Leesverslag Nederlands
A. Uitgever :Lemniscaat
Plaats :Rotterdam
1e druk :1979
B. Als eerst ga ik het hebben over Arnold. Arnold is een Nederlandse jongen. Alleen, hij zou graag Duitser zijn. Dat wil hij graag want zijn vader is lid van de NSB. Dat blijkt bijvoorbeeld uit dat hij de Duitsers gaat helpen met een gevecht met de Engelse militairen. Daarbij word hijzelf ook bijna geraakt. Hijzelf is lid van de jeugdstorm. In het begin van het boek is hij ongeveer 12 jaar oud. Wanneer je het uit hebt is hij 15 jaar oud. Arnold wordt heel vaak gepest en in elkaar geslagen. Maar Arnold heeft een heel groot probleem: Zijn vader is lid van de NSB. Daarom wordt hij ook gepest. In het begin van het boek (het begin van de oorlog) vindt Arnold alles nog oké. In het begin van de oorlog zegt Arnold ook alles tegen zijn vader. Arnold verklikt allemaal klasgenoten. Later als Arnold merkt dat zijn vader hen laat oppakken vindt hij het steeds vervelender worden dat zijn vader voor de NSB werkt. Hij merkt dat zijn vader niet eens zegt wanneer iemand wordt opgepakt. Als Johan Laning (een pester van Arnold) zijn huis in puin word geslagen, weet hij nog niet eens dat zijn vader daar achter zit! Hij komt er achter door het in een niet-NSB krantje te lezen. Dat was genoeg om tegen zijn vader in te gaan. Verder is Arnold heel nieuwsgierig. In het begin van het boek is hij voor de Duitsers. Dan achtervolgt hij ook niet-NSB’ers, om erachter te komen of zij misschien iets tegen de wet doen, om dat vervolgens aan te geven bij de Duitsers. Arnold is soms zelfs laf. Bijvoorbeeld als hij ziet (in het begin van het boek) dat er gestolen spullen in een woonboot liggen. Hij plakt een briefje op de deur: “Ik weet wat jullie hebben! Leg maar 5 gulden (5 gulden was in die tijd veel meer waard dan nu) in het stadspark!” Arnold gedraagt zich alleen heel onverschillig. Bijvoorbeeld van de wisseling van voor de Duitsers te zijn naar tegen de Duitsers. In die periode in het boek heeft Arnold helemaal geen vrienden. Ja, hij heeft er wel een maar die is lid van de NSB. Dus later in het boek is hij niet echt meer een vriend. Die ‘vriend’ gaat later naar Rusland om tegen de Russen te vechten. Hij zegt: “Als ik zou omkomen heb ik tenminste mijn belofte voor het vaderland (de NSB) gedaan”. Zo gaat hij dus dood. In diezelfde periode wordt hij ook verliefd op een niet-NSB meisje. Eerst wil ze niets met Arnold te maken hebben. Ze krijgt steeds meer vertrouwen in hem. Maar dan… Er wordt een misdrijf gepleegd… Er worden 1000 bonnen gestolen (in de 2e wereldoorlog moesten mensen op de bon). Het blijkt dat het meisje waar hij verliefd op is er meer van weet. Zij vertrouwd Arnold, en daarom had ze alles verteld. Nu weet Arnold helemaal niet wat hij moet doen. Vertellen aan zijn vader of niet? Hij besluit het niet te doen. Maar een tijdje later wordt haar hele familie naar een concentratiekamp gestuurd. Hij heeft haar niet aangegeven! Dan moet het wel onderzocht zijn… Niemand vertrouwt Arnold meer. Wat moet hij doen? Arnold weet niet wat hij nu nog moet doen. Hij voelt zich heel ongelukkig. Zo gaat het het hele boek door. Uit dit allemaal blijkt dat ik hetzelfde gedaan zou hebben. Als je eigen vader zegt wat goed voor je is dan geloof je dat toch? Alleen vind ik dat hij beter tegen zijn vader in had moeten gaan. C. Taalgebruik
Sommige stukjes zijn wel heel lastig. Het lijkt makkelijk maar dat is het niet. Sommige stukjes die Duitse militairen zeggen zijn in het Duits. Bijvoorbeeld: ‘Der Englander ist Kriegsgefangener’ Maar verder, de Nederlandse stukjes zijn heel goed leesbaar. Het taalgebruik is verder duidelijk en goed leesbaar. Wanneer? Het verhaal speelt zich van 1942 t/m 1945. De periode van de 2e wereldoorlog. Deze tijd is heel belangrijk voor het verhaal. Als je niet zou weten wanneer het zich afspeelt, zou je er niks van snappen. Als dit verhaal in onze tijd zich zou afspelen ging het heel anders. Want in deze tijd is er geen oorlog in ons land. En als het er wel was, zou iedereen zich anders gedragen. Iedereen weet nu hoe erg een oorlog is. Echt gebeurd? Dit boek zou echt gebeurd kunnen zijn, maar het is fictie. Dit is niet zomaar fantasie. Het zou heel goed kunnen dat er in die tijd dit soort figuren rondliepen. In dit boek komt geen magie voor. Het is geen sprookje. Waarschijnlijk heeft er in die tijd wel een zelfde situatie zijn geweest. Een voorbeeld dat et vergelijken is met het echt: Er werden mensen naar concentratiekampen gestuurd, de oorlog is er ook geweest. De NSB heeft echt bestaan. Allemaal dingen die bewijzen dat dit echt gebeurd kan zijn. Titel… De titel heeft heel veel met het verhaal te maken. Arnold moet helemaal alleen zonder vrienden de oorlog doorkomen, Zijn vader is altijd druk bezig omdat hij een NSB ’er is, En hij heeft helemaal geen vrienden op school. Sfeer… In het hele boek heerst een beetje een droevige sfeer. Dat komt omdat Arnold voortdurend gepest wordt. Ook omdat het over de oorlog gaat. Arnold heeft er genoeg van om de hele tijd gepest te worden. Vrolijk was ook leuk geweest maar dat past niet in het verhaal. Want bij een oorlog sfeer hoort geen vrolijkheidsfeer. Speciale boodschap? De schrijver wil denk ik met dit boek zeggen dat het in de oorlog allemaal heel slecht was. Ik denk niet dat de schrijver echt iets speciaals wil zeggen. D. Ik vind dit boek echt een aanrader! Tenminste, als je van actieboeken houdt. Ik had echt nooit verwacht dat een boek over de oorlog zo leuk kon zijn. Ik vind ook dat hij niet veel had kunnen verbeteren aan het boek. Het enige minpuntje vind ik dat het opeens is afgelopen. Want wanneer de Engelse militairen binnenvallen vertrekken ze, hij, zijn ouders en zijn zus. Net op het laatst bedenkt hij zich en rent bij de trein weg. De eindzin is daarom ook: “Ik zie jullie wel weer!” Hij rende om het stationgebouw heen en dook weg tussen de struiken langs de rails. Het duurde een eeuwigheid voor hij de trein hoorde wegrijden. E. Het boek start in 1942. Als Arnold thuis komt zit hij onder de blauwe plekken. Hij is weer flink te pakken genomen door Johan en zijn vrienden. Als zijn vader thuiskomt wordt hij weer flink boos. Hij zegt dat Arnold maar op school met de Rector moet gaan praten. Ondertussen merkt Arnold dat een Johan spullen heeft gestolen. Hij achtervolgt hem tot een woonboot. Het blijkt dat daar alle spullen liggen. Hij schrijft een briefje (zie onderdeel B). Dan ontvangt hij het geld. Later wil hij nog een keer terugkomen. Als hij dan het briefje door de brievenbus wil doen krijgt hij het er niet door. Hij probeert… Het lukte niet. Achter hem komt Johan (een pester) met nog een andere jongen. Ze binden hem vast en vragen hem of er nog meer van af weten. Dan zegt hij zomaar een naam en een adres. Hij werd stevig vastgebonden en de jongens gingen op zoek. Het was natuurlijk niet een goed adres. En, niemand wist er nog van. Hij had hooguit 3 kwartier de tijd om zich los te maken. Uiteindelijk lukte dat. Later toen hij weg was kwam hij die jongens weer tegen. Hij werd het ziekenhuis ingeslagen. De jongens waren spoorloos. Ondertussen gaf zijn vader nog klasgenoten aan. Hij merkt steeds meer dat de NSB slecht is. Uiteindelijk helpt hij zelfs opgepakte niet-NSB mensen en joden. Hij krijgt steeds meer een hekel aan de NSB. En het einde heb ik al bij onderdeel D verteld (Arnold blijft in Nederland). Want, hij wil zich niet laten kennen.