Naam auteur: Thea Beckman
Naam uitgever: Lemniscaat (Rotterdam) Jaar v. uitgeven: 1973
Korte uitleg waarom het boek gekozen is: Ik heb het boek gelezen, omdat mijn moeder het een aanrader vond. Ook had ik er al vaak over gehoord en wilde ik nu wel eens weten hoe het boek was. Eerste persoonlijke reactie: Het was een dik boek, soms wat moeilijk geschreven, maar toch was het wel te begrijpen. De gebeurtenissen lopen ook zo op elkaar over dat het niet saai wordt om te lezen en dus was het niet erg dat het een lang boek was. Ik kon me alleen niet echt goed inleven in de hoofdpersoon, maar dat komt waarschijnlijk omdat wij in een andere tijd leven. Korte samenvatting van de inhoud: Rudolf Wega gaat kijken naar de ‘materie-transmitter’. Die flitst voorwerpen en mensen naar het verleden, dan wil hij ook naar het verleden. Het lukt hem om de professor over te halen om dat te doen. Daar redt hij een jongen en ze leren elkaar beter kennen. Hij heet Leonardo Fibonacci en komt uit Pisa. Rudolf stelt zich voor maar zegt niet dat hij uit de twintigste eeuw komt. Rudolf komt te laat om terug geflitst te worden door een stoet kinderen. Nu zit hij dus in de dertiende eeuw en besluit samen met Leonardo aan de tocht kinderen deel te nemen. Ze gaan naar het Heilige Land, om Jeruzalem van de Saracenen te bevrijden. Nicolaas, hun leider, zal bij Genua zee voor de kinderen laten wijken zodat ze door de zee kunnen. Daar zullen ze met hulp van God de Saracenen kunnen veroveren. Bij de stad Spiers hebben ze wat problemen, maar het komt goed. Dan trekken ze verder langs de Rijn. Het kamp is slecht geregeld: er verdrinken weer een paar kinderen in de rivier (dat was al eerder gebeurd), lang niet iedereen heeft eten en ga zo maar door. Hij vindt dat daar wat aan moet gebeuren. Daarom gaat hij de naar de leiders Nicolaas, de twee monniken en de kinderen van edel bloed. Hij legt uit dat er een betere organisatie moet komen. Eerst vinden ze dat niks, maar als Carolus (de toekomstige koning van Jeruzalem) zegt dat hij het helemaal met Rudolf eens is, gaan ze over stag. Als ze een eind lopen komen ze een nieuw obstakel tegen, een ernstige ziekte. Er gaan een hoop kinderen dood. Gelukkig kan Rudolf de ziekte overwinnen. Na een lange en gevaarlijke reis door de Alpen komen ze aan op de Povlakte. Daar sterft de kleine koning Carolus. Als de Apennijnen achter hen liggen en de zee voor hen is, stijgt de spanning. Omdat Nicolaas de zee moet laten wijken gaat hij eerst een middag vasten en bidden. Dominee Johannis ging naar Rudolf, hij huilde en vertelde dat hij en Dominee Anselmus hem en de kinderen hadden bedrogen. Ze zouden de zee niet laten wijken, er zouden schepen komen. De kinderen zouden dan in Afrika verkocht worden. Rudolf vertelt dit meteen aan de kinderen. Hij verbiedt de kinderen op de schepen te gaan. Nicolaas kwam uit zijn tent, liep naar de zee, strekte zijn handen en er gebeurde niks. Toen kwam Dominee Anselmus om te zeggen dat God hun schepen had gestuurd. Maar in plaats van dat alle kinderen juichden, verscheurden ze Dom Anselmus in stukken. Dominee Johannis ging met een groep kinderen terug naar Keulen. Een aantal kinderen bleef in Genua, Leonardo ging naar zijn ouders in Pisa en Rudolf trok verder door Italië. Daar vindt een jongen een aluminium doosje waar een boodschap inzit voor Rudolf. In die boodschap staat precies hoe laat hij weer op de plek moet zijn van het gevonden doosje. Zo wordt hij terug geflitst naar de twintigste eeuw.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
N.
N.
goed mis alleen het thema
16 jaar geleden
Antwoorden