Lanceloet en het hert met de witte voet   1. Op het kasteel van koning Arthur, net na de hofdag, komt er een jonkvrouw met een wit hondje aanrijden. Zij is de gezante van een koningin, die in een kasteel in het bos woont, dat in het dal ligt. Zij heeft gezworen dat degene die haar de witte voet van het hert kan brengen, met haar mag trouwen. De ridder Keye gaat op pad met het hondje als gids. Als hij bij een rivier komt, zwemt het hondje zo erover, maar Keye keert terug naar het kasteel omdat er geen oversteekplaats is. Hierna gaat ridder Lancelot op pad. Ook hij komt bij de rivier, maar hij zwemt er met paard en al overheen. Hij komt in het bos, maar zodra hij het hert ziet liggen wordt hij aangevallen door 4 leeuwen die het hert beschermen. Hij weet ternauwernood de leeuwen te verslaan, maar raakt zelf zwaargewond. Hij ligt tegen een boom met de witte voet als er een ridder aankomt. Hij vraagt de ridder de voet mee te nemen en namens hem aan de koningin te geven. Als de man bij het kasteel komt, zegt hij dat hij zelf de witte voet heeft veroverd. Lancelot ligt nog altijd bij de boom als ridder Walewein van koning Arthur komt om hem te zoeken. Walewein gaat naar het kasteel en net op tijd ontmaskert hij de valse man. De man ontkent en er wordt een tweekamp gehouden waarin Walewein de valse man doodt. Later gaat hij Lancelot redden en zij gaan samen naar het kasteel terug omdat Lancelot niet wil trouwen.
2. Het genre is hoofse literatuur. In dit geval is het een hoofse ridderroman. Een vast kenmerk van dit genre is dat er ridders in voorkomen. In dit boek is er aan ridders geen gebrek. Een ander kenmerk is liefde. Het hele boek draait om liefde, want degene die de witte voet bemachtigt mag met de koningin trouwen. Het is ook weer niet helemaal om de liefde, want uiteindelijk wijst Lancelot de koningin af.

3. Feodaliteit speelt geen rol in het verhaal. Misschien speelt het wel een rol, maar dan is het heel erg vaag. In het boek wordt niet gesproken van leenheren of vazallen. Wel kan het zo zijn dat de ridders de vazallen van koning Arthur zijn.
4. In het verhaal komen verschillende dingen voor die met eercultuur te maken hebben. Bijvoorbeeld staat in regel 146: “en verliet Arthurs kasteel gehaast, als iemand die eer en roem wil gaan behalen.”
5. Er is wel sprake van hoofsheid in het verhaal, maar niet in een grote mate. Dit komt ook voornamelijk omdat er bijna geen vrouwen in voorkomen. Hierdoor hebben de ridders niet heel erg veel kans om hoofs te zijn. Er wordt wel heel erg goed duidelijk dat onhoofs gedrag duidelijk niet wordt geaccepteerd.
6. Het boek is geschreven in een antropocentrisch wereldbeeld, omdat de mens hier in het middelpunt staat en al het andere is veroorzaakt door de mens.
7. De zinnen in het oud-Nederlands zijn op rijm geschreven, omdat toen werden de verhalen ook wel eens gezongen of voorgedragen.
8. Het verhaal is typisch omdat de meeste verhalen over ridders en koningen stammen uit de middeleeuwen. Ook Lancelot is daar een voorbeeld van.
9. De les is dat je niet te vaak vreemden moet vertrouwen.