Gebruikte editie
In september 2004 verscheen de eerste druk van de eerste roman van Ellen Ombre in een gebonden uitgave bij de uitgeverij Arbeiderspers te Amsterdam. De roman telt 188 bladzijden en is onderverdeeld in 16 ongenummerde en ongetitelde hoofdstukken. Een nieuw hoofdstuk wordt aangegeven met een wit gedeelte, nadat het vorige hoofdstuk op de vorige bladzijde is afgerond met een gedeelte witregels.
Op de omslag staan twee mensen met de rug naar de lezer toe weglopend. Een man en een vrouw blijkbaar van Surinaamse afkomst, bevinden zich naar het lijkt in een duinlandschap. De vrouw (een fotoafbeelding) draagt een mand met wasgoed op haar hoofd, de man (een witte silhouetafbeelding) draagt een aktetas aan een stok over zijn schouder..
Verhaalopbouw
In het verhaal met de 16 hoofdstukken lopen verheden en heden door elkaar heen via flashbacks. De roman begint op een winterochtend in 2000 wanneer de hoofdpersoon, de 47-jarige Hannah Dankerlui, haar woning en haar man Chaim verlaat. Op weg naar haar vriendin Erica denkt ze aan het verleden toen ze in Suriname woonde en later naar Nederland emigreerde. De volgorde van de flashbacks is echter volkomen willekeurig en wordt vooral door een associatie ingeleid. Regelmatig keert de vertelster kort terug in het heden, bivakkeert bijvoorbeeld op een metrostation, totdat ze bij haar vriendin terecht kan. De vertelconstructie lijkt toch wat gekunsteld. Een gewone kadervertelling (het verleden ingeklemd tussen twee hoofdstukken heden) zou misschien effectiever zijn geweest.
Perspectief
De gebeurtenissen worden verteld vanuit de hoofdpersoon Hannah Dankerlui. Zij vertelt in de personale vertelvorm, zodat we haar innerlijke gedachten en gevoelens te weten komen.
Een enkele keer wordt het perspectief wat doorbroken en zijn er auctoriale trekjes te bespeuren. Bijvoorbeeld in het verhaal van mijnheer Dankerlui over de joods-Surinaamse geschiedenis van de negerjoden. Maar in het algemeen ligt het personale perspectief bij Hannah.
Motto
De roman krijgt als motto een zinsnede mee van Arthur Schnitzler: “Het is nog altijd beter wanneer twee mensen met elkaar over de diepe afgrond van het eeuwig elkaar-vreemd- zijn koel de hand reiken dan wanneer zij elkaar boven de bedrieglijke draaikolk van het begrijpen ontroerd om de hals vallen." Arthur Schnitzler is een Oostenrijkse schrijver van joodse afkomst, die leefde van 1862 tot 1931.
Titelverklaring
In het verhaal van mijnheer Dankerlui (blz. 80 – 93 van de roman) wordt verteld wat 'negerjoden' zijn. Het is het resultaat van een vermenging van een joodse kolonist in Suriname met een negerslavin. De moeder van Hannah is daarvan eigenlijk het voorbeeld. Omdat volgens de joodse wetten de vrouwelijke lijn bepaalt of iemand joods is, is Hannah eigenlijk een negerjood in het kwadraat. Zij is namelijk het resultaat van een joodse vrouw (Emma) met een neger Dankerlui. Het moederland in de titel is natuurlijk Nederland.
In de titel wordt dus eigenlijk het cultuurverschil tussen Suriname en Nederland weergegeven. Ook Hannah is het kind tussen twee culturen in: eigenlijk zit ze tussen drie culturen: de elementen die in de titel zijn opgenomen. Ze voelt zich gedeeltelijk joods (namelijk in het begin als ze in het joodse verzorgingtehuis werkt en zich aangetrokken voelt tot de zionistische beweging; ze trouwt ook met Chaim) maar haar sympathie ligt niet bij haar moeder. Ze voelt zich meer aangetrokken tot haar veel lievere vader, die het negerzijn personifieert. Daarnaast is ze nog eens Nederlandse: in Suriname hebben ze zich goed voorbereid op de Nederlandse samenleving. Dat ze desondanks eigenlijk helemaal nergens bij hoort, kun je halen uit de gebeurtenis wanneer ze als een hoer wordt opgepakt, als ze met Chaim op straat loopt.
Thematiek en motieven
De thematiek van de roman is dus terug te vinden in de titel: het gaat over het vaak voorkomende element in de literatuur van 'het kind tussen twee culturen'. Andere voorbeelden uit de Nederlandse literatuur zijn o.a. Adriaan van Dis met zijn romans Nathan Sid en Indische Duinen, Marion Bloem met de romans Geen gewoon Indisch meisje en de V van Venus (2004), Lulu Wang met Bedwelmd, Annejet van der Zijl met het non-fictie-boek Sonny Boy en Nilgün Yerli in de roman De garnalenpelster. Naarmate de samenleving van Nederland multicultureler wordt, zal het thema vaker in romans voorkomen.
Ellen Ombre heeft de thematiek van het –vreemdeling-zijn-in-een -ander-land ook al eerder in haar drie verhalenbundels aangekaart.
Het algemeen probleem in dit soort romans is het deel uitmaken van twee culturen en eigenlijk daardoor het behoren tot geen enkele cultuur. In Negerjood … wordt dat probleem heel sterk duidelijk gemaakt in de persoon van Hannah: haar moeder neigt sterker naar de joodse cultuur, omdat die meer status geeft en haar vader voelt veel meer voor de negercultuur. Hannah zit daar precies tussenin. In Nederland is ze eigenlijk een vreemde eend in de bijt. Ondanks de uitstekende voorbereiding van het gezin Dankerlui op de situatie in Nederland (een inburgeringcursus avant la date: zoals het eigenlijk zou moeten) worden ze ook als Nederlander eigenlijk niet geaccepteerd. Dit idee wordt al fraai geïllustreerd op de eerste pagina van de roman, wanneer Hannah van huis wegloopt en ze een taxi neemt. De kale chauffeur met een davidsster om zijn hals reageert met de opmerking dat alle allochtonen eigenlijk moeten oprotten. In een zin wordt meteen de problematiek van de hele roman neergezet.
Met het thema samenhangende motieven zijn in deze roman
-de vader-dochterrelatie,
-de moeder-dochterrelatie,
-discriminatie,
-verlatingsangst (Hannah)
-het jood-zijn en de holocaust,
-de slavenhandel,
-seksualiteit en erotiek,
-schande en de schaamte
De idee
Maakt Hannah aan het einde van de roman toch een onbewuste keuze tussen jodendom en negerschap? Ze heeft het hele verhaal door een antipathie tegen haar moeder en ze voelt zich meer verwant met haar vader. In het laatste hoofdstuk hoort ze bovendien dat haar moeder de kelderbox heeft leeggemaakt, waarin haar vader alle documenten die hij over Suriname had verzameld, bewaarde. Ze heeft nu alleen nog maar zijn schrift met de studie van de stamboom over. Dat klemt ze tegen haar borst wanneer ze gaat slapen. In de nacht wanneer ze slaapt, wordt ze gepakt door haar negerneef. Eerst verzet ze zich tegen zijn handtastelijkheden, maar tenslotte gaat ze in zijn beweging mee. Is het de symbolische manier dat ze het verzet tegen het neger-zijn opgeeft? Je zou geneigd zijn het te denken.
Samenvatting van de inhoud
In het eerste hoofdstuk verlaat de hoofdpersoon Hannah Dankerlui (47 jaar oud) op een winterochtend in 2000 haar woning in Amsterdam. Ze verlaat haar Joodse echtgenoot Chaim.(60 jaar) Ze weet niet waar ze heen zal gaan. In ieder geval gaat ze niet naar haar moeder, Emma Henco. (flashback) Die had ze twee maanden geleden op aanraden van haar psychotherapeut nog bezocht. Hannah wilde namelijk graag toegang hebben tot de erfenis (vooral de boeken) van haar overleden vader. Wanneer ze naar haar moeder gaat, stelt ze haar de vraag of haar moeder van haar houdt. Die wordt meteen hysterisch, maar aan het einde van haar aanval, geeft haar moeder aan dat Hannah nog alles is wat ze heeft, nu haar vader dood is en haar broer nooit iets van zich laat horen.
Terug in de auto denkt ze terug aan de gemoedstoestand van haar moeder in Suriname. (flashback) Toen haar hondje was overreden door de auto van de melkboer, was Hannah heel verdrietig geweest. Haar moeder had haar maar een aanstelster gevonden, nadat een hulpvaardige buurman de hond had begraven. De avond erna had ze in een droom zoveel angstige dingen meegemaakt dat ze in haar bed had geplast. Haar moeder was opnieuw erg boos geworden. Emma Henco had haar ook eens aan het schrikken gemaakt, toen ze voor de kleine Hannah net had gedaan alsof ze dood was. Ze had daar altijd de angst aan overgehouden haar moeder te verliezen en ze was op zoek gegaan naar iemand door wie ze dat zou kunnen vergeten. Die iemand was Chaim geworden.
In het tweede hoofdstuk weet Hannah nog steeds niet waar ze heen moet gaan. Bij de metro-ingang denkt ze aan haar eerste baantje, toen ze net in Nederland waren. (flashback) Ze was in een joods verzorgingstehuis gaan solliciteren, terwijl ze nog maar veertien jaar was. Toch was ze aangenomen en ze zorgde heel goed voor de patiënten, die vrijwel allemaal een joods verleden hadden. Haar moeder is erg boos als ze thuis die verhalen vertelt: waarom hebben de Nederlanders de joden als een tweederangs volk beschouwd en hen niet beschermd tegen de Duitsers? De joden in Suriname behoorden tot een hogere sociale stand. Een ontmoeting met een joodse vrouw Lea Sajet (van wie ze een waardevol hangertje krijgt) doet Hannah terugdenken aan haar Surinaamse jeugd toen ze voor de radio een nummer moest zingen “Waar de blanke top der duinen…..”
Als de directrice van het verzorgingstehuis hoort dat Hannah’s moeder joods is en haar vader een neger, zegt ze dat Hannah dan afkomt van de twee bevolkingsgroepen die in de mondiale geschiedenis het meest vervolgd zijn door resp. de antisemieten en de slavendrijvers. Ze geeft Hannah complimentjes voor haar goede aanpak in haar werk en geeft aan dat ze omdat ze zoveel belangstelling voor het holocaustprobleem heeft, lid kan worden van een zionistische vereniging Haporzim. Vreemd genoeg heeft haar moeder daartegen geen al te grote bezwaren.
Bij de beweging van de zionistische jongeren voelt ze zich toch niet echt thuis. Ze zijn nogal extreem in hun opvattingen. Ze ontmoet er de jongen Gideon die haar warm maakt om een tijdje in een kibboets te gaan werken. Zelf gaat hij er alvast naar toe. Ze schrijven met elkaar: hij doet voornamelijk verslag van zijn werkzaamheden in Israël. Hannah is wel verliefd op hem en moet 300 gulden neertellen wanneer ze naar Israël wil. Ze wil dat geld zelf opsparen, maar haar vader ziet haar liever niet gaan. Een tijdje later is Gideon weer terug uit Israël en hij wil haar dringend spreken: hij vertelt haar dat hij moet trouwen, omdat hij een meisje zwanger heeft gemaakt. Hij stelt bovendien voor dat ze nog diezelfde avond met elkaar naar bed gaan, omdat hij 'het' nog nooit met een negerin heeft gedaan. Dan herinnert ze zich in een flashback hoe haar moeder het door Hannah zelf gekochte boek Liefde en vrees voor haar ogen had verscheurd omdat dit boek over seksualiteit in haar ogen een vies boek was.
Heden: ze belt met haar vriendin Erika naar wie ze onderweg is, maar ze kan nog niet bij haar terecht. Daarom blijft ze op een metrostation met wat junks maar een tijdje ronddolen en komen er weer allerlei herinneringen boven.
Ze herinnert zich de eerste ontmoeting met haar echtgenoot Chaim: in hetzelfde café waar ze Gideon had ontmoet. Chaim valt meteen in de smaak bij de moeder van Hannah, niet in de laatste plaats omdat hij een geurtje voor haar heeft meegenomen. Met Hannah’s vader is het contact moeizamer, omdat Chaim nogal extreme ideeën heeft over joden en negers en de holocaust. Hannah herinnert zich in het volgende hoofdstuk de episode waarin haar vader haar heeft verteld hoe het met de relatie tussen joden en negers in Suriname was gesteld. Ook legt hij uit waar de term 'negerjood' vandaan is gekomen. Joodse mannen hebben relaties gehad met negervrouwen en het product dat daaruit ontstond werd 'negerjood' genoemd. In Suriname was er een joodse enclave: de Joden Savanne. Hij heeft er veel materiaal over verzameld en dit opgeborgen in de kelderbox. Na zijn dood weigert Hannah’s moeder de sleutel van de box te geven. Uit alles blijkt dat de verhouding tussen Hannah en haar moeder slecht is en dat ze veel meer van haar vader houdt.
In de zomer van 69 maakt Hannah kennis met de moeder van Chaim die een feministische inslag heeft en een yuppieachtige vriendenkring heeft. Echt sympathiek komt ze niet over. Chaim vertelt dat hij met Hannah gaat trouwen en hij wil dat op de provomanier van Rob Stolk doen: op de fiets naar het stadhuis. Zeer tegen de zin van beide ouderparen, doen ze dit in 1970. Hannah is dan pas 17 jaar en Chaim is 13 jaar ouder. Vooral Hannah’s moeder is heel erg blij, allereerst verhoogt het huwelijk met de jood Chaim hun status en ten tweede heeft ze nu Hannah afgeleverd zonder dat ze zwanger is. Dat zou immers een grote schande zijn geweest. Chaim gaat al snel zijn eigen gang: hij is antropoloog en hij reist over de gehele wereld. Wanneer hij een keer op reis is, komt de grootmoeder van Hannah op wie ze erg gesteld is over naar Amsterdam: ze wil eigenlijk alleen maar de Bijlmer zien en is erg onder de indruk van wat ze ziet: ze ervaart het als een stukje Suriname in Nederland. De flats in de Bijlmer hebben de namen van Surinaamse plantages.
Korte flashbacks heeft Hannah over de dag dat ze net in Nederland Madurodam bezochten of over de keer dat ze ineens werd opgepakt in Amsterdam terwijl ze met Chaim over straat liep, omdat de politieagenten dachten dat ze een hoer was. Hannah werkt in een artotheek: op een bepaald moment is er sprake van dat er een slavernijmonument wordt opgericht. In de toespraak die Hannah houdt, trekt ze de vergelijking met de holocaust en de slavenhandel. Ze vindt dat de slavenhandel een minder grote impact heeft gehad, omdat de slaven niet werden gedood, maar juist moesten blijven leven, omdat ze een kapitaal vertegenwoordigden. Het idee wordt haar niet in dank afgenomen. Het doet haar terugdenken aan haar tijd in Suriname: haar vader en moeder hadden alles in het werk gesteld om zich zo goed mogelijk de normen en de waarden van de Nederlandse samenleving eigen te maken. Hannah’s moeder kiest echter steeds meer voor het jodendom dan voor het negerschap. De laatste groep bestaat toch min of meer uit criminelen.
Een aantal jaren geleden is haar vader aan kanker gestorven. Als hij in de terminale fase in het ziekenhuis moet worden opgenomen, maakt Chaim zich op om een buitenlands congres bij te wonen. Hij is er daarom niet bij als haar vader sterft. Als ze hem belt, neemt een vreemde vrouw de telefoon op. Hij belooft snel het eerstvolgende vliegtuig te nemen.
Hannah regelt de crematie, maar haar moeder vindt daarna dat ze haar niet moet lastig vallen met het vragen om de sleutel van de box, waarin de persoonlijke bezittingen van haar vader staan opgeborgen.
Chaim gaat intussen steeds vaker vreemd en hij geeft dat ook ruiterlijk toe; eigenlijk schuift hij de schuld ervan op het conto van Hannah. Ze gaat in therapie. Tijdens een sessie komt de geschiedenis boven dat Hannah door haar moeder geslagen was omdat ze met een washandje had geprobeerd het bloed tussen haar benen weg te boenen. Hannah had niet tegen haar moeder durven vertellen dat ze ongesteld was geworden (op 8-jarige leeftijd) Haar moeder boezemt haar daarna angst voor mannen in (zelfs voor haar vader) nu ze immers een 'groot meisje' is geworden. Tot haar grote schaamte moet ze ook nog eens van haar moeder een pak verband bij de Chinese koopman gaan halen. Elke maand moet ze weer met die schande van het ongesteld zijn leven: ze wordt ook nog eens dik. Haar vader neemt wat meer afstand tot haar: ze is immers vrouw geworden.
Omdat de vrouwelijke therapeute (het type van de ouderwetse psychoanalytica en de divan ) bij het horen van die verhalen in tranen is uitgebarsten, gaat ze er niet meer heen. Een andere therapeut is veel zakelijker en harder. Toch valt die een keer in slaap als ze haar verhaal vertelt. Als hij wakker schrikt, noemt hij haar Kitty, net toevallig de naam van één van de buitenvrouwen van Chaim, een negerin. Dat is meteen de laatste keer dat ze een therapeut bezoekt. In een nieuwe flashback herinnert ze zich een nachtelijke thuiskomst van Chaim als hij bij één van zijn bijvrouwen (Kitty?) is geweest. Hij ruikt naar floridawater wat met magie te maken heeft, weet ze uit haar Surinaamse verleden..
In het volgende hoofdstuk beschrijft Hannah een bezoek aan haar schoonmoeder. Die vindt dat ze er niet goed uitziet en Hannah vertelt van het vreemdgaan van Chaim. Inez hangt de 'het-moet-allemaal-kunnen'-theorie aan. Ook Chaims vader ging vaak vreemd en het beste kun je de minnaressen maar in huis halen. Trouwens, Chaim was kort ervoor betrapt in haar huis met een negerin (Kitty). Daarna haalt Hannah de herinnering op van de tijd dat ze een buitenbaarmoederlijke zwangerschap had. De dokter had met haar ook nog gesproken over de geslachtsziekte chlamydia die ze heeft. Later had ze zich gerealiseerd dat Chaim haar in gevaar had gevraagd met zijn vele vreemdgaan.
Hannah heeft het plan opgevat om naar Suriname te gaan. Onderweg leest ze in het vliegtuig een verhaal dat haar vader heeft opgesteld aan de hand van een stamboomonderzoek. Het is wel duidelijk dat ze in rechte lijn afstamt van joodse voorouders via de vrouwelijke kant. In Suriname vindt ze ook niet meer wat ze er zoekt. De situatie is heel erg veranderd. In discussies merkt ze echter wel dat het probleem joodzijn of negerzijn nog steeds onder de huidige generatie leeft.
In het laatste hoofdstuk komt ze bij haar vriendin Erika aan die in de Bijlmer woont. Ze vertelt dat ze is weggelopen bij Chaim. Ze praten met elkaar over vroeger, over Suriname. Blijkbaar kan Hannah meer vertellen over het land dan Erika. Erika weet nog wel wat te vertellen over de afkomst van Emma. De familie van Hannah‘s vader was er niet zo blij mee geweest dat hij met haar trouwde: ze was namelijk zwanger op dat moment. Er werd gesuggereerd dat het kind van haar stiefvader was. Dat moet dan haar oudere broertje zijn. Hannah wil onmiddellijk haar moeder spreken. Ze belt haar op en hoort van de buurvouw dat d’r moeder op bed ligt en rugpijn heeft. Als ze aan de telefoon komt, zegt ze dat ze de kelderbox van haar vader heeft leeggeruimd. Het enige wat Hannah nu nog van haar vader heeft, is het schrift waarin hij aantekeningen over zijn stamboom heeft opgetekend. Dat neemt ze mee de nacht in.
Middenin de nacht wordt ze wakker: de neef die ook de nacht in Erika’s huis doorbrengt en op het punt staat naar Suriname terug te gaan vanwege de heimwee, heeft zich aan haar vergrepen. In het begin stribbelt ze nog tegen, maar tenslotte gaat ze in zijn beweging mee.
Recensies over en waardering voor de roman
In Trouw en in NRC werd de roman kort na het verschijnen besproken.
In het NRC van 24 september 2004 schrijft Pieter Steinz een recensie over de roman onder de titel 'Varen over de Bijlmermeer' Aanvankelijk prijst hij de problematiek van de roman, maar zijn conclusie luidt: "Maar niet alle herinneringen van Hannah bieden verrassende perspectieven. Te vaak blijven de discussies over goed en fout, of over Suriname versus Nederland, hangen in clichés; wat verergerd wordt door Ombres weinig subtiele stijl, met veel korte zinnen, onwaarachtige dialogen en meisjesboektaal in de trant van `Wat is dit afschuwelijk' en `Dat zij de aandacht had getrokken van zo'n mooie jongen!'. Soms dikt Ombre de tegenstellingen in haar boek ronduit karikaturaal aan. Zo stapt Hannah al op de eerste bladzijde van de roman in de taxi van een kaalgeschoren chauffeur met een davidster op zijn borst die bij het inladen van haar bagage bromt: `Oprotten, die hele allochtonenzooi'.
Het onderwerp van Ombres romandebuut is interessant genoeg, net als de hoofdpersoon; het is de literaire vormgeving die achterblijft. Op de laatste bladzijde van het boek geeft Ombre een lijst van geraadpleegde literatuur over de joodse geschiedenis van Suriname. De lezer ziet haar in Negerjood in moederland als het ware worstelen om al die informatie door te geven - met behulp van lange historische uitweidingen en schoolse discussies. Het resultaat doet een beetje denken aan de geschiedenisboeken van wijlen Jaap ter Haar, die geromantiseerde anekdotes afwisselde met goed gedocumenteerde historische overzichten. In een populair non-fictieboek kan dat goed werken, in de meeste romans is het de dood in de pot."
Op 30 oktober 2004 schrijft Jos de Roo in Trouw over de roman in zijn recensie “De roots van een negerjodin" Hij staat niet negatief tegenover de debuutroman van Ombre, maar:
“Ellen Ombre lijkt te willen zeggen dat mensen niet buiten een eigen historisch perspectief kunnen en dat de behoefte bij een groep te horen onuitroeibaar is. Het is een interessant gezichtspunt, zeker binnen de Caribische literatuur, maar het maakt 'Negerjood in moederland' nog niet tot een geslaagde roman. Ombre's taalgebruik schiet tekort. Ze schrijft alleen maar hele korte zinnen. Werkte dit staccatoritme in haar korte verhalen nog goed, in een boek van langere adem werkt het doodvermoeiend. Het is het taalgebruik van een drenkeling die eigenlijk het liefst maar één woord roept: ,,Help! Help!'' Nu past deze geestesgesteldheid wel bij Hannah Dankerlui, maar het kan niet de bedoeling zijn dat de lezer ook steeds het gevoel krijgt in ademnood te verkeren."
Reitze A. de Graag bespreekt op de site van de Wereldomroep de roman op 16 december 2004. Hij ziet positieve en negatieve kanten aan de debuutroman van Ellen Ombre.
"Het is moeilijk vast te stellen of 'Negerjood in moederland' een goed boek is. De soms wat drammerig gebrachte geschiedenisles neemt het vaak over ten koste van het verhaal. Maar het is wel een interessante geschiedenis. De kijk van Ombre op Nederland is overwegend somber, maar tegelijk vaak verfrissend. Ze laat bijvoorbeeld de Bijlmer zien door de ogen van Hannahs oma. In plaats van een troosteloze steenwoestenij onder een grijze Hollandse lucht, ziet oma een stukje Suriname overzee. Waar de structuur wordt bepaald door flatgebouwen die namen hebben zoals in Suriname de plantages.
Somber en verfrissend tegelijk is het ook te lezen tegen welke problemen de Dankerluis aanlopen als ze in de jaren zestig naar Nederland emigreren. Hun Nederlands is mooier en verzorgder dan dat van de meeste Nederlanders, hun manieren zijn beter en hun kleren chiquer. Toch worden ze niet geaccepteerd. Nederlanders zien hen als minderwaardig, want uit Suriname. Mevrouw Dankerlui verzucht dan ook: ‘Thuis waren we society, hier zijn we nauwelijks middle class’. Ombre laat zo zien dat de hele huidige discussie rond integratie-examens doelloos is. Uiteindelijk staat een samenleving open voor vreemden, of niet. En de Nederlandse maatschappij staat dat volgens Ombre niet."
Ronduit positief is recensent Eric Krebbers op de site van de “De fabel van de illegaal 67”: "Zo kan het dus ook! Een sympathieke Nederlandse roman die ergens over gaat en nog links en anti-racistisch is ook. Ellen Ombres "Negerjood in moederland" is een verademing tussen al het antisemitische machismo van de Grunbergs en het reactionaire gelul van de Durlachers. Fijngevoelig beschrijft Ombre hoe het Surinaamse gezin Dankerlui probeert te overleven in Nederland en hoe ieder van hen worstelt met het verleden. Geen van de gezinsleden voelt zich eigenlijk echt thuis in Nederland." En later ….. "Deze psychologische en door en door politieke roman is een aanrader, al was het maar om prachtige volzinnen als deze: "De Rode Vrouwen van weleer speculeerden inmiddels op de beurs, om hun allochtone schoonmaaksters te betalen, hun studerende dochter een Filippijnse au pair cadeau te doen of om een kostbare, last minute ivf-behandeling in Italië te bekostigen."
Over de schrijfster Ellen Ombre
Ellen Ombre, schrijfster van Surinaams-Creoolse afkomst, woont al ruim 35 jaar in Nederland. Ze debuteerde in 1992 met de verhalenbundel Maalstroom. Deze werd in 1994 gevolgd door Vrouwvreemd, een bundel met acht verhalen. In 1996 kwam het reisverslag Wie goed bedoelt uit. De laatste verhalenbundel heet Valse verlangens (verscheen in 2002) Cultuurverschillen staan centraal in de verhalen over (meestal) vrouwen die een weg zien te vinden in een samenleving waarin ze als vreemdelingen aankwamen. In 2004 kwam de eerste roman van Ombre uit: Negerjood in moederland.
Ellen Ombre werd op 8 december 1948 geboren in Suriname. Ze groeide op in een gezin dat redelijk afgezonderd aan de rand van Paramaribo leefde. Haar ouders schermden hun enige dochter nogal af van de buitenwereld. "Het allergelukkigst was ik nog in m'n tuintje. Ik kweekte er tajerblad, een soort spinazie, en dat verkocht ik dan aan de weg." Ze was dertien toen haar ouders besloten om naar Nederland te gaan. Voor een jaar, zo was de bedoeling. Het werd een permanent verblijf. Het Surinaamse beeld van 'het land van Ot en Sien' bleek al gauw niet te kloppen. "De eerste maanden ging ik kapot van de heimwee."
De moeizame eerste maanden van een uit Suriname afkomstig gezin in Nederland in de jaren zestig komen in verschillende verhalen in Maalstroom aan de orde. Verkeerde verwachtingen en overdreven ijver om netjes en Nederlands over te komen, brengen teleurstellingen met zich mee. En onvermijdelijk is er de eerste kennismaking met bot Hollands racisme. Zo gaat in het verhaal 'Begrafenisstemming' een Surinaams meisje op de dag dat een overleden leraar begraven wordt, mee met een klasgenoot die bij zijn oma woont. De discriminerende reactie van deze vrouw, die nota bene in een concentratiekamp gezeten heeft, bij haar binnenkomst, brengt haar geheel van haar stuk.
Ellen Ombre is geen schrijfster die op zoek is naar haar 'roots' en sentimentele gevoelens koestert over Suriname, hoewel ze veel over haar vaderland schrijft. De verhalen in Maalstroom zijn met een zekere afstand geschreven, soms zijn het meer korte journalistieke schetsen. Er klinken kritische geluiden in door ten opzichte van blanken die uit een verkeerd soort betrokkenheid bij de zwarte bevolking beledigend overkomen. Maar Ombre is ook kritisch over Surinamers die te passief zijn of zich op overdreven wijze aan gewoonten in Nederland trachten aan te passen.
