Hoofdstuk 1 (pagina 5)
We maken kennis met de hoofdpersoon, Jan Razelius. Hij en zijn vrouw Kerstin zijn vrij recent verongelukt met de auto. Hij overleefde het, en zit momenteel rouwend in revalidatie; zij overleefde het niet. Razelius woont op een eiland ergens in Zweden, en heeft vanuit zijn woning uitzicht op een baai met een vuurtoren. Tijdens zijn revalidatie wordt hij geholpen door zijn dochter An, en verpleegster Margaretha. Zijn dokter heet Gustafsson, een man van weinig woorden.
Razelius keert terug naar de locatie waar het ongeluk is gebeurd, een viaduct een kilometer verderop, en vraagt zich af wat er precies is gebeurd. Onderweg komt hij bij een kerkje twee bekenden tegen, studenten, Gösta en Göran (de dikste). Hij kwam het duo tegen samen met studente Reinhilde (Duitse naam).
*Op pagina 13 wordt gesproken over een ‘hersenschim,’ de titel van het bekendste boek van Bernlef.
Hoofdstuk 2 (17)
Razelius herleeft vaak het ongeluk, en neemt dan zijn voorgeschreven medicatie (groene pilletjes). Siw Aspenström, de vrouw van de dominee, wordt geïntroduceerd.
Ook maken we kennis met de oplossingsgerichte politieman Isak Petterson en zijn vrouw Karin. Petterson assisteert Razelius in het opmaken van een politierapport over het voorval.
Het politierapport wordt behandeld, en er wordt meer duidelijk over Razelius. Hij is geboren op 13 februari (mijn verjaardag!) 1928 in Amsterdam. Zijn vrouw Kerstin (Arvedsson) is geboren op 3 mei 1930 in Sune. Ze zijn getrouwd in 1951, en kregen in 1952 hun enige kind, An. De auto waarmee het ongeluk gebeurd was een donkerblauwe Volvo Garant uit 1967.
Het ongeluk zelf vond plaats op 12 september 1970 om 18.15 uur. We weten dat Razelius al enkele maanden aan het revalideren is, dus speelt het verhaal zich waarschijnlijk af in 1971. Dus, Razelius is 43 jaar, An is 18 jaar, en Kerstin is overleden op 40 jarige leeftijd. We maken kennis met Malmborg, de beheerder van de jachthaven en de eigenaar en reperateur van boten. De dag van het ongeluk waren Razelius en Kerstin aan het kijken voor een zeilboot.
Het wordt al snel duidelijk dat Razelius lijdt aan PTS (post-traumatische stoornis), en kan zich de trigger van het ongeluk niet meer herinneren. Petterson laat het er daarom maar bij in zijn verslag.
An en Margeretha wonen bij Razelius in. Elke avond voor het slapen gaan bezoekt An Razelius, om steun te vinden bij elkaar. Nu ze wat ouder aan het worden is, begint de uiterlijke gelijkernis tussen An en Kerstin pas echt op te vallen. Ook An slikt medicatie, blauwe pilletjes.
Hoofdstuk 3 (29)
Er word meer over het eiland duidelijk. Er wonen niet meer dan een paar honderd mensen. Er zijn 5 winkels een hotelletje, een postkantoor en een marktplein met zomerhuizen van mensen. De enige bezienswaardigheden zijn het kerkje en de oude ijzermijn.
Razelius werkte voor het ongeluk op een boot.
Hoofdstuk 4 (33)
Razelius maakt een ommetje. Hij komt onderweg langs het autokerkhof van Pär Tranströmer. Als hij zijn vermorzelde auto tegenkomt, schiet hem ineens een korte herinnering tebinnen: de aanblik van het toegetakelde lichaam van zijn vrouw.
Gebroken keert hij terug naar huis en grijpt daar naar de fles.
Razelius vraagt bij dokter Gustafsson waarom zijn dromen veranderen in een sortiment sexdromen met een jonge blonde bleke vrouw. Gustafsson wijdt het aan verwarring, en geeft zijn standaardantwoord: “Het eerste jaar is het moeilijkst.” Er wordt meer over dokter Leif Gustafsson bekend; hij is 54 jaar, een verlegen man van weinig woorden, maar altijd straight to the point.
Hoofdstuk 5 (42)
15 september was de datum dat hij voor het eerst zijn ogen opende na het ongeluk, in het ziekenhuis. Dit was tevens ook de dag waarop Kerstin werd begraven.
An was te laat op de begrafenis. Ze was op de dag van het ongeluk op vakantie. Toen ze het verschrikkelijke nieuws te horen kreeg kwam ze zo snel mogelijk naar het eiland, maar ze kist lag al onder de grond voor ze aankwam. Ook Razelius heeft de begrafenis gemist, omdat hij buiten bewustzijn was.
Hoofdstuk 6 (46)
Razelius bezoekt het kerkje en het kerkhofje. Petter Thalberg, de koster, verzorgt het kerkhofje. Vier studenten (Gösta, Göran, Reinhilde en Stefan Pahlman) brengen een muurschildering in het kerkje onder een laag witkalk vandaan. De professor, Örjan Gåta, de dominee, Birger Aspenström (52), en Razelius bekijken het resultaat.
Na het kerkbezoek drinken Razelius en de dominee een kopje koffie in de pastorie, en proberen tevergeefs een theologische discussie op te bouwen rond Kerstins dood.
Hoofdstuk 7 (55)
Sinds Razelius uit het ziekenhuis ontslagen was, keerde voor het eerst zijn (seksuele) verlangens naar vrouwen terug. Al vrij snel na de eerste thuiszorg bezoekjes ontstond er tussen Margaretha en Razelius een seksuele relatie. Ze was een mooie vrouw voor haar leeftijd, Razelius schatte haar rond de 45. Liefde speelde geen rol, hun relaties was puur lichamelijk.
An was van plan na haar vakantie te gaan studeren, maar na het ongeluk trok ze toch bij haar vader in. Razelius liet haar beloven alsnog te gaan studeren als hij weer kon werken. Razelius hield de verhouding tussen Margaretha en hem geheim voor An.
Hoofdstuk 8 (63)
Na een wandeling komen Razelius en Margaretha elkaar toevallig tegen bij het haventje. Zonder duidelijke reden pakt hij Margeretha’s arm vast. An, die 300 meter verderop werkt in het kruidenierszaakje, ziet dit, en vermoedt dat er iets speelt tussen de twee.
Hoofdstuk 9 (68)
Inmiddels zijn de studenten steeds verder met het blootleggen van de muurschildering in het kerkje. Als Razelius er naar vraagt, zegt Stefan dat het erop lijkt dat ze een diagram hebben ontdekt.
Razelius nodigt Stefan uit om op bezoek te komen.
Hoofdstuk 10 (72)
Margaretha vertrekt voor twee dagen naar de stad, naar een zieke broer. Tijdens de afscheidsmaaltijd wordt stevig gedronken.
Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden