Snoeitijd door Joke Verweerd

Beoordeling 7.4
Foto van een scholier
Boekcover Snoeitijd
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 4e klas vwo | 5854 woorden
  • 22 augustus 2006
  • 57 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
57 keer beoordeeld

Boekcover Snoeitijd
Shadow
Snoeitijd door Joke Verweerd
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
B. Citaten 1. Blz. 19: “Chiel heeft het niet zo op zijn vaderland, maar hij houdt van Meijlanden, al praat hij er niet zo vaak over. Holland is een landje waar elke stap wordt geregistreerd. De mensen weten er alles van elkaar, zegt Chiel. ‘Stiekem’ is een echt Hollands woord en stiekem is iedereen, maar niets blijft geheim. En wat de mensen er van vinden is bij elk voorval het belangrijkste. Wat krom en scheef is, moet naar buiten toe recht lijken.” Dit geeft aan hoe Chiel over Nederland/ zijn vaderland denkt. Dit is niet zo heel positief. 2. blz. 21: “Ze draait de armband rond haar pols. Die zit daar al sinds haar 16e, dus dat is nu al 22 jaar. Het is een zwarte onregelmatige band van een bijzonder taai materiaal. Een erfstuk van haar grootmoeder. Chiel vroeg ooit wat die kromme tak om haar pols betekende. ‘Dat is Akarbahar, een zeldzaam koraal. Het groeit heel traag als een soort struik in heel diep water. Mensen van de eilanden schrijven aan dit koraal bijzondere krachten toe. Mijn grootmoeder wist daar veel van .’” Een stukje verderop staat die hij ook niet af mag, omdat dan de toverkracht niet werkt. Effi geeft dus aandacht aan zo’n armband en gelooft dat hij krachten heeft. 3. blz. 53: “Dat je haar bij de voornaam noem…” Chiel vindt het niet normaal dat ze een moeder/ volwassen vrouw bij de voornaam noemen. Ook als is het omdat ze dement is. 4. blz.63-64: Daar staat dat hij als jongen van een jaar of tien ziet dat het oude matras van het bed van z’n ouders wordt opgehaald en dat er een nieuwe gebracht wordt. “Dat zijn ouders in zo’n vies bed sliepen en dat dat zo zonder gêne werd meegegeven aan de mannen van de Beddenspecialist!” Hij schaamt zich er voor dat zijn ouders die matras meegeven aan de mannen. Uit het bed waar zijn ouders een onzichtbaar leven geleid hadden. “Ze zouden dat smerige ding zo meteen in de berm smijten. En daarna in de winkel langdurig hun handen wassen. Tegen elkaar zeggen dat de wereld er niet op vooruitging, dat de mensen geen schaamte meer hadden.” 5. blz. 88. Hij heeft de tv aan. “De beelden tuimelen over elkaar. Maar het kan in de hele wereld niet gekker toegaan dan hier.” Hij vindt dat het er op Meijlanden belachelijk aan toegaat. Dit geeft wel een beetje aan dat hij vindt dat het er op de wereld ook niet zo denderend aan toegaat, maar op Meijlanden vindt hij het dus nog erger. 6. Blz. 86: Na het eten word er een gedichtje uit een poesiealbum gelezen, terwijl er vroeger nog uit de Bijbel gelezen werd. “…en hij legt het poesiealbum terug op de rand van de schoorsteenmantel. Op de plek waar de Bijbel lag.” Later heeft hij het er met Willemijn over. Hij vindt het stom, maar leest zelf ook nooit uit de Bijbel. Blz. 99: “Er is ongeduld in haar stem. ‘Dat is ook weer zoiets. Zelf doe je er niets meer aan, maar hier moet alles op de ouderwetse manier blijven gaan. Hier moeten de zinloze tradities gehandhaafd blijven, alleen omdat we het altijd zo deden .Dat is onzin toch? Heb je tradities nou voor de vorm of de inhoud? Ik lees het poesiealbum, dat vind Mijntje prachtig. Dat bemoedigt en troost haar net zo goed”. C. Samenvatting Chiel van der Meij, de eigenaar van een fruitteeltbedrijf in Nieuw-Zeeland, krijgt onverwacht het bericht dat het niet zo goed gaat met zijn moeder. Hij besluit naar Nederland te gaan. Daar stuit hij op ontzettend veel veranderingen en cultuurverschillen. Dat begint al als hij in het vliegtuig zit en niemand Nederlands hoort praten, terwijl het vliegtuig naar Nederland gaat. De ontmoeting met zijn dementerende moeder raakt hem heel erg. Als hij dan ook nog het verwaarloosde fruitteeltbedrijf, dat nu onder leiding van zijn broer Lodewijk staat, aantreft en ziet dat het op een faillissement uit gaat lopen, wordt zijn teleurstelling nog groter. Niets is meer zoals het vroeger was. Nederland is anders, zijn moeder is nu dementerend, en zijn vroeger nog zo bloeiend bedrijf is nu aan het instorten. Ook zijn broer Lodewijk is veranderd. De, vroeger zo stoere, man, waar Chiel nog al eens ruzie mee had, is nu een ongeneeslijk zieke, norse man die niks meer om de zaak geeft. Later hoort Chiel dat de echte reden niet eens was dat zijn moeder ziek was, maar dat Catharina met hem wilde praten over de gang van zaken, zoals die nu bij hen (in Nederland) is. Lodewijk is ongeneeslijk ziek en het maakt hem niets meer uit hoe het met het bedrijf gaat. Hij wil het liefst zo snel mogelijk van het hele zaakje af en dan een mooi huis kopen. Dan dringt het langzamerhand tot Chiel door dat hij een eind moet maken aan zijn huidige levensstijl. Hij moet beslissen of hij Effi, zijn huishoudster, tot zijn vrouw zal nemen of niet. Ook moet hij beslissen of hij in God wil geloven. Tijdens zijn verblijf in Nederland ontmoet hij door zijn nichtje Willemijn, verschillende buitenlanders, die nu in Nederland wonen. 1 van hen, Aijsa, heeft verkering met een Nederlandse jongen, Martijn. Haar broer is daar fel tegen, want zij is uitgehuwelijkt aan het een Turkse man die in Duitsland woont. Als blijkt dat Aijsa zwanger is van Martijn, wordt Chiel betrokken in het probleem. Aijsa’s broer zal haar vermoorden als hij hoort dat ze zwanger is, dus Aijsa moet zo snel mogelijk ergens anders heen. Er wordt besloten dat Aijsa naar Nieuw-Zeeland zal gaan. Effi zal daar voor haar zorgen. Zodra Aijsa veilig in Nieuw-Zeeland is, zal aan haar ouders en haar broer verteld worden dat ze zwanger is. De broer van Aijsa is erg kwaad en zorgt ervoor dat Willemijn en enkele andere die bij haar zijn een ongeluk krijgen. Gelukkig loopt het redelijk goed af. Chiel had de politie al voorbereid op iets soortgelijks. Maar de broer van Aijsa is nog voortvluchtig.
Titelverklaring Deze titel verwijst naar de appelteelt, maar ook naar de levensfasen waarin de hoofdpersoon, Chiel verkeert. Blz. 203-204: Hij leest daar in Jesaja de tekst: “Want vóór den oogst, als de bloei voorbij is en de bloesem tot rijpende druif komt, zal Hij de ranken met snoeimessen afsnijden en de loten wegnemen en afkappen.” Deze tekst was door zijn vader onderstreept in diens Bijbeltje. Nu gaat Chiel nadenken over de betekenis van snoeien: “Snoeien, het wegnemen van loten, het kappen van ranken en takken – dat is bekend werk. Je beslist wat blijven mag en wat weg moet in het belang van de vrucht.” Deze laatste zin is heel erg van toepassing van Chiel. Hij heeft het moeilijk met zijn gevoelens. Moet hij Effi, die nu nog zijn huishoudster is, als vrouw nemen… Ja of nee? Hij leeft soms met haar of ze getrouwd zijn en hij mag haar erg graag. Ook nu hij in Nederland is, denkt hij erg veel aan haar. Zo heeft hij nog vele worstelingen. Hij moet ‘beslissen wat blijven mag en wat weg moet’. Thema (Cultuur)verschillen. Motto … een tijd om te bewaren en een tijd om weg te werpen. Motieven Motieven voor het thema ‘(cultuur)verschillen’ zijn: - blz 15: de Hollandse fruitbedrijven hebben het heel moeilijk. ‘Het chronische ruimtegebrek, het gedoe over herindeling en herstructurering is erg ver van het Nieuw-Zeelandse bed, maar dáár (in Nederland) de harde realiteit.’ - blz 30: als hij in het vliegtuig zit, verbaast het hem dat hij helemaal geen Nederlands hoort. Maar hij is al een aantal jaren weg uit Nederland en weet dus niet dat er zoveel mensen uit het buitenland in Nederland wonen en naar Nederland gaan. - (blz 32: als hij een ticket koopt, komt hij er net op tijd achter dat het in Nederland niet gebruikelijk is om een fooi te geven) - blz 34: als hij in de trein zit, valt het hem op dat Nederland Nederland niet meer is. De mensen in de trein hebben geen Nederlands uiterlijk. ‘Hij zou niet kunnen zeggen welke nationaliteit ze heeft. Spaans of Turks, vermoedt hij. Niet Nederlands.’ Zelfs de stem die door de intercom berichten meldt, heeft een accent en kondigt de volgende halte 2-talig aan. - blz 37: hij loopt op het station en er loopt een Chinese vrouw met haar kind. Het kind heet Chelsey. ‘Heten de kinderen in Nederland ook al Chelsey?’ De chauffeur van de taxi is een Surinaamse jongen. - blz 38: hij gaat er vanuit dat zijn moeder nog leeft, omdat er geen lakens of gesloten gordijnen voor de ramen hangen. ‘Tenzij dat ook al tot het verleden behoorde. Hij weet alleen hoe het wás.’ Hij merkt dat hij niet meer weet hoe het er tegenwoordig in Nederland aan toe gaat. - Blz. 45: Catharina wil koffie gaan zetten en dan wordt Lodewijk kwaad, want ze schenkt niet genoeg aandacht aan hem en hij is nog wel ongeneeslijk ziek. “Er komt een vloek achteraan. Chiel doet een stap bij hem vandaan, trekt een stoel onder zich. Sinds wanneer wordt er hier gevloekt? Het klinkt niet alsof het de 1e keer is.” Chiel verbaast zich er over dat er bij hen thuis gevloekt word. - Blz. 86: Na het eten word er een gedichtje uit een poesiealbum gelezen, terwijl er vroeger nog uit de Bijbel gelezen werd. “…en hij legt het poesiealbum terug op de rand van de schoorsteenmantel. Op de plek waar de Bijbel lag.” Later heeft hij het er met Willemijn over. Hij vindt het stom, maar leest zelf ook nooit uit de Bijbel. Blz. 99: “Er is ongeduld in haar stem. ‘Dat is ook weer zoiets. Zelf doe je er niets meer aan, maar hier moet alles op de ouderwetse manier blijven gaan. Hier moeten de zinloze tradities gehandhaafd blijven, alleen omdat we het altijd zo deden .Dat is onzin toch? Heb je tradities nou voor de vorm of de inhoud? Ik lees het poesiealbum, dat vind Mijntje prachtig. Dat bemoedigt en troost haar net zo goed”. - Blz 88: Hier staat heel duidelijk hoe Chiel op dat moment denkt over zijn ‘ontmoeting’ met Nederland. “Zittend aan tafel, zonder het nieuws te zien waar hij naar kijkt, probeert hij orde te scheppen. Vandaag was hij de hele dag op bekend terrein, maar hij voelt zich een vreemde. Er zijn te veel witte plekken, te veel hiaten in zijn kennis van de feiten. En de feiten zijn zíjn feiten niet .Is hijzelf stil blijven staan of heeft hij voetstoots aangenomen dat het leven hier vanaf het moment van zijn vertrek niet zou veranderen. Het is goed dat hij vanmiddag gemaaid heeft, grasmaaien blijft altijd grasmaaien.” - Blz. 96: het strand in Nederland is heel anders dan het strand in Nieuw-Zeeland. - blz 97: Hij gaat met Willemijn naar diens vrienden toe. Dit zijn overwegend buitenlanders. Chiel herkent dit niet. Vroeger waren die er veel minder. “Alsof ze een poosje heeft nagedacht zegt ze even later: ‘Ja, je bent wel in een rimboe terechtgekomen, hè?’……… Hij knikt. ‘Ik herken het niet meer,’geeft hij toe’. Dan geeft Willemijn een heel duidelijk antwoord. Deze zin is denk ik heel erg op Chiel van toepassing. ‘Volgens mij denken mensen die weg zijn uit hun vaderland dat de tijd daar stil blijft staan op het moment dat zij vertrekken………Maar de tijd staat nergens stil toch?’ - - (uit recensie: Chiel beleeft het veranderde Nederland intens. Een meisje met een neuspiercing, een rommelige trein, een moeder die haar dochter Chelsey noemt ("heten de kinderen in Nederland ook al Chelsey?"), Chiel is verbaasd. Hij constateert bovendien dat de trein waarin hij zit geen kans krijgt om op gang te komen.) Vertelsituatie Het is een auctoriaal verhaal. Joke Verweerd presenteert het verhaal, maar ze komt er zelf niet in voor. Ze overziet alle gebeurtenissen, kent de gedachten en gevoelens van de personen die in het boek voorkomen. In het boek is het niet heel opvallend duidelijk dat de verteller aanwezig is, zij is slechts op de achtergrond aanwezig. In dit boek heeft Joke Verweerd een man gekozen als vertelperspectief. Die keuze is gedurfd: het is niet eenvoudig om als vrouw vanuit het perspectief van een man te schrijven, of andersom. Ze heeft het zichzelf extra moeilijk gemaakt door een binnenvetter te creëren, zo'n man die alleen het hoognodige zegt en hard aan het werk gaat als er te veel op hem afkomt. Chiel is ook nog moedeloos, hij laat zijn leven regeren door praktische omstandigheden. Dat maakt het niet makkelijk sympathie voor hem op te vatten. Maar dat went vanzelf. Op het laatst ga je je gewoon in zijn gevoelens inleven. Met hem wacht je, hoop je dat een ander het doet. Soms ben je net zo opgelucht als hij als de omstandigheden een handje meehelpen. In Nieuw-Zeeland heeft Chiel een fruitteeltbedrijf en Effi. Ooit belandden ze bij elkaar in bed, nu komt hij af en toe bij haar langs als hij behoefte heeft aan warmte, zoals Effi zichzelf in de proloog van het verhaal voorhoudt. Chiel spreekt zich niet rechtstreeks uit over zijn reden om bij Effi langs te komen en dus blijft zijn beweegreden vaag. Terwijl hij - als je het realistisch bekijkt - gewoon behoefte heeft aan seks, hoe plat dat misschien ook klinkt. Snoeitijd is een net verhaal; Verweerd houdt de regie over haar hoofdpersoon. Daardoor wordt het nooit echt een geschiedenis van een man, ook omdat Verweerds stijl praktisch is. Door de ogen van Chiel lees je: '"Vlees!", zegt Mijntje, als Catharina de kiprollade aansnijdt. Willemijn geeft haar een kindervork in de hand. 'Dat mag je wel zelf doen'.' Let een man zó op details? En registreert een man deze gevoelens: '"lk ga koffie zetten", zegt Catharina stroef. Ze probeert haar verontwaardiging niet te laten doorklinken in haar stem; het lukt maar half.' Hier is de schrijfster aan het woord. Aan de relatie tussen Chiel en Effi is niets romantisch. Zij voldoet simpelweg aan zijn eisen: ze vraagt niks en zegt weinig. Vanwege die karaktereigenschappen heeft hij haar ook uitgekozen als inwonende medewerkster van het bedrijf. Effi doet alsof ze Chiels gedrag prima vindt, hij is in elk geval altijd welkom in haar bed. Ze is alleen gekwetst als ze na de eerste keer een loonsverhoging op haar bankafschrift ziet. Chiel merkt niets en houdt Effi op veilige afstand. Tijd

Waarschijnlijk beslaat het hele boek ± 12 dagen (= ± 2weken). Op blz. 60 lezen we namelijk een mailtje, waar de datum 10 oktober opstaat. Dit is de dag nadat Chiel vertrokken is. Op blz. 282 staat boven een mailtje de datum 15 oktober. Dit is op een woensdag. Op de dinsdag erna eindigt het boek. Dat is dus 21 oktober. Het boek speelt dus van 9 oktober tot en met 21 oktober. Dat is bijna 2 weken. Er is sprake van een opening-in-de-handeling: “‘Ik ga,’ zegt Chiel. Scherp afgetekend staat hij in het felle licht van de deuropening.” Dit is dus de dag nadat hij gebeld is door Catharina. Het is een onderbroken, maar chronologisch verhaal. Er komen dus flashbacks voor in het verhaal. Bijv. op op blz. 63: “Hij zal een jaar of 12 geweest zijn toen een beddenbedrijf uit de stad een nieuwe matras kwam brengen……” Zij schrijft hier in totaal 2 bladzijden over. Dit is dus tegelijk een tijdvertraging. Op blz. 92 en 95 komen enkele flashbacks voor. Hij loopt op het strand met Willemijn en denkt terug aan de tijd dat hij hier met Catharina liep. Op een keer vertelde Catharina hem hier dat ze zwanger was, maar dat ze abortus had laten plegen. En dát is dus ook de reden dat Chiel naar Nieuw-Zeeland is vertrekken. Ruimte Het grootste gedeelte van het verhaal speelt zich in het huis van Lodewijk en Catharina en bij het fruitteeltbedrijf van Lodewijk af. Verhaalfiguren Chiel: Uiterlijk: kneepje in de kin; Effi: De huishoudster van Chiel, in Nieuw-Zeeland. Zij is van Polynesische afkomst. Uiterlijk: stug, wijduitstaand haar dat alle kanten op staat (papoeahaar volgens haar grootmoeder); kleine stevige handen, iets getint, de rug van haar hand is het minst blank; de stompe neus en de vorm van de mond verraden haar Polynesische afkomst; Willemijn: Nichtje van Chiel, dochter van zijn broer en Catharina. Uiterlijk: beweeglijke mond; kneepje in de kin; tenger; bruingroen gespikkelde ogen; bruggetje van sproeten over haar neus; rossig, meer blond dan rood, haar; Catharina: Een oude liefde van Chiel, die uiteindelijk met zijn broer Lodewijk is getrouwd. Uiterlijk: rood haar dat in losse slagen tot over haar schouders hangt, heel blanke huid met sproeten, groenbruine ogen met iets van argwaan erin, Innerlijk: koken doet ze graag, een beetje moederen doet haar goed, Mijntje: De moeder van Chiel. Zij is op dit moment dementerend en wordt nu bij haar voornaam genoemd, omdat zij daar beter op reageert. Lodewijk: De broer van Chiel. Hij is ongeneeslijk ziek. Hij heeft het fruitteeltbedrijf overgenomen toen Chiel naar Nieuw-Zeeland vertrok. Nu hij ongeneeslijk ziek is, wil hij de ‘boel’ zo snel mogelijk kwijt en in een mooi huis gaan wonen. Uiterlijk: mager; De auteur De auteur van dit boek is Joke Verweerd. Joke Verweerd-Speksnijder werd geboren in 1954, in een orthodox gereformeerd gezin te Krimpen aan den IJssel. Ze was de middelste van vijf en een kind van uitersten. Zij deed altijd al mee met andermans emoties. En elke emotie werd vanzelf een verhaal in haar hoofd. Zo kon zij wekenlang overstuur zijn van een doodgereden poes van onbekende mensen en dagenlang opgetogen over de groei van de worteltjes. Zij begreep al snel dat datgene wat zich in haar hoofd afspeelde geen waardering oogstte. Zo werden de verhalen en de liedjes privé-bezit. Toen zij op de lagere school ontdekte dat letters samen een woord, woorden samen een zin, zinnen het hele verhaal vormen, was zij verrukt van de mogelijkheden die deze ontdekking bood. Zij ging schrijven, eerst alles opschrijven wat ze beleefde maar aangezien dat niet zo wereldschokkend was, bedacht ze, dat ze ook kon opschrijven wat ze zou kúnnen beleven... Op de middelbare school kwam Joke Speksnijder in aanraking met literatuur. Vooral door de poëzie wist zij dat het schrijven van gedichten voor haar altijd belangrijk zou zijn, ook al had niemand anders er belangstelling voor. Ze leerde dat een goed gedicht moet voldoen aan regels qua metrum en rijm en zij gaf zichzelf de opdracht alles wat zij tot dan toe geschreven had daaraan te toetsen. Zij hoefde niets te veranderen en had dus onbewust de regels gehanteerd omdat ze altijd was blijven sleutelen tot het 'mooi' was. Door deze ontdekking begreep zij, dat regels er niet zijn om het creatieve proces in te perken, maar dat de regels benoemen wat het creatieve proces doet. Na de middelbare schoolopleiding werkte zij een aantal jaren in een kantoorboekhandel in Rotterdam. Zij werd zich bewust van het innerlijke verlangen om op een andere manier met mensen te kunnen werken en solliciteerde naar een baan bij de gemeentelijke sociale dienst te Krimpen aan den IJssel. Zij werd aangenomen en begon de studie Middelbare Sociale Arbeid. Door deze studie kreeg zij een bredere kijk op de samenleving en op haar eigen omgeving. Joke Speksnijder trouwde in 1975 en kreeg een zoon (1976) en een dochter (1979). Zij woont momenteel te Deventer. Het schrijven van liedjes, gedichten en verhalen was zo bij haar gaan horen, dat het een logisch onderdeel van haar bestaan was gaan vormen. Daarom was het goed om bij de kinderen een luisterend oor te vinden. Haar boeken Haar eerste gedichtenbundel werd gepubliceerd in 1983 bij Boekencentrum Uitgevers. Het was voor haar een bijzondere ervaring te beseffen dat anderen zich herkenden in dat wat zo heel erg van haarzelf was gebleven. 'Achter de badhanddoeken in de kast waren mijn schriften een deel mijn leven, privé, naar mijn gevoel niet van belang voor een ander, maar waardevol voor mijzelf, omdat het vooral relativerend werkte voor mijn eigen gevoelswereld. Ik kon mijn emoties, zowel de negatieve als de positieve, beter aan als ik er over geschreven had. Soms bijvoorbeeld in een brief aan mijn vader, die ik hem overigens niet durfde laten lezen. In andere gevallen gaf het beschrijven van dat wat mij raakte, mij het gevoel dat ik mijn bijdrage leverde in de wereld, ook al was dat voor mij alleen van waarde en dus voor mij alleen bestemd.' Na de derde gedichtenbundel ontstond in haar het verlangen een goede roman te schrijven. 'Als ik veertig ben, schrijf ik een goede roman.' 'Wat versta je onder een goede roman?' 'Dat is een boek waarvan je gaat nadenken!' Het leren nadenken is bij Joke Verweerd een ontdekkingstocht geweest, omdat haar sociale achtergrond nu niet bepaald stimuleerde tot nadenken. Er werd voor haar gedacht. Er is een tijd geweest dat ze dat slecht kon accepteren. 'Wel weten wat je ouders geloven en niet weten wat je zelf gelooft, is een angstig onzeker bestaan. Een kind moet mens kunnen worden in de omgeving waarin het opgroeit, dat kan alleen als een kind de ruimte krijgt voor een eigen mening.' Zij wil daarom altijd een bewustwordingsproces beschrijven, een ontwikkeling, groei. "Tijdens het schrijven groei ik met mijn hoofdpersoon mee in de ontwikkeling die zij doormaakt. En ik wil zo graag dat de lezer dat groeiproces ook volgt, zodat we samen een stukje verder komen. Noem het het verwerven van inzicht, of het accepteren van het leven, of opnieuw stelling nemen tegen dat wat je klemzet of pijn doet. Het gekke is dat groei in het leven een kwestie van vallen en opstaan is. Je doet twee stappen en dan weer drie achteruit en dan weer een paar vooruit. Zo kan het gebeuren dat ik versteld sta van wat ik een paar jaar geleden schreef. "Waar haalde ik dat toen vandaan?" maar ook, "Waar is dat inzicht gebleven?" Het is dus beslist niet zo dat ik inmiddels een zak met inzicht heb staan naast mijn computer. Ik moet net als iedereen elk inzicht altijd weer opnieuw verwerven. En dat is maar goed ook, want hoe zou ik geloofwaardig kunnen schrijven over twijfel als ik zelf niet meer twijfelde, over een zoektocht als ik zelf niet meer de weg moest zoeken?" "Het schrijven van een nieuwe roman is steeds opnieuw een gevecht met mijn eigen bestaan. Ik verpak mijn eigen "sores" en geworstel in fictie, waardoor ik zelf overeind blijf juist doordat ik er zo over ben gaan nadenken. De feiten van mijn verhaal zijn zeker niet autobiografisch, noch biografisch, ik bedenk gewoon een passende situatie waarin mijn eigen emoties aan bod komen. Zodoende kan ik schrijven op een herkenbare manier, omdat de lezer zelf ook kampt met die emoties. In ‘Paradiso’ is dat bijvoorbeeld heel duidelijk. Ik beschrijf daar een jonge vrouw die de harde levensles leert dat zij haar meest nabije medemens niet kan redden noch gelukkig maken, hoeveel zij daar ook voor opoffert. In Paradiso verliest Wies haar Arthur doordat hij voor de trein springt. Dat is heftig en die gebeurtenis zullen maar weinig lezers als eigen ervaring herkennen. Maar het gevoel dat je alles, alles hebt gedaan en daarmee niets opgelost hebt, dat je alles, alles hebt gegeven en dat het niet geholpen heeft, dat herkennen mensen, want dat ervaren we allemaal zo nu en dan. In ‘Permissie’, mijn derde roman, wil ik helder krijgen hoezeer herinneringen en onverwerkt verdriet een rol spelen binnen de familieverhoudingen. Ook dat is herkenbaar, je hoeft geen Nederlands Indische achtergrond te hebben om daarmee geconfronteerd te worden. Dat wat je verzwijgt, is er daarom nog wel! Want dat wat je leven beheerst, is altijd om je heen. Je beschermt dus je omgeving niet als je je pijn voor jezelf houdt, je infecteert juist. In ‘De rugzak’ ontdekt de hoofdpersoon dat je jezelf en je omgeving voor de gek houdt als je niet uitkomt voor je gevoelens. 'Niet zeggen dat je ongelukkig bent, is je geluk liegen!' Dat staat haaks op slikken en opofferen, haaks op steeds maar de minste willen zijn. Want dan kom je nooit aan je eigen bestemming, je eigen groei toe. Een mens moet zijn of haar eigen groeiruimte scheppen, dat kan iemand anders niet voor je doen. In ‘De wintertuin , mijn eerste roman, ontdekt Ika dat vergeven bij de gekwetste persoon moet beginnen. Dat lijkt te erg voor woorden, maar het is de waarheid. Als het slachtoffer geen ruimte maakt, geen begin, geen opening geeft, dan heeft het excuus geen enkele zin, dan komt het niet aan. Als je daarover verder denkt, dan kom je vanzelf tot de ontdekking dat het hele proces van vergeving dus afhangt van de gekwetste persoon en dat je vergeving kunt bieden zonder dat er om gevraagd wordt. Dat zijn harde lessen, maar juist harde lessen blijven je bij. Die gaan als het goed is bij je bagage horen. Ik vind een boek alleen maar geslaagd als het op de een of andere manier constructieve bagage oplevert. Al moet ik wel eerlijk zeggen dat het bezit daarvan soms maar heel tijdelijk is. Je bent zo weer kwijt wat je rijk was... Functies en verdere activiteiten Joke Verweerd is sinds 1997 voorzitter van de protestants-christelijke auteursvereniging 'Schrijvenderwijs'. Deze vereniging organiseert jaarlijks drie ontmoetingsdagen die goed worden bezocht door de leden. Joke geeft veel lezingen over haar werk. Zowel bij bibliotheken, verenigingen als op scholen. Zij heeft ook regelmatig de leiding van een zogenaamde koffieochtend, waar zij na een lezing voor vrouwen de discussie leidt. Van ‘De wintertuin’ schreef zij zelf een scenario. Tijdens het schrijven daarvan merkte zij hoe lastig het is een psychologische roman (waarin denken en voelen de belangrijkste elementen zijn van het verhaal), te vatten in handelingen en gedrag. De film, die de titel 'Tien jaar later' draagt, werd bekroond met een internationale prijs in de categorie psychologisch drama. De film werd uitgezonden door de Evangelische Omroep. Op 'de plank' liggen nog enkele scenario's die in de toekomst geproduceerd zullen worden. Ze is meer een romanschrijver dan een filmschrijver, maar het werken aan scenario's geeft aan haar romans iets beeldends, door een woordkeus die op de verbeeldingskracht van de lezer werkt.
Bibliografie: Alle boeken werden gepubliceerd door Uitgeverij Boekencentrum te Zoetermeer, m.u.v. 'Ingelijfd', deze verscheen bij Uitgeverij Meinema. (De met * aangeduide titels zijn niet meer in de boekhandel verkrijgbaar; zij zijn alleen te vinden in de bibliotheek) Poëzie
1983 Immanuël, God onder ons* 1985 Ingelijfd* 1985 Wij stonden van verre* 1986 Het begin van de gersteoogst* 1987 Vijftig dagen tijd - meditatieve momenten* in samenwerking met Mies Westera
1989 Horizon* 1989 Achtergebleven - een handvol troost voor mensen die alleen achterbleven (4e druk 2000) 1990 Samengaan - voor mensen die elkaar gevonden hebben (2e druk 2000) 1992 Uitgesproken - voor mensen die zich uitspreken voor God (4e druk 2001) 1993 Houvast - voor als de situatie uitzichtloos lijkt (2e druk 2000) 1995 Halverwege - voor mensen tussen jong en oud (2e druk 2000) 2003 Voorbijgegaan
Verhalen
1986 Handen samen, ogen dicht - gebeden voor kinderen* 1989 Joost en Maartje - spiegelverhalen voor kinderen bij de bijbel (2e druk 1999) 1991 Licht aan de lucht - kerstverhalen en gedichten* 1994 Dichterbij het wonder - Christuslegenden opnieuw verteld* 1998 De IJsbreker - korte verhalen (3e druk 2001) 1992 Klappermelk en kinderkoffie (actieboek CLK 1992)* 2002 Wapenbroeders (actieboek CLK 2002) 2003 Binnenstebuiten, verhalen
2003 Opluisteren; verhalen, gedichten en gebeden voor christelijke feesten
2005 Spiegeling, verhalen
2005 Luisterboek Spiegeling
Romans
1995 De Wintertuin (7e druk 2005) 1997 De Rugzak (7e druk 2005) 1999 Permissie (5e druk 2005) 2001 Paradiso(2e druk 2001) 2004 Snoeitijd (2e druk 2005) Verder werkte of werkt Joke Verweerd mee aan - de bundel Er lopen scheuren door het leven (1990, Merweboek) in samenwerking met
Freek van der Veen en Henk Fonteijn; - verschillende verzamelbundels, met zowel verhalen als gedichten. - het opniemaandblad 'Christen Vandaag', sinds 1999 'CV/Koers'; zij levert voor ieder
aflevering (nu maandelijks) een kort verhaal. - andere tijdschriften b.v. 'De Strijdkreet' van Het Leger des Heils. Joke Verweerd in buitenland

Verschillende boeken van Joke Verweerd zijn inmiddels vertaald. In het Duits (vertaling Martina Merckel-Braun): De wintertuin: Mitten im Winter soll mein Garten blühen, 1999, R. Brockhaus Verlag, De rugzak: Morgenlicht über den Weiden, 2001, R.Brockhaus Verlag
Joost en Maartje: Tim und Lisa, ein Jahr voller geschichten, 1999, Oncken Verlag, Binnenstebuiten: Ein Kleid aus roter Seide, 2004, Brunnen Verlag
Snoeitijd: Späte Ernte, 2005, Brunnen Verlag
Engels (vertaling Helen Richardson-Hewitt) De wintertuin: The Wintergarden, 2001, Bethany House Publishers, USA
Op verzoek van de Amerikaanse uitgever verschijnt The Wintergarden onder de auteursnaam Johanna Verweerd, dit is tevens de volledige naam van Joke. Recensie: Schrijver: Verweerd, Joke
Titel: Snoeitijd: roman
Jaar van uitgave: 2004
Bron: Nederlands Dagblad
Publicatiedatum: 29-10-2004
Recensent: Fija Nijenhuis
Recensietitel: Moedeloze man
Chiel van der Meij leeft in een droom over vroeger; toen kuste de mooie Catharina hem en schreef ze hem brieven. Ze trouwde met zijn broer, maar Chiel weet dat ze van hem is blijven houden. Hij vlucht naar Nieuw-Zeeland. Daar hoeft hij niet te zien dat de werkelijkheid anders is. Joke Verweerd heeft in haar nieuwe roman Snoeitijd een man gekozen als vertelperspectief. Die keuze is gedurfd: het is niet eenvoudig om als vrouw vanuit het perspectief van een man te schrijven, of andersom. Verweerd heeft het zichzelf extra moeilijk gemaakt door een binnenvetter te creëren, zo'n man die alleen het hoognodige zegt en hard aan het werk gaat als er te veel op hem afkomt. Chiel is ook nog moedeloos, hij laat zijn leven regeren door praktische omstandigheden. Dat maakt het niet makkelijk sympathie voor hem op te vatten. Maar alles went. Op zeker moment verwacht je niet meer dat hij zegt wat gezegd moet worden, of de vraag stelt die in de lucht hangt. Met hem wacht je, hoop je dat een ander het doet. Soms ben je net zo opgelucht als hij als de omstandigheden een handje helpen. In Nieuw-Zeeland heeft Chiel een fruitteeltbedrijf en Effi. Ooit belandden ze bij elkaar in bed, nu komt hij af en toe bij haar langs als hij behoefte heeft aan warmte, zoals Effi zichzelf in de proloog van het verhaal voorhoudt. Chiel spreekt zich niet rechtstreeks uit over zijn reden om bij Effi langs te komen en dus blijft zijn beweegreden vaag. Terwijl hij - als je het realistisch bekijkt - gewoon behoefte heeft aan seks, hoe plat dat misschien ook klinkt. Snoeitijd is een net verhaal; Verweerd houdt de regie over haar hoofdpersoon. Daardoor wordt het nooit echt een geschiedenis van een man, ook omdat Verweerds stijl praktisch is. Door de ogen van Chiel lees je: '"Vlees!", zegt Mijntje, als Catharina de kiprollade aansnijdt. Willemijn geeft haar een kindervork in de hand. 'Dat mag je wel zelf doen'.' Let een man zó op details? En registreert een man deze gevoelens: '"lk ga koffie zetten", zegt Catharina stroef. Ze probeert haar verontwaardiging niet te laten doorklinken in haar stem; het lukt maar half.' Hier is de schrijfster aan het woord. Aan de relatie tussen Chiel en Effi is niets romantisch. Zij voldoet simpelweg aan zijn eisen: ze vraagt niks en zegt weinig. Vanwege die karaktereigenschappen heeft hij haar ook uitgekozen als inwonende medewerkster van het bedrijf. Effi doet alsof ze Chiels gedrag prima vindt, hij is in elk geval altijd welkom in haar bed. Ze is alleen gekwetst als ze na de eerste keer een loonsverhoging op haar bankafschrift ziet. Chiel merkt niets en houdt Effi op veilige afstand. Treinreis
Dan belt Catharina vanuit Nederland. Moeder is niet goed, het is beter dat haar zwager komt. Chiel stapt gehoorzaam op het vliegtuig, beseffend dat zijn laatste bezoek aan Nederland twaalf jaar geleden was. Toen stierf zijn vader en bleef hij maar een etmaal. Waarom het nu anders is, wordt niet duidelijk. Er is geen onvrede bij Chiel als hij vertrekt. Maar is er altijd een aanleiding waarom mensen gaan nadenken over hun leven? Je zou er zelfs de hand van God in kunnen zien. Verweerd beschrijft de reis en vooral het laatste stukje in Nederland, tot in detail. Chiel beleeft het veranderde Nederland intens. Een meisje met een neuspiercing, een rommelige trein, een moeder die haar dochter Chelsey noemt ("heten de kinderen in Nederland ook al Chelsey?"), Chiel is verbaasd. Hij constateert bovendien dat de trein waarin hij zit geen kans krijgt om op gang te komen. Ook het verhaal komt langzaam op gang. Gebeurtenissen dienen vooral om een beeld te geven van de geschiedenis van en de verhoudingen binnen de familie Van der Meij. Ooit bezat de familie een goed lopend fruitteeltbedrijf. Als Chiel thuiskomt, is het in het slop geraakt. De toekomst is somber. Ook bij de huidige bewoners van Chiels ouderlijk huis is van alles aan de hand: Lodewijk heeft MS, moeder Mijntje die bij het gezin inwoont, is dement, Catharina heeft het moeilijk met haar huwelijk. De enige die nog een beetje vrolijkheid in huis brengt, is Willemijn, de dochter van Lodewijk en Catharina. Of die vrolijkheid echt is, valt te betwijfelen: Willemijn zorgt voor haar oma omdat haar moeder het er regelmatig bij laat zitten. Ze houdt het huishouden draaiende. En ze weet precies wanneer er iets speelt tussen de volwassenen. Willemijn is moeder en vader tegelijk voor mensen die geen energie en goede gezondheid meer hebben. In het verhaal wordt veel gedacht, herinnerd, gesproken. Hoe verder je komt, hoe meer de hoofdpersonen mensen van vlees en bloed worden. De secuur omschreven karakters en hun ontwikkelingen zijn de kracht van deze roman. De eenvoudige vertelstijl van Joke Verweerd doet daaraan niets af. Het is duidelijk dat de schrijfster graag mensen ontleedt en daarin goed is. Daarnaast geeft ze de lezer volop ruimte zelf aan het psychologiseren te gaan. Het linkje tussen Chiel en zijn vader legt zijzelf bijvoorbeeld niet, maar dat kun je zeker zien. Chiels vader zei vroeger niet veel en toonde - volgens Catharina - nooit emoties. "Als hij uit de Bijbel las, deed hij meer zijn best op stemgeluid dan op woorden", zegt ze tijdens een zeldzaam gesprek met haar zwager. Chiel neemt het voor z'n vader op, al heeft hij het geloof ook niet behouden. Het zijn vooral de tradities die hij mist. Het irriteert hem als Willemijn na het eten uit het poesiealbum voorleest, speciaal voor oma die er toch geen bal meer van begrijpt. De vorm, daarom gaat het en daaraan heeft oma genoeg. Het geloof is nog niet helemaal uitgedoofd bij Chiel. Af en toe borrelt er een tekst bij hem boven. Op zondag gaat hij maar weer eens naar de kerk, waar hij verbaasd registreert dat er zoveel jonge gezinnen zijn. Geheel in zijn stijl vraagt Chiel aan niemand wat die mensen er doen. Het geloof speelt zo een realistische rol in het verhaal. In de kerk komt Chiel voor de keuze te staan die voor hem het keerpunt wordt. Hij zit naast Martijn, een vriend van Willemijn. De jongen heeft een problematische relatie met een Turks meisje en vraagt Chiel om hulp nu zij zwanger blijkt te zijn. Het lijkt erop dat Verweerd met dit onderdeel een actueel, maatschappelijk thema wilde aansnijden. Jammer genoeg steekt het qua diepgang nogal af tegenover de gedetailleerd beschreven familiegeschiedenis van de Van der Meijs. Een andere tegenstelling tussen beide verhalen is de vele actie in het deeltje over Martijn en zijn Turkse vriendin. Daardoor vormen beide verhalen geen eenheid en eindigt Snoeitijd nogal gehaast. Echt storend is het niet, want Lodewijk, Mijntje, Catharina en Chiel maken genoeg indruk. Als het boek dicht is, kun je nog tijden blijven mijmeren over deze familie.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Snoeitijd door Joke Verweerd"