Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Lof der zotheid door Desiderius Erasmus

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
Boekcover Lof der zotheid
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas havo/vwo | 8208 woorden
  • 20 september 2010
  • 63 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
63 keer beoordeeld

Boekcover Lof der zotheid
Shadow
Lof der zotheid door Desiderius Erasmus
Shadow

1. Bibliografische gegevens

Auteur: Desiderius Erasmus

Titel: Lof der Zotheid

Jaar van oorspronkelijke uitgave: 1515 (Baselse exemplaar), origineel (Lat.) 1511

Uitgeverij: BOOM

Plaats: Amsterdam

Jaartal: 2005

Druk van gebruikte uitgave: onbekend

2. Opdracht en motto

-Dit boek bevat geen motto

Opdracht: In de inleidende brief is te lezen dat het boek is opgedragen aan Thomas More. Meer in de eerste tussenstand.

3. Motivering boekkeuze

Het was altijd al een wens om dit boek te lezen, omdat het een satire is op iets uit de tijd van de godsdienstige wrijvingen.

4. Verslag van je leeservaring

Ik behandel vier tussenstanden.

Tussenstand I: blz. 23 t/m 44

Datum: 31 januari 2008

Inhoud

Lof der Zotheid wordt voorafgegaan aan een inleidende brief aan Erasmus’ goede vriend Thomas More. In de brief schrijft hij de redenen van het schrijven van de Lof. Als allereerste reden noemt hij dat de naam More, Morus in het Latijn, gelijkt het Griekse woord Moria (betekent zotheid). Hij schrijft verder dat velen kritiek zullen hebben, want dit lichtvoetige thema (satire) past niet bij een theoloog, en dit doet denken aan een komedie. Erasmus zou het fijn vinden als zij die zich beledigd voelen zich bedenken dat het speelse thema niet door hem is verzonnen, maar al eerder door grote schrijvers als Homerus en Maro.

Ten derde zegt hij dat begaafde schrijvers altijd de vrijheid is gegeven om ongestraft de maatschappij te bekritiseren, zolang die vrijheid niet ontaardde in kwaadaardigheid. Hij zegt dat deze vrijheid nu echter is weggenomen, en dan haalt hij uit naar de kerk. Hogeren zetten zich hoger in aanzien dan Christus zelf. Hij vraagt ook nog af of je beledigd als je iemands naam niet noemt, of dat je dan alleen vermaant.

Erasmus kruipt nu in de Zotheid en vertelt eerst over haar en haar afkomst (‘Moria’ zal wel een vrouwelijk woord zijn). Ze brengt mensen aan het lachen, hoewel niemand van haar houdt. Daarom houdt ze een lofrede over haarzelf. Dan zegt ze dat de Zotheid altijd herkenbaar is. Dan komt een steek naar de ‘Wijzen’, die dingen doen boven hun kunnen (ezel in een leeuwenhuid) en moderne redenaars, die zich goden wanen maar bloedzuigers met twee tongen zijn.

De Zotheid vertelt nu over haar afkomst. Haar vader was Plutus (personificatie van de Rijkdom). Plutus ontketent oorlogen en sluit vrede, geeft leiding, sluit huwelijken en verdragen enz. Alles gebeurt onder zijn bevel. Zij is verwekt bij Neotes (jeugd) op de Gelukzalige Eilanden. Haar gevolg bestaat uit Eigenliefde, Vleierij, Vergeetachtigheid, Werkschuwheid, Genot, Dwaasheid, Weelderigheid, Drinkgelag en Vaste slaap. De Zotheid wil beroep doen op de titel Godin, want een godheid is vrijgevig, en juist de Zotheid is het meest vrijgevig van alle godheden, dus eigenlijk moet ze het alfa van de godheden zijn. Dan stelt ze de volgende vraag: wie zorgt er voor de voortplanting? Niet de wijze Pallas of Jupiter, maar de Zotheid die doet voortplanten. Als een wijze vader wilt worden, moet hij zijn wijsheid van zich afschudden, oftewel de Zotheid erbij halen. Ook zijn alle aangename dingen een gevolg van de Zotheid: de lust. Het leven is geen leven zonder genot. Zelfs stoïci kennen genot.

Maar wat is nou de gelukkigste levensfase? Dat van een kind zegt ze. Een kind kent geen ervaring en wijsheid, daarom is de verleiding van de Zotheid onweerstaanbaar voor een kind. Maar als een kind ervaren wordt gaat dat voorbij. Pas bij de ouderdom komt dat weer terug, want de Zotheid laat ouderen dementeren en zo teruggaan naar hun kind-zijn. Zij gaat ook nog in op de vreugdige Brabanders en botte Hollanders. Ze praat niet alleen over mensen, maar ook over goden. De goden blijven jong omdat ze feesten en omdat ze niets verstandigs doen. Ze zegt dan nog dat de moeder natuur ervoor heeft gezorgd dat de specerij van de zotheid nergens ontbreekt. Volgens de stoïcijnen is wijsheid geleid worden door rede en zotheid geleid worden door hartstochten. Jupiter echter heeft ons veel meer zotheid gegeven dan rede, want wordt ons lichaam niet beheerst door hartstochten?

Mening

Het is bijzonder geestig. Gezegd moet wel worden dat ik om het goed te bevatten sommige dingen twee keer moet lezen.

Tijd

De tijd van schrijven.

Plaats

Er is geen concrete plaats

Stijl

Satire. Elk hoofdstukje behandelt een onderdeel.

Perspectief

Ik-perspectief. De Zotheid is de ‘ik-persoon’ en vertelt alles.

Motieven

- Herkomst van de Zotheid

Verwachting

De christenen krijgen een hele stortgolf van kritiek.

Tussenstand II

blz. 45 t/m 65

7 februari 2008

Inhoud

De mens heeft meer rede nodig dan hij van nature heeft, en dus vraagt Jupiter de Zotheid om raad. Als antwoord daarop geeft de Zotheid de man de vrouw. De man wordt aangetrokken door het grappige en aantrekkelijke, en het zotte van de vrouw, en daarmee kan ze de onvriendelijke man inborsten met de zotheid. Die zotheid wordt door de Zotheid toegeschreven, daarom zijn ze gelukkiger. Vrouwen bekoren mannen bovendien slechts door de lust.

Zonder de Zotheid is er geen aangenaam feest. Het lol maken op een feestmaal is niet bedacht door de zeven Griekse wijzen, maar door de Zotheid. Het is zelfs zo dat hoe zotter dingen zijn, hoe meer ze bijdragen bij het leven. Maar er zullen mensen zijn die een feest niet zo waarderen, maar meer zien in vriendschap. Vriendschap is even noodzakelijk als lucht en water. Fouten van vrienden zie je nooit, of bemin je, en juist dat is toch zot? De maatschappij wordt in stand gehouden door belachelijke kleine dingetjes die het leven vrolijk maakt. En dat geldt ook voor het huwelijk. Huwelijke worden gesloten door vleierij, scherts, toegeeflijkheid, vergissing en ironie. Het zou nooit gebeuren als de bruidegom verstandelijk zou zoeken. Zouden huwelijken trouwens stand houden als de daden van de vrouw niet werden opgemerkt doordat de man stompzinnig of zorgeloos is? Dat is allemaal het gevolg van de Zotheid. Neem maar aan van haar dat alle relaties in stand blijven door vleierij. Denk ook aan de Eigenliefde, want zal je nog iets doen zonder dat je jouw eigenliefde nog hebt? Zal een musicus dan nog iemand een plezier doen door melodietjes te spelen? Het grootste geluk is dus gelegen bij de Eigenliefde, je bent dus wie je wilt zijn.

