Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Mijn zuster de negerin door Cola Debrot

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
Boekcover Mijn zuster de negerin
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas vwo | 3388 woorden
  • 4 februari 2009
  • 42 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
42 keer beoordeeld

Boekcover Mijn zuster de negerin
Shadow
Een jonge blanke Antilliaan, Frits Ruprecht, ontvlucht somber Europa op zijn weg terug naar een gelukkige jeugd in 'het heldere land'. Weer in zijn geboorteland zoekt hij wat hem in Europa niet gegund was: een zwarte vrouw die tegelijk minnares en zielsverwante, 'zuster' voor hem zal zijn. Hij vindt haar in de onderwijzeres Maria, die haar beroep heeft…
Een jonge blanke Antilliaan, Frits Ruprecht, ontvlucht somber Europa op zijn weg terug naar een gelukkige jeugd in 'het heldere land'. Weer in zijn geboorteland zoekt hij w…
Een jonge blanke Antilliaan, Frits Ruprecht, ontvlucht somber Europa op zijn weg terug naar een gelukkige jeugd in 'het heldere land'. Weer in zijn geboorteland zoekt hij wat hem in Europa niet gegund was: een zwarte vrouw die tegelijk minnares en zielsverwante, 'zuster' voor hem zal zijn. Hij vindt haar in de onderwijzeres Maria, die haar beroep heeft opgegeven om in het landhuis van de familie Ruprecht als huisbewaarster te gaan werken, wat een keuze
Mijn zuster de negerin door Cola Debrot
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
1. Auteur, titel en oorspronkelijke jaar van uitgave
Cola Debrot
Mijn zuster de negerin
1935

2. Korte motivatie boekkeuze

Ik heb dit boek gekozen, omdat ik nog een boek moest lezen uit de periode voor 1940. Ik hoorde dat dit wel een redelijk boek was.


3. Samenvatting

Na veertien jaar keert Frits weer terug naar het eiland waar hij geboren is. Na zijn moeder is nu ook zijn vader overleden, zodat al hun bezit bij Frits terechtkomt. Hij wordt verwelkomd door de notaris en de dokter. Hij krijgt alle sleutels en gaat naar het koetshuis om de oude Ford op te halen. Hij wil het huis niet binnengaan, omdat hij het gevoel had dat zijn ouders er nog lagen. Hij besluit om dan maar naar de plantage te gaan. Hij gaat eerst langs bij zijn oude vriend Karel, nu de districtmeester. Hij voelt zich echter niet op zijn gemak door Karels doen en laten en gaat daarom snel weer weg. Als hij ’s avonds bij de plantage aankomt, herkent Wantsjo, de oude rentmeester hem in eerste instantie niet. Dat stoort hem.
In het huis ‘Miraflores’ denkt hij terug aan het verleden; hoe het huis was, hoe zijn ouders waren en hoe zijn jeugd is geweest. Daarbij moet hij denken aan het negerinnetje Maria. Zij wilde altijd de spelletjes doen die hij bedacht had, terwijl ze die van Karel maar stom vond. Maria was de dochter van de rentmeester, maar met behulp van Frits’ vader wordt ze lerares. Dan bedenkt Frits dat Maria wel eens zijn zus zou kunnen zijn, omdat blanken hun buitenechtelijke kinderen vaak wel een goede opvoeding gaven. Als Frits rondloopt door het huis, merkt hij dat er een vrouw aanwezig is. Hij denkt dat het Maria is, maar hij kan het niet geloven. Na enig wikken en wegen gaat hij na haar toe. Als ze dan zegt dat ze hem herinnert, weet hij zeker dat het echt Maria is. Hij omhelst haar en wil haar, maar dan wordt er aan de voordeur gerammeld. Frits pakt een jachtgeweer en gaat kijken. Hij vindt Wantsjo die hem zegt dat Maria inderdaad zijn zuster is. Hij keert terug naar Maria en wiegt haar in zijn armen, net zoals zijn moeder vroeger deed


4. Boekanalyse
A De titel ‘Mijn zuster de negerin’ slaat op de zoektocht van Frits naar een negerin bij wie hij wil wonen. Eigenlijk zoekt hij gewoon iemand die geen familierelatie met hem heeft, maar gewoon negerin is en met hem wil leven. Uiteindelijk besluit hij dan om bij zijn huisbewaarster te blijven, waarvan hij denkt dat het Maria is. Als dat zo is, is hij daar blij mee. Het blijkt zelfs dat Maria echt zijn zuster is.

B Geen motto aanwezig

C Het thema is tegenstellingen tussen blank en zwart in de Antillen. Een ander thema is heimwee. Frits heeft heimwee, hij mist de negers. Hij wil een neger als vrouw die tegelijkertijd ook als zuster voor hem is. Dus verlangen is ook een thema.

D De motieven in het boek zijn hetzelfde als de thema’s. Heimwee naar het land waar je vandaan komt en verlangen. Black, zwart of halfbloed zijn is ook een motief. Frits vindt zwarte mensen aardiger en hij heeft een tijd alleen tussen blanken mensen geleefd, waardoor hij heimwee krijgt naar de negers.

E
Frits is de hoofdpersoon. Hij is net als de auteur op 4 mei 1902 geboren. Frits is een gezonde man, maar volgens Karel ziet hij eruit als een schim. Hij is blank, maar spreekt wel het negertaaltje, het negerpatois. Omdat zijn vader overleden is, wordt hij nu een huisjesmelker. Zijn ouders hadden vroeger een koetsier, Pedritoe. Hij was een goede vriend van Frits.
De karaktereigenschappen van Frits komen niet erg naar voren, maar hij is wel erg met het verleden bezig. Hij probeert ook te breken met het verschil tussen blanken en zwarten. Frits heeft een conflict met Karel, maar het is niet duidelijk waar dat over ging. Aan het einde van het boek is het nog niet opgelost.

Maria is de buitenechtelijke dochter van Alexander Ruprecht, de vader van Frits. Zij is een mulattin, een menging van blank en zwart. Haar wordt een studie voor onderwijzeres aangeboden, maar kiest voor het leven een huiswerkster (ze kiest waarschijnlijk voor de “zwarte kant” in haar). In haar gedrag is een zekere dubbelwaardigheid. Zij stelt zich eerst dienend op tegenover Frits, maar in haar slaapkamer gaat zij gelijkwaardig met hem om.

De negerkoetsier Pedritoe vertelt de jonge Frits de verhalenschat van het zwarte Curaçao en geeft hem zo een deel van de zwarte cultuur mee.


Karel is de blanke jeugdvriend van Frits, die de raciale verhoudingen op het eiland wil houden zoals ze waren. Dat is waarschijnlijk de verklaring voor het conflict dat ze hebben met elkaar. Karel wil het zo houden, Frits vindt dat het anders moet.

Wantsjo is de grootvader van Maria en is de negerrentmeester die een dienende houding heeft, maar deze tegen het eind doorbreekt, omdat hij Maria en Frits wil behoeden voor incest. Hij gilt dan: "Maria is de dochter van uw vader."

F Het verhaal speelt zich af in de jaren ’30 van de vorige eeuw. Frits is namelijk in 1902 geboren, hij was 16 toen hij wegging en 14 jaar later is hij weer teruggekomen. De plek waar het zich afspeeld in op het eiland, Curaçao. Hij gaat daar op zoek naar zijn oude huis. Zijn vader heeft daar zijn spullen achtergelaten.

G De tijd die voorbij gaat is 1 dag.

H Het verhaal is geschreven vanuit een alwetende verteller. Je komt het meest te weten over Frits zijn gedachtes. Het verhaal wordt beschreven door iemand die er “bovenhangt” en in iedereen zijn hoofd kan kijken. Vooral dan die van Frits, want hij is de hoofdpersoon.


5. Persoonlijke beoordeling

A Ik vond het boek een interessant onderwerp hebben. Ik vind de scheiding tussen blank en zwart altijd al onzin en in dit boek komt dat ook naar voren.
De manier waarop het verteld is was goed te volgen.

B Ik vond dat het boek veel informatie gaf, dus soms wist je even niet wie wie was.

C Ik kan dit boek wel met de “Buitenvrouw” vergelijken. Hier gaat een man vreemd met een donkere vrouw. In dit boek wordt uitvoerend de bewondering voor haar zwartheid beschreven. Het is meer een obsessie. Hierin komt ook een beetje positieve discriminatie in voor. In “Mijn zuster de negerin” ook wel, want Frits wilt een zwarte vrouw, geen blanke.

D Ik vind het een interessant thema. Ik vind het goed dat de schrijver hier aandacht aan heeft besteed.


E Ik vind het taalgebruik nogal moeilijk. Het is ook een tijdje geleden geschreven, dus sommige woorden begreep ik niet, maar dat kon je wel opmaken uit de tekst.

F Ik vond het een redelijk boek. Het was een goed verhaal. Het taalgebruik vond ik soms wat moeilijk en er werd veel informatie gegeven, zodat je soms even niet meer wist wie wie was.

G Ik zou het boek aan de ene kant wel aanraden, omdat het een goed verhaal is. Aan de andere kant ook niet. Het is dan wel een dun boek, maar het is moeilijk te lezen door de moeilijke woorden en zinnen soms. Doordat het een dun boek is, krijg je ook in een keer heel veel informatie.

6. Verwerkingsopdracht
Verwerkingsopdracht 11
Vergelijking ander boek


Het boek is te vergelijken met “De Buitenvrouw” van Joost Zwagerman.
Het boek gaat over een man, Theo, die vreemdgaat met een zwarte vrouw. Vol bewondering beschrijft hij zijn sekspartijen met haar. Hij is leraar en iedere dinsdagmiddag heeft hij tussenuren. Iris, de vrouw waarmee hij vreemdgaat heeft ook twee tussenuren en ze gaan dan altijd naar haar huis om seks te hebben. Mensen op school vermoeden ook dingen en de kinderen maken rare tekeningen op het bord met “Blackie is the best” en pornofoto’s van donkere vrouwen. Later geeft Theo zijn relatie met Iris toe. Iris is hier boos om. Ze heeft het zelf ook verteld aan haar man en die heeft haar bont en blauw geslagen. Ze heeft geen spijt van de relatie met Theo, omdat haar man zo vaak vreemd gaat. Voor haar was het dus meer een soort wraak op haar man.
De vergelijking met “Mijn zuster de negerin” zie ik in de positieve discriminatie van zwarte mensen, in deze twee boeken zwarte vrouwen. Theo ziet zichzelf meer als onderdanig aan Iris. De beschrijvingen van zijn sekspartijen met haar zijn heel apart, maar vol bewondering voor haar zwartheid. Frits uit het andere boek wilt een zwarte vrouw, geen blanke vrouw. Dit is dus ook wel positieve discriminatie. Hij vindt zwarte mensen aardiger dan blanke mensen.

7. Recensies
Schrijver
Debrot, Cola
Titel
Mijn zuster de negerin
Jaar van uitgave
1935
Bron
Nieuwe Haagsche Courant
Publicatiedatum
27-06-1955
Recensent
J.E. Niemeyer
Recensietitel
Mijn zuster de negerin

Zo luidt de titel van een novelle van Cola Debrot. En het verhaal speelt op een der Antillen. We verwachten eigenlijk niet anders. De namen "Antillen" en "Cola Debrot" zijn zo nauw geassocieerd, dat we bevreemd op zouden kijken, wanneer we van deze auteur iets aangekondigd zouden krijgen, dat, laten we zeggen in Den Haag, zou spelen.

Omdat Debrot Den Haag niet voldoende zou kennen? Nee, veel meer, omdat we van deze schrijver weten, hoeveel hij houdt van zijn Antillen. Het is opmerkelijk, hoe bij auteurs als Debrot en Hellman, om het daar nu maar bij te laten, de liefde tot hun vaderland - of beter tot hun moederland - zoveel duidelijker spreekt uit hun werk dan bij Europees-Nederlandse auteurs. En niet alleen de verknochtheid aan een zeker stukje van de aardbodem, maar veel meer die aan het milieu van dat begrensd grondgebied, de sfeer die bepaald wordt door de bevolking, springen in het oog. Hoeveel Europees-Nederlandse auteurs zijn in staat zo door en door Nederlands te schrijven, als Cola Debrot Antillaans? Het komt wellicht doordat onze ontwikkeling zoveel verder is voortgeschreden, dat wij niet meer denken in regionale of zelfs maar nationale begrippen. Wij trachten niet meer Hollands, doch West-Europees te denken en te voelen. En toch is Cola Debrot ons zo sympathiek, omdat zijn werk ons allerlei biedt, wat we in onze eigen intellectualistische literatuur van nu maar node missen. We zouden dat "allerlei" kunnen samenvatten onder de naam mystiek. Hiermee zij niet beweerd dat het werk van deze auteur eigenlijk maar primitief zou zijn. Ver van dat. Het is alleen van andere orde. Deze schrijver analyseert niet. Voor hem gelden normen, die sinds lang algemeen worden aanvaard, die klassiek zijn. Maar met deze normen maakt Cola Debrot dan ook zoveel ernst, dat "Mijn zuster de negering" een bijzonder mooi boekje is geworden.


De recensent is positief over het boek. Hij vindt dat het een mooi boekje is geworden, omdat hij met ernst omgaat van de voor hem geldende normen. Zijn standpunt over rassen bespreekt hij in het boek dus met ernst. Daardoor werd het een mooi boekje. Ik ben het hiermee wel eens.

Schrijver
Debrot, Cola
Titel
Mijn zuster de negerin
Jaar van uitgave
1935
Bron
Nieuwe Rotterdamse courant
Publicatiedatum
15-10-1955
Recensent
Recensietitel
Twee reprises uit Noord en Zuid: Brulez en Debrot

