De koning van de dieren, de leeuw Nobel, had besloten dat er tijdens Pinksteren een hofdag gehouden zou worden. Alle dieren waren aanwezig, op één na: Reinaert. Hij had al zoveel misdaan bij de overige dieren, dat hij alleen nog maar kon rekenen op de steun van zijn neef Grimbeert, de das. Normaal gesproken was de hofdag een gezellig onderonsje, iedereen zag elkaar weer. Je kon gezellig babbelen over koetjes en kalfjes. Maar niet deze keer.
Isengrijn, de wolf, beschuldigde Reinaert van allerlei misdaden;
Het Franse, bekakte hondje Courtois beklaagde zich erover (in het Frans) dat Reinaert in een koude winter zijn laatste worst had gestolen. Courtois moest wel toegeven dat hij de worst had gestolen van Tibeert de kater.
Pancer, de bever, vertelde hoe Reinaert de haas Cuwaert tot kapelaan op wilde leiden. Hij had Cuwaert gedwongen samen met hem het credo te leren. (Dat was nogal dubbelzinnig, Reinaert had Cuwaert gedwongen seksuele handelingen met hem te verrichten).
Isengrijn drong erop aan dat Reinaert ter dood veroordeeld moest worden. Grimbeert, de das, hield een vurig pleidooi voor zijn oom. Hij vertelde dat Isengrijn zelf ook niet bepaald een lieverdje was, ook was Reinaert kluizenaar geworden. Hij droeg een haren boetekleed en raakte geen vlees meer aan.
Terwijl Grimbeert dit pleidooi hield, naderde er een droevige stoet: de dochter van haan Cantecleer, kip Coppe, was door Reinaert op lelijke wijze te pakken genomen. Reinaert was naar Cantecleer gegaan en had hem verzekerd dat hij het aardse leven vaarwel had gezegd. Cantecleer geloofde Reinaert en was met zijn kinderen buiten de bescherming van het hoenderhof gekomen. Ze waren nog maar net buiten, of Reinaert stortte zich op de kippen. Cantecleer had nu nog maar vier van zijn vijftien kinderen.
De koning was furieus en besloot Reinaert te dagvaarden. Na de begrafenisceremonie van kip Coppe stuurde hij beer Bruun, een van zijn trouwe onderdanen, naar Maupertuus, de burcht van Reinaert. Reinaert was van adel en had het recht drie maal gedagvaard te worden. Bruun kwam na een lange tocht aan bij Reinaert en verkondigde dat Reinaert met hem mee zou gaan naar de koning. Reinaert antwoordde dat hij wel zou willen, maar dat hij teveel had gegeten van een onbekende spijs. Die onbekende spijs waren honingraten, die zijn maag eigenlijk niet kon verdragen. Hij vertelde Bruun, die wel trek had in een lekker maaltje dat er honing te vinden was op het erf van de boer Lamfroit. Reinaert beloofde Bruun dat hij hem zou wijzen waar de honing was, en zo vertrokken ze samen naar boer Lamfroit. Reinaert wees Bruun de gespleten eik, waarin volgens hem de honing zat en waarschuwde hem om niet te gulzig te zijn. Maar Bruun had zo'n trek gekregen dat hij met kop en voorpoten door de gespleten boom heen ging. Bruun zat in de val!!! Reinaert maakte hierover zo'n spottende ophef dat de boer werd gewaarschuwd. Lamfroit trommelde zo veel mogelijk dorpelingen op en ging naar de eik waar Bruun in vast zat. Ook waren de pastoor, zijn vrouw Julocke en de koster erbij. Ze waren gewapend met harken, stokken, bezems en dorstvlegels. Bruun werd helemaal afgetuigd. Hij verloor bij dit ongelijke gevecht zijn oor en zijn wangen. De vrouw van de pastoor, Julocke, gaf Bruun op het laatst nog zo'n harde klap dat Bruun tussen een groepje vrouwen terechtkwam. Vijf van die vrouwen, waaronder Julocke, vielen in een rivier. Bruun kon ontsnappen omdat de pastoor zich alleen maar bekommerde om zijn vrouw; Bruun was op dat moment niet belangrijk meer. Toen Bruun weer op land was geklauterd, werd hij nog door Reinaert bespot. Bruun wist toch nog, al kruipend en schuivend, het hof van koning Nobel te bereiken.
Koning Nobel riep meteen de hoogste edelen bijeen voor een spoedoverleg. Nobel besloot dat hij toch het reglement moest eerbiedigen; Reinaert wás van adel en had dus het recht om drie keer een dagvaarding te krijgen. Nobel besloot toen om Tibeert, de kater, als bode naar Maupertuus te sturen.
Tibeert had wel de reputatie wijs en voorzichtig te zijn, maar dat bleek niet waar te zijn... Reinaert beloofde de kat dat hij mee zou gaan naar het Hof. Tibeert zag geen bezwaren. Reinaert stelde voor dat Tibeert zou blijven overnachten, en dat hij ook bleef eten. Reinaert beweerde dat hij een plek kende, waar heel veel lekkere vette muizen rondliepen. Tibeert liep in de val van Reinaert, zo gingen ze samen op weg naar de lekker muizen die Reinaert aan Tibeert had beloofd. De muizen leefden in de schuur van de pastoor. Reinaert wist waar de pastoor een strik had gespannen. Reinaert had namelijk kortgeleden een haan van de pastoor te pakken gekregen. Reinaert zorgde ervoor dat Tibeert vast kwam te zitten in de strik. Tibeert maakte zo'n kabaal dat de bewoners werden gewekt. De bewoners gingen de arme Tibeert te lijf en probeerden hem te vermoorden. Tibeert wist, gelukkig voor hem, te ontkomen door de pastoor in zijn geslachtsdeel te bijten. Julocke, de vrouw van de pastoor, bekommerde zich nog het meest om het feit dat de pastoor nu waarschijnlijk nooit meer zin zou hebben in het liefdesspel. Tibeert bereikte het Hof, ook zwaar gehavend.
Niemand was nog bereid Reinaert zijn laatste dagvaarding over te brengen. Alleen Grimbeert, zijn neef en advocaat, had er nog genoeg moed voor. Hij vertrok naar zijn oom. Hij slaagde er uiteindelijk in zijn oom te overtuigen mee te gaan naar het Hof van koning Nobel. Reinaert nam afscheid van zijn vrouw Hermeline en zijn kinderen Reynaerdine en Rossel. Tijdens de reis naar koning Nobel biechtte Reinaert al zijn zonden op: hij had Bruun en Tibeert te grazen genomen, Cantecleer van zijn kinderen beroofd, Isengrijn op verschillende manieren gekweld. Hij beloofde ook beterschap en vroeg of Grimbeert hem kon kwijtschelden van zijn zonden. Omdat de doodstraf boven het hoofd van Reinaert hing, vroeg hij om de lekenbiecht. Als iemand op het punt stond te sterven, mocht iedere leek de biecht afnemen. Als boetedoening gaf Grimbeert zijn oom met een twijgje veertig slagen Dat was een erg milde straf. Daarna nam de das de lekenbiecht af. Grimbeert had echter grote moeite om zijn oom in bedwang te houden, toen ze langs een nonnenklooster liepen. Daar waren namelijk vette ganzen en kippen. Grimbeert werd boos op zijn oom en vertelde hem dat hij net gebiecht had en nu alweer wilde zondigen; Reinaert toonde berouw van zijn zonden, en ze gingen verder.
Toen het drietal bij Maupertuus aankwam, vroeg Reinaert aan Cuwaert of hij mee naar binnen wilde gaan, om zijn kinderen te troosten. Cuwaert ging mee; had hij dat nou maar niet gedaan, ze waren nog maar net binnen, of Reinaert beet Cuwaert zijn nek door. Het vossengezin smulde van de lekkere vette haas. Reinaert vertelde Hermeline, zijn vrouw, dat de maaltijd een zoenofferwas van koning Nobel; de haas zou namelijk de eerste zijn die Reinaert, onterecht natuurlijk, had beschuldigd. Hij vertelde zijn vrouw wel dat ze het beste met de kinderen kon vluchten, omdat de koning spoedig minder goedgezind zou worden. Hermeline vertelde Reinaert dat hij wel eerst op pelgrimstocht moest gaan, maar Reinaert vond dat tijdverspilling; hij had de koning toch misleid met een niet-bestaande schat. De koning zou hem eeuwig haten, wanneer hij dat ontdekte.
Belijn stond ondertussen nog steeds buiten te wachten. Hij werd ongeduldig en riep naar Cuwaert: ' Cuwaert, laat de duivel het regelen. Hoelang moet Reinaert je daar nog houden? Waarom kom je niet naar buiten, dan kunnen we gaan'(versregel 3204 t/m 3206)
Toen Reinaert naar buiten kwam, vertelde hij Belijn dat Cuwaert nog een tijdje bij zijn gezin zou blijven; ze waren ontroostbaar. Reinaert vertelde hem ook dat de koning hem had gevraagd om hem nog een paar woorden te schrijven. Hij vroeg aan Belijn of hij de brief aan de koning wilde geven. Belijn zei dat hij wel zou willen, als hij iets had om de zeer belangrijke brief in te doen. Reinaert had dat allemaal allang geregeld. Hij overhandigde Belijn zijn pelgrimstas met daarin de kop van Cuwaert. Belijn ging op weg, met de "wijze" raad om de koning te vertellen dat híj had geholpen de brief op te stellen. Belijn ging op weg naar de koning met de tas van Reinaert met daarin de vermeende brief. Belijn had Reinaert wel moeten beloven de tas niet te openen. Toen de ram aankwam bij de koning, was deze heel verbaasd en vroeg meteen naar Reinaert. Belijn vertelde hem dat hij alleen door was gegaan naar Rome, maar dat hij een brief had van Reinaert. Hij had zelf geholpen met het opstellen van de brief. Nobel gaf zijn bode Botsaert de opdracht de tas te openen en de brief voor te lezen. Toen Botsaert de tas opende, haalde hij de kop van Cuwaert eruit. De koning begon zijn woede te uiten toen hij had beseft hoe erg hij was bespot en bedrogen door de sluwe vos. Firapeel, het luipaard, sprong naar voren. Hij was nog familie van de koning. Op zijn aanraden werden Isengrijn, Hersint en Bruun in ere hersteld. Ze werden terug betaald door Belijn en zijn familie vogelvrij te verklaren. Dat betekende dat ze mochten worden opgegeten door degene die er zin in had. Ook Reinaert de vos werd vogelvrij verklaard, maar hij was al lang met zijn familie naar een andere wildernis vertrokken.
De bijpersonen
Nobel de leeuw was de koning van alle dieren. Hij doet zich erg rechtvaardig voor, en was dat ook soms. Hij gaf Reinaert het recht zich te verdedigen Maar uiteindelijk blijkt dat hij alleen maar zijn rijkdom en macht wil vergroten. Hij is helemaal niet nobel.
Isengrijn de wolf is de eerste die Reinaert beschuldigd van allerlei misdaden. Zo zou Reinaert Hersint, zijn vrouw, hebben verkracht en zijn kinderen hebben mishandeld. Hij is ook degene die voorstelt dat Reinaert ter dood veroordeeld moet worden. Hij is een huichelachtige wolf die alleen maar aan zijn maag denkt.
Bruun de beer is een domme beer. Hij is heel inhalig. Zo lang hij maar genoeg te eten heeft is hij tevreden. Hij is de eerste die Reinaert moet dagvaarden. Maar hij loopt in de val en wordt afgeranseld door onder andere de pastoor.
Tibeert de kater denkt dat hij slim is en heeft ook die reputatie, maar Reinaert is ook hem te snel af. Gelukkig weet Tibeert zich nog wel te verdedigen tegenover de pastoor. Hij was de tweede die Reinaert moest dagvaarden.
Grimbeert de das was een neef van Reinaert en ook zijn advocaat. Hij was de derde en laatste die Reinaert moest dagvaarden. Dat hij Reinaert verdedigt betekent niet dat hij dikke maatjes met zijn oom is. Hij wil alleen de naam van de clan(familie) zo hoog mogelijk houden.
Courtois is een bekakt Frans hondje. Zijn naam komt van het Franse 'courtois' wat beleefd betekent. Hij klaagt alleen over onbenullige dingen zoals een gestolen worst.
Cantecleer de haan verliest negen van zijn vijftien kinderen aan Reinaert. Cante cleer (cante cleer) betekent helder (klaar) zingen ( van het Franse 'chanter')
Cuwaert de haas is een angstig haasje, een angsthaas. Toch doet hij wat de koning hem opdraagt. Cuwaert betekent lafaard (vanuit het Engels 'coward').
Firapeel het luipaard is familie van de koning. Hij stelt voor om Bruun, Tibeert en Isengrijn weer in ere te herstellen.
De pastoor wordt door Willem, de auteur, bespot. Als er vijf vrouwen in een rivier vallen, bekommert hij zich alleen om zijn vrouw Julocke. Hij belooft degene die zijn vrouw zal redden absolutie (dat betekent dat hij die persoon zal vrijstellen van alle schulden). De pastoor is getrouwd!!! Dat mag niet, elke geestelijke moest het celibaat afleggen; daarin staat onder andere dat je niet getrouwd mag zijn.
Willem spot dus met de wijze waarop de lage geestelijkheid met het celibaat omspringt. Er wordt ook verteld dat de pastoor tot driemaal toe naakt uit zijn bed komt. Ook vertelt zijn vrouw Julocke dat de pastoor (nadat Tibeert hem in zijn edele delen had gebeten) nu geen zin meer zal hebben in het liefdesspel.
De rest van de personages is niet zo belangrijk. De dieren komen niet echt aan bod. En de andere mensen worden afgeschilderd als domme mensen. Alles lijkt misvormd te zijn aan de mensen. Zo heb je Ludolf met de kromme vingers, Ludmoer met de kromme neus en kleine Hugo met de kromme benen. De mensen hebben ook geen verfijnde vechttechniek.
Willem heeft op de dieren allerlei menselijke eigenschappen getransponeerd (antropomorfisme) maar vooral de negatieve: hebzucht, ijdelheid, domheid, egoïsme, brutaliteit, onbenulligheid en lichtgelovigheid. Dat wordt door Willem met groot plezier beschreven.
Thematiek in het verhaal
Het thema is kritiek op de (standen) maatschappij, het tonen van een verkeerde wereld.
Ook de geestelijkheid wordt door Willem aangepakt. De pastoor is getrouwd, heeft een zoon en gedraagt zich onzedelijk. Als Tibeert de pastoor in zijn edele delen bijt, vindt Reinaert dat dat wel goed is voor de pastoor. Omdat hij te vaak met zijn vrouw in bed ligt en te weinig de kerkklokken luidt.
De boeren worden ook goed aangepakt door Willem. Zij zijn dom en geloven alles wat de pastoor ze vertelt.
De dubbelzinnigheid in het verhaal
Veel namen in het verhaal van Reinaert de vos hebben een dubbele betekenis.
Zo betekent Hersint (de vrouw van Isengrijn die door Reinaert verkracht zou zijn) zij heeft er wel zin in.
En Nobel de koning der dieren is helemaal niet nobel. Hij is dom, hebzuchtig en egoïstisch.
Reinaert leert Cuwaert het credo (de geloofsbelijdenis) door hem tussen zijn benen te klemmen. In het Middelnederlands konden de volgende geestelijke termen dubbelzinnig worden opgevat:
U 'Kapelaan maken' stond waarschijnlijk voor masturberen.
U Bij de term 'Credo leren' kan men denken aan een homoseksuele relatie.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden