Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Oud en eenzaam door Gerard Reve

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
Boekcover Oud en eenzaam
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • Klas onbekend | 5639 woorden
  • 28 juli 1999
  • 33 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
33 keer beoordeeld

Boekcover Oud en eenzaam
Shadow
Oud en eenzaam door Gerard Reve
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Titel
Oud en eenzaam

Auteur
Gerard Reve

Pagina's
285

Uitgever
Elsevier

Jaar uitg.
1978

Plaats uitg.
Amsterdam

Andere werken
De Avonden (1947), Werther Nieland (1949), Nader tot U (1966), De vierde man (1981), Het Boek van Violet en Dood (1996).

Onderwerp
De belangrijkste onderwerpen van Oud en eenzaam, homoseksualiteit, eenzaamheid en het gevoel nergens bij te horen, zijn onderwerpen waar ik persoonlijk weinig tot geen ervaring mee heb. Dit zou ervoor kunnen zorgen dat het onderwerp voor mij niet interessant is, maar het tegendeel is waar. Juist omdat ik er geen ervaringen mee heb, was het boek boeiend om te lezen. Het onderwerp is niet zo origineel, maar door de diepgang van het verhaal en de manier waarop de gevoelens en gedachten van Gerard aan de orde komen, is dit toch niet zomaar een boek over eenzaamheid en heeft het mij wel aan het denken gezet.

Gebeurtenissen
De gedachten van de hoofdpersoon zijn belangrijk in het boek, maar ook de gebeurtenissen worden uitvoerig besproken. Door de flashbacks in het boek bleef het spannend om te lezen en liepen de gebeurtenissen goed en logisch in elkaar over. Er zijn een aantal schokkende gebeurtenissen zoals een verhaal dat verteld wordt over een marteling van een jongen die boven een vuur hangt. Gerard, dan 9 jaar oud, stelt zich dit levendig voor en voelt er zelfs een soort gebot bij waar hij zich tegelijkertijd weer voor schaamt. Voor mijn gevoel is dit niet erg geloofwaardig, maar dit komt misschien doordat ik een heel ander verleden heb dat Gerard Reve. Door de uitgebreide omschrijvingen wordt de wat sombere sfeer goed weergegeven. Ik vond de tweede flashback over het communistische kamp en de jongens die Gerard in die omgeving ontmoette een beetje ver gezocht en die personen gingen voor mij dan ook niet echt leven maar bleven echt cliché's: een eenzame homoseksuele snoepverkoper en een nuchtere protestantse boerenzoon. De eerste flashback over Gerards tijd in Londen en de belangrijkste verhaallijn over Frankrijk en het bespieden van René vond ik daarentegen wel boeiend. Ik was minder tevreden over het einde, omdat ik meer hou van een open einde, want op die manier kun je zelf nog verder nadenken over hoe het af zal lopen met de hoofdpersoon.


Bouw
Het verhaal begint met een beschrijving van het verleden van Gerard en zijn voorouders (In Memoriam). Hierna komt het verhaal snel op gang en is het meteen interessant. De opbouw is logisch en begrijpelijk, omdat gebeurtenissen in de belangrijkste verhaallijn de flashbacks oproepen. Het gieren van de wind op de schuurzolder zorgt er bijvoorbeeld voor dat Gerard terugdenkt aan de tijd in het communistische vakantiekamp, waar de wind ook zo woei. De opbouw is ook duidelijk: Na het gedicht Avondrood begint de eerste flashback, na Weerzien de tweede. Deze overzichtelijke bouw zorgde voor een duidelijk en prettig te lezen boek.

Personages
Hoewel niets over het uiterlijk van Gerard Reve geschreven wordt, kom je veel te weten over zijn karakter, wat ervoor zorgde dat ik me gemakkelijker in hem kon verplaatsen. Toch was hij niet echt herkenbaar voor mij, omdat hij zich in een totaal andere situatie bevond en een ander verleden achter zich had. De bijfiguren zijn niet echt voor me gaan leven, omdat ik, zoals ik bij gebeurtenissen al beschreef, meer het gevoel had dat het carricaturen waren in plaats van echte mensen. Alleen Jane Raleigh was wel redelijk herkenbaar en daardoor wel sympathiek.

Stijl
Het taalgebruik is wat hoogdravend en poëtisch. De schrijver maakt gebruik van lange, soms moeilijk te begrijpen zinnen. Dit komt vaak door het gebruik van veel bijzinnen en bijvoegelijke naamwoorden. Het taalgebruik vond ik wel humoristisch door het gebruik van vreemde uitdrukkingen (winderig weder) en een afwijkende manier waarop woorden geschreven worden (funksie, plestik). Er is weinig dialoog doordat de nadruk vooral ligt op de gedachten en het verleden van Gerard.Dit is naar mijn mening een pre, omdat op die manier de hoofdpersoon meer voor me ging 'leven'. De sfeer is wat somber, maar dat is logisch met een dergelijk thema.

Conclusie
Hoewel sommige personen en gebeurtenissen heel ver van me af stonden, voelde ik me op de een of andere manier toch betrokken bij het verhaal. Juist door de onwerkelijke gebeurtenissen werd ik nieuwsgierig naar de ontwikkelingen in het boek en daardoor heb ik het boek toch met plezier gelezen.

Samenvatting
In de Proloog legt de schrijver een verklaring af, waarin hij stelt dat hij nu wel begonnen is aan dit boek over een zekere periode in zijn leven, maar dat hij zich desalniettemin blijft afvragen wat zijn leven zin en duiding heeft gegeven. Reve hoopt echter dat de goddelijke genade hem via zijn pen bereikt, omdat alleen deze genade zin geeft aan het leven.
In het In Memoriam wordt de geschiedenis van de voorouders van de schrijver beschreven, die van oude Russische adel waren maar geen titel hadden. De strijd om die titel speelt al generaties lang. Zijn grootvader, die generaal van de artillerie was, had uiteindelijk erkenning van de adelijke titel gekregen toen helaas de revolutie van 1971 uitbrak. Na grootvaders dood vluchtten de ouders van de schrijver en het nichtje Natasja via Zweden naar Rotterdam. Nu de schrijver de laatste overlevende van de familie is, laat hij de titelkwestie maar verder rusten.

Het eerste hoofdstuk speelt in de winter van 1971 als de schrijver een kasteel aan het bouwen is in een bergachtige streek in Frankrijk. Bij de dorpsfontein haalt hij water en bespiedt ondertussen een eenzame, sprookjesachtig mooie jongen die een tennispartij tussen twee mannen gadeslaat. Het is alsof de schrijver zichzelf ziet staan, omdat ook die jongen zijn eigen leven lijkt te kennen en voelt dat er geen hoop is. In de loop der jaren is de bouw van het kasteel 'Notre Reine' maar moeizaam gevorderd. Behalve water haalt 'de beroemste schrijver van Nederland' enige malen per week zijn bouwmateriaal bij een kruispunt onderaan de berg. Op een ochtend komt daar een schitterende jongen van ongeveer achttien jaar in versleten werkkledij voorbij, met op de treeplank van zijn bromfiets een wit-met-grijze hond. De brommer slaat af, lang genoeg voor Reves minutieuze observatie. Dan rijdt de jongen door naar de verlaten hoeve van Gautier. De droeve uitstraling van de jongen werkt zo diep in op de verbeelding van de schrijver, dat deze besluit hem te gaan zoeken. Hoewel de schrijver zich ervan bewust is dat elke poging tot het najagen van deze liefde tot vernedering en ellende leidt, moet hij zich toch aan zijn gevoel overgeven omdat hij nu eenmaal geboren is om te lijden. Hij overdenkt dan hoe dat zo gekomen is.
Intermezzo: het gedicht Avondrood over verloren jeugd.
De schrijver, Gerard genaamd, begon te vermoeden dat hij nooit ergens bij zou horen toen hij in het midden van de jaren vijftig in Londen verbleef, waar hij in zijn onderhoud voorzag als schrijver en assistent-doodgraver. In deze periode maakt hij zowel kennis met de tweeëntwintigjarige nichterige "verrekijkacteur" Jackie Beskeen, met wie hij sadistische spelletjes speelt, als met de iets oudere actrice Jane Raleigh, met wie hij een normaal sociaal contact onderhoudt. Op een regenachtige middag belandt Gerard bij haar in bed. Hoe wel hij homofiel is, ontwikkelt zich desalniettemin een soort relatie tussen de twee. Wanneer hij met haar naar bed gaat, geeft hij zich helemaal over aan zijn fantasie en ziet hij hoe Jane als een hoer misbruikt wordt door haar knappe minaars. Deze relatie blijkt voor beiden seksueel bevredigend te zijn. Jane heeft ondertussen een rol in een oubollige komedie gekregen, maar ze speelt heel overtuigend. Haar vader adoreert haar en Gerard moet zich steeds inhouden om hem niet te vertellen dat hij als homofiel "zijn wil met haar doet". Janes toneelstuk haalt net drie voorstellingen. Wanneer het doek voor de laatste keer valt, sluit Gerard deze periode af, waarin zowel op de planken als daarbuiten toneel werd gespeeld.
Na deze overpeinzing, waaruit blijkt dat de schrijver niet bij het gros van de homofiele bevolking, maar ook niet bij de heteroseksuelen hoort, besluipt Gerard de verlaten hoeve, waarin de jongen zich met de hond moet bevinden. De dakloze, uitzichtloze gebouwen en de kale velden eromheen lijken Gerards verloren leven uit de beelden. Wanneer de hond hem evenlater tegemoet rent, laat Gerard hem zijn boodschappentas afpakken, zodat hij straks een goed excuus heeft om de jongen aan te spreken. Alvorens dat plan uit te voeren, klimt hij de bouwvallige schuur in die uitzicht biedt op het eronder gelegen woonvertrek. De jongen ligt voorover op de brits, blootsvoets, en huilt zachtjes. Dit maakt Gerards begeerte en vertedering nog sterker, zodat hij besluit naar hem toe te gaan. De klamme duisternis en het rottende hout om hem heen doen de onheilspellende gedachte in hem opkomen, dat dit avontuur niet goed zal aflopen.
Intermezzo: Het gedicht Weerzien over een Jongensprins die vroeger werd aanbeden, maar nu bijzonder weerzinwekkend is geworden.
Terwijl Gerard de trap van de schuur afdaalt hoort hij het klagende lied van de wind. Dit geluid wekt de herinnering op aan een zomer toen hij acht of negen jaar was en met zijn ouders op de fiets naar een communistisch vakantiekamp moest. Ondanks hun Russische achtergrond waren zijn ouders overtuigde communisten geworden. Van alle drammerige toespraken die in de loods aan het meertje gehouden worden, maakt het betoog van de jonge partijtheoreticus A.S. de Leeuw de meeste indruk. Van ingrijpende betekenis op de rest van Gerards leven is het gedeelte van de lezing waarin de gecompliceerde foltering van een jonge blonde kameraad door kapitalistisch beulen in geuren en kleuren wordt beschreven. Deze herinnering wordt in het boek ontwikkeld tot een heldere, theoretische beschouwing over 'communistische pornografie', waarin Gerard stelt dat het uiteindelijke doel van dit soort toespraken het opwekken van seksuele lusten in de kameraden moet zijn geweest.
De kleine Gerard kan de beelden van de door vlammen geteisterde jonge blonde held maar niet kwijtraken, en hij schaamt zich vreselijk voor de erotische gevoelens die daarbij in hem opwellen. Hij probeert het martelverhaal te neutraliseren, met als enig resultaat dat hij zichzelf afwisselend als goede en slechte imperialitische beul ziet, wat zijn schuldgevoel opnieuw aanwakkert. Gerard constateert dat in deze vakantie zijn obsessie voor wreedheden begonnen is, hetgeen hij als een verminking van de ziel beschouwt waarmee niemand gebaat is en waardoor hij zelf steeds eenzamer is geworden.
De middag na de lezing ontmoet Gerardje een boerenjongen, in wie hij de martelaar uit De Leeuws verhaal meent te herkennen. Bovendoen heeft deze jongen, Wallie genaamd, littekens van zijn vaders riem op zijn rug en billen, en Gerard hoort hem bijna verlekkerd uit over deze afstraffingen. Stiekem gaan ze naar een inham aan het meer om een kano te lenen waar ze Appie ontmoeten, een snoepverkoper die bijzonder veel interesse in Gerard heeft. Gerard vertelt hem over het communisme en besteedt in zijn relaas veel aandacht aan de offers die de kameraden in kapitalistische kerkers brengen voor deze ideologie. Daarop bladert Appie met hem door het prachtige fotoboek Jongens En Zeilen. Als Appie handtastelijk dreigt te worden, ontsnappen Wallie en Gerard in een kano. Overvallen door een regenbui leggen ze aan bij een eilandje, waar zojuist ook twee mannen met een bange jongen aan land zijn gegaan. Wallie toont geen interesse, maar Gerard raakt als stille getuige helemaal in de band van de ondervragingen waaraan de huilende jonge dief wordt onderworpen. Wanneer hij echter door een van de mannen ontdekt wordt, zwemt hij als een razende door het modderige, schuimende water naar het vasteland, waar hij opnieuw aan de handtastelijkheden van Appie moet zien te ontkomen.
Als de wind gaat liggen, vervaagt de herinnering aan het zomerkamp. Gerard opent de deur van het woonvertrek. De jongen ligt nog steeds op de brits en moffelt bij zijn binnenkomst snel een tijdschrift weg. Gerard vindt hem zo volmaakt dat hij eigenlijk zou willen knielen, maar hij begint een luchtig gesprek over een verloren boodschappentas. De jongen heeft de tas volgens plan van zijn hond gekregen, en geeft de tas nu aan Gerard terug. Om tijd te winnen begint Gerard een geforceerde en, van zijn kant, huichelachtige conversatie. Dan geeft hij de jongen zijn compas als 'afscheidsgeschenk', verschanst zich daarna opnieuw op de schuurzolder om verder te spioneren. Een smartelijk gevoel doorstroomt hem als hij ziet hoe de jongen zichzelf bevredigt met het geheimzinnige tijdschrift in zijn nabijheid. Gerard voelt zich schuldig omdat hij 'het geheim van de jongen en van het grootste mysterie van de schepping Gods' heeft waargenomen. Het tafereel wordt ruw verstoord door de binnenkomst van een brute man, die kennelijk familie is van René Barnier, zoals de jongen zichzelf tijdens het gesprek voorstelde. Woedend stuurt de man René naar huis. Nadat beiden zijn vertrokken doorzoekt Gerard de ruimte, omdat hij erg geïnteresseerd is in het tijdschrift van de jongen. Hij vindt alleen een trui met twee strepen en een oud stuk krant waarop een horoscoop is afgedrut, waarin voorspeld wordt dat Gerard zijn omgeving versteld zal doen staan.

In de Epiloog wordt vermeld dat Gerard uit bleef kijken naar René, maar hij hem nooit meer heeft gezien. Vaak heeft hij rêverieën over Renés smartelijk lot bij zijn slechte familie, en fantaseert hij dat de jongen het liefst naar de zee zou willen gaan. Maar eerst zou hij bij Gerard komen die zijn kasteel de vorm van een schip zou geven en zo goed voor René zou zorgen dat deze hem nooit meer zou verlaten. Gerards buurvrouw Germaine weet hem echter te vertellen dat René naar zijn oom is gestuurd, die smid is in een andere stad. Terwijl ze staan te praten, steekt een bok zijn kop uit het raam van het huis naast dat van de familie Barnier. Soms lijkt het leven een komedie, vindt Gerard, en dat terwijl 'bokkenzang' de originele betekenis van het woord tragedie is.

Titel en motto's
De titel van dit boek is 'Oud en Eenzaam'. Deze titel kan verklaard worden door het feit dat Gerard zich ook oud en eenzaam voelt en deze eenzaamheid als een rode draad door het boek heen loopt.

Het motto van het boek is het gedicht Alone van Edgar Allan Poe (1809-1849). Het gedicht gaat over het gevoel dat je nergens bij hoort en dat het je lot is om helemaal alleen te zijn. Gerard heeft zo'n zelfde gevoel en het motto past dan ook helemaal bij het boek.

Genre
Het genre is een roman en het subgenre is een psychologische roman, omdat de gedachten en ontwikkelingen van de hoofdpersoon belangrijk zijn in het boek en duidelijk en uitvoerig naar voren komen.

Thema, motief en wereldbeeld
Het belangrijkste thema van het boek is eenzaamheid. Gerard is zijn hele leven al eenzaam geweest omdat hij het gevoel had dat hij nergens bij hoorde doordat hij anders dan anderen was. Ook wanneer hij in Londen is, doet hij zich voor als een heteroseksueel, maar is eigenlijk homofiel, waardoor hij in geen enkele groep is in te delen. Zelf meent hij dat hij zo eenzaam is door de 'verminking van zijn ziel', namelijk het genot dat hij voelt wanneer hij aan martelingen denkt.

Enkele motieven die in het boek voorkomen zijn: -

De haat die Gerard voelt tegenover zijn communistische achtergrond en zichzelf voelt. Hij raakt opgewonden van martelingen, maar voelt zich hier tegelijk ook weer schuldig over. Hij vindt zichzelf niet echt belangrijk en vindt het vreselijk dat hij nergens bij hoort; -
De liefde voor mooie, eenzame jongens. In droevige jongens die hij om zich heen ziet herkent hij een stukje van zichzelf. Vaak gaat het niet echt om liefde, maar meer om een seksueel verlangen. Alleen voor René voelt hij echte liefde. De liefde die hij voelt heeft echter altijd iets te maken met onderworpenheid en aanbidding. Gerard weet dat de gevoelens waarschijnlijk niet wederzijds zijn, maar toch moet hij vanuit zijn overtuiging dat hij geboren is om te lijden, toch die liefde nastreven; -
Het nergens bij horen. Zoals ook al is aangegeven bij de verklaring van het thema, heeft Gerard het gevoel dat hij in geen enkele groep in te delen is en van kinds af aan al anders was dan anderen.

In het boek wordt vooral ingegaan op het verleden. Over het belang hiervan schrift Reve in Brief uit het verleden: "Ik weet dat ik nog veel verder, zo ver als maar enigszins mogelijk is, zou moeten terugkeren naar het Verleden, en dat ik tenslotte zelfs zou moeten proberen de grens van de nog gestalte hebbende herinneringen te overschrijden, want daarachter moet, van de verschrikking die 'dit rampzalig leven' inhoudt, de verklaring te vinden zijn." Het idee van het boek is door dit citaat goed onder woorden gebracht.

Symbolen, beelden en verhaallagen
Enkele symbolen die in het boek voorkomen zijn:
- het kruis. Dit staat symbool voor lijden en voor God. Reve is zelf erg gelovig en Maria neemt een belangrijke plaats in zijn leven in. Het kruis komt terug in de kruisingen waar hij belangrijke ontmoetingen heeft, de vorm van het huis van Gautier en het kruisje dat Gerard van Jane krijgt; -
regen. Regen voorspelt telkens iets onheilspellends en geeft de sombere gevoelens van Reve weer.; -
de boodschappentas. Deze komt voor in Londen en ook in Frankrijk, en brengt Gerard uiteindelijk bij René.

Het verhaal bestaat uit twee verhaallagen.
- De eerste laag is de beschrijvende gebeurtenissenlaag waarin de schrijver zijn verelden beschrijft; -
De tweede laag is een thematische laag waarin hij zijn eenzaamheid duidelijk maakt en de invloed van het verleden op het heden beschrijft.

Opbouw, structuur en spanning
Het verhaal is niet-chronologisch verteld en bevat (vaak lange) flash-backs. Binnen de drie verhaallijnen is echter wel een chronologische volgorde aangehouden. Het boek is goed opgebouwd en er is dan ook sprake van samenhang tussen de verschillende motieven. Alles komt neer op de eenzaamheid en het gevoel nergens bij te horen van Gerard.


Het verhaal bevat drie verschillende verhaallijnen. De belangrijkste is de tijd die Gerard doorbrengt in Frankrijk en de beschrijving van zijn ontmoeting met René. De twee verhaallijnen die hier ondergeschikt aan zijn zijn de flashback die Gerards tijd in het communistische kamp en in Londen beschrijven.

De spanning in het boek ontstaat door de flashbacks die de belangrijkste verhaallijn onderbreken, oftewel uitstel en vertraging. Ookal is de afloop van te voren bekend, blijft het boek toch boeiend doordat je je afvraagt waardoor de schrijver geworden is tot wat hij nu is. Omdat ik mij persoonlijk niet echt in de hoofdpersoon in kon leven, was het voor mij steeds weer de vraag hoe Gerard zou reageren op bepaalde situaties, wat wel weer voor een extra spanningselement zorgde.

Het verhaal begint ab ovo (bij het begin van de gebeurtenissen). De flashbacks en het In Memoriam geven weliswaar een deel van het verleden van Gerard weer, maar hebben geen invloed op de belangrijkste verhaallijn. Het motorisch moment vindt plaats wanneer de brommer van René afslaat en Gerard de mogelijkheid heeft om hem goed te bekijken. Hierdoor besluit hij hem te volgen en verandert zijn leven ingrijpend. Het einde van het boek is gesloten doordat de schrijver het verhaal afsluit met een epiloog waarin hij de afloop van het verhaal vertelt.

Personages
De hoofdpersoon in Oud en Eenzaam is Gerard Reve. In de belangrijkste verhaallijn speelt René Barnier een belangrijke rol. In de eerste flashback zijn de bijfiguren Jacky Beskeen en Jane Raleigh en in de tweede flashback zijn dit Wallie (Walter) en Appie.

Gerard Reve heeft weliswaar dezelfde naam als de auteur van dit boek, maar het verhaal is toch niet autobiografisch. Wel komen enige autobiografische elementen in het boek terug: zowel de auteur als de hoofdpersoon zijn schrijver en beiden hebben ze een huis in Frankrijk. Uit In Memoriam blijkt echter dat het toch niet om dezelfde persoon gaat. De hoofdpersoon is ongeveer 49 jaar oud. Zijn russische familie is deel door toedoen van de communisten dood. Hij schaamt zich erg voor zijn gevoelens van opwinding en lust bij het denken aan martelingen, die hij wijt aan zijn communistische verleden. In zijn liefde voor mooie, droevige jongens is er sprake van een soort verering en onderworpenheid. Bovendien beseft hij dat zijn liefde nooit beantwoord zal worden.

René Barnier is een jongen van ongeveer 18 jaar. Gerard herkent in hem een stukje van zichzelf en hij denkt dat René ook het gevoel heeft nergens bij te horen. Wanneer Gerard hem ontmoet draagt hij versleten werkkleding. Er is eigenlijk niets over hem bekend, maar Gerard fantaseert wel over zijn achtergrond en hun toekomst samen, die er nooit zal komen.

Jacky Beskeen wordt door Gerard een 'gedrochtje' genoemd. Hij is een weinig succesvolle acteur die Gerard in Londen ontmoet. Samen spelen ze sadistische spelletjes en ze hebben een soort van relatie.

Jane Raleigh is een een actrice van ongeveer 25 jaar. Gerard heeft een relatie met haar die voornamelijk op seks gebaseerd is. Omdat Gerard homoseksueel is, houdt deze schijnrelatie naar verloop van tijd weer op.

Wallie (Walter) is een protestantse boerenjongen in wie Gerard de martelaar uit het verhaal van A.S. de Leeuw herkent. Samen met hem maakt Gerard als kleine jongen een kanotocht. Wallie wordt door zijn vader geslagen en Gerard luistert bijna verlekkerd naar zijn verhalen over deze straffen.


Appie is een snoepverkoper die op de kano's bij het meer moet letten. Hij laat Gerard het boek Jongens En Zeilen zien, maar wanneer hij handtastelijk wordt vlucht Gerard samen met Wallie in een gestolen kano.

Tijd en perspectief
Volgens de proloog begon Reve in 1976 met het schrijven van het boek en voltooide het in hetzelfde jaar. Het eerste hoofdstuk speelt in 1971. De andere hoofdstukken spelen enkele jaren later. De eerste flashback speelt in de vijftiger jaren en de tweede flashback omstreeks 1935, toen Gerard 9 jaar oud was.

De vertelde tijd van de belangrijkste verhaallijn is dus enkele jaren, en met de flashbacks inbegrepen zo'n 40 jaar, namelijk vanaf het communistische kamp in 1935 tot het moment dat Reve het boek schrijft in 1976. De vertelde tijd is dus langer dan de verteltijd, die 285 blz. omvat.

De vertelde tijd is niet-chronologisch, doordat het verhaal lange flash-backs bevat. Vooral tijdens de periode in Londen en de bouw van het kasteel in Frankrijk is er sprake van tijdsverdichting. Er zijn enkele vooruitverwijzingen, waarvan er een op blz. 28: "…maar wel zou ik, terwijl ik de nadere verlaten hoeven voortaan links liet liggen, nog verscheidene keren opnieuw naar deze hofstede terugkeren, om er iets geheel anders dan antiek te zoeken: iets dat onverwachts mijn pad zou kruisen en dat mijn even diep als onstilbaar verlangen zou wekken…".

Het tijdsperspectief is vision-par-derrière met een vertellende ik. De schrijver kent de afloop al en deze afloop is voor de lezer ook al te raden door de gedachten van de schrijver en de vooruitverwijzingen.

Ruimte
De belangrijkste verhaallijn speelt zich af in Frankrijk rond het landgoed Chauvins van Gerard. De eerste flashback speelt zich af in Londen en de tweede in en rond het communitische kamp in Nederland. De omgeving in Frankrijk is onheilspellend en verstrekt Gerards gevoel van eenzaamheid.

Taalgebruik en stijl
Het taalgebruik is wat hoogdravend en poëtisch. De schrijver maakt gebruik van lange, soms moeilijk te begrijpen zinnen. Dit komt vaak door het gebruik van veel bijzinnen en bijvoegelijke naamwoorden. Ironie is een belangrijk stijlmiddel en het taalgebruik is soms humoristisch door het gebruik van vreemde uitdrukkingen (winderig weder) en een afwijkende manier waarop woorden geschreven worden (funksie, plestik). Er is weinig dialoog doordat de nadruk vooral ligt op de gedachten en het vereleden van Gerard. De sfeer is wat somber. De schrijver maakt tevens gebruik van cliché's zoals 'geen nieuws, goed nieuws' en 'als je maar gezond bent'.

Achtergronden van de schrijver
Gerard (Kornelis van het) Reve werd op 14 december 1923 geboren in Amsterdam als zoon van Gerard J.M. van het Reve en Janetta Jacoba Doornbusch. Hij groeide op in de wijk Betondorp in de Watergraafsmeer. Na een niet voltooide opleiding aan het Vossiusgymnasium in de jaren 1936-1940, bezocht hij tot 1943 de Grafische School in Amsterdam. Tot 1947 had hij vervolgens verschillende baantjes, waaronder rechtbankverslaggever voor 'Het Parool'.


Op 9 december 1948 trouwde Reve met de dichteres Hanny Michaelis, een huwelijk dat tot 1956 zou duren. Gedeeltelijk samenvallend met die huwelijksjaren was de periode dat Reve in Engeland verbleef (van 1952 tot 1957). Hij woonde in Londen, volgde cursussen toneelschrijven en werkte enkele maanden als verpleger in het National Hospital for Nervous Diseases. In deze tijd besloot hij alleen nog in het Engels te schrijven, mede omdat het in 1951 in een tijdschrift gepubliceerde 'Melancholia' in Nederland voor een rel zorgde omdat het in strijd zou zijn met 'de openbare orde en goede zeden'. Terug in Nederland ging hij in Amsterdam samenwonen met Wilhelm Johann Schuhmacher die in zijn werk figureert als Wimie.

In 1962 bezocht Reve een conferentie van de schrijversorganisatie PEN in het Schotse Edinburgh die van belang zou zijn voor zijn ontwikkeling als schrijver. In 1964 verhuisde Reve naar het Friese Greonterp waar hij samenwoonde met zijn nieuwe levenspartner Willem Bruno van Albeda ('Teigetje') en later tevens met 'Woelrat' (H. van Maanen). Na een korte (1971-1974) periode in Veenendaal gewoond te hebben, vestigde Reve zich in 1974 in Frankrijk waar hij vanaf 1975 samenwoonde met Joop Schafthuizen ('Matroos Vos'), zijn huidige partner die ook de zakelijke belangen van de auteur behartigt. In later jaren verbleven Reve en Schafthuizen afwisselend in Frankrijk en in Nederland, in Schafthuizens woonplaats Schiedam. In 1993 gaven zij de woning in Nederland op en vestigden zich in het Belgische Machelen.

Achtergronden van het werk van Gerard Reve
Persoon en werk van Reve hebben regelmatig aanleiding gegeven tot grotere en kleinere rellen. Zo moest de auteur in 1966 (het jaar van zijn toetreding tot de rooms-katholieke kerk) voor de rechtbank in Amsterdam verschijnen na een aanklacht wegens godslastering. Deze had betrekking op een passage in 'Nader tot U' waarin Reve beschrijft hoe hij gemeenschap heeft met een als ezel geïncarneerde God. In 1969 baarde Reve opzien door bij de uitreiking van de hem toegekende P.C. Hooft-prijs minister Marga Klompé die hem de prijs overhandigde, te kussen. In die tijd was een dergelijke omgang met bewindspersonen nog hoogst ongebruikelijk. Tot enig rumoer leidde ook de weigering van de CPNB (de organisator van de Boekenweek) om het door Reve als Boekenweekgeschenk geschreven 'De vierde man' te accepteren. Een bijzondere activiteit van de schrijver was in 1991 het integrale voorlezen - gedurende tien uur - voor de radio van zijn roman 'De avonden'. Het rumoer ten spijt is Reve echter wel degelijk officiële erkenning ten deel gevallen. In 1974 werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau waarna in 1993, op zijn zeventigste verjaardag, een bevordering volgde tot Officier in de Orde van Oranje Nassau. Ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag werd tevens een tentoonstelling over zijn leven en werk samengesteld die gedurende drie jaar in Nederlandse bibliotheken te zien was.

Na een in 1940 in eigen beheer uitgegeven dichtbundel, publiceerde Gerard (toen nog Simon van het) Reve op 1 november 1947 een eerste roman die nog steeds geldt als een van de grote klassiekers uit de Nederlandse literatuur. 'De Avonden' (dat als ondertitel 'een winterverhaal' meekreeg) beschrijft de laatste tien dagen van 1946 vanuit de beleving van de kantoorklerk Fris van Egters. Ook nu nog heeft dit relaas van een kleinburgerlijk, zeer benauwend bestaan zonder enige illusie en zonder wezenlijk menselijk contact, niets van zijn beklemming verloren. De naargeestigheid van het boek schokte destijds vele critici. Een van hen sprak zelfs van 'mensonterend proza'. Godfried Bomans besprak de roman in 'Elsevier' onder de kop 'Een schrikbarend boek'. Hij had, zo schreef hij, 'zelden een boek gelezen zo naargeestig, zo zeer van iedere positiviteit verstoken, zo grauw, cynisch en volstrekt negatief'. Vanuit bezorgdheid omtrent Reve's geestelijke gezondheid sprak Bomans de hoop uit dat de schrijver 'zijn door God gegeven talent' (dat hij onmiskenbaar aanwezig achtte) in de toekomst zou gebruiken voor een boek dat 'niet alleen psychologisch interessant, doch ook van algemeen menselijk belang is'. Wel positief was Simon Vestdijk die wees op de groteske en bevrijdende humor in de roman. Enkele andere critici herkenden in het verhaal van de jonge Frits de stem van een generatie, verdoofd en zonder geloof uit de oorlog gekomen. Reve schreef 'De Avonden' in een zakelijke, registrerende stijl waarin de kleinste details uitvoerig uit de doeken gedaan worden. Het plechtstatige taalgebruik van Frits van Egters zorgt daarbij voor komische effecten.

Diezelfde techniek, door Reve wel 'noteren zonder te interpreteren' genoemd, is terug te vinden in 'Werther Nieland' (1949) en in het al voor 1947 in een tijdschrift verschenen 'De ondergang van de familie Boslowits'. In beide novellen komt de belevingswereld van een kind tegenover de 'onbegrijpelijke' wereld van de volwassenen te staan. De elfjarige Elmer in 'Werther Nieland' krijgt geen grip op de werkelijkheid die hem omringt. Hij vermoedt dat er een verband bestaat tussen allerlei afzonderlijke gebeurtenissen, maar omdat hij nog onvoldoende begrip van de wereld heeft, neemt dat verband in zijn beleving de proporties van iets geheims en toverachtigs aan. Een van de dingen die hij niet begrijpt, is het ongewone gedrag van Werther Nielands moeder. Om zich teweer te stellen tegen het onbegrepene, houdt hij zich bezig met het oprichten van geheime clubs en eigen rituelen zoals het doden van dieren.

Na deze vroege werken en een periode waarin hij allerlei genres en andere mogelijkheden uit lijkt te proberen (inclusief een uitstapje naar het schrijven in het Engels), draagt Reve's reis naar Edinburgh in 1962 bij tot zijn keuze voor de brief als een voor hem bij uitstek geschikt genre. In 1963 verscheen het eerste van Reve's vele brievenboeken: 'Op weg naar het Einde', in 1966 gevolgd door 'Nader tot U'. Op het persoonlijke vlak heeft Reve dan al een ingrijpende ontwikkeling doorgemaakt: tijdens het verblijf in Engeland en Schotland komt hij, aldus Reve-kenner Jos Paardekooper, 'tot de conclusie dat hij altijd voor God op de vlucht is geweest'. Op zijn bekering tot het christendom volgt in 1966 zijn toetreden tot de katholieke kerk. In de eerste helft van de jaren zestig begint hij ook in het reine te komen met zijn (homo)seksuele fantasieën waarin religie, dood en erotiek sterk met elkaar verbonden zijn. Duidelijkheid over deze persoonlijke ontwikkeling bieden de 'Brieven aan Wimie' uit deze periode, in 1980 gepubliceerd, en de 'Brieven aan Josine M.' (geschreven tussen 1959 en 1975) die in 1981 werden uitgebracht en waarvan in 1994 een aanzienlijk uitgebreide heruitgave verscheen. Romans met een sterk autobiografisch karakter waarin Reve ook teruggrijpt op gebeurtenissen uit het verleden zijn 'Oud en eenzaam' uit 1978 (waarin zijn verblijf in Londen en de communistische jeugdkampen die hij als kind bezocht een belangrijke rol spelen) en 'Moeder en zoon' uit 1980. Deze laatste roman is het relaas van zijn ontwikkelingsgang tot het katholicisme en van zijn liefde voor de minnaar die als 'Matroosje Vos' in zijn werk een plaats krijgt.

Later werk 'Revistische seksfantasieën (over 'schone jongens' die niet zelden pijn moeten lijden) en religie (waarbij met name de verering voor Maria - 'De koningin der levenden' en de 'Moeder van de dood' - een belangrijke rol speelt) worden de bepalende thema's in de romans en brieven die in de jaren zeventig verschijnen: 'De taal der liefde', 'Lieve jongens' en 'Ik had hem lief'. De kale zakelijke manier van schrijven uit het vroege werk is in deze boeken vervangen door een stijl vol tegenstellingen: pathetisch en plechtig tegenover triviaal, plat en spottend. De 'droomjongen' waarvan in Reve's werk zo vaak sprake is, keert ook terug in later werk zoals 'De stille vriend' (1984). 'Moeder en zoon' werd eerder aangekondigd als 'Het boek van het violet en de dood', de definitieve roman die alle andere romans overbodig zal maken, waarvan in Reve's werk regelmatig sprake is. Het eerste hoofdstuk van 'Moeder en zoon' verscheen zelfs kort voordien al, bij wijze van proloog, onder deze steeds weer aangekondigde titel in een kleine oplage van 300 exemplaren. In 1996 verscheen de reeds zo lang in het vooruitzicht gestelde roman dan toch, onder de iets gewijzigde titel 'Het Boek Van Violet En Dood'. De rode draad in de roman is het overlijden na een verkeersongeluk van de 27-jarige zoon van de buurvrouw van de schrijver in Frankrijk. Tijdens de begrafenis van het slachtoffer dwalen de gedachten van de verteller-schrijver voortdurend af. Hij denkt aan andere jongens en mannen rond wie hij erotische fantasieën heeft gesponnen, maar die de dood inmiddels tot zich heeft genomen. Verder mijmert hij over de troost die het katholieke geloof biedt en tussen de bedrijven door vereffent hij, vaak zeer komisch, nog een aantal rekeningen. De schrijvers Kousbroek, Campert, Rubinstein en Biesheuvel zijn enkele van de slachtoffers. Bovendien 'onthult' Reve in dit boek dat hij de zoon zou zijn van een Noorse zee-officier en dat zijn bekende broer Karel van het Reve slechts een halfbroer is.

Gerard Reve wordt, evenals Hermans, Mulisch en Wolkers, gerekend tot de grote vier van de Nederlandse na-oorlogse literatuur. Zijn werk wordt veelgelezen en veelbesproken en is bovendien nogal eens onderwerp van discussie. De waardering in de literaire kritiek heeft golfbewegingen gekend, waarbij 'De avonden', 'Nader tot U', 'De taal der liefde', 'Oud en eenzaam', 'Moeder en zoon' en het recentere 'Bezorgde ouders' (over een schrijver die aan de vooravond van Kerstmis gekweld wordt door angsten en homo-erotische fantasieën) tot de hoogtepunten worden gerekend, evenals de brievenboeken 'Brieven aan Wimie 1959-1963' en 'Brieven aan Josine M. 1959-1975'. Minder positief werd gereageerd op onder meer de romans 'Een circusjongen' en 'Wolf' en het brievenboek 'Brieven aan Bernard S.'. Bij verschijnen nauwelijks besproken, maar later gewaardeerd als een van zijn beste boeken, is 'Werther Nieland'. In de talloze studies en artikelen die over Reve geschreven zijn, is de auteur eigenlijk wel bij bijna alle literaire stromingen ingedeeld. Op grond van zijn eerste werken werd hij wel getypeerd als naturalist en nihilist, op grond van later verschenen werken ook wel als romanticus met mystieke en decadente trekjes.


Bibliografie
Primaire literatuur
  • -
  • Oud en eenzaam, Elsevier, Amsterdam/Brussel, 1978


Secundaire literatuur
  • -
  • Jet Malta, Rob van Riet, Johan van Ommen [etc.]: Prisma uittrekselboek 1945-80, Utrecht, 1977 -
  • Sipko Melissen, Kritisch Literatuur Lexicon, Nijhoff, Groningen, 1985 -
  • De niet-officiële Gerard Reve-pagina, http://www.reve.nl.

REACTIES

D.

D.

heb er bewondering voor dat je je door dit psychopatische boek hebt geslagen

19 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Oud en eenzaam door Gerard Reve"