Het verhaal "Lanceloet en het hert met de witte voet" speelt rond 1200. In die tijd waren Nederland en Belgie een deel van het Frankische rijk onder leiding van Karel de Grote. Dit rijk was aanvankelijk zeer verdeeld maar door huwelijken, erfenissen en veroveringen werden de delen (gouwen) steeds meer een eenheid. De late middeleeuwen kenden een enrome groei van welvaart en eenheid. Het was in tegenstelling tot de vroege middeleeuwen een vrij rustige periode waarin steden opbloeiden en de vraag naar allerlei landbouwprodukten sterk steeg. Het was ook een tijd waarin ridders nog steeds vereerd werden en veel nieuwe uitvindingen gedaan werden. Ook was er sprake van een standenmaatschappij waarin adel, de geestelijkheid en de boeren van elkaar waren gescheiden.
Taalgebruik
Ik vind het taalgebruik in het boek zeker niet moeilijk. Het is alleen een beetje deftig. De schrijver verteld het verhaal, dit kom je soms ook tegen in de tekst. Bijvoorbeeld: Nu laat ik het verhaal over Keye rusten en ga ik u over Lancelot vertellen, en: Waarheen het hondje ook liep, hij volgde het direct. Dat moet ik beslist zeggen. Hij doet net alsof hij erbij was.
Opbouw
Ik vind de opbouw van het verhaal niet ingewikkeld. Het is maar een kort verhaal en het wordt chronologisch verteld. Je ziet alles door de ogen van de schrijver. Er zijn geen flashbacks in het verhaal. Af en toe vind je wel een anticipatie, bijvoorbeeld: ‘Maar hij zal spoedig ondervinden of zijn streek hem iets zal opleveren’. Deze vooruitwijzing verklapt al een beetje hoe het afloopt, maar je weet het toch niet zeker. Daarom word je nieuwsgierig en wil je gauw verder lezen om te weten hoe het afloopt. Ik vind dat de opbouw van de tekst goed past bij het onderwerp, want het is een kort verhaal dat meestal voorgelezen werd en dan maken terugblikken het alleen maar onnodig ingewikkeld. Het boek heeft geen open einde en ik bleef niet met vragen zitten, dat vond ik leuk.
Perspectief
Het verhaal is in vertellersperspectief geschreven. Er is een verteller aan het woord die vertelt hoe het verhaal is gegaan. Hieruit blijkt duidelijk dat dit verhaal vroeger verteld werd en pas later is opgeschreven.
Ruimte
Het verhaal speelt zich op verschillende plaatsen af: in het kasteel van koning Arthur, op weg naar het bos met het hert, bij de leeuwen bij de poort van het bos, in het bos, bij het kasteel van de koningin, in haar tuin, in het kasteel zelf.
Titelverklaring
Een koningin heeft gezworen dat ze de man zal trouwen die haar de witte voet brengt van een bepaald hert. De ridder Lanceloet neemt deze op zich.
Karakterbeschrijving en ontwikkeling
Lancelot, de hoofdpersoon, is ridder aan het hof van koning. Als hij uiteindelijk de hand van de koningin veroverd heeft, laat hij deze aan zich voorbijgaan omdat hij meer houdt van koningin Guenevere, de vrouw van Arthur.
Walewein is ook ridder aan het hof van koning Arthur, hij voldoet aan de hoofse idealen. Walewein gaat Lancelot zoeken als er niets meer van hem vernomen wordt en vervolgens wreekt hij zijn vriend door de ridder die hem verraadde te doden.
De onbekende ridder is de verpersoonlijking van het kwaad, hij is niet oprecht, laf en ook nog eens lelijk, hij vertegenwoordigt het tegenovergestelde van de hoofse idealen.
Keye is een ridder aan het hof van koning Arthur, die zijn schamelijke aftocht wil verbergen, door het witte hondje van de jonkvrouw te doden. Dit lukt hem overigens niet.
Alle figuren die in het verhaal meespelen zijn flat characters.
Onderlinge relaties
Lancelot is een ridder aan het hof van koning Arthur.
Walewein is eveneens ridder aan het hof van koning Arthur.
De koningin wil een koene ridder trouwen.
De onbekende ridder is in het verhaal de slechterik.
Keye is ook ridder aan het hof van koning Arthur.
Koning Arthur, over hem wordt in het verhaal alleen maar gesproken.
Koningin Guenevere.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden