Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Mijn tweede huid door Erwin Mortier

Beoordeling 5.3
Foto van een scholier
Boekcover Mijn tweede huid
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 6e klas aso | 2109 woorden
  • 9 mei 2005
  • 23 keer beoordeeld
Cijfer 5.3
23 keer beoordeeld

Boekcover Mijn tweede huid
Shadow
Mijn tweede huid door Erwin Mortier
Shadow
Toelichting opdracht: De opdracht die ik gekozen heb voor “Literatuur en leven” bestaat uit drie delen: a. Vat deel I (kleutertijd) samen
b. Noteer een of meer van je vroegste herinneringen uit je kindertijd. Schrijf zo precies mogelijk neer wat je denkt je te herinneren. Het mag gaan om flarden van feiten. c. Verwerk deze herinneringen in een verhalende tekst van minimum 2 blz. A4 (11), die een hoofdstuk zou kunnen zijn van een roman zoals die van Erwin Mortier (deel I). Je behoudt dus de realiteit van de herinneringen en je breidt uit, vult aan met gefantaseerde elementen, met dialoog en beschrijving, introspectie, … Je schrijft vanuit jouw standpunt als kind, maar wel met de bagage die je nu hebt (taalvaardigheid, woordenschat). Samenvatting Hoofdstuk 1 Kleutertijd In het eerste deel van Mijn tweede huid is Anton Callewijn nog een peuter die net zijn eerste woordjes beheerst. Antons wereld is niet groter dan de boerderij en het erf waar hij woont. Zijn dagen volgen de vaste kinderrituelen van slapen en eten. De kleine jongen voelt zich beschermd en laat zich omringen en verzorgen door zijn ouders. Er wordt nog van alles met hem gedaan, zoals in de openingsscène van de roman als zijn vader hem in bad doet. Alleen als hij aan de aandacht van de groten weet te ontsnappen, beslist hij zelf wat hij doet. Dan gaat hij op onderzoek uit in de vele kamers van het huis. Zijn leventje dat hij leidde wordt echter verstoord als Michel, met Anton op schoot, sterft. De gehele familie komt op bezoek, waaronder Antons twee jaar oudere neefje Roland, zoon van nonkel Roger. Roland is niet bang: brutaal zingend ('In de put', herhaalt hij eindeloos) verkent hij het huis en dringt hij Antons kamertje binnen waar hij de kleine jongen uit zijn bedje aan zijn neus omhoog trekt. Gelukkig komt aan deze pijnlijke ontmoeting een einde als Roland door zijn moeder geroepen wordt. Maar Anton is nog niet van hem af. Aan tafel lacht Roland hem vierkant uit als hij - juist tot complete bewondering van de volwassenen - van de po in zijn kinderstoel gebruikmaakt. En later, als Anton nieuwsgierig de spullen van de logés onderzoekt, sleurt Roland hem mee naar de kamer waar Michel ligt opgebaard. Anton denkt dat Michel slaapt, maar de dode reageert niet op zijn roepen en zijn handen voelen koud aan. Enkele dagen later zal Anton het lijk nogmaals aanraken, als zijn vader hem de kisting laat bijwonen. De begrafenis zelf gaat aan hem voorbij en betekent vooral verveling, maar de brave Anton doorstaat het gebeuren, terwijl zijn neef er van zijn moeder weer eens flink van langs krijgt, nadat hij - iets te toepasselijk - zijn 'In de put' aan het graf heeft laten klinken.
Mijn eigen Jeugdherinneringen. Mijn nonkel stierf op 1 maart 1993. Ikzelf wist totaal niet wat er aan de hand was. Ik had zelfs nog geen gedacht over wat dood werkelijk is. Ik was toen toch al zes jaar. Ik weet nog heel goed wat er op die dag gebeurde. We woonden nog niet zo lang in ons nieuwe huis en op een zaterdagmiddag kregen we telefoon van mijn elfjaar oudere neef. Hij vertelde mijn moeder dat zijn vader overleden was. Mijn moeder barste in tranen uit en ik vroeg nog wat er scheelde. Mijn vader was die dag gaan werken bij vrienden. Mijn moeder haalde hem op terwijl ik wachtte in de auto. Ik mocht niet mee naar het ziekenhuis waar mijn nonkel lag. “Kleine kindjes zijn daar niet toegelaten”, zei mijn vader of moeder nog. Die avond nog kwam de gehele familie samen in het huis van mijn grootouders. Wat blijkbaar een soort van traditie is, telkens iemand van de familie sterft komen we samen in het “ouderlijk huis”. Ik weet nog goed dat ik samen met Tim, een achterneef van me, achter de ijskast zat te spelen met de dominosteentjes. Tim ging weg. Ik bleef daar zitten en forceerde het wenen. Mijn vader kwam bij me met rode ogen. Ik mocht of wou niet mee naar de begraving. Veel zou ik daar dan toch niet aangehad hebben. Ik herinner me dat ik bij de overburen en tevens collega van mijn moeder bleef. Hun zoontje was toen 3 of 4 jaar oud. We speelden met de legoblokjes. Ik bleef er de gehele namiddag want op de koffietafel zou ik mezelf en de overige familieleden maar verveeld hebben. In dat zelfde jaar nog gebeurden hilarische dingen die ik nog steeds vertel. Samen met mijn buurjongen gingen we vele malen spelen in het park dat aan mijn tuin grens. Wel tegen de zin van mijn ouders. Mijn tuin en het park van de Baron werden wel gescheiden door een beekje. Veel water staat daar niet in maar toch een goede 20 centimeter. We liepen altijd door het park in de hoop dat niemand ons zag. Alles verliep goed. Totdat we merkte dat de andere buurjongen onze ladder had weggenomen. We konden niet over dezelfde plaats terug naar huis. Dan nog naar mijn tuin gelopen. Daar konden we wel over de beek springen. Michiel als eerste. Dan ik, ik die weer eens de held wou uit hangen. Ik stond op een tak. Sprong en viel in het water… Mijn verhaal. Mijn zesde levensjaar was aan de gang. Een zonnige namiddag, niets kon verkeerd gaan. Ik liep rustig door de tuin met mijn bal. Ik kreeg dorst. Ik ging binnen en hoorde de telefoon rinkelen . Ik nam ondertussen de fles cola en leste mijn dorst. Ik hoorde mijn moeder snikkend de telefoon neerleggen. “Kom Didier” zie ze, “We gaan bij papa”. Ik zag de tranen in haar ogen en merkte op dat er iets mis was. “Wat is er mama? Waarom ween je?”. “Nonkel is dood” zei mijn moeder die uitbarstte in tranen. We gingen dus achter mijn vader. In de auto werd niets gezegd. Mijn moeder stapte uit de wagen en liep naar het huis waar papa aan het werk was. Ik zat daar, alleen in de wagen. Het leek wel een eeuwigheid wachten op mijn vader en moeder. Als iemand sterft, dan weent iedereen. Dat had ik geleerd van in de films op televisie. Dus probeerde ik ook te wenen opdat mijn ouders het zouden merken dat ik ook verdriet had. Helaas blijf dit uit, op enkele traantjes na. Verdriet was blijkbaar nog niet voor mij bestemd op die leeftijd. Wat later in mijn leven zou ik pas echt merken wat verdriet is. Eindelijk, vader en moeder kwamen aangelopen naar de wagen. Vader nam snel de plaats achter het stuur in. Ze zeiden dat ik bij meme mocht gaan. Ik vroeg me af waarom. Ik kreeg al snel te weten dat kleine kindjes niet binnen mogen in het ziekenhuis. Tegen de avond werd ik weer opgehaald en reed ik mee naar het huis van mijn andere grootouders. Blijkbaar kwamen wij daar als laatste toe. De gehele familie was uitgenodigd. Ik dacht dat er een feest aan de gang was, maar toen ik iedereen zag met tranende ogen wist ik dat het om mijn nonkel ging. Tussen de walm van sigarettenrook had iedereen verdriet, maar ik niet. Verdriet was niet aan mij besteedt. Ook Tim, een achterneef van me was aanwezig. Een vrij rustig persoon, nooit heb ik hem opvliegend of kwaad gezien. Misschien lag het ook aan het feit dat ik hem nauwelijks kende of zag. We waren beiden nog vrij jong en wisten ons niet te gedragen bij het gebeuren. Dus vonden er niet beter op dan wat met de dominoblokjes te spelen. Zo ging de tijd snel voorbij. De dominosteentjes op een mooi rijtje te zetten en ze om te stoten. En opnieuw en opnieuw… Maar Tim ging naar huis, het was blijkbaar al laat geworden. Ik bleef achter naast de ijskast waar we dominosteentjes plaatsten. Na een tijdje kwam mijn vader bij me met rode ogen en vroeg wat er scheelde. Blijkbaar moet ik aan het wenen zijn geweest. Ik vraag me nu af of het was omdat mijn nonkel overleden was of het feit dat Tim naar huis was. Het moet toch zijn omdat mijn nonkel overleden was. Ik zei nog “nonkel is dood”, ook al wist ik niet wat dood zijn betekende. Het drong pas later tot me door wat de betekenis daarvan was. Enkele dagen later reisden we met de gehele familie naar de begrafenisondernemer maar nonkel Maurice lag opgebaard. Hij lag in een eikenkist rustig te slapen en hoorde me helemaal niet. Niemand hoorde hij. Ik mocht een kruisje maken met een rare zwabber. Een beter woord vond ik er niet op die tijd. Dat was blijkbaar de laatste groet die ik bracht aan mijn dierbare nonkel. Een aantal dagen later vond de begrafenis plaats. Ook hier was ik niet aanwezig. Ik zat namelijk bij een van de collega’s van mijn moeder. Het was er best gezellig. We maakten met de legoblokjes de uiteenlopende creaties aller tijden. Ik wist als kind wel waar mijn ouders en andere familieleden naartoe waren, maar kon me niet voorstellen hoe het daar was, wat daar gezegd werd. Tsjah, ik heb me die dag toch goed geamuseerd, denk ik toch. Ik vond toch dat mijn ouders lang wegbleven. Maar er was nog een koffietafel waar ik blijkbaar niet opuitgenodigd was. Misschien maar best ook. Ik zou mezelf er toch maar vervelen en mijn ouders ook denk ik. Een kind van zes kan je nu eenmaal niet een volledige middag boeien. ‘s Avonds werd ik dan weer opgehaald, en bed gelegd en sliep één van mijn beste nachten. De volgende dag ging ik bij Michiel, mijn buurjongen. Ik denk dat ik bij hem thuis het meest van jeugdjaren gespendeerd heb. Het was opnieuw een zonnige dag. Een te zonnige dag naar mijn zin. Michiel had weer het lumineuze idee om het park van de Baron te gaan spelen. Het park grenst aan mijn tuin, enkel gescheiden door een beekje. We gingen zoals gewoonte getrouw via de ladder van Manu, een andere buurjongen, de beek oversteken. Alles ging vlot en we amuseerde ons rot bij het bouwen van een kamp. Maar we hadden toch steeds een gloed van angst over ons hangen. We waren steeds bang betrapt te worden door één van de Bron’s tuinmannen. Of door onze ouders. Want wij waren toch wel kleine anarchistjes in onze tijd, zomaar in de Bron zijn park lopen zonder enige toelating van de Baron, laat staan van onze ouders. Ons kamp was gebouwd, goed verscholen tussen bomen en dik struikgewas. Het had zelfs een dak, voor als het mocht gaan regen. Het was vijf uur, tijd om terug te gaan. Helaas, Manu was zo vriendelijk geweest om voor ons de ladder al weg te halen. Springen hoefden we niet te proberen, met onze kleine beentjes zouden we toch nooit toekomen. We liepen vlug naar het deel dat aan mijn tuin grenst. Daar was het beekje niet zo wijd en konden we wel overbruggen met onze korte beentjes. Maar hier liepen we dan weer het risico betrapt te worden door één van mijn ouders. Michiel sprong als eerste. Hij kwam heelhuids toe aan de overkant. Dan was het mijn beurt. Ik stond op een naar mijn normen stevige tak. Net als ik wou springen breekt te tak. Ik probeer me nog vast te grijpen maar het leek net of mijn armen zo maar in de lucht rondzweefden. Dat gevoel van zweven had ik ook tot ik in het vuile water terecht kwam. Gelukkig stond het water maar tot aan mijn knieën. Water kon je het niet echt noemen, eerder een brij modder. Mijn witte communiekousjes waren eerder zwart geworden. We konden ze nog grijs krijgen voor mijn ouders thuiskwamen. We deden alsof onze neuzen bloedde. Ik had ondertussen al andere witte kousjes aangedaan in de hoop dat ze niets zouden merken. Helaas waren mijn schoenen verschrompeld en hadden een donkere kleur gekregen. De kousen hebben mijn ouders nooit terug gevonden. Deze hebben we op een plaats verstopt waar ik het zelf niet meer weet te vinden. Ik denk dat dit de beste tijden waren uit mijn jeugdjaren. Alles meegemaakt en weten dat je van elke dag moet profiteren. Persoonlijke appreciatie Het boek zelf vond ik een van de betere die ik ook gelezen heb. Een zeer aangenaam verhaal, één dat ik bij mezelf kan terug vinden. De opdracht zelf vond ik zeer verijkend. Het was eens een originele opdracht en je had voldoende keuze dus vond je zeker wel iets naar je zin. Ik koos een “creatief schrijven” opdracht omdat ik zelf ook wel graag schrijf. Deze opdracht sprak me het meest aan tussen alle andere opdrachten.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Mijn tweede huid door Erwin Mortier"