TWEE REPRISES waarmede boekenliefhebbers gelukkig kunnen zijn: de eerste roman van de op 18 October zijn zestigste verjaardag vierende Zuidnederlander Raymond Brulez, het gave jeugdwerk André Terval, dat in de Vlaamse editie van 1930 in Nederland nagenoeg onbekend is gebleven, het meesterlijk mijn zuster de negerin, van de Noordnederlander Cola Debrot, zijn debuut van 1935, dat men kan er zich over verbazen en ergeren - nooit meer apart is herdrukt, hoewel er in kringen van letterlievenden geen twijfel over bestaat, dat deze novelle een van de werkelijk grote, klassieke verhalen is in de Nederlandse letterkunde. Dank zij deze herdrukken in goedkope edities - Brulez in de Salamander, Debrot in De Eik - zijn beide boeken nu eindelijk ook binnen het bereik gekomen van jonge lezers, die vooral Debrot van wie we lang niets meer hebben gehoord nauwelijks kennen. Raymond Brulez, deze cultuurlievende romanticus, scepticus bij al zijn levensliefde, is altijd iets heel bijzonders geweest in Vlaanderen. De Latijnse geest van Brulez, zijn unique stijl, zonder norsheid of plompheid lijkt al heel ver verwijderd van de kei van de lage landen. Toch hebben ook zijn Hollandse lezers zich bij zijn werk altijd kunnen thuisvoelen, misschien omdat zijn werk, ondanks de schone symboliek van bijvoorbeeld zijn moderne sprookjes, Sheherazade, een aan ons verwant nuchter levensgevoel bezit, de psychologische scherpte van een mens, die voldoende verbonden is aan de laaglandse klei om zich nooit te verliezen in het leeg vertoon van het schone om het schone alleen. De nu zestigjarige Brulez heeft met zijn in 1954 voltooide cyclus van vier romans. Mijn woningen zich op de eerste rijen van onze letterkunde een plaats veroverd. Zijn fijnzinnige, geromantiseerde mémoires hebben vele aspecten, maar een van de belangrijkste daarvan is stellig, dat we na zijn cyclus Vlaanderen, en vooral dat van de zeekant en Brugge, door zijn ogen blijven zien. Geen van de ons bekende Vlaamse auteurs heeft met de persoonlijke toets van een levensrijk, genuanceerd auteur en zo volledig beeld gegeven van de Vlaamse burgerij, aldus hebben wij het eerder reeds uitgedrukt; geen van hen was er tot dusver in geslaagd om met die verbluffende combinatie van rijke verbeelding en nuchtere werkelijkheidszin van Vlaanderen een hartveroverend sprookjesland te maken, dat bovendien nog in deze cyclus zo duidelijk zo onloochenbaar echt bestaat. Kortom, dank zij de helderziendheid van zijn diepe liefde voor zijn eigen land, zijn geboortestreek, de innerlijke kracht van zijn volk, trekken we voortaan als het ware aan de hand van Brulez door Vlaanderen. BRULEZ in zijn verschijning als ironische moralist, zoals men hem in zijn reeks romans evenzeer ontmoet, is als zodanig reeds volledig aanwezig in zijn André Terval. Dit vroege werk is van een verrassende rijpheid. Met enige verwondering merkten we op, dat allerlei motieven erin doen denken aan verscheidene van de in Vlaanderen spelende na-oorlogse romans van Marnix Gijssen; de jonge André met zijn verlangen naar schoonheid, zijn aanvankelijk zo religieus strenge behoefte aan kuisheid, lijkt soms wel een broer fan de "ik" uit Gijsens latere romans. Zo wonderbaarlijk is dit misschien toch weer niet als men bedenkt, dat beide schrijvers, die van ongeveer dezelfde leeftijd zijn, een ongeveer eender jeugdland hebben gekend; Brulez echter heeft zich er veel eerder dan Gijsen van kunnen bevrijden. De druk van ouderhuis en religie is voor hem trouwens nooit benauwend geweest. Bovendien al hebben beide schrijvers hun gevoel voor ironie gemeen. Brulez is ondanks een onmiskenbare zwaarmoedigheid, toch een speelsere geest. En juist door zijn scepticisme en zijn wel tot melancholie geneigd maar niet wezenlijk somber karakter heeft bij het leven wat gemakkelijker naar zijn hand kunnen zetten. De sfeer van André Terval vertoont veel overeenkomst met de van zoveel later daterende eveneens aan de verkenningen van het individu gewijde geromantiseerde mémoires, vooral ook van het eerste deel van Mijn woningen. Het huis te Borgen. Het latere werk is voller, rijker doch zelfs de technische bouw van André Terval herinnert aan de na-oorlogse cyclus, bijvoorbeeld in een van de meest geslaagde hulpmiddelen van Brulez' verteltechniek, zijn onopvallend gebruik van een koor van stemmen om de hoofdfiguur heen, dat de gebeurtenissen in de buitenwereld van commentaar voorziet. Nu dient men echter niet te vergeten, dat Brulez aan enkele delen van Mijn woningen. Het pakt der triumviren bijvoorbeeld al tussen '30 en '40 had gewerkt; de oorlogsjaren waarin hij niets heeft willen en kunnen publiceren - bij de Duitsers stond hij bekend als een Frans gezinde vriend van Voltaire - hebben de publicatie van zijn cyclus aanzienlijk vertraagd. ANDR_ TERVAL is echter, reeds door de beperkte omvang, veel rechtstreekser dan het latere werk, een "moral tale" van onthechting, van vrijheidsliefde al is die op onzekerheid gebaseerd, en tenslotte ook, van verheerlijking van de mens. Deze korte roman is, zoals de ondertitel verklaart, een "inleiding tot een leven van gelijkmoedigheid", wat niet hetzelfde is als onverschilligheid. De jonge André, zoon van een anticlericale schoolmeester, brengt zijn kinderjaren in een r.k. milieu door. Zijn verlangen naar en totale toewijding aan welk ideaal dan ook, in zijn geval het eerst de religie, brengt hem in conflict met zijn vader, die hem in zijn relatie met een vriendin al te menselijk voorkomt. Na zijn bevrijding van religie en zijn surrogaat daarvoor: een aesthetisch schoonheidsverlangen; na het verlies van zijn preutse kuisheid groeit hij langzaam toe naar zijn houding van gelijkmoedigheid, naar de ontdekking, dat geen enkel dogma of systeem er op aan komt, maar dat alleen de mens telt. Deze afrekening van Brulez niet geestelijke verstarring in welke vorm ook eindigt met de explosie van haar van de eerste wereldoorlog, de tragische erkenning dat de mens graag zijn naaste in naam van het dogma van nationalisme en staat zal vernietigen. André Terval bezit een open einde, de mens schijnt het tijdelijk te verliezen. Hoe hij toch kan winnen volgens de Brulez van rijpere leeftijd, leert zijn cyclus Mijn woningen, deze lofzang op de mogelijkheden van het individu, die uitloopt op de conclusie, dat de mens zijn levenslot zal kunnen vervullen door alles wat hij doet "om op een, soms subtiele, soms sublieme wijze zijn bestaan op deze aarde te rechtvaardigen: hetzij tegenover de Opperste Rechter, waaraan hij geloofde, hetzij tegenover dit mysterie der mysteriën dat de naam draagt: Geweten." ZOALS ANDRE blijkt ook Frits Ruprecht in Debrots Mijn zuster de negerin met veel te hebben afgerekend voor hij ontgoocheld naar zijn land van herkomst Curaçao, terugkeert. Brulez laat zijn André achter op de rand van de eerste wereldoorlog, waaraan zijn gelijkmoedigheid, zijn concentratie op de mens alleen, lijken te bezwijken. Debrots hoofdfiguur keert Europa met zijn koele vissenmensen de rug toe om zich te warmen in zijn land van oorsprong. Later heeft Debrot zich in zijn novelle Bid voor Camille Willocq (19460 en zijn roman Bewolkt bestaan (1948) weer met Europa en de crisis van de Europese mens bezig gehouden. In deze poging, hoe bijzonder belangwekkend ook, is hij blijven steken. Zijn prozadebuut is wellicht juist door de intense concentratie op het thema van de terugkeer een voorlopig hoogtepunt in zijn werk gebleven. Mijn zuster de negerin is een van die zeldzame verhalen die de lezer in zijn later leven steeds weer voor de geest komen. Scènes daarin zijn om het zo extreem mogelijk te zeggen bezit van ons geworden, zoals ook stukken uit het werk van enkele andere vaak in niets anders dan de intensiteit van hun visie op elkaar lijkende auteurs Fourniers Legrand Meaulnes, Dostojewski's De idioot, of Stendhals Le Rouge et le noir. Alles in Debrots novelle: de aankomst van Frits op Curaçao, zijn zwerftocht over het eiland, zijn opnieuw verkennen van het ouderhuis, de plantage waar zijn gestorven vader en moeder nog in elk voorwerp, elk meubelstuk, aanwezig schijnen te zijn, is in een heldere droomsfeer voorbereiding op het buiten alle grenzen van alleen-maar-literatuur bekende hoogtepunt en slot, wanneer Frits in de negerin Maria zijn zuster, het onechte kind van zijn vader herkent. Wij waren er bang voor dit slot te herlezen, omdat we het in herinnering misschien zuiverder en treffender zouden hebben behouden, maar ook nu bezat het nog dezelfde magische ontroeringskracht - dit beeld van de blanke en zijn zwarte zuster naast elkaar in de donkere kamer van het verlaten huis. "Toen begon hij langzaam haar heen en weer te wiegen. Daarbij maakte hij, evenals indertijd bij zijn moederäd at zoemende geluid, diep uit de borst en waarbij de tanden niet vaneengaan. De tranen rolden langzaam uit haar ogen..." In deze novelle, die men uit zijn leven niet meer zou willen en kunnen wegdenken, heeft niet alleen het slot zijn oude magie behouden. Elke zin en elke passage, die immers op deze climax moeten voorbereiden, zijn precies juist. Men stuit op geen enkel overbodig woord. Geen behaagzuchtigheden, geen mooie dichterlijkheden, niets stoort in dit met als zijn echtheid en de inzet van zijn gehele talent door Debrot geschreven verhaal, dat geen lezer die iets om de literatuur geeft ongelezen kan laten.

De recensent is positief over het boek. Hij vindt dat er geen enkel overbodig woord in het boek staat. Het loopt allemaal perfect naar het einde toe. Ik ben het hiermee eens. In het boek staan geen dingen die overbodig zijn. In veel boeken zie je beschrijvingen die zo lang zijn als een bladzijde en verder is er dan nog niks gebeurt. Dat vind ik sterk aan dit boek.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Mijn zuster de negerin door Cola Debrot"