Wat is er zotter dan om een weet niet wat voor reden een strijd aan te gaan die voor beide partijen meer kwaad dan goed doet? De oorlog wordt beslecht uit strategie, maar dat heeft te maken met vechten en niet met filosofie. Dat wordt niet beoefend door een wijze, maar door klaplopers, rovers en ander uitschot met schulden.

Wijzen zijn bovendien op elk gebied onbruikbaar. Zelfs als ze moeten spreken zijn ze bang. Wat zal er dan gebeuren als ze een zwaard moeten gebruiken? Ook als vorst zijn ze nutteloos. Het zijn de wijzen geweest die als vorst de staat kwaad hebben gedaan. Al doen ze zelfs niks fout, dan hebben ze nog een zoon die het doet. Het moet gezegd worden dat een wijze altijd een zot nageslacht heeft, omdat de natuur ervoor voorziet dat het kwaad van de wijsheid niet wordt verspreid. De wijze is daarbuiten bederfelijk voor de feestvreugde, want de wijze staat ver af van gewone en volkse gebruiken. Door zijn aangepaste levensstijl wordt hij nogal gehaat onder het gewone volk, daarom kan de wijze beter alleen genieten van zijn wijsheid. Nee, het zijn geen wijze uitspraken die het volk stimuleren. Het zijn onzinnige fabels die dat doen.

Het hele openbare leven is een spel der Zotheid. Mensen laten het volk hen toejuichen, omdat die zotten het volk geven. En de zotten genieten er van. Hierdoor ontspringen grote daden de dappere held en wordt de welsprekende zot toegejuicht.

Wat heeft iemand bezielt zoveel vakken te bedenken en door te geven aan het nageslacht, behalve de dorst naar roem? De mensen waren zo zot om een goede naam te kopen door wetenschapper te worden.

De wereld is een schouwtoneel. De wereld is schijn, waarbij God de regisseur is. Je moet gewoon meespelen en niets buiten je rol weten. Het klopt dat dat nogal zot is, maar ach, misschien is het wel beter om maar toe te geven dat het toneelstuk van het leven zo wordt opgevoerd.

De zot onderscheidt zich van de wijze doordat de zot zich laat leiden door de hartstochten en de wijze door de rede. Daarom wil de stoïcijn niets te maken hebben met emoties. Maar hierdoor laat hij niets van de mens over. Hij heeft geen enkel menselijk gevoel, en dus geen vrienden. Alles wat in het leven gebeurt veroordeelt hij tot onzinnig. Zo iemand is dus de ideale wijze. Wie wilt zo iemand als staatshoofd, als echtgenoot, als aanvoerder? Mensen willen liever een zotte. Mensen willen iemand die bij hun gelijke valt.

De invloed van de Zotheid is ook te merken aan het leed van de mensen. Het leven kent ontzettend veel leed, maar niet iedereen berooft zich van het leven, behalve de wijzen. De Zotheid komt mensen echter te hulp in leed, met onwetendheid, onnadenkendheid en het vermogen te vergeten en wat druppels op de lusten. Het is ook de Zotheid die het leven van ouderen opvrolijkt door ze jonger te laten voelen. Het kan ze niet schelen of ze worden uitgelachen, ze merken het niet, bewust of onbewust. Je bent met jezelf ingenomen, en dat kan alleen maar door de Zotheid.

De filosofen protesteren hiertegen, terwijl het gewoon menselijk is. Hij zal het paard ongelukkig noemen omdat het geen grammatica kent, maar zoals de paard allerminst zielig is omdat het paard geen grammatica kent, is de zotte mens niet ongelukkig is, omdat de zotheid in zijn aard ligt. Wetenschap zou zijn gegeven opdat hij met zijn verstand kon compenseren wat de mens niet heeft van nature. Het simpele volk uit het gouden tijdperk, toen wetten niet nodig waren en oorlog en misdaad onbekend, leefde gewoon onder de natuur. Grammatica was niet nodig. Men was te vroom om de geheimen van de natuur te onderzoeken, dat was een zonde. Om achter de hemel te kijken was al helemaal weerzinwekkend. Maar toen de kwade geesten van de wetenschappen kwamen, wankelde die zuiverheid.

Mening

Het lezen is gemakkelijk, maar omdat het maken van tussenstanden zestien hoofdstukken bevat, is het lastig om de tussenstanden op te stellen. Het lezen is wel erg plezierig.

Tijd

Zie tussenstand I.

Plaats

Zie tussenstand I

Perspectief

Zie tussenstand I

Motieven

- Niets is wat het lijkt

- Spiegelmotief (eerder uitgelegd)

- Zotheid maakt gelukkig

Verwachting

De Zotheid verklaart nog meer.

Tussenstand III

blz. 67 t/m 91

17 februari 2008

Inhoud

Zoals wetenschappen die meer van doen hebben met de zotheid, meer tot geluk bijdragen, zo zijn die mensen het gelukkigst die zich alleen door de natuur laten leiden, en dat geldt trouwens voor alle levende wezens. Bijen, die niet alle zintuigen hebben en zich laten leiden door de natuur, zijn gelukkiger dan mensen, terwijl een paard, die met de mens samenwoont, deelgenoot is van menselijke rampen. Alle andere schepselen zijn tevreden met hun natuurlijke grenzen, maar alleen de mens wil de beperkingen van zijn lot opheffen. Zotten zijn het gelukkigst van de mensen. Zij worden niet verscheurd door de duizenden zorgen waaraan men in dit leven is blootgesteld. Zij kennen geen schaamte, ambitie, jaloezie en liefde. Als ze dichter bij de dieren konden komen, zouden ze niet eens zondigen volgens theologen. Zotten brengen niet alleen voor hun zelf plezier mee, maar ook voor vorsten. Het vorstenhuis heeft liever een domoor in dienst dan een wijze. De nar geeft wat zij zelf najagen: genot, gelach en gekheid. Zotten zijn bovendien altijd openhartig, terwijl de wijzen met twee tongen spreken; met één tong de waarheid en met de andere wat op dat moment goed uitkomt.

Laten we eens het leven van een wijze bekijken. Een wijze heeft zijn jeugd doorgebracht met studie van wetenschappen, heeft een sober leven gehad en was ontevreden en hard voor zichzelf. Stoïci zullen echter zeggen dat niets ellendiger is dan waanzin, en nu zotheid komt dicht bij waanzin. Er zijn echter twee soorten waanzin. De ene soort is voortgekomen uit de wraakgodinnen van de onderwereld: honger naar oorlog, dorst van goud, vadermoord, incest en alle andere soorten ellende waar de mens last van heeft. De tweede soort is afkomstig van de Zotheid. Die is meer wenselijk dan de eerste soort, omdat deze dwaling van het verstand de geest bevrijdt van zorgen. Niet iedere dwaling van zinnen of geest is waanzinnig. Als iemands zintuigen het laten afweten hoeft dat niet meteen waanzinnig te zijn. Maar als iemands oordeelvermogen het laat afweten en als hij afwijkt van normale zeden neigt men hem meteen waanzinnig te noemen. Maar als dit soort waanzin tot genot leidt verschaft hij heel wat vermaak: aan degenen die de waanzin hebben en dan weer aan degenen die er plezier aan beleven, maar zelf niet gek zijn geworden. De ene idioot lacht de andere uit en zo hebben ze samen lol. Je maakt dikwijls mee dat de grootste idioot de kleinste het hardst uitlacht. Hoe gekker iemand doet, hoe gelukkiger men is, zolang men binnen de grenzen van de Zotheid blijft.

Mannen die zweren dat de vrouw kuis is, terwijl hij haar deelt met andere mannen, en daardoor nóg meer met zichzelf ingenomen is, maakt een gelukkige vergissing. Niemand noemt hem waanzinnig, want het overkomt wel meer mensen. Hetzelfde gebeurt met de jacht. Een edelman moet met een speciaal zwaard een wild dier opensnijden, waarbij een hele menigte bewonderend kijkt alsof het een heilige ceremonie is. En als iemand wat vlees mag proeven waant hij zichzelf van adel. Maar door voortdurend op wild te jagen en het te eten, worden de lieden eigenlijk zelf tot wild gedegradeerd, terwijl ze zichzelf koninklijk wanen. Mensen die dichtbij waanzin komen zijn zij die van iets vierkants iets ronds bouwen en vervolgens weer andersom. Dat gaat door tot ze moeten bedelen en niets meer hebben om van te leven en in te wonen. Ondertussen hebben ze wel hun grootste plezier beleefd. Mensen die zich inspannen om het vijfde element (het universeel geneesmiddel “panacee”) te vinden en dingen van soort te kunnen veranderen komen ook weer dichtbij waanzin. De hoop misleidt hen zozeer dat ze koste noch moeite sparen om middelen te vinden om zichzelf te bedriegen. Daar genieten ze van, totdat ze de oven niet meer kunnen stoken. Toch jagen ze hun dromen na, en proberen ze anderen achter hetzelfde geluk te krijgen. Als alle hoop is verloren, beroepen zij zich op het gezegde dat hoop genoeg is, en geven ze de schuld aan hun te korte leven. De dobbelaars zijn een twijfelgeval. Het is een zot schouwspel om de mensen te zien hopen dat zij zullen winnen, waarbij zij zich vervolgens in de vernieling helpen. Maar die razernij hoort eerder bij de Furiën dan bij de Zotheid. Ook de mensen die geloven in wonderverhalen horen bij de Zotheid. Hoe minder waarheid ze bevatten, hoe meer ze worden geloofd. Zo ook het geloof in onsterfelijkheid door het kijken naar een houten beeld, of het geloof dat er aflaten bestaan om misdaden af te kopen, zodat je ongestraft kan doorgaan met zondigen. En dan nog de heiligen. Elke streek kent er één, met allemaal een andere taak, die meer invloed hebben dan Onze Lieve Heer Jezus zelf. Er is bovendien niet één heilige van de zotheid verlost geweest. Niemand betuigt er ook dank aan. Het leven van christenen wemelt zozeer van waanzinnigheden, dat priesters ze koesteren en hun voordelen eruit slaan. Als een wijze zou zeggen, dat als je slecht leeft, je ook slecht sterft, en dat je met het aflaten een traan moet laten, bidden en vasten, dan zou het lachen hun wel vergaan. Hetzelfde geldt voor mensen die met pracht en praal begraven willen worden. Mensen willen niet van de zotheid worden verlost.

Eigenliefde maakt waanzinnige dingen. Lage mannetjes laten via oude familienamen zichzelf terugleiden tot grote helden en leiden zo een gelukkig leven. Het blijven titels en standbeelden en mensen vereren ze als goden. Maar eigenliefde maakt mensen op meer gebieden bijzonder gelukkig. Mensen prijzen zichzelf in de hemel voor een gave die ze niet bezitten. Waarom zou iemand die nogal dom is, en door zijn domheid veel plezier aan zichzelf beleeft en bewondering oogst bij veel mensen, aan de waarheid de voorkeur geven? Dat kost hem ten eerste heel wat en verder maakt het hem vervelender en meer verlegen. En tenslotte zullen veel minder mensen met hem ingenomen zijn.

De natuur heeft bovendien in afzonderlijke volken en steden een soort collectieve eigenliefde ingeplant, net als bij individuele mensen. Zo zie je bijvoorbeeld dat Britten beweren dat je bij hun fraaie dingen en muziek vind, Schotten beroemen zich op hun blauwe bloed en zo heeft elk volk zijn eigen eigenliefde. Zo ziet u dat Eigenliefde ieder genoegen verschaft. Haar zuster Vleierij doet vrijwel hetzelfde, maar dan streel je niet jezelf maar een ander. Trouw gaat slecht samen met vleierij. Dieren bewijzen het tegendeel. Er is geen kruiperiger dier dan de hond, maar de hond staat bekend om zijn trouw. Onvriendelijke soorten als tijgers en leeuwen, zijn totaal nutteloos voor mensen.

Er bestaat wel een verderfelijk soort vleierij die mensen in het ongeluk stort, maar dat is een andere soort vleierij. De vleierij die de Zotheid brengt, komt vanuit welwillendheid en eenvoudigheid en deze staat dichter bij de deugd dan norsheid en knorrigheid. Ze zorgt ervoor dat iedereen zichzelf aangenamer gaat vinden.

Men zegt dat het erg is om bedrogen te worden, maar dat klopt niet. Het geluk hangt af van de mening over de dingen die je hebt. De mens wordt ook meer gegrepen door schijn dan waarheid. Kijk in de kerk naar de mensen als er een ernstige preek wordt gehouden, men zit te slapen en te gapen. Maar als de spreker een oudewijvenfabel vertelt wordt men ineens wakker.

Vaak kost het moeite om je dingen eigen te maken, ook de eenvoudigste, maar het is gemakkelijk om een mening te hebben, en die leidt minstens evengoed tot geluk. Geluk kost weinig voor een zot, ze hebben alleen maar een beetje verbeeldingskracht nodig, en ze kunnen er met meer mensen van genieten. Het is de Zotheid die ervoor zorgt dat de mens zoveel geluk heeft met zo weinig. Dat is een gave die geen andere god kan geven, en nog wel zonder offers. De Zotheid heeft, ondanks dat ze dat ondankbaar vindt, eigenlijk geen behoefte aan offers. Alle mensen bewijzen haar eer aan, zelfs theologen. De Zotheid denkt dat ze heel vroom vereerd wordt zoals ze haar in hun hart sluiten, mensen zonder verstand leven en het zichtbaar laten zien. Dat komt zelfs bij de christelijke heiligenverering niet vaak voor: er zijn veel mensen die meer kaarsen dan nodig aansteken voor de heilige Maria, maar slechts weinigen evenaren haar kuisheid.

De goden gaan over de morgen, wanneer de mensen nuchter zijn, maar de rest van de dag is voor de Zotheid, dan kan je gaan zitten voor het schouwspel van de zotten. Een man die meer van een vrouw houdt als zij hem afwijst, mensen die andermans zaken bijhouden en de eigen zaken verwaarlozen. Iemand neemt leningen aan om rijk te worden, maar gaat failliet, en zo zijn er tal van voorbeelden van mensen die helemaal zot zijn. Kooplieden zijn het zotst en gemeenst. Ze liegen en bedriegen, voelen zich verheven en hebben vleiende broeders. Ze proberen ook te dromen van rijkdom om gelukkig te worden. Je zou denken dat een klein wezentje als de mens niet zoveel lawaai kan maken, maar als je dat vanaf de maan zou kunnen bekijken zie je een zwerm van muggen die roven, plunderen, twisten en al dat soort zaken.

Mening

Het leesverslag is moeilijk te maken en duurt ook irritant lang. De tussenstand is echter zeer plezierig om te lezen.

Tijd

Zie tussenstand I.

Plaats

Zie tussenstand I

Perspectief

Zie tussenstand I

Motieven

- Zotheid maakt gelukkig

- Waanzin kent twee kanten

- Zotheid maakt onzinnigheden

- Spiegelmotief

Verwachting

De Zotheid verklaart nog meer.

Tussenstand IV

blz. 91 t/m 143

19 februari

Inhoud

De mensen zeggen dat de grammatici wijs zijn. Ze zijn gehaat onder de goden, omdat het rampzalige mensen zijn. Ze staan namelijk uitgehongerd in een klaslokaal (die eerder doet denken aan een folterkamer), worden doof door het geschreeuw, takelen af door inspanningen en kwijnen weg door het vuil. Maar door de gave van de Zotheid zijn ze eerste onder de mensen, doordat ze met zichzelf ingenomen zijn, zolang ze kinderen terroriseren met hun dreigende gezicht en met zwepen en roeden de arme kinderen kunnen slaan, maar eigenlijk gaan ze hun macht te boven. Ze verbeelden zich dat ze onder de ellendige omstandigheden gelukkig zijn, en vooralsnog dénken ze dat ze goed onderwijzen, maar het tegendeel blijkt. Grammatici zijn pas helemaal gelukkig als ze weten hoe de acht delen van een redevoering aangetoond kunnen worden, en niet een Griek of Romein is dat gelukt. Zo lijkt het wel een kwestie van oorlog als een woordsoort verkeerd wordt uitgelegd. De drukker moet de grammatica’s dan het handschrift ontcijferen omdat anders hun roem dan verloren gaat.

De schrijvers en dichters zijn erg dik bevriend met de Eigenliefde en Vleierij en strelen met onzin en fabeltjes graag zotte oortjes. Ook de redenaars horen bij de zotheid, omdat ze behalve onzin, ook uitvoerig hebben geschreven over het maken van gekheid. De schrijvers die erudiete werken schrijven zijn veruit ongelukkig: hun werken worden slechts door een paar geleerden beoordeeld en de schrijvers kwellen zich door jarenlang te veranderen, verwijderen, en herschrijven en zijn na negen jaar nog niet tevreden. Na die kwelling denkt de wijze goedkeuring te krijgen van een idioot. De schrijvers van de Zotheid zijn veel gelukkiger, omdat zij zonder studie alles opschrijven wat hun voor de geest komt. Ze geven die dan aan de openbaarheid prijs, en hebben daar weinig papier voor nodig. Daarbij worden zij gewaardeerd onder de domme lieden. Zouden zij wakker liggen van slechte kritiek van drie wijze recensenten tussen alle schreeuwers die het wel waarderen?

Nog wijzer zijn degenen die profiteren van plagiaat, waaraan de originele schrijver geen profijt van had, maar de ander wel. Het loont de moeite om te zien hoe de schrijvers met zichzelf ingenomen zijn als hun (eigen verzonnen) naam geprezen wordt, of hun naam komt uit een ouder boek. Het meest geestig is als schrijvers elkaar prijzen in wederzijdse brieven, gedichten en lofzangen, en elkaar hoger prijzen dan de klassieke wijzen. Als ze hun roem willen vergroten gaan ze op zoek naar een tegenstander, zodat het onzekere publiek partij moet kiezen. Als iemand in de strijd dan de overwinning opeist, vieren beiden triomf. De wijzen lachen hier om, om zulke zotheden. De zotheid brengt de schrijvers een aangenaam leven, en die geleerden hebben ook aan de Zotheid te danken dat ze kunnen lachen. Onder de geleerden is niemand zo zelfingenomen als de rechtsgeleerden. In één adem maken ze duizenden wetten, maar het onderwerp doet er niet toe. Hun studie lijkt een van de moeilijkste omdat alle aantekeningen op Bijbelse en juridische teksten en alle meningen worden opgestapeld. Ze doen alsof iets wat moeite kost ook de moeite waard is. Met sofisten en dialectici erbij zodat elk van hen in praatzucht kan wedijveren met twintig speciaal geselecteerde vrouwen. Helemaal gelukkig zouden ze zijn als ze alleen maar luidruchtig waren, en niet ook nog twistziek over probleempjes van niets. Hun eigenliefde maakt hen daarbij gelukkig zolang ze met drie syllogisme over elke kwestie met iedereen de strijd aan kunnen gaan, zelfs met Stentor. Na deze rechtsgeleerden komen de filosofen, die met lange baarden en mantal ontzag afdwingen en verkondigen dat zij de wijsheid hebben en alle andere stervelingen slechts schimmen zijn. Ze doen alsof ze architect van alle dingen en secretaris van de natuur zijn, en van een godenvergadering zijn teruggekomen. Ondertussen lacht de natuur hen uit om hun gissingen, want als blijkt dat ze niets hebben ontdekt, blijkt dat uit het feit dat ze over elke afzonderlijke kwestie met elkaar de degens kruisen, overigens zonder resultaat. Ze doen alsof ze dingen weten, maar ze kennen zichzelf niet eens. Ze beroepen zich op allerlei theorieën over ideeën, algemene begrippen en allerlei soorten “x”-heden, die te subtiel zijn om te zien.

Theologen kunnen misschien beter met rust gelaten worden, omdat dat slag mensen erg prikkelbaar is. Als ze haar dwingen de uitspraak te herroepen, en ze weigert dat te doen, zou ze meteen voor ketter worden uitgemaakt. Ze zitten verscholen achter bepalingen, conclusies en allerlei bepalingen zodat ze zich er altijd wel uit kunnen praten, met nieuw bedachte uitspraken of ze leggen de geheimen uit naar eigen goeddunken. Één van de kwesties is de komst van Christus. Heeft Christus een vader en moeder? Zou het kunnen dat Christus op aarde is gekomen omdat God de Vader Zijn Zoon haat? Er zijn zo talloze spitsvondigheden. Het is volgens de paradoxale beginselen van de theologen dan nog misdadiger om op zondag te werken dan duizenden mensen om zeep te helpen. Alsof het vertellen van een leugen erger is dan dat de wereld vergaat. Als je de apostelen zou vragen over wanneer de transsubstantie zou hebben plaatsgevonden, zouden ze minder spitsvondig hebben gereageerd dan hoe de scotisten dit beredeneren en definiëren. God heeft Petrus de sleutel der kennis gegeven, maar of God heeft begrepen dat het niet aan een onwaardige toevertrouwd moest worden, weet de Zotheid niet. De apostelen doopten met alles, maar hebben nooit onderwezen wat de oorzaak van de doop is. Het aanbidden van de geest is ook minder belangrijk dan een houtskool afbeelding. Apostelen leggen ook de genade uit, maar onderscheiden geen heiligmakend en gegeven genade. Ze sporen aan tot goede werken, maar onderscheiden geen ‘bewerkende werk’ en ‘bewerkte werk’. Ze verafschuwen de zonde, maar kunnen niet wetenschappelijk verklaren wat nou zonde is, tenzij scotisten dat hebben verteld aan de apostelen.

Het is de apostelen ook gelukt om de stellingen van heidenen en filosofen in die tijd te weerleggen. Zij deden dit meer met hun levensstijl dan syllogismen. Ze hebben ook mensen overtuigd die niet in staat waren om een bediscussiëring van Scotus te volgen. Welke heiden of ketter zou zich niet meteen gewonnen geven bij zoveel spitsvondigheid, tenzij hij het niet begrijpt, erom lacht of een zelfde valstrik heeft? En wat de Zotheid betreft kunnen de christenen beter scotisten, ockhamisten, albertisten en sofisten op de Turken en Saracenen sturen. Dan kunnen ze naar een prachtig gevecht kijken en een ongekende overwinning. Wie van hun sluit zich nou niet aan bij het christendom door die theologen? De theologen moeten bovendien zelf het tij eens keren en een keer de Bijbel lezen, in plaats van heel gelukkig met zichzelf te zijn. Ondertussen denken ze met al die onzin die ze verkondigen de kerk staande te houden, met hun syllogismen. U kunt zich wel voorstellen hoe gelukkig ze zijn als ze de Heilige Geschriften steeds naar believen konden kneden. De scholastici dwingen zelfs mensen te herroepen als iets niet bij de conclusies van hun hoort. Zelfs de doop, het evangelie of de apostelen kunnen niet van iemand een christen maken als de scholastici hun goedkeuring erover hebben gegeven. Theologen noemen zich bovendien pas theologen als ze barbaarse taal uitstoten. Ze vinden het onwaardig om volgens de wetten der grammatici te spreken, en vinden dat alleen zij mogen spreken met fouten. Dat hebben ze dan gemeen met handwerkslui. Ten slotte vinden ze dat ze moeten worden aangesproken met ‘onze meester’. Ze denken dat het gelijk staat met het joodse J H W H, maar zijn dat eigenlijk niet waard.

Na de theologen komen de religieuzen en monniken. Beide benamingen kloppen echter niet, aangezien ze ver weg staan van religie en bovendien nooit eenzaam zijn . Hoewel ze door iedereen vervloekt worden ze een hoge dunk van zichzelf. Ze vinden het vroom om zo weinig van de letteren te weten dat ze niet kunnen lezen. Hun psalmen kunnen ze optellen, maar begrijpen doen ze het niet als ze door de kerk balken en denken heilige oren te strelen. Dan gaan de monniken ook nog met hun vuiligheid en armoede langs de deuren om brood te schreeuwen en overstemmen alle andere bedelaars. En dit slag mensen moet aan de apostelen doen denken! De monniken moeten zoveel voorschriften opvolgen: de hoeveelheid knopen aan de schoen, wat voor soort kap ze moeten hebben, maar wie ziet er nou niet dat het niet kan bij ieder lichaam? Toch zijn anderen minder waard dan ze zichzelf achten, en ze verachten elkaar. Deze lieden die de apostolische liefde moeten verkondigen maken poeha over een iets te donker pij. Er zijn er dan weer bij die bang zijn voor geld, maar niet vies van wijn en vrouwen. Ze proberen niet in levensstijl op Christus te gelijken, ze proberen van elkaar te verschillen. Er zijn dan ook zoveel orden alsof het niet genoeg is christen te zijn. Ze kennen zoveel ceremonies dat één hemel niet genoeg is. Christus zal bovendien toch alleen maar streven naar naleving van het liefdesgebod. De één zal wijzen op zijn vasten, en zijn buik is gebarsten door één maaltijd. De ander wijst erop in zestig jaar geen geld aangeraakt te hebben, behalve dan met handschoenen aan. Christus heeft Zijn Vaders erfenis beloofd aan daden van geloof en liefde, niet monnikskappen en gebedjes. Christus beweert dan nog dat zij, die voor heiliger dan Hij doorgaan, een nieuwe Hemel mogen bouwen voor degenen die liever hun verhaaltjes geloven dan die van Hem. Als ze komen te spreken over liefde, ontlenen ze het begin aan de Nijl, als ze vertellen over het mysterie van het kruis, beginnen ze met de draak Brel. Er was een keer een zot (de Zotheid excuseert zich hier, ze wilde namelijk geleerd zeggen) iemand die de Drie-eenheid wilde uitleggen. Om indruk te maken sloeg hij een totaal nieuwe weg in: via de beginselen van de grammatica. Velen mompelden al in zichzelf: waar wil hij naartoe met deze flauwekul? Hij kwam tot de conclusie dat met de eerste beginselen van de grammatica de Drie-eenheid zo helder naar voren komt dat geen mathematicus dat in stof kan optekenen. Deze grote theoloog heeft er acht maanden op zitten zweten, zodat hij nu blind zou zijn omdat hij de scherpte van zijn ogen heeft gebruikt om de geest te scherpen. Maar dat vindt hij niet erg, zelfs een lage prijs voor zijn roem. Deze godgeleerden vinden het belangrijk dat hun inleiding pas goed retorisch is als die nergens in de buurt komt van de verdere inhoud. Als ze iets kleins uit het evangelie verklaren doen ze dat zo vluchtig, terwijl het alleen dáárover zou moeten gaan. Ze preken met een zachte stem en gaandeweg steeds vuriger tot aan het einde, totdat mensen denken dat ze geen adem meer hebben. Ze hebben ook geleerd grapjes te maken, maar het doet denken aan een ezel met een lier. En vleien doen ze vooral als ze hun best doen vrijmoedige sprekers te zijn. Als ze spreken lijkt het alsof ze in de leer zijn geweest bij marktkooplui. Alhoewel ze winnen van kooplui, lijkt en ze erg op elkaar. Deze religieuzen strelen het liefst de oren van kooplui en vrouwen, omdat het eerste soort hun kwaad verkregen buit kunnen inleveren. De vrouwen kunnen met hun praten over de ruzie me hun man. U kunt nu wel zien wat die religieuzen allemaal te danken hebben aan de Zotheid. Met allerlei onzin, plechtigheidjes en geschreeuw oefenen ze tirannie uit over de mensen, terwijl ze geloven Paulus te zijn.

De Zotheid heeft heel veel zin zich bezig te houden met vorsten en hovelingen, door wie ze zo oprecht vereerd wordt. Want als ze een onsje verstand hadden, zouden ze hun leven uiterst afschuwelijk vinden. Niemand zal toch van mening zijn dat hij de heerschappij door moord en meineed mag verkrijgen, als hij nagaat wat voor last er op zijn schouders rust als hij echt koning zou zijn? Hij die aan het roer staat moet het publieke belang najagen, niet het privébelang. Zelf mag hij van de eigengemaakte wetten niets afwijken. Hij kan de mensen geluk brengen, maar ook het grootste verderf zaaien met maar één stap van het rechte pad door allerlei geneugten, vrijheid, overdaad en vleierij. Hij moet dus oppassen dat hij niet door misleiding tekort schiet. Behalve listen, haat en allerlei andere gevaren hangt hem ook het oordeel van de ware Koning (God) boven het hoofd, die hem voor elke misstap, groot of klein, hem om uitleg vragen. Als een vorst dit bij zichzelf zou overwegen, zou hij niet meer met plezier slapen en eten.

Maar door de Zotheid komt het dat vorsten alle zorgen aan de goden overlaten. De vorsten houden hun zorgen weg door iedereen die slecht nieuws brengt buiten gehoorsafstand te houden. Ze geloven dat hun taak al gedaan is als ze op jacht gaan, paarden houden, baantjes en postjes verkopen en nieuwe methoden bedenken om onder het schijn van rechtmatigheid onderdanen te bestelen en zelf rijk te worden. Dan vleien de vorsten bij het volk om ze aan zich te binden. Stel eens een vorst voor die de wetten niet kent, vijandig is naar het algemeen belang, bedacht is op eigenbelang, slaaf is van zijn lusten, niets moet hebben van geleerdheid, noch van de vrijheid en de waarheid, een vorst die nergens minder aan denkt dan het welzijn van de staat, maar meer aan zijn eigen welzijn. Zo’n vorst komt vaak voor.

Voeg daarbij zijn gouden halsketting, symbool voor harmonie van deugden. De kroon met edelstenen, die aan moet duiden dat niemand hem overtreft in heldendaden. De scepter, symbool van rechtvaardigheid en onomkoopbaarheid. Het purper, bewijs voor liefde voor de staat. Als de vorst dit moet vergelijken met zijn eigen leven, zou hij zich kapot moeten schamen.

De hovelingen zijn slaafs, laf, verachtelijk, maar willen in alles haantje de voorste zijn. Ze dragen graag goud, edelsteen, purper en dragen symbolen voor deugden en wijsheid, maar ze zijn bescheiden in de bestudering van deugden en wijsheid. Ze zijn zelf uitermate gelukkig dat ze de koning heer mogen noemen, met drie woorden mogen groeten. Ze zijn de schaamte zozeer voorbij dat ze aardig kunnen vleien, maar eigenlijk zijn het nietsnutten en losbollen. Ze huren na het slapen een priestertje in voor een mis bij hun bed, dan een ontbijt dat meteen wordt gevolgd door het middagmaal. Ze worden beziggehouden door narren, hoertjes en flauwe grappen. Dan is het avondmaal klaar en drinken ze erop los. Alle hovelingen wanen zich het dichtst bij hun god als die behalve hun rijkdom ook hun kracht kunnen laten zien met een zwaardere ketting dan de ander.

Pausen, kardinalen en bisschoppen doen hun uiterste best de vorstelijke levenswijze te overtreffen. Maar wanneer gaat iemand na wat dat hagelwitte linnen kleed betekent, is dat toch een heel onberispelijk leven? Betekent die mijter niet de volmaakte kennis van zowel het Oude als Nieuwe Testament? Betekenen die handschoenen niet dat de sacramenten rein worden bediend? Betekent die herdersstaf niet dat hun kudde de grootste zorg krijgt? Het kruis betekent toch de overwinning op hartstochten? Als de bisschop zich dit bedenkt, zou hij dan geen zorgelijk leven leiden? De zorg voor hun kudde laten ze aan Christus over. Hun geld doen ze dan wel weer zeer bisschoppelijk over.

Zijn de kardinalen niet de opvolgers van de apostelen? Tenminste, is dat niet wat van hun verwacht wordt? Misschien moeten zij ook maar eens nadenken over hun levenswijze als ze de symbolen van hun ambt nagaan: het witte kleed staat voor hoogste onschuld van het leven, het purper voor de meest vurige liefde tot God, het overkleed voor de liefde die zich zo uitstrekt dat ze iedereen onderwijst, aanspoort, troost, oorlogen bijlegt of zelfs haar bloed geeft voor de kudde van Christus, dus niet alleen geld. Wat hebben die apostelen dan ook aan die rijkdom? Volgens mij zouden ze als ze na zouden denken snel afstand willen doen van hun ambt, of hun levenswijze aanpassen tot die van de apostelen.

Dan is er nog de paus, de plaatsvervanger van Christus. Als de wijsheid hen nou eens één keer te pakken kreeg, wisten ze wat paus betekende. Ze zouden dan ook heel veel voordelen zijn misgelopen, al die rijkdom, eerbewijzen, overwinningen, lusten, lijfwachten, aflaten… Om hun ambt waardig te zijn zouden ze moeten nachtwaken, vasten, gebeden, preken, studeren, zuchten en meer soorten ellende moeten doorstaan. Maar dat zou gruwelijk zijn, aangezien de schrijvers, kopiisten, notarissen, advocaten, lobbyisten secretarissen, ezeldrijvers en schandknapen honger lijden! Het zou nog erger zijn als de kerkvorsten tot de bedelstaf zouden worden gebracht.

Ze doen alsof ze genoeg hebben gedaan als ze op het toneel staan met hun ceremonietjes en voor bisschopje spelen. Wonderen verrichten is ouderwets en het onderwijzen van het volk is lastig. Teksten verklaren is voor leraren, bidden is zinloos, huilen is verwijfd en het onderspit delven is schandalig. Werken doen kerkvorsten niet, ze nemen alleen de voordelen van hun ambt, en strooien kwistig met interdicten, excommunicaties, schorsingen, het uitspreken van de ban enzovoorts. De paus doet er ook zijn best voor de erfdelen te beschermen, vaak met veel christelijk bloedverlies. Die goddeloze pausen laten stiekem Christus verdwijnen. Wetten, godsdienst en vrede kunnen de paus niets schelen.

De Duitse bisschoppen laten doodeenvoudig erediensten, ceremonies en zegeningen achterwege om zich te laten gedragen als wereldlijke gezagsdragers, zodat ze het bijna laf vinden om ergens anders dan op het slagveld de dappere geest aan God te geven. De gewone priester vindt het dan ook een zonde om in heiligheid onder te doen voor hun leiders. Ze vechten met zwaarden om hun recht op kerkbelasting. Vervolgens letten ze scherp op in de documenten of ze niet méér belasting kunnen opeisen. Ondertussen vergeten ze dat ze als priester vrij moeten zijn van wereldse begeerten en moeten mediteren over hemelse zaken. De priesters denken echter dat ze hun taak al hebben uitgeoefend na hun gebedje.

Niet alleen priesters kennen de wetten van de voordeeltjes, leken kennen ze ook. Als er echter een last op hen afkomt, wentelen ze deze af. De leider wentelt af op de plaatsvervanger. De plaatsvervanger op de plaatsvervanger en die weer op het volk. Het volk geeft de bal door aan de kerk en dan gaat de bal de kerk weer door, tot aan de kartuizers. De pausen wentelen hun apostolische lasten weer af op de bisschoppen. Die weer op de pastoors, de pastoors op de kapelaans en deze weer op de bedelbroeders, en zij weer op hen die schapen scheren.

Fortuna houdt niet zo van verstandigen. Ze houdt meer van lieden die een beetje brutaal zijn. Wijzen zijn echter verlegen en laat ze hongerlijden en in armoede leven. Hun hoop vervliegt en ze zijn gehaat. Zotten hebben geluk in overvloed: bekleden hoge functies en hebben geld. Want als iemand het een geluk acht om in de smaak te vallen bij aanzienlijke heren en om te gaan met die goden die met goud zijn beladen, wat is er dan nuttelozer dan de wijsheid? Een koopman geen winst kunnen maken als hij bloost als hij liegt over de herkomst. Tenslotte sluiten allen die vrolijk willen leven, als eerste de wijzen uit. Wanneer je je niet kunt beroepen op de werkelijkheid, kun je het beste maar de schijn ophouden. Zotheid is een geweldig goed, wier bedrieglijke schaduw en imitatie zelf door geleerden wordt geprezen. Epicurus zegt ook liever een zot te zijn dan een mokkende wijze. Iedereen weet toch dat iets goeds beter vaker kan voorkomen. Misschien heeft dit bij christenen geen gezag en ze wil daarom haar lof ook onderbouwen met getuigenissen uit de Heilige Schrift. Prediker schreef: “Het aantal zotten is oneindig!”, wat slaat op alle mensen, behalve een enkeling die hij niet gezien heeft? Hij zegt ook: “IJdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid.”, wat niet meer betekent dan dat alles een spel der zotheid is. Jeremia schreef dat iedere man zot wordt door zijn eigen wijsheid. Alleen God kent hij de wijsheid toe, de zotheid laat hij over aan de mens. Jeremia schrijft ook nog dat de mens geen wijsheid heeft, daarom beroemt de mens zich niet om zijn wijsheid.

Eucclesiasticus getuigt dat de zotheid te prefereren valt boven de wijsheid: wat moet je beter opbergen: zeldzame kistbare dingen of ordinaire en goedkope? Daar geeft het Griekse spreekwoord de waterkruik ligt bij de deur antwoord op, gezegd door Aristoteles. Wie is er zo zot dat hij edelstenen op straat laat liggen? Niemand. U bergt het op in de geheimste hoeken van de kastjes, terwijl het modder buiten blijft liggen. Als kostbare dingen dus verborgen moeten worden en goedkope buitengezet, dan is het toch duidelijk dat de wijsheid, die niet verborgen mag worden, meer waard is dan de zotheid die hij juist wel verborgen wil zien? Paulus wilde zichzelf ook best een zot noemen: “Ik spreek als een dwaas”, zegt hij “ik nog meer!” , alsof hij het schandalig vindt erin overtroffen te worden. En dan zijn er van die geleerden die beweren dat Paulus niet bedoelt wat hier staat. Want het ging hem er niet om zotter dan de ander te zijn, maar toen hij zei: “zij zijn dienaren van Christus… en ik ook”, en hij er prat op ging zich ook hierin met de anderen op één lijn te hebben gesteld, verbeterde hij zich en voegde eraan toe: “ik nog méér”. Hij vond al dat hij op één lijn stond met de andere apostelen wat betreft de dienst aan het evangelie, maar dat hij eigenlijk superieur was. Hoewel hij wel wilde dat ze dit als waar zouden beschouwen, verschanste hij zich achter de zotheid om te voorkomen dat hij met deze arrogante woorden iemand zou beledigen: “ik spreek als een dwaas”, omdat hij wist dat alleen zotten het voorrecht hebben de waarheid te spreken zonder te beledigen. Wat Paulus echt bedoelde toen hij dit schreef laat ik liever aan die geleerden over. De Zotheid sluit zich liever hierbij aan: vanaf de plaats “Als een dwaas”, zegt ze, “ik nog méér”, maakte hij een nieuw hoofdstuk en voegde hij een nieuwe paragraaf toe, met de volgende interpretatie: “Ik spreek als een dwaas, dat wil zeggen, als u mij onwijs vindt omdat ik mij op één lijn stel met de pseudo-apostelen, dat zult u mij nog onwijzer vinden als ik mij boven hen stel.” Maar even later dwaalt hij daar weer van af, alsof hij vergeten was wat hij zelf gezegd had. Waarom verdedigt de Zotheid dat stuk van Paulus zo? De theologen rekken teksten uit en verdraaien woorden naar het voorbeeld van Paulus, voor het eigen nut. Er zijn wel meer teksten verkeerd uitgelegd, zoals toen Christus zei: “Maar nu moet wie een beurs heeft die wegdoen en zo ook zijn knapzak, en wie geen zwaard bezit verkope zijn mantel en schaffe er een aan.” Aangezien de leer van Christus zachtmoedigheid en verdraagzaamheid verkondigt, moet het toch duidelijk zijn dat hij zijn gezanten wil ontwapenen? Ze moeten hun kleed wegdoen om onbelemmerd in dienst te treden van het evangelie, en ze moeten een geestelijk zwaard aanschaffen dat in het hart doordringt. Maar een beroemde theoloog legde het anders uit: de zak als voldoende voorraad proviand, zodat het zou lijken dat de predikers te weinig koninklijk op weg waren gestuurd en het zwaard als bescherming tegen vervolging. De apostelen worden dus met wapens eropuit gestuurd om het kruis te verkondigen. Ze worden met kisten weggestuurd zodat ze nooit een lege maag kunnen hebben. Er staat echter nergens dat de christenen geweld moesten hanteren tegen heidenen. Als Christus dat wel had bedoeld, hadden ze dat wel gedaan.

Paulus schrijft ook dat de zotheid tot de eerste levensbehoeften behoort: “Als iemand onder u wijs beweert te zijn, moet hij dwaas worden om wijs te zijn.” Hij kent God ook een beetje zotheid toe: “De dwaasheid van God is wijzer dan de mensen.” God mag bovendien de zotten wel, en de wijzen niet, want de wijzen worden door Christus veracht. Christus hekelde ook sluwe vossen en reed liever op ezels. Nu is er geen dwazer dier dan een schaap volgens Aristoteles, en nu noemt Christus zich herder van de kudde. Christus zelf is ook zot, wat wordt betuigt doordat Hij de mensen ervan af houdt op hun eigen verstand te vertrouwen, en Hij is ook mens geworden. God verbood de mens ook van de boom der kennis te eten. De vergiffenis wordt ook gegeven aan mensen die dwaas zijn, alsof wijsheid niet vergeven mag worden.

Het christelijk geloof heeft wel meer verwantschap met de zotheid, want vooral kinderen, ouderen en narren hebben veel plezier in godsdienstige zaken. De stichters van de godsdienst hadden ook weinig op met de wetenschap. Het geluk dat de christenen trachten te bereiken is niets anders dan een soort waanzin. Als de geest vrijkomt van het lichaam noemen mensen dat waanzin. Christenen verachten geld en stellen het onzichtbare boven het lichaam. Het volk maakt zich juist meer druk om het lichaam. Omdat de vromen en de anderen onenigheid hebben over bepaalde zaken, denken ze van elkaar dat ze niet goed wijs zijn.

Ze laat met enige woorden zien dat de hemelse beloning niets dan waanzin is. De geest zal in

de hemel het lichaam opslorpen, omdat hij de sterkste is. Dat lukt hem, omdat hij in zijn eigen rijk is en het lichaam al had gezuiverd voor de gedaanteverandering. Vervolgens zal de geest geabsorbeerd worden door de hoogste Geest. Als gevolg daarvan zal de mens helemaal buiten zichzelf zijn en helemaal gelukkig worden. Vromen zijn bij meditatie even buiten zichzelf. Ze zijn even boven het lichaam en komen dan terug. Ze weten niet wat ze gedaan hebben. Ze weten alleen dat ze gelukkig waren zolang ze dwaas waren. Ze zouden niets liever willen dan weer waanzinnig zijn. En dat is dan nog maar een voorproefje van het toekomstig geluk.

De Zotheid is nu haar gedachten niet meer meester. Als iemand vindt dat ze te brutaal is geweest, moet die maar bedenken dat zowel de Zotheid als een vrouw aan het woord is geweest. Ze moeten ook het Griekse spreekwoord ‘een zotte man zegt vaak iets dat helemaal niet gek is’ niet vergeten. Ze wenst je dan als laatst het beste en zegt dat je er op los moet leven en dat je in de Zotheid bent ingelijfd.

Mening

Dit is het moeilijkste stuk van het boek, omdat er veel kerkelijke termen in voorkomen. Wel is het pittige kritiek, en dat maakt het boek weer leuk om te lezen.

Tijd

Zie tussenstand I.

Plaats

Zie tussenstand I

Perspectief

Zie tussenstand I

Motieven

- Spiegelmotief (Erasmus laat de mensen zien hoe zot ze zijn).

- Onverantwoordelijkheid en verleiding (Erasmus laat zien dat de mensen door de verleiding van macht en geld onverantwoordelijk zijn)

Thema

De Zotheid houdt alles in haar macht. Het is een Lof der Zotheid, daardoor is het niet ondenkbaar dat de thema de Zotheid zelf is.

5. Korte Samenvatting

Erasmus wil via dit boek allerlei onzinnigheden aan de kaak stellen, dat doet hij door een Lof der Zotheid te schrijven. Dat doet hij door de Zotheid te laten spreken. Hij begint met de afkomst van haar, jeugdigheid en rijkdom, en begint ironisch te schrijven ten aanzien van het volk. De Zotheid beschrijft hij via het personeel van de Zotheid, in de vorm van Vleierij, Eigenliefde, Vaste Slaap, Werkschuwheid, Vergeetachtigheid, Drinkgelag, Weelderigheid, Dwaasheid en Genot. Maar verder in het boek begint hij zwaar kritiek te uiten tegen de vorsten en vooral de christenen van zijn tijd.

6. Informatie over de historische en literaire kenmerken van het tijdvak

Desiderius Erasmus Roterodamus is geboren als Gerrit Gerritszoon, maar zijn geboortejaar is onbekend, omdat hij zoon is van een priester.

Erasmus is bekend vanwege zijn Lof, maar andere werken van hem zijn Enchiridion, vertaling van het Nieuwe Testament, Spongia, Julius exclusus, Adagia, Enchiridion en in strijd met Luther schreef hij Over de vrije wil.

Van Erasmus wordt gezegd dat zijn Lof de weg heeft bereid voor Luthers Reformatie. Erasmus echter is iemand die een splitsing wilde voorkomen. Erasmus werd daardoor een lange tijd lafheid verweten. In de 20e eeuw draaide dat perspectief en werd Erasmus’ optreden als verstandig gezien.

Het tijdvak: Lof der Zotheid is een typisch Renaissanceboek, omdat voorbeelden door mythologische figuren wordt uitgelegd. Ook de kritiek die Erasmus uit op de Kerk duidt aan dat mensen bijtender kritiek mochten uiten dan in de Middeleeuwen, maar heeft ook veel kritiek gekregen van vooral theologen (zoals hij al had verwacht). Een ander kritiekwerk van Erasmus was Julius exclusus, op de oorlogszuchtige paus Julius II.

Een ander werk van Erasmus was Adagia, een werk met allerlei gezegden van klassieke geleerden. Ook dit is typisch Renaissance, want de mensen grepen terug naar de klassieke denkers.

7. Voorlopige Slotbeschouwing

Lof der Zotheid is een geestig boek waarin kritiek wordt gegeven op bijna alle deelnemers van de maatschappij. Het volk, schrijvers, theologen, religieuzen, monniken, vorsten, hovelingen, pausen, bisschoppen, kardinalen,wijzen, filosofen en grammatici kregen er allemaal van langs. Was eerst de stijl ironisch, later was het bijtende kritiek alsof wat er gebeurde geheel fout was.

Het is geen bijzonder boek voor Erasmus. Hij heeft vaker kritiek geuit. Wat wel bijzonder was is het feit dat Erasmus naar verluid dit boek heeft geschreven in zeven dagen, wat de kunde van Erasmus aantoont.

De titel van het boek is redelijk dubbelzinnig (in het Latijn dan), schrijft Erasmus. In de inleiding van het boek staat dat Erasmus veel meer dubbelzinnigheden in het boek heeft gezet, in Latijn weliswaar. Eigenlijk is het jammer dat wij daar niets van meekrijgen omdat het een vertaling is. Nu lopen we wel wat humor mis.

Het was een leuk boek om te lezen, al zaten er wel een paar moeilijke passages in die meer aandacht nodig hadden.

168

REACTIES

T.

T.

echt een kutboek

13 jaar geleden

W.

W.

Neee, het is een boek uit 1550, misschien dat het daaraan ligt, beste Tess.

9 jaar geleden

R.

R.

Woah.

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Lof der zotheid door Desiderius Erasmus"