Piet Paaltjens [François Haversmidt], Snikken en Grimlachjes. Amsterdam, 199110 [1971]. Amsterdam Em. Querido’s Uitgeverij B.V., ISBN 90 214 7791 2.
Eerste reactie
Voor mijn laatste deel van mijn leesdossier had ik nog een boek uit de periode 1880-1920 nodig. In de bieb op school ging ik op zoek naar boeken uit deze periode en maakte een lijstje met potentiele boeken. Op dit lijstje kwam ook de gedichtenbundel Snikken en grimlachjes van Piet Paaltjens voor. Ik was nieuwsgierig naar de ironisch overkomende titel. Toen ik na het boek had gevonden in de bied op Oosterheide leek het boek me leuk genoeg om me verder in te verdiepen.
Nadat ik de bundel gelezen had, was ik verwonderd over de kunst waarmee Haversmidt verschillende situatie bijzonder grappig beschrijft. Ik moet hierbij vermelden dat het noodzakelijk is om eerst de voorafgaande ‘inleiding’ te lezen die geschreven is door Rob Nieuwenhuys. Hierin wordt beschreven hoe de gedichten van Haversmidt bedoeld zijn en wat de ontstaansgeschiedenis is van Piet Paaltjens.
Het gedicht dat mij het meeste aansprak was Drie Studentjes uit Romancen, omdat het een hele leuke parodie is op een oud kinderversje en tegelijkertijd spot met Haversmidt zelf.
Verdieping
Deze gedichtenbundel bevat meerdere situaties en thema’s, maar het is heel opvallend dat in alle gedichten de ironie slaat op de schrijver zelf. Wanneer iets niet is gelukt, wanneer Haversmidt bijvoorbeeld rouwt om een zeer kortstondige ontmoeting met een beeldschone dame, lijkt het als of hij onbewust de schuld aan zichzelf geeft. Het is leuk om dit tussen de regels door te kunnen lezen.
De bleeke jongeling is het eerste gedicht dat ik uit deze bundel gekozen heb om verder uit te lichten. Het gedicht beschrijft een bleke jongeling die Piet Paaltjens voor moet stellen toen hij gezien werd aan de noordkust van Friesland.
In Immortellen 1850-1852 C is heel goed de “Weltschmerz” van Paaltjens en dus Haversmidt te proeven. Het gedicht begint vrij positief maar eindigt verbitterd omdat de dichter geen vertrouwen meer heeft in de wereld. Niemand lijkt hem te begrijpen en daar maakt Haversmidt zich zeer druk over.
Liefdewraak beschrijft het gevaar van de liefde wanneer deze om kan slaan in haat. Hierbij komt van der Vliet voor in het gedicht. Hij was een boekhandelaar, tijdschriftleider en dichter die in 1851 overleden is. In het gedicht wordt hij aangehaald omdat hij al eerder heeft gewaarschuwd voor de gevaren van de liefde. De Friesche Poeet laat heel goed zien dat Haversmidt gebeurtenissen ironieseerd. Het is namelijk bekend dat Haversmidt alles wat hij liefhad belachelijk maakte en afkraakte. Dit is bij Friesland ook het geval; hij hield veel van deze provincie maar wilde dit niet laten blijken en dreef daarom spot met haar.
Als laatste wil ik Drie Studentjes aan bod laten komen, het gaat over het leven van Piet Paaltjens en zijn vrienden zelf. Het gedicht beschrijft op een stereotype manier gebeurtenissen die in Piet studentenleven voorkomen. Vrienden die in het gedicht voorkomen zijn Stegerhoek (een manegehouder), Hees (pikeur), Zuur (stalhouder) en Wydung (een wijnhandelaar).
De oorspronkelijke uitgave van deze bundel, die bestond uit de gedichten zonder het commentaar van Rob Nieuwenhuys, werd in 1867 voor het eerst uitgegeven. In Schiedam.
François Haversmidt werd geboren in Leeuwarden op 14 februari 1835. Van 1852-1858 studeerde hij theologie aan de universiteit van Leiden en na zijn studie, in 1859, werd hij predikant in een plaatjes genaamd Foudgum. Foudgum was een orthodoxe gemeente waar Haversmidt zich als vrijzinnig predikant niet thuisvoelde daarom verhuisde hij in 1862 naar Den Helder en in 1864 verhuisde hij opnieuw, dit keer naar Schiedam. Haversmidt hield op vele plaatsen lezingen, van deze lezingen zijn nog maar enkele bewaard gebleven in de bundel Familie en kennissen (1876). Blijkbaar was Haversmidt een geboren verteller en werd hij ook door vele geliefd bevonden. Zo getuigt een tijdgenoot: “Wie Haversmidt niet heeft gehoord, heeft hem niet gekend. Hij maakte alles levend met zijn stem, met zijn ogen met zijn glimlach, met zijn gebaar. Haversmidt overeleed in 1894 in Schiedam. Het verhaal van Piet Paaltjens is echter een verhaal apart; we weten nu dat Piet Paaltjens een pseudoniem is van François Haversmidt, maar toen de bundel werd uitgebracht werd Piet Paaltjens voorgesteld als een overleden vriend van Haversmidt. Haversmidt had zogenaamd een dichterlijke nalatenschap samengesteld voor zijn inmiddels overleden vriend. De nalatenschap wordt echter zeer ongeloofwaardig door een inleidend stukje waarin Piet Paaltjens wordt voorgesteld. Zo doet Haversmidt vermoeden dat Piet Paaltjens, een bleke man met holle kaken, een miskend genie was en dat hij niet veel vrienden had. Vandaar dat Haversmidt schrijft dar niet veel mensen Piet nog zullen herinneren. Piet voelde zijn dood aankomen een heeft daarom aan Haversmidt gevraagd zijn gedichten postuum te publiceren. Of Piet Paaltjens werkelijk dood is, is niet duidelijk; hij namelijk raadselachtig verdwenen tussen de biljarttafels op de sociëteit. Het is ook moeilijk een precieze datum aan te wijzen van de verdwijning omdat alle data gefingeerd waren. Bovendien duikt Paaltjens later in de tijd, volgens Haversmidt in 1862, weer op aan de noordkust van Friesland. Maar voordat men hem kon benaderen liet hij zich in een bootje zakken en dreef weg naar Schiermonnikoog. Weer een paar jaar later zou hij op een wereldtentoonstelling in Parijs gesignaleerd zijn. Pas drie jaar na de verschijning van deze bundel liet Piet Paaltjens zelf iets van zich horen. Hij schreef een brief aan haversmidt waarin hij zegt dat hij het tegenovergestelde is geworden van wat hij vroeger was. Hij schrijft onder andere dat hij een doodbidder is geworden. Zeer opmerkelijk is de gelijkenis tussen het handschrift van Piet Paaltjens en François Haversmidt. Weer een jaar later schrijft Paaltjens in de tweede druk van Snikken en Grimlachjes dat hij totaal is veranderd. Hij is aangekomen en geniet weer van het leven. Maar volgens Rob Nieuwenhuys, die de inleiding van deze bundel verzorgd, is dit echter “een poging van Haversmidt om zijn sombere tweelingbroer onschadelijk te maken. Maar Piet Paaltjesn liet zich niet bezweren door zich eenvoudig blijmoedig te laten verklaren. Hij was nu eenmaal die hij was en dat wil zeggen: dàt deel van Haversmidt dat melancholie vertegenwoordigde, zijn Weltschmerz, zijn hang naar het macabere, zijn verlangen naar, en zijn angst voor de dood en dit alles letterlijk in het absurdum.”. Haversmidt realiseerde zich dat hij echter niet zonder zijn tweelingbroer kon omdat deze een uitlaatklep was voor zijn gevoelens.
Ik ben van de overtuiging dat deze bundel zeer typerend is voor deze schrijver. Zijn ironie, bijna sarcasme, kan gezien worden als een handelsmerk van Haversmidt.
In de negentiende eeuw speelde poëzie nog steeds een belangrijke rol in het openbare leven. Het was belangrijk en niet ongewoon dat gedichten werden voorgedragen aan een publiek. Vooral bij officiële gelegenheden, zoals feesten, openingen en jubilea, hoorde een dichter die een toepasselijk gedicht voordroeg. In dit opzicht is deze bundel zeer typerend voor deze periode omdat deze geschreven is door een schrijver die zeer goed was in het verwoorden van zijn gevoelens, of juist frustraties.
Beoordeling:
Bijna alle gedichten in deze bundel hadden een positieve werking op mij. Slechts een tweetal gedichten vond ik moeilijk te begrijpen, omdat ik de ironie achter het gedicht niet goed kon ontdekken. Hierdoor kon ik niet de ware essentie van het gedicht bepalen. Dit vond ik wel jammer maar ik denk dat het voor een meer ervaren lezer dan ik het zeer leuk is om deze bundel te lezen. Ik raad deze bundel dan ook aan iedereen aan die een beetje geïnteresseerd in literatuur en gedichten en die zich al wat meer heeft verdiept in de literatuur.
Het leukste gedicht voor mij is nog steeds Drie Studentjes omdat de ironie van dit gedicht afdruipt. Bij het lezen van dit gedicht kwam er geen grimlach maar een glimlach op mijn gezicht, die hoe verder ik kwam in het gedicht alleen maar breder werd.
REACTIES
1 seconde geleden
A.
A.
Dit dichtbundel komt dus uit 1867 en lijkt me dus niet erg geschikt voor de periode 1880-1920?
14 jaar geleden
Antwoorden