1. Samenvatting
'Mijn kleine oorlog' gaat over Louis Paul Boon in de oorlog. Hij woonde in een voorstad van een provincieplaats, achter de Aalterse Gentsesteenweg.
Louis was soldaat en streed tegen de Duitsers aan het Albertkanaal. Het gevecht ging niet zo goed: er waren te veel Duitsers, de Belgische troepen hadden onvoldoende munitie en voedsel en de Belgische legerleiding was nergens te bekennen. Louis werd gek van angst om wat hem, zijn vrouw en/of zoontje zou kunnen overkomen. Na het gevecht moesten Louis en Dinges zich overgeven aan de Duitsers. Als straf moesten zij naar Duitsland lopen. Overal langs de weg lagen dode paarden, kinderen, jonge vrouwen en Belgische en Duitse soldaten. Louis en Dinges kwamen in een kamp terecht, waar luizen en honger niet ongewoon waren. Soms kregen ze een kaartje van thuis...
Opeens gaat het boek verder in mei 1944, de "Roode Nacht", toen de geallieerden dreigden de spoorwegen en/of wapenfabrieken van de Duitsers te bombarderen. Omdat men in de buurt van het spoor woonde, werd iedereen heel bang om getroffen te worden, toen verkenningsvliegtuigen (rode) lichtkogels afschoten. Louis en zijn vrouw hadden het niet meer van de angst; Louis dacht zelfs dat hij dood zou gaan. Toch liep alles tóen goed voor hem af!
Maar niet iederéén had zoveel geluk!
Zo was er een geniepig oud mannetje, die men "de oude Ekster" of "de oude Rat" noemde. Hij had voor de Duitsers gewerkt en daarvoor veel geld gekregen. Toen hij na zijn roes in een bordeel wakker werd, vielen de bommen overal om hem heen. De hoeren waren dood, het bordeel kapot en "de oude Ekster" was al zijn geld kwijt. Een oude vriend van Louis, meneer Van den Borre, kwam er niet echt beter vanaf. Eerst ontvluchtte hij de bommen, ging daarna in Florennes werken, maar werd dáár uiteindelijk toch nog door bommen getroffen.
'Mijn kleine oorlog' bestaat uit kleine korte verhaaltjes over de armoe, waarin vooral beschreven wordt hoe de mensen proberen wat aan die armoe te doen. De "kleine kooldieven" gingen bijvoorbeeld stiekem 's nachts kolen jatten om het wat warmer te hebben. De "Vieze" bedelde alles bij elkaar en een controleur van de dierenbescherming liet van alles toe om zoveel mogelijk te kunnen krijgen. Louis en Albertine deden aan deze praktijken niet mee. Albertine verzwakte daardoor. Toen zij daarna kanker kreeg, overleed zij snel. Dat gebeurde precies op de dag, dat de gealliëerden aan land kwamen.
'Mijn kleine oorlog' wordt anders na het verhaaltje "Het eerste uur". Een zekere meneer Prosken, die zich van niemand iets wil aantrekken, wilde voor meer rechtvaardigheid strijden. Louis en zijn vrouw sloten zich bij hem aan. Louis hoorde op de radio dat de mensen van het verzet uit de kampen terug waren gekomen. Een joods meisje, dat hij kende, dat Lea Lûbka heette, zou ook weer gezond thuis gekomen zijn. Louis was daarover eerst heel blij, maar dat veranderde later toen hij hoorde, dat Lea overleden was, doordat ze 's nachts te lang in de koude regen had moeten staan.
Op een goede dag kwamen de geallieerden aan, wat volop gevierd werd. Alle vrouwelijke Amerikaanse soldaten hadden kauwgom en sigaretten, behalve de "laatste". Deze rustige vrouw - die een hazelip bleek te hebben - gaf haar pakje sigaretten aan de vrouw van Louis. Na de komst van de geallieerden dacht Louis: "De buitenlandse vijand is verdreven, nu komen de oude, de binnenlandse vijanden weer aan de macht".
In het volgende verhaaltje lezen we de bekende uitspraak van Louis Paul Boon "Schop de menschen tot zij een geweten krijgen". Ik denk dat Louis daarmee bedoelde, dat de mens altijd wel probeert de baas te spelen over andere mensen. In dit hoofdstukje zegt de schrijver dat de hoop op een betere wereld voor hem nog kleiner is geworden.
Na dit alles vertelt Louis wat hij vijftien jaar na de oorlog beleefd heeft.
Op een plein ontmoette hij een vrouw, op wie hij erg verliefd was, toen zij tijdens de oorlog bij zijn ouders thuis het huishouden deed. Vijftien jaar later herkende zij hem niet meer en zag zij hem niet staan. Ze stapte in haar auto en reed met een grijns op haar gezicht weg. De modder op de weg spatte daardoor op tegen de broek van Louis. Louis kwam óók de bedelaar uit de oorlog tegen. Ondanks hun gesprek, herkende ook de "Vieze" Louis niet meer!
Het laatste verhaaltje, "Het laatste woord" gaat over Madame Odine. Deze vrouw dacht, dat ze hoog op de sociale ladder terecht zou komen. Maar dat mislukte! Haar zoons behaalden geen succes, maar kwamen in de gevangenis terecht! Toen Madame Odine later op straat in elkaar zakte, sprak zij nog als laatste woord: "Wat heeft het alles voor zin?" Met deze vraag, die typerend is voor het hele boek, sluit 'Mijn kleine oorlog'.
2. Tijd
A1. Hoe is het tijdsverloop in het verhaal?
Het verhaal wordt chronologisch verteld. Tussen de hoofdstukken zit steeds een onbepaalde tijdsperiode, maar er wordt duidelijk van ergens in het begin (de mobilisatie) naar het einde van de 2e Wereldoorlog gewerkt. Uiteindelijk volgt in de terugblik een flashback, over hoe een bepaald meisje dat Boon in de oorlog liefhad vroeger was en hoe hij haar na de oorlog nooit meer had gezien. In het gedeelte over de Tweede Wereldoorlog vergelijken de personages wel eens dingen met “de oorlog van 14-18”, maar dat zijn geen flashbacks te noemen.
A2. Wanneer speelt het verhaal zich af?
De tijd waarin het zich afspeelt is de Tweede Wereldoorlog. Dit is van belang voor het verhaal. In het boek komen gebeurtenissen voor, die op een iets andere manier gebeurd zijn of geïnspireerd zijn op historische gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog in België, zoals de overgave van de Belgen. 'Mijn kleine oorlog' strekt zich over een vijftal jaren, het begin is de mobilisatie, het einde is kort na de oorlog.
Het verhaal speelt niet echt in op de gevoerde oorlog, maar meer op de armoede en het lijden wat de oorlog met zich meebracht.
B1. Maakt het tijdsverloop het verhaal spannend of juist saai, verwarrend of duidelijk?
Het verhaal wordt grotendeels chronologisch verteld. Dat is wel fijn. Het is al een moeilijk boek en als er dan ook nog veel flashbacks en flash-forward in zitten word het nog moeilijker. Het maakt alles dus wel duidelijker. De spanning in dit boek word niet aangebracht door dat het verhaal op een bepaalde tijdsvolgorde word verteld. Het verhaal is een terugblik van Louis Paul Boon op de oorlog, eigenlijk dus één grote flashback.
B2. Om welke redenen geeft het verhaal volgens jou een (on)betrouwbare indruk van deze periode?
Dit verhaal is een ooggetuigenverslag. Juist daarom komt dit verhaal erg realistisch op me over. Het is geschreven door iemand die het allemaal zelf zo heeft meegemaakt en ervaren.
Ik heb veel gehoord over de tweede wereldoorlog maar een ooggetuigenverslag had ik er nog nooit van gelezen. Dit verhaal geeft mij een heel realistische indruk van deze periode.
3. Perspectief
A1. Bij wie/welke verhaalfiguur ligt het perspectief?
In dit verhaal komt vooral het ik-perspectief voor, het perspectief ligt bij Louis. Meestal is hij hoofdfiguur, soms een bijfiguur. De ene keer vertelt hij, de andere keer is hij meer een soort "kijker." Er is dus een auctoriale vertelsituatie, omdat hij én vertelt, én persoonlijke ervaringen beschrijft. Wat ook voorkomt is "Gij" (de Gij-vorm).
A2. Hoe noem je dat soort perspectief?
Ik-vertellend perspectief
B1. Hoe is de verteller bij de handelingen betrokken?
Hij heeft zelf alles meegemaakt. Het is zelf dus ook de hoofdpersoon van het hele verhaal.
B2. Hoe heeft het perspectief invloed op jouw manier van kijken naar de handeling?
Ik zie het door de ogen van wie het verteld. Als hij dus een vooroordeel heeft over iemand krijg ik dat ook te lezen. Dit heeft dus wel veel invloed op de manier dat ik kijk naar het verhaal.
B3. Hoe werkt het perspectief uit op je betrokkenheid bij het verhaal?
Doordat die man die het boek geschreven heeft het allemaal zelf heeft meegemaakt raak je veel meer betrokken bij het verhaal. Het was een heel ander boek geweest als de schrijver de verhalen zelf ook via via had gehoord
4. Personages
A1. Wie zijn de belangrijkste figuren? Beschrijf ze kort.
Louis Paul Boon:
Schrijver en hoofdpersoon in dit boek. Hij is geboren op 15 maart 1912 in Aalst. Na de lagere school volgde hij 2 jaar technisch onderwijs, maar werd eraf gestuurd. Daarna volgde hij de kunstacademie (sierschilderen). Daar kreeg Louis marxistische ideeën. In de oorlog combineerde Louis journalistiek met schrijven. Later beschreef hij in opdracht "de oorlog vanuit een wereld van een kleine man." ( = Mijn kleine oorlog ). Hij heeft in het leger gezeten en heeft de "Roode Nacht" meegemaakt. Hij vond het vreselijk om al die armoede te zien. Hij dacht zelfs even dat hij dood ging. (Roode Nacht) Hij was eerst heel verdrietig, maar later krijgt hij hoop. Hij vindt dat iedereen die de oorlog meegemaakt heeft "zijn eigen (persoonlijke) kleine oorlog" kan schrijven. Hij probeert duidelijk te maken hoe nutteloos al die ellende en de oorlog op zich is. Louis Paul Boon is in drie verhalen zelf ook de hoofdpersoon. In de andere verhalen is hij eigenlijk alleen de verteller.
Dinges:
Dinges komt in bijna elk verhaal voor. Telkens is dat weer iemand anders met die naam.
A2. Maken de personages een ontwikkeling door?
Ja. Langzamerhand gaat het verhaal van het begin van de Tweede Wereldoorlog naar het einde met één grote tijdssprong tussendoor. Hierin verandert Louis zelf ook wel. De angst voor zijn kind en zijn vrouw worden ook groter. Ook omdat hij zijn kind nog nooit heeft gezien en een vader niet kan sterven zonder zijn kind te hebben gezien.
B1. Neemt de hoofdfiguur belangrijke beslissingen? Zo ja, welke?
Nee, niet echt. Na het eerste gevecht dat beschreven wordt, worden de soldaten in krijgsgevangenschap meegenomen naar Duitsland. Ze worden dus eigenlijk meer geleefd dus hele concrete beslissingen in het leven heeft hij niet echt gemaakt naar mijn idee. De beslissing dat hij hoop zal blijven houden heeft wel veel impact. Hoop doet leven zegt men wel eens, en dat wordt juist duidelijk in een oorlog.
B2. Met welke verhaalfiguur voel je je het meest verwant?
Met Louis Paul Boon. Dat komt doordat je alles meebeleeft door zijn ogen. Je krijgt het verhaal te zien zoals hij het ziet.
5. Ruimte
A1. Lijkt de auteur bewust te kiezen voor een bepaalde ruimte in het verhaal?
De plek waar het boek zich afspeelt blijft beperkt tot de voorstad van een provincieplaats, de meeste personages uit het boek zijn bewoners hiervan. De plek geeft geen eigen betekenis aan het boek, wel kun je de stad herkennen als Aalst, waar Boon jarenlang heeft gewoond en is geboren. De maatschappelijke situatie van de mensen in 'Mijn kleine oorlog' is wel van belang op hun ideeën en idealen. Het klimaat of landschap is niet van belang.
Het beeld oorlog schept al een ruimte in ieders verbeelding
B1. Vind je de ruimte bepalend in het verhaal?
Nee. Er wordt niet een hele duidelijke concrete ruimte aangegeven, maar het beeld ‘oorlog’ is allesbepalend in dit boek. Daar draait het hele boek om.
B2. Spreekt de sfeer die door de omgeving ontstaat je aan?
Nee. Dat komt doordat het boek niet leuk is geschreven. Ik heb al wel een aantal boeken gelezen over oorlog. Niet de tweede wereldoorlog, maar de burgeroorlog in Amerika die tenslotte een einde maakte aan de slavernij. Die boeken zijn echt heel anders geschreven en die sfeer staat me wel aan. Die boeken zijn ook met een ander doel geschreven.
De sfeer die hier ontstaat door de omgeving staat me niet aan en spreekt me ook niet aan.
6. Ruimte
A1. Waaraan ontleent het verhaal zijn spanning?
In het verhaal zit naar mijn inzicht vrij weinig spanning. Ik denk dat dit vooral komt door het ouderwetse taalgebruik wat hij heeft gebruikt.
B1. In hoeverre vind jij de schrijver erin geslaagd om het boek spannend te maken?
Ik vind de schrijver er niet in geslaagd het boek spannend te maken. Voor mijn gevoel zit er geen spanning in.
7. Stijl
A1. Citeer een passage die je typerend vindt wat betreft de schrijfstijl.
Een citaat van bladzijde 26:
‘De Ekster was steeds een flamingant geweest en zelfs een tijd verdinaso en met had hem door de stad zien stappen, een Ekster in een zwart uniform en een leren riem over de schouder. Dat was echter als zij thuis veel geld hadden want als hij op droog zaad zat wou hij integendeel Frans spreken en vivat de socialisten roepen, en zelfs van o rode vaan zingen, als men hem maar met een pint trakteerde of aan een job hielp. Veel moest hij niet verdienen, als hij maar de kans kreeg zijn sluwe oogjes te gebruiken en ’s avonds dát te komen ratten wat hij binst de dag had klaargezet. Een keer zelfs dat hij betrapt werd liet hij zich vallen en weende en huilde dat hij de meest ongelukkige van heel de wereld was, en ondertussen maakte hij de broeksband los die een echte karwats was en sprong hij recht om de omringenden bloedende striemen in het gelaat te slaan’
A2. Wat typeert deze stijl?
Je ziet dat er erg lange zinnen worden gebruikt met veel komma’s. Ook staan er in dit gedeelte verschillende woorden die ik niet ken. Het is ouderwets Nederlands. Ook is alles in verleden tijd geschreven. Dit komt omdat het boek een terugblik is van Louis Paul Boon.
B1. Heb je van deze stijl kunnen genieten?
Nee. Ik snapte het boek lang niet altijd even goed en omdat ik het een langdradig en saai boek vond, leest het dan ook niet lekker.
B2. Ligt deze stijl dicht bij je eigen taalgebruik of wijkt hij duidelijk af?
Nee, totaal niet. In dit boek worden woorden gebruikt waarvan ik het bestaan niet eens afwist en die toch ook wel essentieel waren voor het verhaal.
8. Genre
A1. Tot welk genre reken je dit boek?
Dit is een oorlogsroman.
B1. Welke kenmerken van dit genre herken je in dit boek?
In dit boek worden de oorlogsjaren beschreven.
9. Thema en motieven
A1. Formuleer het thema in de vorm van een zin waarbij je aangeeft wie de hoofdfiguur is, welke afloop er is en welke inzichten de hoofdpersoon krijgt.
Louis Paul Boon zit aan het begin van de tweede wereldoorlog in het leger. In de periode van 1940-1945 maakt hij veel mee en die verhaaltjes over leed, dood en angst worden beschreven in dit boek.
A2. Welke motieven herken je in het verhaal?
Lijden, armoede en oorlog.
B1. Welke betekenis heeft dit thema voor jezelf?
Deze motieven hebben in mijn eigen leven niet zoveel betekenis, maar ik zie in de wereld om me heen wel heel veel lijden, armoede en oorlog. Juist doordat ik een sponsorkindje heb komt het dan allemaal veel dichterbij, maar de manier waarop het in dit boek verwoord werd maakte het niet levend voor mij.
B2. Is je visie op de problematiek die aan de orde word gesteld door het lezen van dit boek veranderd?
Nee. Dit boek heeft niets toegevoegd aan de kennis of gevoelens die ik al had over de Tweede Wereldoorlog en het leed dat toen geleden is.
10. Titel
A1. Geef een titelverklaring.
“Mijn Kleine Oorlog”. In de Tweede Wereldoorlog heeft ieder mens z’n eigen oorlog gevochten. Louis Paul Boon beschrijft in dit boek de verschrikkingen van zijn eigen kleine oorlog, tussen die miljoenen anderen. Ook was hij in strijd met zichzelf. Hij zat met zichzelf in de knoop en zo voerde hij een strijd binnenin hem die niet te zien was voor de buitenwereld.
Ook sluit het boek af met een typische zin, namelijk: ‘Wat heeft het alles voor zin?’. Dit laat ook wel iets zien van de ‘oorlog’ die zich in Louis Paul Boon af heeft gespeeld.
B1. Bedenk zelf een goede titel voor het verhaal.
‘Oorlog binnen en buiten’.
11. Vergelijking
A1. Wat zijn de belangrijkste overeenkomsten en verschillen tussen dit boek en je eerder gelezen boeken? Beschrijf minimaal twee overeenkomsten en verschillen.
Overeenkomsten:
- Dit boek was net als ‘Bint’ lastig te lezen en er werd ouderwets taalgebruik in gebruikt.
- In ‘Het gouden ei’ werden ook verschillende grote tijdssprongen gemaakt.
Verschillen:
- Geen van de literatuurboeken die ik nog gelezen had ging over oorlog.
- Geen van de literatuurboeken die ik nog gelezen had, had allemaal kleine verhaaltjes in zich
B1. Wat is voor jou het meest opvallende aan dit boek?
Dat het me zoveel moeite kostte om te lezen. Ik vond de schrijfstijl buitengewoon lastig en dat heb ik nog niet eerder meegemaakt bij een boek.
12. Je eindwaardering:
Cijfer: 3,4
Structurele argumenten:
Ik vond dit boek echt vreselijk om te lezen. De schrijfstijl was zo niet interessant dat dan eigenlijk de hele structuur van het boek er kapot aan gaat. Je kunt een bepaald onderwerp nog wel heel leuk brengen terwijl het totaal niet interessant is, maar dit is echt niet leuk gebracht.
Emotionele argumenten:
Dit boek heeft mij niet geraakt. Ik kon me in geen een personage inleven of vinden. Ook heb ik niet echt mijn best gedaan om me in te leven omdat het boek dan meer tijd kost om te lezen en dit boek wilde ik zo snel mogelijk uit hebben.
Intentionele argumenten:
Dit boek is geschreven in opdracht. Waarschijnlijk om iets te laten zien van de oorlogen die velen met zichzelf hebben moeten voeren. Om toe te moeten geven aan zichzelf dat ze het niet gewonnen konden krijgen. Niet van de overmacht vijanden, maar ook niet van de depressieve gevoelens die zich vooral vaak tijdens zo een oorlog opspelen. Overmacht omdat je niet goed voor je vrouw en kinderen kunt zorgen en eigenlijk bijna niet rond kan komen. Dat is voor heel veel volwassenen een strijd die ze hebben te voeren met zichzelf.
Morele argumenten:
Niemand houdt van oorlog als je normaal bij je verstand bent. Iedereen wil vrede. Vrede in een land, maar ook vrede met zichzelf. Heel veel mensen zijn niet tevreden met zichzelf en blijven maar tegen bepaalde eigenschappen of uiterlijkheden vechten. Een strijd die nooit zal ophouden. Mensen willen tevreden zijn over wie ze zijn, over wat ze zijn en over wat ze kunnen en mensen willen ook tevreden zijn over de plaats waar ze leven. Kinderen moeten buiten kunnen spelen zonder bang te zijn dat er een bom op hun valt.
Realistische argumenten:
Dit boekt komt heel erg realistisch op mij over. Tijden van oorlog betekent voor heel veel mensen tijden van lijden, tijden van armoede. In dit boek is weinig plaats voor de mening en gevoelens van de auteur over de situaties. Het is niet zo dat hij alvast de tekening voor ons inkleurt. Hij laat het meer aan ons over om ons eigen beeld eraan te geven en zo onze gedachten alle kanten op te laten vliegen. Ook is het een terugblik op iets wat echt is gebeurd dus dat is eigenlijk al een bewijs dat het een boek is dat realistisch op mensen overkomt.
Vernieuwingsargumenten:
Voor mij was dit boek nieuw. Ik had voor mijn literatuurlijst nog geen boek over de tweedewereldoorlog gelezen. Ook het taalgebruik was nieuw voor me. Er komen af en toe ook Vlaamse woorden in voor die ik niet altijd begrijp. Sommigen wel omdat die woorden op Nederlandse woorden lijken of omdat ik Belgische vrienden heb. Toch is ook dat ouderwetse taalgebruik geen echt vernieuwingsargument, meer een verouderingsargument. Het was ook niet nieuw voor me want in ‘Bint’ is ook ouderwets taalgebruik gebruikt, al is het in dit boek toch erger.
Stilistische argumenten:
Zoals ik al had gezegd vond ik de stijl van dit boek echt vreselijk. Ik vind het taalgebruik dat is gebruikt zo ontzettend ouderwets dat het echt niet lekker leest en dat het mij de zin om te lezen ook wegneemt.
Ook zijn veel dingen in dit boek niet duidelijk. Je weet bijvoorbeeld niet of ‘Dinges’ in elk verhaal dezelfde persoon of telkens een andere is. Dit zijn maar een paar voorbeelden.
'Mijn kleine oorlog' gaat over Louis Paul Boon in de oorlog. Hij woonde in een voorstad van een provincieplaats, achter de Aalterse Gentsesteenweg.
Louis was soldaat en streed tegen de Duitsers aan het Albertkanaal. Het gevecht ging niet zo goed: er waren te veel Duitsers, de Belgische troepen hadden onvoldoende munitie en voedsel en de Belgische legerleiding was nergens te bekennen. Louis werd gek van angst om wat hem, zijn vrouw en/of zoontje zou kunnen overkomen. Na het gevecht moesten Louis en Dinges zich overgeven aan de Duitsers. Als straf moesten zij naar Duitsland lopen. Overal langs de weg lagen dode paarden, kinderen, jonge vrouwen en Belgische en Duitse soldaten. Louis en Dinges kwamen in een kamp terecht, waar luizen en honger niet ongewoon waren. Soms kregen ze een kaartje van thuis...
Opeens gaat het boek verder in mei 1944, de "Roode Nacht", toen de geallieerden dreigden de spoorwegen en/of wapenfabrieken van de Duitsers te bombarderen. Omdat men in de buurt van het spoor woonde, werd iedereen heel bang om getroffen te worden, toen verkenningsvliegtuigen (rode) lichtkogels afschoten. Louis en zijn vrouw hadden het niet meer van de angst; Louis dacht zelfs dat hij dood zou gaan. Toch liep alles tóen goed voor hem af!
Zo was er een geniepig oud mannetje, die men "de oude Ekster" of "de oude Rat" noemde. Hij had voor de Duitsers gewerkt en daarvoor veel geld gekregen. Toen hij na zijn roes in een bordeel wakker werd, vielen de bommen overal om hem heen. De hoeren waren dood, het bordeel kapot en "de oude Ekster" was al zijn geld kwijt. Een oude vriend van Louis, meneer Van den Borre, kwam er niet echt beter vanaf. Eerst ontvluchtte hij de bommen, ging daarna in Florennes werken, maar werd dáár uiteindelijk toch nog door bommen getroffen.
'Mijn kleine oorlog' bestaat uit kleine korte verhaaltjes over de armoe, waarin vooral beschreven wordt hoe de mensen proberen wat aan die armoe te doen. De "kleine kooldieven" gingen bijvoorbeeld stiekem 's nachts kolen jatten om het wat warmer te hebben. De "Vieze" bedelde alles bij elkaar en een controleur van de dierenbescherming liet van alles toe om zoveel mogelijk te kunnen krijgen. Louis en Albertine deden aan deze praktijken niet mee. Albertine verzwakte daardoor. Toen zij daarna kanker kreeg, overleed zij snel. Dat gebeurde precies op de dag, dat de gealliëerden aan land kwamen.
'Mijn kleine oorlog' wordt anders na het verhaaltje "Het eerste uur". Een zekere meneer Prosken, die zich van niemand iets wil aantrekken, wilde voor meer rechtvaardigheid strijden. Louis en zijn vrouw sloten zich bij hem aan. Louis hoorde op de radio dat de mensen van het verzet uit de kampen terug waren gekomen. Een joods meisje, dat hij kende, dat Lea Lûbka heette, zou ook weer gezond thuis gekomen zijn. Louis was daarover eerst heel blij, maar dat veranderde later toen hij hoorde, dat Lea overleden was, doordat ze 's nachts te lang in de koude regen had moeten staan.
Op een goede dag kwamen de geallieerden aan, wat volop gevierd werd. Alle vrouwelijke Amerikaanse soldaten hadden kauwgom en sigaretten, behalve de "laatste". Deze rustige vrouw - die een hazelip bleek te hebben - gaf haar pakje sigaretten aan de vrouw van Louis. Na de komst van de geallieerden dacht Louis: "De buitenlandse vijand is verdreven, nu komen de oude, de binnenlandse vijanden weer aan de macht".
In het volgende verhaaltje lezen we de bekende uitspraak van Louis Paul Boon "Schop de menschen tot zij een geweten krijgen". Ik denk dat Louis daarmee bedoelde, dat de mens altijd wel probeert de baas te spelen over andere mensen. In dit hoofdstukje zegt de schrijver dat de hoop op een betere wereld voor hem nog kleiner is geworden.
Na dit alles vertelt Louis wat hij vijftien jaar na de oorlog beleefd heeft.
Op een plein ontmoette hij een vrouw, op wie hij erg verliefd was, toen zij tijdens de oorlog bij zijn ouders thuis het huishouden deed. Vijftien jaar later herkende zij hem niet meer en zag zij hem niet staan. Ze stapte in haar auto en reed met een grijns op haar gezicht weg. De modder op de weg spatte daardoor op tegen de broek van Louis. Louis kwam óók de bedelaar uit de oorlog tegen. Ondanks hun gesprek, herkende ook de "Vieze" Louis niet meer!
Het laatste verhaaltje, "Het laatste woord" gaat over Madame Odine. Deze vrouw dacht, dat ze hoog op de sociale ladder terecht zou komen. Maar dat mislukte! Haar zoons behaalden geen succes, maar kwamen in de gevangenis terecht! Toen Madame Odine later op straat in elkaar zakte, sprak zij nog als laatste woord: "Wat heeft het alles voor zin?" Met deze vraag, die typerend is voor het hele boek, sluit 'Mijn kleine oorlog'.
A1. Hoe is het tijdsverloop in het verhaal?
Het verhaal wordt chronologisch verteld. Tussen de hoofdstukken zit steeds een onbepaalde tijdsperiode, maar er wordt duidelijk van ergens in het begin (de mobilisatie) naar het einde van de 2e Wereldoorlog gewerkt. Uiteindelijk volgt in de terugblik een flashback, over hoe een bepaald meisje dat Boon in de oorlog liefhad vroeger was en hoe hij haar na de oorlog nooit meer had gezien. In het gedeelte over de Tweede Wereldoorlog vergelijken de personages wel eens dingen met “de oorlog van 14-18”, maar dat zijn geen flashbacks te noemen.
A2. Wanneer speelt het verhaal zich af?
De tijd waarin het zich afspeelt is de Tweede Wereldoorlog. Dit is van belang voor het verhaal. In het boek komen gebeurtenissen voor, die op een iets andere manier gebeurd zijn of geïnspireerd zijn op historische gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog in België, zoals de overgave van de Belgen. 'Mijn kleine oorlog' strekt zich over een vijftal jaren, het begin is de mobilisatie, het einde is kort na de oorlog.
Het verhaal speelt niet echt in op de gevoerde oorlog, maar meer op de armoede en het lijden wat de oorlog met zich meebracht.
B1. Maakt het tijdsverloop het verhaal spannend of juist saai, verwarrend of duidelijk?
Het verhaal wordt grotendeels chronologisch verteld. Dat is wel fijn. Het is al een moeilijk boek en als er dan ook nog veel flashbacks en flash-forward in zitten word het nog moeilijker. Het maakt alles dus wel duidelijker. De spanning in dit boek word niet aangebracht door dat het verhaal op een bepaalde tijdsvolgorde word verteld. Het verhaal is een terugblik van Louis Paul Boon op de oorlog, eigenlijk dus één grote flashback.
B2. Om welke redenen geeft het verhaal volgens jou een (on)betrouwbare indruk van deze periode?
Dit verhaal is een ooggetuigenverslag. Juist daarom komt dit verhaal erg realistisch op me over. Het is geschreven door iemand die het allemaal zelf zo heeft meegemaakt en ervaren.
3. Perspectief
A1. Bij wie/welke verhaalfiguur ligt het perspectief?
In dit verhaal komt vooral het ik-perspectief voor, het perspectief ligt bij Louis. Meestal is hij hoofdfiguur, soms een bijfiguur. De ene keer vertelt hij, de andere keer is hij meer een soort "kijker." Er is dus een auctoriale vertelsituatie, omdat hij én vertelt, én persoonlijke ervaringen beschrijft. Wat ook voorkomt is "Gij" (de Gij-vorm).
A2. Hoe noem je dat soort perspectief?
Ik-vertellend perspectief
B1. Hoe is de verteller bij de handelingen betrokken?
Hij heeft zelf alles meegemaakt. Het is zelf dus ook de hoofdpersoon van het hele verhaal.
B2. Hoe heeft het perspectief invloed op jouw manier van kijken naar de handeling?
Ik zie het door de ogen van wie het verteld. Als hij dus een vooroordeel heeft over iemand krijg ik dat ook te lezen. Dit heeft dus wel veel invloed op de manier dat ik kijk naar het verhaal.
B3. Hoe werkt het perspectief uit op je betrokkenheid bij het verhaal?
Doordat die man die het boek geschreven heeft het allemaal zelf heeft meegemaakt raak je veel meer betrokken bij het verhaal. Het was een heel ander boek geweest als de schrijver de verhalen zelf ook via via had gehoord
A1. Wie zijn de belangrijkste figuren? Beschrijf ze kort.
Louis Paul Boon:
Schrijver en hoofdpersoon in dit boek. Hij is geboren op 15 maart 1912 in Aalst. Na de lagere school volgde hij 2 jaar technisch onderwijs, maar werd eraf gestuurd. Daarna volgde hij de kunstacademie (sierschilderen). Daar kreeg Louis marxistische ideeën. In de oorlog combineerde Louis journalistiek met schrijven. Later beschreef hij in opdracht "de oorlog vanuit een wereld van een kleine man." ( = Mijn kleine oorlog ). Hij heeft in het leger gezeten en heeft de "Roode Nacht" meegemaakt. Hij vond het vreselijk om al die armoede te zien. Hij dacht zelfs even dat hij dood ging. (Roode Nacht) Hij was eerst heel verdrietig, maar later krijgt hij hoop. Hij vindt dat iedereen die de oorlog meegemaakt heeft "zijn eigen (persoonlijke) kleine oorlog" kan schrijven. Hij probeert duidelijk te maken hoe nutteloos al die ellende en de oorlog op zich is. Louis Paul Boon is in drie verhalen zelf ook de hoofdpersoon. In de andere verhalen is hij eigenlijk alleen de verteller.
Dinges:
Dinges komt in bijna elk verhaal voor. Telkens is dat weer iemand anders met die naam.
A2. Maken de personages een ontwikkeling door?
Ja. Langzamerhand gaat het verhaal van het begin van de Tweede Wereldoorlog naar het einde met één grote tijdssprong tussendoor. Hierin verandert Louis zelf ook wel. De angst voor zijn kind en zijn vrouw worden ook groter. Ook omdat hij zijn kind nog nooit heeft gezien en een vader niet kan sterven zonder zijn kind te hebben gezien.
B1. Neemt de hoofdfiguur belangrijke beslissingen? Zo ja, welke?
Nee, niet echt. Na het eerste gevecht dat beschreven wordt, worden de soldaten in krijgsgevangenschap meegenomen naar Duitsland. Ze worden dus eigenlijk meer geleefd dus hele concrete beslissingen in het leven heeft hij niet echt gemaakt naar mijn idee. De beslissing dat hij hoop zal blijven houden heeft wel veel impact. Hoop doet leven zegt men wel eens, en dat wordt juist duidelijk in een oorlog.
Met Louis Paul Boon. Dat komt doordat je alles meebeleeft door zijn ogen. Je krijgt het verhaal te zien zoals hij het ziet.
5. Ruimte
A1. Lijkt de auteur bewust te kiezen voor een bepaalde ruimte in het verhaal?
De plek waar het boek zich afspeelt blijft beperkt tot de voorstad van een provincieplaats, de meeste personages uit het boek zijn bewoners hiervan. De plek geeft geen eigen betekenis aan het boek, wel kun je de stad herkennen als Aalst, waar Boon jarenlang heeft gewoond en is geboren. De maatschappelijke situatie van de mensen in 'Mijn kleine oorlog' is wel van belang op hun ideeën en idealen. Het klimaat of landschap is niet van belang.
Het beeld oorlog schept al een ruimte in ieders verbeelding
B1. Vind je de ruimte bepalend in het verhaal?
Nee. Er wordt niet een hele duidelijke concrete ruimte aangegeven, maar het beeld ‘oorlog’ is allesbepalend in dit boek. Daar draait het hele boek om.
B2. Spreekt de sfeer die door de omgeving ontstaat je aan?
Nee. Dat komt doordat het boek niet leuk is geschreven. Ik heb al wel een aantal boeken gelezen over oorlog. Niet de tweede wereldoorlog, maar de burgeroorlog in Amerika die tenslotte een einde maakte aan de slavernij. Die boeken zijn echt heel anders geschreven en die sfeer staat me wel aan. Die boeken zijn ook met een ander doel geschreven.
De sfeer die hier ontstaat door de omgeving staat me niet aan en spreekt me ook niet aan.
A1. Waaraan ontleent het verhaal zijn spanning?
In het verhaal zit naar mijn inzicht vrij weinig spanning. Ik denk dat dit vooral komt door het ouderwetse taalgebruik wat hij heeft gebruikt.
B1. In hoeverre vind jij de schrijver erin geslaagd om het boek spannend te maken?
Ik vind de schrijver er niet in geslaagd het boek spannend te maken. Voor mijn gevoel zit er geen spanning in.
7. Stijl
A1. Citeer een passage die je typerend vindt wat betreft de schrijfstijl.
Een citaat van bladzijde 26:
‘De Ekster was steeds een flamingant geweest en zelfs een tijd verdinaso en met had hem door de stad zien stappen, een Ekster in een zwart uniform en een leren riem over de schouder. Dat was echter als zij thuis veel geld hadden want als hij op droog zaad zat wou hij integendeel Frans spreken en vivat de socialisten roepen, en zelfs van o rode vaan zingen, als men hem maar met een pint trakteerde of aan een job hielp. Veel moest hij niet verdienen, als hij maar de kans kreeg zijn sluwe oogjes te gebruiken en ’s avonds dát te komen ratten wat hij binst de dag had klaargezet. Een keer zelfs dat hij betrapt werd liet hij zich vallen en weende en huilde dat hij de meest ongelukkige van heel de wereld was, en ondertussen maakte hij de broeksband los die een echte karwats was en sprong hij recht om de omringenden bloedende striemen in het gelaat te slaan’
A2. Wat typeert deze stijl?
Je ziet dat er erg lange zinnen worden gebruikt met veel komma’s. Ook staan er in dit gedeelte verschillende woorden die ik niet ken. Het is ouderwets Nederlands. Ook is alles in verleden tijd geschreven. Dit komt omdat het boek een terugblik is van Louis Paul Boon.
Nee. Ik snapte het boek lang niet altijd even goed en omdat ik het een langdradig en saai boek vond, leest het dan ook niet lekker.
B2. Ligt deze stijl dicht bij je eigen taalgebruik of wijkt hij duidelijk af?
Nee, totaal niet. In dit boek worden woorden gebruikt waarvan ik het bestaan niet eens afwist en die toch ook wel essentieel waren voor het verhaal.
8. Genre
A1. Tot welk genre reken je dit boek?
Dit is een oorlogsroman.
B1. Welke kenmerken van dit genre herken je in dit boek?
In dit boek worden de oorlogsjaren beschreven.
9. Thema en motieven
A1. Formuleer het thema in de vorm van een zin waarbij je aangeeft wie de hoofdfiguur is, welke afloop er is en welke inzichten de hoofdpersoon krijgt.
Louis Paul Boon zit aan het begin van de tweede wereldoorlog in het leger. In de periode van 1940-1945 maakt hij veel mee en die verhaaltjes over leed, dood en angst worden beschreven in dit boek.
A2. Welke motieven herken je in het verhaal?
Lijden, armoede en oorlog.
Deze motieven hebben in mijn eigen leven niet zoveel betekenis, maar ik zie in de wereld om me heen wel heel veel lijden, armoede en oorlog. Juist doordat ik een sponsorkindje heb komt het dan allemaal veel dichterbij, maar de manier waarop het in dit boek verwoord werd maakte het niet levend voor mij.
B2. Is je visie op de problematiek die aan de orde word gesteld door het lezen van dit boek veranderd?
Nee. Dit boek heeft niets toegevoegd aan de kennis of gevoelens die ik al had over de Tweede Wereldoorlog en het leed dat toen geleden is.
10. Titel
A1. Geef een titelverklaring.
“Mijn Kleine Oorlog”. In de Tweede Wereldoorlog heeft ieder mens z’n eigen oorlog gevochten. Louis Paul Boon beschrijft in dit boek de verschrikkingen van zijn eigen kleine oorlog, tussen die miljoenen anderen. Ook was hij in strijd met zichzelf. Hij zat met zichzelf in de knoop en zo voerde hij een strijd binnenin hem die niet te zien was voor de buitenwereld.
Ook sluit het boek af met een typische zin, namelijk: ‘Wat heeft het alles voor zin?’. Dit laat ook wel iets zien van de ‘oorlog’ die zich in Louis Paul Boon af heeft gespeeld.
B1. Bedenk zelf een goede titel voor het verhaal.
‘Oorlog binnen en buiten’.
11. Vergelijking
A1. Wat zijn de belangrijkste overeenkomsten en verschillen tussen dit boek en je eerder gelezen boeken? Beschrijf minimaal twee overeenkomsten en verschillen.
Overeenkomsten:
- In ‘Het gouden ei’ werden ook verschillende grote tijdssprongen gemaakt.
Verschillen:
- Geen van de literatuurboeken die ik nog gelezen had ging over oorlog.
- Geen van de literatuurboeken die ik nog gelezen had, had allemaal kleine verhaaltjes in zich
B1. Wat is voor jou het meest opvallende aan dit boek?
Dat het me zoveel moeite kostte om te lezen. Ik vond de schrijfstijl buitengewoon lastig en dat heb ik nog niet eerder meegemaakt bij een boek.
12. Je eindwaardering:
Cijfer: 3,4
Structurele argumenten:
Ik vond dit boek echt vreselijk om te lezen. De schrijfstijl was zo niet interessant dat dan eigenlijk de hele structuur van het boek er kapot aan gaat. Je kunt een bepaald onderwerp nog wel heel leuk brengen terwijl het totaal niet interessant is, maar dit is echt niet leuk gebracht.
Emotionele argumenten:
Dit boek heeft mij niet geraakt. Ik kon me in geen een personage inleven of vinden. Ook heb ik niet echt mijn best gedaan om me in te leven omdat het boek dan meer tijd kost om te lezen en dit boek wilde ik zo snel mogelijk uit hebben.
Intentionele argumenten:
Dit boek is geschreven in opdracht. Waarschijnlijk om iets te laten zien van de oorlogen die velen met zichzelf hebben moeten voeren. Om toe te moeten geven aan zichzelf dat ze het niet gewonnen konden krijgen. Niet van de overmacht vijanden, maar ook niet van de depressieve gevoelens die zich vooral vaak tijdens zo een oorlog opspelen. Overmacht omdat je niet goed voor je vrouw en kinderen kunt zorgen en eigenlijk bijna niet rond kan komen. Dat is voor heel veel volwassenen een strijd die ze hebben te voeren met zichzelf.
Niemand houdt van oorlog als je normaal bij je verstand bent. Iedereen wil vrede. Vrede in een land, maar ook vrede met zichzelf. Heel veel mensen zijn niet tevreden met zichzelf en blijven maar tegen bepaalde eigenschappen of uiterlijkheden vechten. Een strijd die nooit zal ophouden. Mensen willen tevreden zijn over wie ze zijn, over wat ze zijn en over wat ze kunnen en mensen willen ook tevreden zijn over de plaats waar ze leven. Kinderen moeten buiten kunnen spelen zonder bang te zijn dat er een bom op hun valt.
Realistische argumenten:
Dit boekt komt heel erg realistisch op mij over. Tijden van oorlog betekent voor heel veel mensen tijden van lijden, tijden van armoede. In dit boek is weinig plaats voor de mening en gevoelens van de auteur over de situaties. Het is niet zo dat hij alvast de tekening voor ons inkleurt. Hij laat het meer aan ons over om ons eigen beeld eraan te geven en zo onze gedachten alle kanten op te laten vliegen. Ook is het een terugblik op iets wat echt is gebeurd dus dat is eigenlijk al een bewijs dat het een boek is dat realistisch op mensen overkomt.
Vernieuwingsargumenten:
Voor mij was dit boek nieuw. Ik had voor mijn literatuurlijst nog geen boek over de tweedewereldoorlog gelezen. Ook het taalgebruik was nieuw voor me. Er komen af en toe ook Vlaamse woorden in voor die ik niet altijd begrijp. Sommigen wel omdat die woorden op Nederlandse woorden lijken of omdat ik Belgische vrienden heb. Toch is ook dat ouderwetse taalgebruik geen echt vernieuwingsargument, meer een verouderingsargument. Het was ook niet nieuw voor me want in ‘Bint’ is ook ouderwets taalgebruik gebruikt, al is het in dit boek toch erger.
Stilistische argumenten:
Zoals ik al had gezegd vond ik de stijl van dit boek echt vreselijk. Ik vind het taalgebruik dat is gebruikt zo ontzettend ouderwets dat het echt niet lekker leest en dat het mij de zin om te lezen ook wegneemt.
Ook zijn veel dingen in dit boek niet duidelijk. Je weet bijvoorbeeld niet of ‘Dinges’ in elk verhaal dezelfde persoon of telkens een andere is. Dit zijn maar een paar voorbeelden.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
H.
H.
Dit verslag heeft je moeder goed gemaakt.
7 jaar geleden
Antwoorden