis (roman, 1986) Schaduwbeeld of Het geheim van Appeltern. Kroniek van een leven (biografische roman, 1989) Heren van de thee (roman, 1992) CPNB Publieksprijs voor het Nederlandse boek 1993
Transit (novelle, 1994) Zwanen schieten (autobiofictie, 1997) Lezen achter de letters (essays, 2000) Fenrir (roman, 2000) pocket, goedkope uitgave
Sleuteloog (roman, 2002) NS Publieksprijs 2003, Dirk Martensprijs 2003 Leesclubeditie
Het dieptelood van de herinnering (autobiografische teksten, 1954/1993, 2003) Het tuinhuis (verhalen, 2006) Sterrenjacht (2007)
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
N.
N.
Boekverslag is wel mooi gemaakt. De samenvatting is alleen wel erg lang. Ook gebruikt u redelijk vaan cijfers en dit hoort naar mijn idee niet in een boekverslag. Voorbeeld: De 95 afleveringen zijn door de uitgever heringedeeld in hoofdstukken. Er zijn nu 14 hoofdstukken.
13 jaar geleden
Antwoorden