Waar
Maalstroom twintig vrij korte verhalen bevat, telt de opvolger Vrouwvreemd acht langere verhalen die de schrijfster wat meer gelegenheid boden verdieping te geven aan personages en situaties. In een aantal gevallen gaat het ook in deze bundel om Surinaamse vrouwen die in Nederland leven en soms nostalgische herinneringen koesteren aan Suriname. Die gevoelens blijken overigens, als de vrouwen op zeker moment in Suriname terugkeren, ontnuchterend ver van de realiteit af te staan, zoals in het verhaal 'Grieven'. Maar Vrouwvreemd bevat ook een verhaal ('Mijmering van een allochtoon') waarin een verbitterde blanke vrouw haar zorg uit over de toestroom van migranten.
In Vrouwvreemd nam Ombre ook een verhaal op ('De prijs van hulp') over falende ontwikkelingsprojecten in het Afrikaanse Benin. Het bleek een opstapje naar haar volgende boek, Wie goed bedoelt. In dit reisverslag toont ze zich zeer kritisch over de westerse ontwikkelingshulp. Maar ook over fenomenen als 'back-to-your-roots' vakanties waarbij zwarte Amerikanen zonder historisch besef de plaatsen bezoeken waarvandaan hun voorouders als slaven zouden zijn verscheept. Ombre reisde naar Benin aan boord van een vrachtschip, wat voor een vrouw een veilige manier van reizen is, vindt ze: "Je leeft tussen mannen, maar de sociale controle is groot."
Ombre wil zich nadrukkelijk niet afficheren als Surinaams schrijfster, maar ziet in het feit dat ze opgroeide in dit land voor haar schrijven wel een voordeel. Het heeft bijgedragen tot haar onafhankelijke en open blik ten aanzien van cultuurverschillen.
"Mijn niet-groepsgevoel heeft wellicht te maken met het feit dat ik uit Suriname kom. Ik ben heel blij dat ik daar vandaan kom omdat het een zo uitgebreid samengestelde wereld is met veel verschillende volkeren." In een van de verhalen in Vrouwvreemd schrijft ze: "het is belangrijk om een spiegel voorgehouden te krijgen".
In september 2004 verscheen de eerste druk van de eerste roman van Ellen Ombre in een gebonden uitgave bij de uitgeverij Arbeiderspers te Amsterdam. De roman telt 188 bladzijden en is onderverdeeld in 16 ongenummerde en ongetitelde hoofdstukken. Een nieuw hoofdstuk wordt aangegeven met een wit gedeelte, nadat het vorige hoofdstuk op de vorige bladzijde is afgerond met een gedeelte witregels.
Op de omslag staan twee mensen met de rug naar de lezer toe weglopend. Een man en een vrouw blijkbaar van Surinaamse afkomst, bevinden zich naar het lijkt in een duinlandschap. De vrouw (een fotoafbeelding) draagt een mand met wasgoed op haar hoofd, de man (een witte silhouetafbeelding) draagt een aktetas aan een stok over zijn schouder..
In het verhaal met de 16 hoofdstukken lopen verheden en heden door elkaar heen via flashbacks. De roman begint op een winterochtend in 2000 wanneer de hoofdpersoon, de 47-jarige Hannah Dankerlui, haar woning en haar man Chaim verlaat. Op weg naar haar vriendin Erica denkt ze aan het verleden toen ze in Suriname woonde en later naar Nederland emigreerde. De volgorde van de flashbacks is echter volkomen willekeurig en wordt vooral door een associatie ingeleid. Regelmatig keert de vertelster kort terug in het heden, bivakkeert bijvoorbeeld op een metrostation, totdat ze bij haar vriendin terecht kan. De vertelconstructie lijkt toch wat gekunsteld. Een gewone kadervertelling (het verleden ingeklemd tussen twee hoofdstukken heden) zou misschien effectiever zijn geweest.
Perspectief
De gebeurtenissen worden verteld vanuit de hoofdpersoon Hannah Dankerlui. Zij vertelt in de personale vertelvorm, zodat we haar innerlijke gedachten en gevoelens te weten komen.
Een enkele keer wordt het perspectief wat doorbroken en zijn er auctoriale trekjes te bespeuren. Bijvoorbeeld in het verhaal van mijnheer Dankerlui over de joods-Surinaamse geschiedenis van de negerjoden. Maar in het algemeen ligt het personale perspectief bij Hannah.
Motto
De roman krijgt als motto een zinsnede mee van Arthur Schnitzler: “Het is nog altijd beter wanneer twee mensen met elkaar over de diepe afgrond van het eeuwig elkaar-vreemd- zijn koel de hand reiken dan wanneer zij elkaar boven de bedrieglijke draaikolk van het begrijpen ontroerd om de hals vallen." Arthur Schnitzler is een Oostenrijkse schrijver van joodse afkomst, die leefde van 1862 tot 1931.
Titelverklaring
In het verhaal van mijnheer Dankerlui (blz. 80 – 93 van de roman) wordt verteld wat 'negerjoden' zijn. Het is het resultaat van een vermenging van een joodse kolonist in Suriname met een negerslavin. De moeder van Hannah is daarvan eigenlijk het voorbeeld. Omdat volgens de joodse wetten de vrouwelijke lijn bepaalt of iemand joods is, is Hannah eigenlijk een negerjood in het kwadraat. Zij is namelijk het resultaat van een joodse vrouw (Emma) met een neger Dankerlui. Het moederland in de titel is natuurlijk Nederland.
In de titel wordt dus eigenlijk het cultuurverschil tussen Suriname en Nederland weergegeven. Ook Hannah is het kind tussen twee culturen in: eigenlijk zit ze tussen drie culturen: de elementen die in de titel zijn opgenomen. Ze voelt zich gedeeltelijk joods (namelijk in het begin als ze in het joodse verzorgingtehuis werkt en zich aangetrokken voelt tot de zionistische beweging; ze trouwt ook met Chaim) maar haar sympathie ligt niet bij haar moeder. Ze voelt zich meer aangetrokken tot haar veel lievere vader, die het negerzijn personifieert. Daarnaast is ze nog eens Nederlandse: in Suriname hebben ze zich goed voorbereid op de Nederlandse samenleving. Dat ze desondanks eigenlijk helemaal nergens bij hoort, kun je halen uit de gebeurtenis wanneer ze als een hoer wordt opgepakt, als ze met Chaim op straat loopt.
De thematiek van de roman is dus terug te vinden in de titel: het gaat over het vaak voorkomende element in de literatuur van 'het kind tussen twee culturen'. Andere voorbeelden uit de Nederlandse literatuur zijn o.a. Adriaan van Dis met zijn romans Nathan Sid en Indische Duinen, Marion Bloem met de romans Geen gewoon Indisch meisje en de V van Venus (2004), Lulu Wang met Bedwelmd, Annejet van der Zijl met het non-fictie-boek Sonny Boy en Nilgün Yerli in de roman De garnalenpelster. Naarmate de samenleving van Nederland multicultureler wordt, zal het thema vaker in romans voorkomen.
Ellen Ombre heeft de thematiek van het –vreemdeling-zijn-in-een -ander-land ook al eerder in haar drie verhalenbundels aangekaart.
Het algemeen probleem in dit soort romans is het deel uitmaken van twee culturen en eigenlijk daardoor het behoren tot geen enkele cultuur. In Negerjood … wordt dat probleem heel sterk duidelijk gemaakt in de persoon van Hannah: haar moeder neigt sterker naar de joodse cultuur, omdat die meer status geeft en haar vader voelt veel meer voor de negercultuur. Hannah zit daar precies tussenin. In Nederland is ze eigenlijk een vreemde eend in de bijt. Ondanks de uitstekende voorbereiding van het gezin Dankerlui op de situatie in Nederland (een inburgeringcursus avant la date: zoals het eigenlijk zou moeten) worden ze ook als Nederlander eigenlijk niet geaccepteerd. Dit idee wordt al fraai geïllustreerd op de eerste pagina van de roman, wanneer Hannah van huis wegloopt en ze een taxi neemt. De kale chauffeur met een davidsster om zijn hals reageert met de opmerking dat alle allochtonen eigenlijk moeten oprotten. In een zin wordt meteen de problematiek van de hele roman neergezet.
-de vader-dochterrelatie,
-de moeder-dochterrelatie,
-discriminatie,
-verlatingsangst (Hannah)
-het jood-zijn en de holocaust,
-de slavenhandel,
-seksualiteit en erotiek,
-schande en de schaamte
De idee
Maakt Hannah aan het einde van de roman toch een onbewuste keuze tussen jodendom en negerschap? Ze heeft het hele verhaal door een antipathie tegen haar moeder en ze voelt zich meer verwant met haar vader. In het laatste hoofdstuk hoort ze bovendien dat haar moeder de kelderbox heeft leeggemaakt, waarin haar vader alle documenten die hij over Suriname had verzameld, bewaarde. Ze heeft nu alleen nog maar zijn schrift met de studie van de stamboom over. Dat klemt ze tegen haar borst wanneer ze gaat slapen. In de nacht wanneer ze slaapt, wordt ze gepakt door haar negerneef. Eerst verzet ze zich tegen zijn handtastelijkheden, maar tenslotte gaat ze in zijn beweging mee. Is het de symbolische manier dat ze het verzet tegen het neger-zijn opgeeft? Je zou geneigd zijn het te denken.
Samenvatting van de inhoud
In het eerste hoofdstuk verlaat de hoofdpersoon Hannah Dankerlui (47 jaar oud) op een winterochtend in 2000 haar woning in Amsterdam. Ze verlaat haar Joodse echtgenoot Chaim.(60 jaar) Ze weet niet waar ze heen zal gaan. In ieder geval gaat ze niet naar haar moeder, Emma Henco. (flashback) Die had ze twee maanden geleden op aanraden van haar psychotherapeut nog bezocht. Hannah wilde namelijk graag toegang hebben tot de erfenis (vooral de boeken) van haar overleden vader. Wanneer ze naar haar moeder gaat, stelt ze haar de vraag of haar moeder van haar houdt. Die wordt meteen hysterisch, maar aan het einde van haar aanval, geeft haar moeder aan dat Hannah nog alles is wat ze heeft, nu haar vader dood is en haar broer nooit iets van zich laat horen.
In het tweede hoofdstuk weet Hannah nog steeds niet waar ze heen moet gaan. Bij de metro-ingang denkt ze aan haar eerste baantje, toen ze net in Nederland waren. (flashback) Ze was in een joods verzorgingstehuis gaan solliciteren, terwijl ze nog maar veertien jaar was. Toch was ze aangenomen en ze zorgde heel goed voor de patiënten, die vrijwel allemaal een joods verleden hadden. Haar moeder is erg boos als ze thuis die verhalen vertelt: waarom hebben de Nederlanders de joden als een tweederangs volk beschouwd en hen niet beschermd tegen de Duitsers? De joden in Suriname behoorden tot een hogere sociale stand. Een ontmoeting met een joodse vrouw Lea Sajet (van wie ze een waardevol hangertje krijgt) doet Hannah terugdenken aan haar Surinaamse jeugd toen ze voor de radio een nummer moest zingen “Waar de blanke top der duinen…..”
Als de directrice van het verzorgingstehuis hoort dat Hannah’s moeder joods is en haar vader een neger, zegt ze dat Hannah dan afkomt van de twee bevolkingsgroepen die in de mondiale geschiedenis het meest vervolgd zijn door resp. de antisemieten en de slavendrijvers. Ze geeft Hannah complimentjes voor haar goede aanpak in haar werk en geeft aan dat ze omdat ze zoveel belangstelling voor het holocaustprobleem heeft, lid kan worden van een zionistische vereniging Haporzim. Vreemd genoeg heeft haar moeder daartegen geen al te grote bezwaren.
Bij de beweging van de zionistische jongeren voelt ze zich toch niet echt thuis. Ze zijn nogal extreem in hun opvattingen. Ze ontmoet er de jongen Gideon die haar warm maakt om een tijdje in een kibboets te gaan werken. Zelf gaat hij er alvast naar toe. Ze schrijven met elkaar: hij doet voornamelijk verslag van zijn werkzaamheden in Israël. Hannah is wel verliefd op hem en moet 300 gulden neertellen wanneer ze naar Israël wil. Ze wil dat geld zelf opsparen, maar haar vader ziet haar liever niet gaan. Een tijdje later is Gideon weer terug uit Israël en hij wil haar dringend spreken: hij vertelt haar dat hij moet trouwen, omdat hij een meisje zwanger heeft gemaakt. Hij stelt bovendien voor dat ze nog diezelfde avond met elkaar naar bed gaan, omdat hij 'het' nog nooit met een negerin heeft gedaan. Dan herinnert ze zich in een flashback hoe haar moeder het door Hannah zelf gekochte boek Liefde en vrees voor haar ogen had verscheurd omdat dit boek over seksualiteit in haar ogen een vies boek was.
Heden: ze belt met haar vriendin Erika naar wie ze onderweg is, maar ze kan nog niet bij haar terecht. Daarom blijft ze op een metrostation met wat junks maar een tijdje ronddolen en komen er weer allerlei herinneringen boven.
Ze herinnert zich de eerste ontmoeting met haar echtgenoot Chaim: in hetzelfde café waar ze Gideon had ontmoet. Chaim valt meteen in de smaak bij de moeder van Hannah, niet in de laatste plaats omdat hij een geurtje voor haar heeft meegenomen. Met Hannah’s vader is het contact moeizamer, omdat Chaim nogal extreme ideeën heeft over joden en negers en de holocaust. Hannah herinnert zich in het volgende hoofdstuk de episode waarin haar vader haar heeft verteld hoe het met de relatie tussen joden en negers in Suriname was gesteld. Ook legt hij uit waar de term 'negerjood' vandaan is gekomen. Joodse mannen hebben relaties gehad met negervrouwen en het product dat daaruit ontstond werd 'negerjood' genoemd. In Suriname was er een joodse enclave: de Joden Savanne. Hij heeft er veel materiaal over verzameld en dit opgeborgen in de kelderbox. Na zijn dood weigert Hannah’s moeder de sleutel van de box te geven. Uit alles blijkt dat de verhouding tussen Hannah en haar moeder slecht is en dat ze veel meer van haar vader houdt.
In de zomer van 69 maakt Hannah kennis met de moeder van Chaim die een feministische inslag heeft en een yuppieachtige vriendenkring heeft. Echt sympathiek komt ze niet over. Chaim vertelt dat hij met Hannah gaat trouwen en hij wil dat op de provomanier van Rob Stolk doen: op de fiets naar het stadhuis. Zeer tegen de zin van beide ouderparen, doen ze dit in 1970. Hannah is dan pas 17 jaar en Chaim is 13 jaar ouder. Vooral Hannah’s moeder is heel erg blij, allereerst verhoogt het huwelijk met de jood Chaim hun status en ten tweede heeft ze nu Hannah afgeleverd zonder dat ze zwanger is. Dat zou immers een grote schande zijn geweest. Chaim gaat al snel zijn eigen gang: hij is antropoloog en hij reist over de gehele wereld. Wanneer hij een keer op reis is, komt de grootmoeder van Hannah op wie ze erg gesteld is over naar Amsterdam: ze wil eigenlijk alleen maar de Bijlmer zien en is erg onder de indruk van wat ze ziet: ze ervaart het als een stukje Suriname in Nederland. De flats in de Bijlmer hebben de namen van Surinaamse plantages.
Korte flashbacks heeft Hannah over de dag dat ze net in Nederland Madurodam bezochten of over de keer dat ze ineens werd opgepakt in Amsterdam terwijl ze met Chaim over straat liep, omdat de politieagenten dachten dat ze een hoer was. Hannah werkt in een artotheek: op een bepaald moment is er sprake van dat er een slavernijmonument wordt opgericht. In de toespraak die Hannah houdt, trekt ze de vergelijking met de holocaust en de slavenhandel. Ze vindt dat de slavenhandel een minder grote impact heeft gehad, omdat de slaven niet werden gedood, maar juist moesten blijven leven, omdat ze een kapitaal vertegenwoordigden. Het idee wordt haar niet in dank afgenomen. Het doet haar terugdenken aan haar tijd in Suriname: haar vader en moeder hadden alles in het werk gesteld om zich zo goed mogelijk de normen en de waarden van de Nederlandse samenleving eigen te maken. Hannah’s moeder kiest echter steeds meer voor het jodendom dan voor het negerschap. De laatste groep bestaat toch min of meer uit criminelen.
Hannah regelt de crematie, maar haar moeder vindt daarna dat ze haar niet moet lastig vallen met het vragen om de sleutel van de box, waarin de persoonlijke bezittingen van haar vader staan opgeborgen.
Chaim gaat intussen steeds vaker vreemd en hij geeft dat ook ruiterlijk toe; eigenlijk schuift hij de schuld ervan op het conto van Hannah. Ze gaat in therapie. Tijdens een sessie komt de geschiedenis boven dat Hannah door haar moeder geslagen was omdat ze met een washandje had geprobeerd het bloed tussen haar benen weg te boenen. Hannah had niet tegen haar moeder durven vertellen dat ze ongesteld was geworden (op 8-jarige leeftijd) Haar moeder boezemt haar daarna angst voor mannen in (zelfs voor haar vader) nu ze immers een 'groot meisje' is geworden. Tot haar grote schaamte moet ze ook nog eens van haar moeder een pak verband bij de Chinese koopman gaan halen. Elke maand moet ze weer met die schande van het ongesteld zijn leven: ze wordt ook nog eens dik. Haar vader neemt wat meer afstand tot haar: ze is immers vrouw geworden.
Omdat de vrouwelijke therapeute (het type van de ouderwetse psychoanalytica en de divan ) bij het horen van die verhalen in tranen is uitgebarsten, gaat ze er niet meer heen. Een andere therapeut is veel zakelijker en harder. Toch valt die een keer in slaap als ze haar verhaal vertelt. Als hij wakker schrikt, noemt hij haar Kitty, net toevallig de naam van één van de buitenvrouwen van Chaim, een negerin. Dat is meteen de laatste keer dat ze een therapeut bezoekt. In een nieuwe flashback herinnert ze zich een nachtelijke thuiskomst van Chaim als hij bij één van zijn bijvrouwen (Kitty?) is geweest. Hij ruikt naar floridawater wat met magie te maken heeft, weet ze uit haar Surinaamse verleden..
In het volgende hoofdstuk beschrijft Hannah een bezoek aan haar schoonmoeder. Die vindt dat ze er niet goed uitziet en Hannah vertelt van het vreemdgaan van Chaim. Inez hangt de 'het-moet-allemaal-kunnen'-theorie aan. Ook Chaims vader ging vaak vreemd en het beste kun je de minnaressen maar in huis halen. Trouwens, Chaim was kort ervoor betrapt in haar huis met een negerin (Kitty). Daarna haalt Hannah de herinnering op van de tijd dat ze een buitenbaarmoederlijke zwangerschap had. De dokter had met haar ook nog gesproken over de geslachtsziekte chlamydia die ze heeft. Later had ze zich gerealiseerd dat Chaim haar in gevaar had gevraagd met zijn vele vreemdgaan.
Hannah heeft het plan opgevat om naar Suriname te gaan. Onderweg leest ze in het vliegtuig een verhaal dat haar vader heeft opgesteld aan de hand van een stamboomonderzoek. Het is wel duidelijk dat ze in rechte lijn afstamt van joodse voorouders via de vrouwelijke kant. In Suriname vindt ze ook niet meer wat ze er zoekt. De situatie is heel erg veranderd. In discussies merkt ze echter wel dat het probleem joodzijn of negerzijn nog steeds onder de huidige generatie leeft.
In het laatste hoofdstuk komt ze bij haar vriendin Erika aan die in de Bijlmer woont. Ze vertelt dat ze is weggelopen bij Chaim. Ze praten met elkaar over vroeger, over Suriname. Blijkbaar kan Hannah meer vertellen over het land dan Erika. Erika weet nog wel wat te vertellen over de afkomst van Emma. De familie van Hannah‘s vader was er niet zo blij mee geweest dat hij met haar trouwde: ze was namelijk zwanger op dat moment. Er werd gesuggereerd dat het kind van haar stiefvader was. Dat moet dan haar oudere broertje zijn. Hannah wil onmiddellijk haar moeder spreken. Ze belt haar op en hoort van de buurvouw dat d’r moeder op bed ligt en rugpijn heeft. Als ze aan de telefoon komt, zegt ze dat ze de kelderbox van haar vader heeft leeggeruimd. Het enige wat Hannah nu nog van haar vader heeft, is het schrift waarin hij aantekeningen over zijn stamboom heeft opgetekend. Dat neemt ze mee de nacht in.
Middenin de nacht wordt ze wakker: de neef die ook de nacht in Erika’s huis doorbrengt en op het punt staat naar Suriname terug te gaan vanwege de heimwee, heeft zich aan haar vergrepen. In het begin stribbelt ze nog tegen, maar tenslotte gaat ze in zijn beweging mee.
Recensies over en waardering voor de roman
In Trouw en in NRC werd de roman kort na het verschijnen besproken.
In het NRC van 24 september 2004 schrijft Pieter Steinz een recensie over de roman onder de titel 'Varen over de Bijlmermeer' Aanvankelijk prijst hij de problematiek van de roman, maar zijn conclusie luidt: "Maar niet alle herinneringen van Hannah bieden verrassende perspectieven. Te vaak blijven de discussies over goed en fout, of over Suriname versus Nederland, hangen in clichés; wat verergerd wordt door Ombres weinig subtiele stijl, met veel korte zinnen, onwaarachtige dialogen en meisjesboektaal in de trant van `Wat is dit afschuwelijk' en `Dat zij de aandacht had getrokken van zo'n mooie jongen!'. Soms dikt Ombre de tegenstellingen in haar boek ronduit karikaturaal aan. Zo stapt Hannah al op de eerste bladzijde van de roman in de taxi van een kaalgeschoren chauffeur met een davidster op zijn borst die bij het inladen van haar bagage bromt: `Oprotten, die hele allochtonenzooi'.
Het onderwerp van Ombres romandebuut is interessant genoeg, net als de hoofdpersoon; het is de literaire vormgeving die achterblijft. Op de laatste bladzijde van het boek geeft Ombre een lijst van geraadpleegde literatuur over de joodse geschiedenis van Suriname. De lezer ziet haar in Negerjood in moederland als het ware worstelen om al die informatie door te geven - met behulp van lange historische uitweidingen en schoolse discussies. Het resultaat doet een beetje denken aan de geschiedenisboeken van wijlen Jaap ter Haar, die geromantiseerde anekdotes afwisselde met goed gedocumenteerde historische overzichten. In een populair non-fictieboek kan dat goed werken, in de meeste romans is het de dood in de pot."
Op 30 oktober 2004 schrijft Jos de Roo in Trouw over de roman in zijn recensie “De roots van een negerjodin" Hij staat niet negatief tegenover de debuutroman van Ombre, maar:
Reitze A. de Graag bespreekt op de site van de Wereldomroep de roman op 16 december 2004. Hij ziet positieve en negatieve kanten aan de debuutroman van Ellen Ombre.
"Het is moeilijk vast te stellen of 'Negerjood in moederland' een goed boek is. De soms wat drammerig gebrachte geschiedenisles neemt het vaak over ten koste van het verhaal. Maar het is wel een interessante geschiedenis. De kijk van Ombre op Nederland is overwegend somber, maar tegelijk vaak verfrissend. Ze laat bijvoorbeeld de Bijlmer zien door de ogen van Hannahs oma. In plaats van een troosteloze steenwoestenij onder een grijze Hollandse lucht, ziet oma een stukje Suriname overzee. Waar de structuur wordt bepaald door flatgebouwen die namen hebben zoals in Suriname de plantages.
Somber en verfrissend tegelijk is het ook te lezen tegen welke problemen de Dankerluis aanlopen als ze in de jaren zestig naar Nederland emigreren. Hun Nederlands is mooier en verzorgder dan dat van de meeste Nederlanders, hun manieren zijn beter en hun kleren chiquer. Toch worden ze niet geaccepteerd. Nederlanders zien hen als minderwaardig, want uit Suriname. Mevrouw Dankerlui verzucht dan ook: ‘Thuis waren we society, hier zijn we nauwelijks middle class’. Ombre laat zo zien dat de hele huidige discussie rond integratie-examens doelloos is. Uiteindelijk staat een samenleving open voor vreemden, of niet. En de Nederlandse maatschappij staat dat volgens Ombre niet."
Ronduit positief is recensent Eric Krebbers op de site van de “De fabel van de illegaal 67”: "Zo kan het dus ook! Een sympathieke Nederlandse roman die ergens over gaat en nog links en anti-racistisch is ook. Ellen Ombres "Negerjood in moederland" is een verademing tussen al het antisemitische machismo van de Grunbergs en het reactionaire gelul van de Durlachers. Fijngevoelig beschrijft Ombre hoe het Surinaamse gezin Dankerlui probeert te overleven in Nederland en hoe ieder van hen worstelt met het verleden. Geen van de gezinsleden voelt zich eigenlijk echt thuis in Nederland." En later ….. "Deze psychologische en door en door politieke roman is een aanrader, al was het maar om prachtige volzinnen als deze: "De Rode Vrouwen van weleer speculeerden inmiddels op de beurs, om hun allochtone schoonmaaksters te betalen, hun studerende dochter een Filippijnse au pair cadeau te doen of om een kostbare, last minute ivf-behandeling in Italië te bekostigen."
Over de schrijfster Ellen Ombre
Ellen Ombre, schrijfster van Surinaams-Creoolse afkomst, woont al ruim 35 jaar in Nederland. Ze debuteerde in 1992 met de verhalenbundel Maalstroom. Deze werd in 1994 gevolgd door Vrouwvreemd, een bundel met acht verhalen. In 1996 kwam het reisverslag Wie goed bedoelt uit. De laatste verhalenbundel heet Valse verlangens (verscheen in 2002) Cultuurverschillen staan centraal in de verhalen over (meestal) vrouwen die een weg zien te vinden in een samenleving waarin ze als vreemdelingen aankwamen. In 2004 kwam de eerste roman van Ombre uit: Negerjood in moederland.
De moeizame eerste maanden van een uit Suriname afkomstig gezin in Nederland in de jaren zestig komen in verschillende verhalen in Maalstroom aan de orde. Verkeerde verwachtingen en overdreven ijver om netjes en Nederlands over te komen, brengen teleurstellingen met zich mee. En onvermijdelijk is er de eerste kennismaking met bot Hollands racisme. Zo gaat in het verhaal 'Begrafenisstemming' een Surinaams meisje op de dag dat een overleden leraar begraven wordt, mee met een klasgenoot die bij zijn oma woont. De discriminerende reactie van deze vrouw, die nota bene in een concentratiekamp gezeten heeft, bij haar binnenkomst, brengt haar geheel van haar stuk.
Ellen Ombre is geen schrijfster die op zoek is naar haar 'roots' en sentimentele gevoelens koestert over Suriname, hoewel ze veel over haar vaderland schrijft. De verhalen in Maalstroom zijn met een zekere afstand geschreven, soms zijn het meer korte journalistieke schetsen. Er klinken kritische geluiden in door ten opzichte van blanken die uit een verkeerd soort betrokkenheid bij de zwarte bevolking beledigend overkomen. Maar Ombre is ook kritisch over Surinamers die te passief zijn of zich op overdreven wijze aan gewoonten in Nederland trachten aan te passen.
Waar
In Vrouwvreemd nam Ombre ook een verhaal op ('De prijs van hulp') over falende ontwikkelingsprojecten in het Afrikaanse Benin. Het bleek een opstapje naar haar volgende boek, Wie goed bedoelt. In dit reisverslag toont ze zich zeer kritisch over de westerse ontwikkelingshulp. Maar ook over fenomenen als 'back-to-your-roots' vakanties waarbij zwarte Amerikanen zonder historisch besef de plaatsen bezoeken waarvandaan hun voorouders als slaven zouden zijn verscheept. Ombre reisde naar Benin aan boord van een vrachtschip, wat voor een vrouw een veilige manier van reizen is, vindt ze: "Je leeft tussen mannen, maar de sociale controle is groot."
Ombre wil zich nadrukkelijk niet afficheren als Surinaams schrijfster, maar ziet in het feit dat ze opgroeide in dit land voor haar schrijven wel een voordeel. Het heeft bijgedragen tot haar onafhankelijke en open blik ten aanzien van cultuurverschillen.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden