Schaduw van de wolf door Els Florijn

Schaduw van de wolf

Na de dood van hun moeder (Jetta) gaan Nina en Simon op kamers wonen. Nina en Simon zijn een tweeling, maar gaan niet samen op kamers. Nina gaat in Utrecht op kamers, haar broer in Amsterdam. Ze studeert Engels aan de universiteit. Simon studeert Frans. Ze raakt bevriend met mart, een andere student die ook in de flat woont. Nina probeert contact te zoeken met Simon, maar ze hoort niks van hem. Nina heeft veel herinneringen aan vroeger. Ze droomt over de wolf (het kwade) en ze word verlost door een boswachter (een goddelijke figuur). Ze raakt verliefd op Mart, maar dan opeens staat haar broer Simon voor de deur. Hij heeft hulp nodig. Hij moet weg uit Nederland en hij wil samen met Nina naar hun familie in Italië. Nina besluit dat ze mee gaat. In Italië ontmoeten ze hun familie, die ze nog niet kenden. Nina voelt zich alleen, ze kan geen Italiaans en een gesprek voeren met haar familie gaat moeizaam. Gelukkig kan ze met haar oma Engels praten, aangezien haar oma drie jaar in Engeland heeft gewoond. Ze ziet foto’s van haar vader en komt steeds meer over hem te weten. Nina vraagt zich af waarom Simon naar Italië wilde, en luistert een telefoongesprek af. Ze komt erachter dat de broer van Simons vriendin hem dood wilde hebben. Simon en Nina gaan samen met hun neven, Pietro en Felice een bergwandeling maken. Ze ontmoeten een man die wat meer verteld over hun vader. Hij kon hen niet veel vertellen, maar één ding weten ze zeker. Hun moeder Jetta dacht dat hij het vaderschap niet aankon en dat hij daarom was vertrokken, maar de man die ze tegenkwamen vertelde dat hij waarschijnlijk is verongelukt in de bergen.

Op een geven moment lijkt het alsof Felice in een richel van een rots viel, met diep eronder een groot meer. Nina wilt hem helpen met tegenzin van Simon en Pietro. Felice zat helemaal niet vast en kon makkelijk naar boven klimmen. Nina lukt dat niet zo makkelijk en raakt in paniek. Ze krijgt angst in de vorm van de wolf. Op de richel denkt ze na, over haar vader waarvan ze overtuigd is dat hij is verongelukt. Ze denkt terug aan Maria die zei dat ze moest hopen en ze krijgt weer kracht om door te klimmen. In de laatste zin staat: ‘toen kwam de jager’, waarmee Nina haar angst helemaal overwonnen heeft.