Margriet de Moor, De verdronkene. Uitgeverij De Bezige Bij. Amsterdam 2005 (17de druk, 2011).
Over de auteur
Margriet de Moor schrijft voornamelijk psychologische romans. Zij debuteerde in 1988 met de verhalenbundel Op de rug gezien. Haar tweede succes was het boek Eerst grijs dan wit dan blauw die bekroond is met de AKO Literatuurprijs van 1992. Margriet schrijft in vele van haar boeken ook over waargebeurde gebeurtenissen en trekt daar een verhaal om. Zo gaat het boek De verdronkene over de watersnoodramp van 1953, een gebeurtenis waar De Moor ook zelf bij was.
Samenvatting
Lidy en Armanda zijn niet van elkaar af te scheiden. Zij lijken op elkaar en leven hun hele leven al met elkaar als zussen. Een dag in januari 1953 stelt Armanda Lidy een vraag, of zij in haar plaats naar Schouwen-Duiveland wil gaan voor een verjaardagsfeest. Lidy, die er nog nooit is geweest stemt ermee in. Voor een weekend zal zijn Armanda zij, en Armanda zal Lidy’s rol moeten vullen in Amsterdam.
In Schouwen-Duiveland ontmoet Lidy de familie Hocke die het helemaal niet erg vinden dat zij Lidy is en niet Armanda. Het er is een gezellig feest voor het petekind van Armanda. Wanneer ze s’ avonds naar bed gaat kan ze nog geen oog dicht doen of er wordt op de deur van haar hotelkamer geklopt. Simon Cau, de dijkmeester, had haar auto nodig. Ze doet snel haar kleding weer aan en stapt de winterkou in. De Citroën staat netjes op de stoep naast de twee mannen, Simon en Izak Hocke. Ze stappen in en zijn snel op weg naar de polders om naar de dijken te kijken. De wind is sterker en de hemel kleurt ook al snel donkerder. Bij de dijken aangekomen komt er een fietser langs. Het is een van de dochters van de bakker. Zij vertelt hun dat zij door haar vader is gestuurd om bij iedereen te melden dat een dijk doorgebroken is en dat ze hoger op moeten zien te komen. Lidy, Simon en Izak stappen gelijk weer in en rijden terug.
Terug in het dorp stappen Simon en Izak uit om bij de kerk de klokken te laten luiden. Dit lukt niet en ze haasten zich weer terug waar Lidy zit te wachten. Ze komen echter niet ver voordat zij naar de zolder van Gerarda Hocke moeten vluchten. Door het zolderraampje kunnen zij nog net zien hoe de gehele straat met water wordt gevuld.
Op een moment komt er een tractor langs met meerdere passagiers. Een paar van hen weten zich naar de zolder te komen en worden verwelkomd door Lidy en Gerarda. Buiten kunnen ze steeds mensen horen die hulpeloos door de stroming door de straten worden gevoerd. Het weer blijft slecht.
Voordat de ochtend zich aankondigt geeft het huis het op. De muren en het dak beginnen weg te glijden. Lidy, Gerarda en Simon blijven op een stuk drijven, sommige lukken het om op iets anders drijvends te klimmen terwijl de meeste verdrinken. Wat volgt is een koude natte dag voor Lidy, Simon en Gerarda waar zij zich uit alle macht aan hun vlot vastklampen. Wanneer het eb is valt Lidy uit vermoeidheid in slaap. Ze wordt weer wakker wanneer het vloed weer opkomt. Simon is weg en Gerarda ziet er zo goed als dood uit. Lidy overleeft de vloed, maar de eb zorgt voor andere problemen. Het water trekt zich agressief weg en Lidy wordt mee naar de kapotte dijk getrokken. Daar verdrinkt zij.
In Amsterdam bij Armanda wordt er een feestje gevierd. Omdat Lidy er niet is, gaat Armanda mee als Sjoerds date. De volgende dag krijgen het nieuws over de gebroken dijken in Zeeland te weten. Ze proberen naar Schouwen-Duiveland te bellen, maar krijgen geen antwoord. De week daarop worden de overlevenden geregistreerd, Lidy staat op geen van de lijsten. Sjoerd meldt samen met Armanda Lidy als vermist.
Nadja, Lidy’s en Sjoerds dochter verblijft in deze periode vaak bij Armanda in haar ouderlijk huis, en gaat alleen ’s weekends terug naar haar vader. Armanda zelf, helpt Sjoerd vaak en brengt vaak genoeg een portie avondeten naar hem. Hun levens worden steeds meer met elkaar verbonden.
Na anderhalf jaar wonen ze samen. Een paar jaar later wordt iedereen die in de periode van de watersnoodramp als vermist werd gemeld officieel doodverklaard. Kort daarop gaan Armanda en Sjoerd trouwen. Samen krijgen ze twee kinderen en verhuizen ze uit het huis waar Lidy ooit de vrouw des huizes was. Wanneer de kinderen volwassen zijn merkt Armanda dat de relatie met Sjoerd gedwongen begint te voelen en er volgt een echtscheiding.
Twintig jaar na de watersnoodramp krijgt Armanda een bericht van een forensisch antropoloog in Rijswijk. Er is een lichaam gevonden in het zand waar een nieuwe dijk zou worden gebouwd. Het lichaam, oftewel de resten daarvan, zal bij de beschrijving van Lidy passen. Nadja en Armanda gaan ernaartoe om het oordeel te horen of het uiteindelijk wel of niet Lidy was. Daar aangekomen blijkt dat er een kans is dat het haar is. Het stoffelijk overschot wordt in dezelfde ongemerkte graf gelegd waar Lidy’s gegevens op staan. Armanda lukt het om een foto van Lidy ook in te glippen.
Meerdere jaren later bevindt Armanda zich in een bejaardenhuis. Ze beleeft haar laatste dagen en spreekt met Lidy.
Verhaalanalyse
Ruimte en tijd
Het verhaal kent twee verhaallijnen. In de verhaallijn van Lidy bevinden we ons in Zeeland op het eiland Schouwen-Duiveland. In de verhaallijn van Armanda bevinden we ons voor het meeste in Amsterdam in of haar ouderlijk huis of het huis van Sjoerd.
Het verhaal speelt zich af in 1953 tot ongeveer de eerste jaren van 2000. Lidy’s verhaallijn is zeer kort en spant maar van de week voor de waternoodsramp tot en met de waternoodsramp. Armanda zien we vanaf 1953 met tijdsprongen tot ergens in 2000. Deze jaargetallen kunnen we leiden uit het feit dat de watersnoodramp de gebeurtenis is waar het verhaal om draait en we kunnen ons met hulp van verwachte leeftijd bedenken dat Armanda die in de jaren 30 is geboren ongeveer 70 of 80 wordt. Er zijn verder geen verwijzingen naar technologieën of andere noemenswaardige gebeurtenissen.
Personages
Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden