Het is carnaval en Stijn is terug in zijn geboorteplaats Breda om lekker te feesten. Zoals elk jaar komt hij Roos weer tegen. Hij vindt haar al vanaf het begin dat hij haar elk jaar tegen komt met carnaval erg leuk. Hij probeert haar elk jaar opnieuw te versieren, maar ze wijst hem steeds af omdat hij getrouwd is. Ook dit jaar wijst ze hem af, maar Stijn heeft nu een slim plan: Roos woont ook in Amsterdam, dus hij nodigt haar uit voor een borrel. De rest van carnaval is ook erg naar Stijns zin, hij blijft zelfs nog een dag langer. Dit tot Carmens ongenoegen. Als hij weer naar huis gaat en op zijn werk komt, heeft hij een mail van Roos: ze wil op vrijdag wel met Stijn afspreken. Ze spreken af, en het afspraakje eindigt bijna in een vrijpartij. Bijna, maar net niet: Roos zegt nét op tijd dat ze het beter niet kunnen doen. De volgende week mailen ze veel, en uiteindelijk gaat Stijn onaangekondigd bij haar langs. Daar eindigt hij wel in haar bed. Van deze ene keer komen meerdere keren: Stijn en Roos hebben een verhouding. Stijn mag dan wel dolgelukkig zijn dat hij bij Roos krijgt wat hij thuis tekort komt, hun verhouding maakt zijn leven er niet makkelijker op. Hij is als de dood dat er een gaatje in zijn “Naar-Roos-Smoes” (zoals ik het zou willen noemen; een smoes over waar hij is geweest als hij bij Roos vandaan komt) zit en dat Carmen iets over zijn verhouding te weten komt. Carmen heeft gelukkig niets door, ze denkt dat Stijn vlucht in zijn werk en het uitgaan. Terwijl hij als hij zegt dat hij uitgaat, eigenlijk gewoon bij Roos is. Dat hij vlucht in werken en uitgaan vindt ze natuurlijk niet leuk, maar als oplossing doet ze eigenlijk hetzelfde: ze gaat met een vriendin naar Schiermonnikoog, met een andere vriendin naar New York en met haar moeder naar Londen. Ze gaat zelfs met haar collega’s mee naar Monaco! Ook al heeft ze dan niets door, Stijn vindt toch dat ze moeten praten. Hij weet er al een perfect moment voor: ze gaan samen met Luna een week op vakantie in Club Med, in Zuid-Frankrijk. De avond ervoor gaat Stijn met vrienden uit in Rotterdam. Daarna zou hij in een hotel gaan slapen. In plaats van in het hotel te gaan slapen, gaat hij bij Roos langs. Natuurlijk hebben ze weer seks, maar ze praten ook nog even. Stijn vertelt dat hij niet zeker weet of hij nog wel van Carmen houdt. Roos heeft ook een beetje een probleem gekregen door de verhouding. Ze is namelijk steeds meer voor Stijn gaan voelen, zo vertelt ze hem. Als ze aan het praten zijn, gaat ineens Stijns telefoon: het is Carmen. Stijn neemt niet op, dus belt ze één van de vrienden waarmee Stijn naar Rotterdam was op. Gelukkig dekt deze Stijn in. Toch is Carmen erg boos op Stijn. Op vakantie gaat het de eerste drie dagen goed tussen Stijn en Carmen. Maar aan het einde van dag drie is het tijd voor een belangrijk gesprek. Carmen denkt dat Stijn vreemd gaat met de stagiaire van zijn bedrijf. Ze vond namelijk al die tijd al dat Stijn zo vaak weg was. Op de dag dat ze op vakantie gingen hoorde ze dat hij een sms’je binnen kreeg. Ze opende die en zag dat het sms’je van “Natas” was. Er stond iets met de strekking van “Het was geweldig gisteren.” Carmen gelooft natuurlijk niet dat Stijn helemaal niets met Natasja heeft. Ze wordt erg boos op hem, en uiteindelijk komt het hoge woord eruit: ze denkt dat het misschien wel beter zou zijn om te gaan scheiden. Stijn wil het niet, dus Carmen laat het rusten. Ze laat Stijn er nog een weekje over nadenken. Gelukkig bederft het gesprek de rest van de vakantie niet: diezelfde avond hebben ze nog ontzettend veel lol. De volgende dag is het wéér tijd voor een “belangrijk gesprek”. Dit keer gaat het over vreemdgaan. Carmen vraagt aan Stijn hoe vaak hij is vreemd gegaan. Natuurlijk vertelt hij niet hoe vaak hij echt is vreemd gegaan, hij telt alles wat soepeler. Wat hij niet wist, is dat Carmen zelf óók twee keer is vreemd gegaan. Maar het gesprek is niet alleen maar goed: Carmen wil dat hij niet meer vreemd gaat. Als ze weer terug zijn in Nederland, gaat Stijn naar Roos toe en zegt haar dat ze ermee moeten stoppen. Echt leuk is het niet voor Stijn, maar het wordt nog veel erger. Carmen blijkt een uitzaaiing in haar lever te hebben: er is geen ontkomen meer aan. Carmen gaat hoe dan ook overlijden aan de kanker. Als ze nog een kankerbestrijdingkuur bij Carmen doen, is het alleen maar tijdrekken. Toch besluiten ze nog een kuur te doen: een taxoterekuur. Carmen is best opgelucht dat ze nu weet dat ze dood gaat. Ze gaat weer roken (“het maakt toch niet meer uit”), en doet allemaal leuke dingen met Stijn. Ze gaan samen naar Barcelona en Ierland, en nodigen ook allemaal vrienden uit om samen met hen een weekend door te brengen in een kasteel in Spa. Ook is Carmen lid geworden van een praatgroepje voor vrouwen met borstkanker. Ook schrijft ze voor Luna allemaal dingen op. Carmen wil al die opgeschreven dingen in een koffer doen, zodat Luna later over haar moeder kan lezen. Toch gaat het door de taxoterekuur niet echt goed met Carmen. Haar nagels vallen uit, ze wordt weer kaal, en ze heeft veel last van zogenaamd “pleuravocht” – allemaal bijwerkingen van de taxotere. Maar er is nog een veel groter probleem: het aanprikken van het infuus. Dit levert zoveel problemen op, dat ze besluiten over te stappen op een kuur bij een ander ziekenhuis. Daar doen ze namelijk test met een drankje. De arts bij het andere ziekenhuis raadt het drankje af, maar er is nog wel een andere oplossing: een apparaatje dat ingebracht wordt onder de huid, waardoor het aanprikken van het infuus met een naald gaat. Het is dus veel minder pijnlijk dan het aanprikken in de hand. Dit lost het probleem wel op, maar nu is er wéér een ander probleem: de taxotere werkt niet meer. De lever van Carmen zweet vocht dat vol zit met kankercellen. Haar buik vult zich daar helemaal mee. Het vocht kan wel afgetapt worden, maar dan komt het net zo snel weer terug. Dat doen ze dus liever niet. Uiteindelijk moet het toch wel, omdat Carmens buik op klappen staat. Dit is niet fijn: nadat het vocht is weggehaald, gaan al Carmens organen weer op hun oude plek zitten. Dat doet verschrikkelijk veel pijn! Ook met Stijn gaat het niet zo goed meer: hij is weer teruggevallen in zijn oude gewoonte van afspreken met Roos. Nu is het Roos die vindt dat ze er eigenlijk mee op moeten houden: ze vindt het vreselijk dat ze steeds in onzekerheid zit of hij een afspraak niet op het laatste moment afzegt. Toch blijft Stijn haar veel sms’en, ook al zien ze elkaar niet zo heel vaak meer. Thuis heeft Stijn het ook nogal moeilijk. Carmen en hij zijn Luna aan het voorbereiden op Carmen’s aanstaande dood. Stijn leest een boekje over een vogeltje dat dood gaat, Carmen doet het iets anders. Ze koopt twee vissen, waarvan er eentje al vrij snel dood gaat. Doen ze nog meer dingen? Jawel: Stijn en Carmen kopen een nieuw huis. Dat is niet het enige: ze krijgen weer ruzie. Carmen wil niet dat Stijn nog uitgaat op vrijdagavond. Daarop wordt Stijn weer boos op Carmen. Uiteindelijk komt het erop neer dat Stijn weg wil gaan van huis, waarop Carmen hem toeschreeuwt dat ze hem helemaal niet nodig heeft. Vlak voordat hij buiten staat, bedenkt hij zich dat hij eigenlijk helemaal niet weg kán. Carmen heeft eigenlijk ook al meteen spijt van wat ze gezegd heeft. De problemen zijn nog niet over voor Stijn. Als hij na een tijdje weer naar Roos toegaat, is hij weer te laat. Ze wordt gigantisch boos op hem, en stuurt hem weg. Daarom gaat Stijn maar op zoek naar zijn vrienden die uit aan het gaan zijn. Hij zuipt zich helemaal klem en eindigt met een vriendin van Carmen én de stagiaire van zijn bedrijf in bed. Dan belt Carmen hem op, omdat hij wel erg laat thuis is voor zijn doen. Stijn is nog steeds straallazarus, maar pakt toch de auto naar huis. Ergens onderweg krijgt hij een ongeluk, waar hij gelukkig niets aan over houdt. Als Carmen dát hoort is ze nog veel bozer dan ze al was omdat hij te laat thuis was. Waarom? Als Stijn zo door gaat, is Luna straks niet alleen haar moeder, maar óók haar vader kwijt. Carmen is dus erg boos, zo kwaad zelfs dat ze weg loopt en bij vrienden gaat logeren. Ze komt pas na een dag of twee weer terug. Carmen vergeeft Stijn. Gelukkig maar, want de verhuizing zit eraan te komen! Vanaf het moment dat ze in hun nieuwe huis wonen, hebben ze ook een au-pair. Die hebben ze uit Tsjechië geïmporteerd. Toch helpt ze niet echt: ze is veganist, wil niet fietsen, is erg onhandig en is ontzettend chagrijnig. Stijn en Luna zijn weer bijna jarig: de derde keer sinds Carmen kanker heeft. Het ziet er niet naar uit dat de verjaardag vlekkeloos zal verlopen: één van de vrouwen uit Carmens praatgroepje is overleden, en de begrafenis is op de dag van de verjaardag van Stijn en Luna. Carmen wil er graag heen. Uiteindelijk weet Stijn haar over te halen om toch maar thuis te blijven. Niet zo heel lang na de verjaardag krijgen ze weer slecht nieuws: ze moeten stoppen met de kankerbestrijdingkuur. Hij werkt niet meer. Carmen wordt opgegeven. Deel III: Carmen
De dag nadat Stijn en Carmen het nieuws krijgen dat ze de strijd zullen moeten opgeven, belt Stijn Nora op. Nora is niet zijn nieuwste scharrel, hoor! Nora is een vrouw die informatie doorkrijgt uit hogere sferen. Hij gaat bij haar langs. Eerst gelooft Stijn niet in haar verhaal, maar na zijn bezoek is hij bereid haar het voordeel van de twijfel te geven. Hij voelt zich na zijn bezoek aan haar namelijk en stuk gelukkiger. Carmen heeft geen zin meer in het leven. Ze wil er mee ophouden. Stijn belt de dokter om te vragen wat de regels van euthanasie zijn. In ieder geval moet de dochter een soort van “euthanasieaanvraagformulier” tekenen. Gelukkig doet de dokter dat. Een tijdje later komt de begrafenisondernemer langs. Eigenlijk hoeft hij helemaal niets te doen: ze regelen bijna alles zelf. De begrafenisondernemer kan hen alleen maar helpen met een kist en een lijkwagen. In de tussentijd komen er erg veel vrienden en kennissen van Carmen langs. Stijn moet helemaal een strak tijdschema maken voor wie wanneer afscheid mag komen nemen van Carmen. Na een dag of 10 is het voor Carmen genoeg geweest: ze wil er de volgende dag mee stoppen. Op de dag dat Carmen er mee stopt, vertellen zij en Stijn Luna pas precies wat er gaat gebeuren. Dit is ook meteen Carmens afscheid van Luna. Voordat Carmen definitief afscheid moet nemen van het leven, heeft Stijn nog een video van het nieuwe huis. Ze wonen er nu natuurlijk wel in, maar Carmen heeft niet veel meer gezien dan de slaapkamer. ’s Avonds om half acht komt de dokter met een “euthanasiedrankje”, dat Carmen moet opdrinken. Het zou dan binnen een paar minuten afgelopen moeten zijn. Toch duurt het erg lang voordat er iets gebeurt. De dokter geeft Carmen daarom nog een spuit, waarna haar lichaam het eindelijk opgeeft. Het is voorbij. 4,2 Personages Komt een vrouw bij de dokter heeft gelukkig niet heel veel hoofdpersonages. Het zijn er eigenlijk zelfs maar twee! Stijn: Stijn is de man van Carmen en de vader van Luna. Hij heeft een verhouding met Roos, eigenlijk alleen maar omdat hij niet goed kan omgaan met de ziekte van Carmen. Wat hem bezig houdt is voornamelijk seks, heel veel seks zelfs, lief zijn voor Carmen en zorgen dat ze niet merkt dat hij zo vaak mogelijk naar Roos toe gaat. Zijn relatie met Carmen is in het begin goed, dan zit er weer een dip in, en later is het weer beter. Het is een beetje afhankelijk van hoe ze zich voelen. Het belangrijkste wat meteen aan Stijn te merken is: hij is monofoob. Dat beschrijft hij zelf al hier [pagina 10]: “Ik ben een hedonist met een zware monofobie. Dat hedonistische vond Carmen prachtig – het schiep meteen een band. Met mijn panische angst om monogaam te zijn, is ze van meet af aan minder gelukkig geweest. In het begin dacht ze nog dat het allemaal wel meeviel. Ze vond de verhalen over mijn relationele verleden, dat van vreemdgaan aan elkaar hing, zeer vermakelijk en zag er eerder een spannend extra koopargument in dan een waarschuwing. Tot ze er een dik jaar later – we woonden net samen – achter kwam dat ik Sharon, de receptioniste van BBDvW&R/Bernilvy, het reclamebureau waar ik toen werkte, had geneukt. Toen wist ze zeker dat ik nooit trouw zou worden of er zelfs maar een poging toe zou wagen.” Ook kan hij niet tegen slecht nieuws. Dat is hier te zien [pagina 13]: “Ik kan niet tegen slecht nieuws en reageer daar gewoonlijk op door mezelf en de mensen om me heen direct aan te praten dat het allemaal wel los zal lopen.” Maar ook hier [pagina 19]: “Om halfvier slaap ik nog steeds niet. Ik zie er nu al tegenop onze vrienden en familie straks weer slecht nieuws te moeten vertellen.” Verder is Stijn iemand die zijn emoties weg stopt. Aan de volgende passage is dat te merken [pagina 9]: “ ‘Het moet een enorme klap zijn geweest, eergisteren,’ zegt de verpleegster als ze terugkomt met de koffie. Ik begrijp dat het Geval Carmen van Diepen tijdens het afdelingsoverleg is doorgenomen. Ze kijkt naar Carmen. Daarna naar mij. Ik hou me groot. Een verpleegster die ik tot vijf minuten geleden nog nooit heb gezien, hoeft niet te merken hoe zielig ik mezelf vind.” Af en toe is Stijn wel een beetje een driftkikker [pagina 44]: “ ‘Godverdomme, wat doen we hier in godsnaam thuis?!’ roep ik plotseling.” Ondanks dit alles is hij ook wel een persoon waar je mee kunt lachen, iemand met humor. Dat kun je hier bijvoorbeeld zien [pagina 54]: “ ‘Jezus, wat is ze scheel, hè?’ fluister ik Carmen in haar oor. Carmen knikt en bijt op haar wang om niet te lachen. ‘Zullen we haar Panorama Mesdag noemen?’ vraag ik onnozel. Carmen verslikt zich in een slok thee en proest het uit. Ik doe net of ik van schrik struikel over de poten van haar kapstok. Quasi-geïrriteerd draai ik me om, trek een Mr. Bean-gezicht en dreig het ding door de kamer heen te trappen als Janine even niet kijkt. ‘Nou, Stíjn!’ giert Carmen van het lachen.” Stijn maakt wel een ontwikkeling door in het boek. Hij is tegen het einde namelijk weer zeker dat hij van Carmen houdt. Ook kan hij zich er aan het einde bij neerleggen dat Carmen dood gaat, dat hij er verder niets aan kan doen. Verder maakt Stijn niet echt een heel belangrijke ontwikkeling door. Op zich gedraagt Stijn zich wel normaal, maar zijn monofobie kan echt niet. Ik vind niet dat je het als man kunt maken om een verhouding te hebben als je vrouw kanker heeft. Omgedraaid trouwens ook niet! Stijn weet zelf ook dat hij het niet kan maken, maar toch doet hij het. Dat vind ik écht niet kunnen. Toch kan wel begrijpen waarom hij zich zo gedraagt. Hij vertoont eigenlijk vluchtgedrag. Carmen: Carmen is getrouwd met Stijn, en ze is de moeder van Luna. In het verhaal heeft Carmen te horen gekregen dat ze kanker heeft. Uiteindelijk overlijdt ze hieraan. Het enige wat haar echt bezig houdt is nog een beetje overleven, en de dingen doen die ze nog wilde doen vóórdat ze dood gaat. Haar relatie met Stijn vertoont, zoals al gezegd, wat ups en downs, maar als ze dood gaat hebben ze een goede relatie en daar gaat het uiteindelijk om. Carmen is erg sterk in sommige gevallen, zoal bijvoorbeeld hier [pagina 33]: “ ‘Kan het niet worden weggehaald?’ vraagt Carmen. ‘Desnoods moet mijn borst er maar af, hoor.’ Ik weet niet wat ik hoor. Zonder met haar ogen te knipperen zegt ze dat haar trots, haar handelsmerk dan maar geamp - . Scheltema schudt nee.” In andere gevallen, echter, kan Carmen heel boos zijn [pagina 39]: “Even later vliegt De kracht die in je schuilt door de huiskamer. ‘Zit ik hier godverdomme over kanker te lezen! IK WIL HELEMAAL NIET OVER KANKER LEZEN!’ schreeuwt Carmen. ‘DIT IS TOCH NIET EERLIJK, DIT KAN TOCH NIET WAAR ZIJN, DIT MAG TOCH NIET!’”. Ook is Carmen af en toe erg snel verdrietig [pagina 9]: “De verpleegster die erachter zit, lijkt onze gedachten te kunnen lezen. Ze vraagt snel of we niet liever even in het kamertje hiernaast willen zitten. Net op tijd, want Carmen houdt het weer niet droog, zie ik uit mijn ooghoek.” Verder is Carmen erg nuchter en vrolijk, zoals hier bijvoorbeeld [pagina 269-270]: “Binnen enkele minuten is ze misselijk. Ze doet haar best om over te geven, maar het lukt niet. Ze steekt een vinger in haar keel, maakt kokhalsbewegingen, maar er komt niets uit. ‘Godsamme, waarom komt die zooi er nou niet uit!’ vloekt ze. Ineens komt alles, inclusief de paar happen Fruit ’n Fibre van vanochtend, naar buiten. Als in een Joop Klepzeiker-strip. Onder het overgeven kus ik Carmen op haar hoofd. Ik geef haar tissues aan. Iedereen is stil. Na een laatste straal braaksel klinkt haar stem uit de emmer. ‘Jezus, wat is het hier stil! Is er iemand dood of zo?’ Even blijft het stil. En dan proest iedereen het uit.” Carmen maakt, net als Stijn, een ontwikkeling door. In het begin vindt ze het vreselijk dat ze dood gaat, maar later maakt het haar niet zo veel meer uit. Ze is er op dat moment klaar voor. Haar gedrag is vrij normaal. Soms wordt ze wel boos om de meest onzinnige dingen, maar meestal niet. Die keren dát dit gebeurt is het in ieder geval wel te begrijpen dat ze zo reageert, natuurlijk is het niet leuk om terminaal ziek te zijn. 4,3 Ruimte Het verhaal speelt zich op verschillende locaties af. Een groot deel van het verhaal speelt zich af in het ziekenhuis, maar veel gebeurtenissen spelen zich ook bij Stijn en Carmen thuis af. Andere plekken waar het verhaal zich afspeelt zijn bij Roos thuis, in een vakantieoord en op Stijns werk. Ruimtebeschrijvingen zijn op zich wel belangrijk voor het verhaal. Als Stijn en Carmen meer te horen krijgen over Carmens ziekte, waar ze natuurlijk helemaal niet blij mee zijn, zitten ze in het ziekenhuis. De manier waarop de gang waar ze dan doorheen lopen, voegt extra onvrolijkheid aan het verhaal toe [pagina 37-38]: “Als we door de gang lopen, hou ik Carmens hand vast en kijk niemand aan. Ik voel de blikken van de mensen die in de gang op hun beurt wachten, in mijn rug priemen. Alsof je met een lekker wijf in een te kort rokje langs een terras loop – je weet dat iedereen kijkt, maar doet alsof het je niks doet. Carmen heeft geen kort rokje aan vandaag, maar rode ogen en een zakdoek in haar hand. Ik heb mijn arm om haar heen, mijn blik strak naar het einde van de gang gericht.” Verder heb ik niet echt het idee dat er heel erg veel belangrijke ruimtebeschrijvingen in het boek zitten. 4,4 Tijd Het verhaal speelt zich af rond het jaar 2000, zo ongeveer. Dit weet je, omdat er hier wordt gezegd [Pagina 117]: “En zo gebeurde het, op de eerste dag van het nieuwe millennium, dat Carmen (35) stopte met werken.” Dit is belangrijk voor het verhaal, want in het boek worden tests gedaan met verschillende nieuwe methodes van chemokuren toedienen. Deze nieuwe methodes zijn pas iets van de laatste jaren, dus het verhaal had zich niet in de tachtiger jaren kunnen afspelen. Ook als je dit zou weglaten, zou het verhaal zich nog steeds niet veel eerder kunnen afspelen. Er worden veel sms’jes en e-mails verstuurd in dit verhaal. Ook dit kan niet al te lang geleden zijn, want dat zijn ook weer erg moderne uitvindingen. De tijd die het verhaal in beslag neemt, is iets meer dan twee jaar. Dit kun je merken wanneer Stijn het volgende zegt [pagina 235]: “Carmen wil naar de begrafenis, zegt ze. Als ik hoor wanner die is, word ik gek. Aanstaande dinsdag. De dag dat Luna en ik jarig zijn. Onze derde verjaardag op rij die in het teken van de kanker staat. En de laatste, dat is zeker.”. Het verhaal begint ongeveer één week voordat Stijn en Luna jarig zijn. Dit kun je hieraan zien [pagina 18]: “ ‘Kom maar, liefie van me,’ fluister ik. Ik kus haar haren en blijf minutenlang op en in haar liggen. ‘We vieren volgende week gewoon jullie verjaardag, hoor,’zegt ze even later, als ik het licht heb uitgedaan. ‘Misschien is het wel de laatste keer dat ik erbij ben.’”. Wanneer het verhaal precies eindigt, dat weet ik niet. In ieder geval is het niet zo heel erg lang na de verjaardag van Stijn en Luna. 4,5 Perspectief Het perspectief in dit persoon is een ik-perspectief, een eerste persoon enkelvoud dus. Het perspectief ligt hier bij Stijn. Dit kun je zien aan de volgende passage [pagina 19]: “Om halfvier slaap ik nog steeds niet. Ik zie er nu al tegenop onze vrienden en familie straks weer slecht nieuws te moeten vertellen. Alsof we ze een half jaar geleden bedrogen hebben toen we zeiden dat het loos alarm was. Nu moeten we ze weer tot de biopsie in onzekerheid laten zitten. Tien fucking dagen wachten op een kijkoperatie. Eerder lukte echt niet, had dokter Wolters tegen Carmen gezegd, en zoveel maakten die tien dagen nu ook niet meer uit, verzekerde hij. Toen ik daar vanavond kwaad over werd, werd Carmen weer kwaad op míj. ‘Wat had ik dán moeten zeggen, Stijn? Dat we die biopsie dan zelf wel doen?’ Daarna hield ik mijn mond maar.” Natuurlijk is dit een onbetrouwbaar perspectief. Mensen zijn altijd bevooroordeeld en hebben een eigen mening. Omdat je alles ziet door de ogen van Stijn, krijg je over de personages alleen te weten wat híj van ze vindt. Dit hoeft niet per sé echt zo te zijn, een mening is iets heel persoonlijks. Je wordt zéker beïnvloed door het perspectief. Zoals ik al zei, krijg je alleen te weten wat Stijn denkt. Zijn mening is voor jou geen mening meer maar gewoon de waarheid. Daardoor word je bijvoorbeeld óók boos op dokter Wolters omdat hij een half jaar vóór het begin van het verhaal niet goed gekeken heeft. En dat, terwijl het helemaal niet zo is dat het zijn schuld is dat Carmen kanker heeft.
Eva en Roos, in Amsterdam, schrijft hij columns voor het Algemeen Dagblad en Red Magazine, is te huren voor seminars en is vooral fulltime schrijver. Hij heeft de volgende boeken geschreven: Komt een vrouw bij de dokter [2003] Help, ik heb mijn vrouw zwanger gemaakt! [2004] De weduwnaar [2006] Zoals je kunt zien, heeft Kluun zijn eerste boek geschreven in 2003. Hij is dus een moderne auteur. Dit boek is, denk ik, wel typerend voor zijn oeuvre. De weduwnaar is het vervolg op Komt een vrouw bij de dokter, dus die twee hebben sowieso veel gemeen. Verder gaat Help, ik heb mijn vrouw zwanger gemaakt! over vader worden en de relatie met je vrouw. Ook dat boek heeft dus te maken met Komt een vrouw bij de dokter. Ook al gaat Help, ik heb mijn vrouw zwanger gemaakt! niet over ziekte, het gaat wél over relaties en daar gaat het in Komt een vrouw bij de dokter natuurlijk ook deels om. 5. Beoordeling Ik zou zeker weten nog een keer een verhaal van Kluun willen lezen. Ondanks dat de pers zijn boeken graag afkraakt, vond ik Komt een vrouw bij de dokter echt een heel mooi boek, dat heel erg goed geschreven is. Ik verwacht eigenlijk dat alle boeken van Kluun zo mooi en goed geschreven zijn. De weduwnaar wil ik in ieder geval lezen, ik zou namelijk erg graag willen weten hoe het verder gaat met Stijn en Luna. Ik ben er een week geleden achter gekomen dat mijn vader dat boek toevallig nét heeft gekregen. Die is hij voorlopig dus kwijt! Ik vond, zoals ik al had gezegd, het hele boek Komt een vrouw bij de dokter erg goed, maar er zijn natuurlijk altijd wel passages die er met kop en schouders bovenuit steken. Voor mij zijn dat twee hoofdstukken uit het derde deel [Pagina 283 – 289]: “And I know it aches/and your heart it breaks/and you can only take so much/walk on, walk on U2, uit Walk On (All That You Can’t Leave Behind, 2000) Carmen maakt me wakker. Het is halfzeven in de ochtend. Ze huilt. Ik pak haar vast en druk haar tegen me aan. ‘Dit is mijn laatste dag…’ ‘Zou je liever nog door willen gaan?’ ‘Nee… maar toch… het is zo gek… Wil je nog iets voor me doen?’ ‘Wat?’ ‘Wil je iedereen die vandaag komt op het eind wegsturen? Ik vind het zo moeilijk om dat zelf te doen… En ik wil geen tijd tekort komen met Luna en jou…’ Carmen heeft gisteren zelf aangegeven hoeveel tijd ze met iedereen wil, wie er samen moeten komen en wie apart. Zoals een rockster omgaat met interviews. ‘En bel je de dokter nog even? Zeg maar dat het doorgaat.’ Hoi. Zal heftige dag worden. Iedereen hier verdrietig, maar ook opgelucht dat het vandaag zover is. Denk maar veel aan me en brand een extra kaars voor Carmen. x. De eersten die naar boven gaan, zijn Thomas en Anne. Ze zitten ruim een uur bij Carmen. Dan komen ze naar beneden. Anne houdt zich groot. Thomas vraagt of ik even mee wil komen. We staan in de keuken. Zijn ogen zijn rood. ‘Ik mis haar godverdomme nu al.’ Hij slaat een arm om me heen, pakt mijn hoofd in zijn grote handen en kust me op mijn voorhoofd. Voor het eerst sinds ik hem ken, kust de Beer van Maarssen me. ‘Stijn, ik eh… moet zeggen dat ik niet altijd een eh… goeie vriend was het afgelopen jaar. Ik ben niet zo’n eh… prater als het erop aankomt. En eh… misschien heb ik me soms… een beetje vergist in je… Carmen heeft me verteld over die, hoe heeft ze, Toos, van de Moeflon. Dat zij en haar man gescheiden waren. En over de chemo’s, waar jullie altijd de enigen waren die samen gingen. En hoe je haar er al die tijd doorheen hebt gesleept. En hoe gelukkig je haar de laatste weken hebt gemaakt. Ik… eh… ben trots op je, man.’ Hij omhelst me zo stevig dat ik vrees dat ik zo meteen eenzelfde blessure heb als onze huisarts, maar ik vind het moment te mooi om hierover te gaan lopen mieten. We janken. Allebei. En schieten dan in de lach. ‘Nou is het wel genoeg, vuile nicht…’ snotter ik lachend. ‘Ja. Eikel.’ ‘Klootzak.’ ‘Lul.’ Met de armen om elkaars schouder lopen we de tuin in. Maud kijkt ons aan alsof ze Louis van Gaal een duet met Johan Cruijff ziet zingen. Frenk heeft een blije lach op zijn gezicht als hij beneden komt. ‘Het was gezellig. We hebben nog ontzettend gelachen.’ Maud komt snikkend terug. ‘Het was prachtig. Ze leek wel verlicht.’ De meesten komen niet uit zichzelf naar beneden en moet ik met zachte hand dwingen om een eind aan de sessie te maken. Carmen ligt als een koningin te genieten van al het liefs dat ze op zich krijgt afgevuurd en van alle mooie gesprekken. Al snel zijn we meer dan anderhalf uur achter op schema. Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om als een politieagent mensen de kamer uit te sturen als ze daar nog niet aan toe waren. Maar ik vind het ook niet zo’n fijn idee dat ik straks de sluitpost van Carmens levenstijd word en zelf onvoldoende tijd met haar heb. ‘Is het goed als ik de dokter bel dat het iets later wordt?’ vraag ik. ‘Ja hoor. Het is wel leuk zo. En er is toch geen haast?’ Ik bel de dokter en vraag of hij niet om halfzes, maar om halfacht wil komen. ‘Ze vindt het te gezellig.’ Carmens moeder is de laatste die voor Luna en mij is. Ze is binnen een kwartier terug. Ik sta klaar om haar op te vangen, maar ze is niet emotioneel. Ze ziet er gelukkig uit. ‘We hadden alles al tegen elkaar gezegd,’ zegt ze. ‘Ze zei alleen nog “tot ziens vrijdag bij mijn begrafenis”.’ Never forget who you are/little star/never forget where you come from/from love
Madonna, uit Little Star (Ray Of Light, 1998) Vanochtend is Luna een halve dag naar de crèche geweest. Ik wilde haar niet de hele dag met huilende mensen confronteren. Op de heenweg heb ik haar uitgelegd dat de dokters mama nu niet meer beter kunnen maken. Luna reageerde met een nuchter ‘O’. Ik vertelde dat ze mama vanmiddag voor de laatste keer zal zien. En dat mama daarna doodgat. ‘Net als vogeltje?’ vroeg ze. ‘Ja,’ slikte ik, ‘net als vogeltje.’ ‘En net als Elvis en Beavis?’ ‘Ja,’ lachte ik, ‘net als Elvis en Beavis.’ ‘Maar mama gaat niet in de wc. Niet naar de vissenhemel.’ ‘Nee. Mama gaat naar de mensenhemel. Daar wordt ze het liefste engeltje dat er is.’ Ik heb haar net opgehaald. De leidsters, die ik de laatste weken op de hoogte heb gehouden van de ontwikkelingen aan het front, zeiden dat Luna heel trots aan de andere kinderen heeft verteld dat haar mama vanavond doodgaat en dan een engeltje wordt. Luna werd er vandaag in één klap de populairste peuter van de groep door. Ik heb een knoop in mijn maag als ik met Luna de slaapkamer binnenloop. Carmen begint meteen te huilen als ze ons ziet. ‘Wil jij het uitleggen?’ vraagt ze me met trillende stem. Ik knik. ‘Luna, kom je op mijn schoot zitten?’ vraag ik. We nemen plaats vlak naast Carmens bed. Luna is heel rustig. Heel intensief bestudeert ze haar mama. Ze wendt haar blik niet af, blijft Carmen aankijken. Ik begin. ‘Ik heb verteld dat mama heel ziek is en dat ze vandaag doodgaat, hè?’ Luna knikt. ‘Straks komt de dokter, en die neemt dan een drankje mee. Mama mag dat drankje opdrinken en dan gaat ze slapen. Maar dat is geen echte slaap, want daarna wordt ze niet meer wakker. Dan heeft ze geen pijn meer, is ze niet meer ziek.’ ‘Moet ze dan niet meer spugen?’ ‘Nee. Dan…’ - ik moet even stoppen, omdat ik zie hoe Carmens tranen over haar wangen biggelen – ‘… dan moet ze niet meer spugen.’ Ondertussen pakt Carmen Luna’s handje en begint het te strelen. ‘En dan gaat ze dood. Heel rustig.’ ‘En moet mama dan in een kist?’ ‘Ja. Dan gaat mama in een kist.’ ‘Net als sneeuwwitje?’ ‘Ja, maar dan nog mooier…’ zeg ik met betraande wangen. Luna kijkt naar me en kust me op mijn wang. Ik ga door. ‘En die kist zetten we dan beneden in de huiskamer, met een glazen deksel erop. Mama krijgt dat haar mooiste jurk aan.’ ‘Welke jurk?’ vraagt Luna benieuwd. ‘Die blauwe,’ zegt Carmen. ‘Wacht, ik pak hem wel even,’ zeg ik. Ik pak de Replayjurk, die al dagen klaar hangt tegen de kast achter haar bed. ‘Mooi hè?’ vraag ik. Luna knikt. ‘En dan kunnen we nog een paar dagen kijken naar mama, zoveel als we willen, maar dan zegt ze niets meer terug.’ Luna knikt weer. Ze vindt het vrij logisch zo te zien. ‘Als mama dan een paar dagen in de huiskamer gelegen heeft, gaan we naar de kerk, met een heleboel vrienden van mama, om liedjes te zingen en mooie verhalen te vertellen over mama. En dan gaan we mama begraven. Net als het vogeltje in het boek, weet je nog?’ Ik zie dat ze een beetje teleurgesteld is. ‘Maar mama zou toch naar de hemel gaan?’ Carmen lacht. ‘Ja. Maar dat is heel moeilijk uit te leggen. Dat snappen grote mensen ook niet precies,’ zeg ik. ‘Ik denk dat mama’s lijf dan begraven is, maar dat ze in de hemel dan een ander lijf krijgt.’ ‘Van een engeltje!’ roept Luna enthousiast. ‘Ja…’ zeg ik, op mijn lip bijtend. ‘Ik vind het wel jammer dat mama doodgaat.’ ‘Ik ook, schatje,’ fluistert Carmen. ‘Ik ook.’ ‘Kan ik je dan niet meer zien?’ ‘Nee. Als jij straks, als je heel oud bent, ook doodgaat en ook een engeltje wordt, dan zien we elkaar denk ik wel weer…’ zegt Carmen. ‘O…’ ‘Daarom hebben mama en ik een heleboel dingetjes van mama in die koffer daar gedaan. Die kun jij straks, als je een beetje groter bent, lezen en bekijken.’ ‘En papa zal altijd van alles over mij kunnen vertellen. En een nieuwe mama straks ook,’ zegt Carmen. Stil. ‘Wat denk jij ervan?’ vraag ik Carmen, niet wetend hoe ik anders moet formuleren of ze klaar is om afscheid te nemen van haar dochtertje. ‘Laten we het maar doen,’ huilt Carmen. Ze strekt haar armen uit. Ik zet Luna op de grond. Ze staat nu naast Carmens bed. ‘Ik hou van je, lieverd,’ zegt Carmen. ‘Ik hou van jou,’ zegt Luna beduusd. En dan begint ze Carmen te kussen. Over haar hele gezicht. Overal. Zoals ze nog nooit gedaan heeft. Luna kust Carmens wang, haar oog, haar voorhoofd, haar andere wang, haar mond… Luna veegt een traan weg op Carmens wang. Ik voel mijn hart pijn doen, ik zou er alles voor willen geven als ik dit kon veranderen, ik zou… ik zou… Ik kan er niets aan doen. Behalve op mijn knieën naast Carmen en Luna gaan zitten en voor de allerlaatste keer een groepsknuffel doen. Daarna maak ik me los en loop met Luna in de richting van de deur. Carmen knikt. ‘Dag kleine lieverd van me,’ zegt ze nog een keer, intens verdrietig. Luna zegt niets. Ze zwaait naar Carmen, haar ene hand in die van mij. En geeft Carmen een kushand. Carmen houdt haar hand voor haar mond en huilt verder. Luna en ik lopen de slaapkamer uit. Carmen zal Luna nooit meer zien. God, laat er alsjeblieft een hemel zijn waar ze elkaar weer zullen zien. Alsjeblieft. Alsjeblieft. Alsjeblieft, God.” Ik vind dit zo’n goed stuk, omdat het heel erg ontroerend is. Ik heb bij het lezen hiervan gewoon zitten huilen. Het is echt hartverscheurend! Daarbij is het natuurlijk ook mooi verwoord, wat het nog ontroerender maakt. Deze passage zal mij in ieder geval altijd bijblijven. Voor mij zitten er niet echt verhaalelementen aan die boek die een negatieve werking hebben. Natuurlijk ben ik het helemaal niet eens met het vreemdgaan van Stijn, maar het hoort er wel bij en is zeker goed te begrijpen. Er is wel iets heel kleins dat geen positieve werking heeft. Dat is de au-pair uit Tsjechië. Ik heb niet het idee dat ze echt iets toevoegt aan het verhaal. Ze komt er dan misschien wel niet vaak in voor, maar ze is er wel. Het zou misschien beter zijn als ze niet in het verhaal voor zou komen. Toch is dit maar een klein deel. Eigenlijk is op dit verhaal niets negatiefs aan te merken. Ik zou dan ook iedereen willen aanraden om dit boek te lezen. Daarvoor heb ik nog één reden. Het boek kreeg me aan het huilen omdat het zo mooi was. Dat was me nog nooit eerder gebeurd. Geweldig goed boek dus!
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
H.
H.
thanks
12 jaar geleden
AntwoordenI.
I.
super goed! thanks!!!!
12 jaar geleden
Antwoorden