Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Knielen op een bed violen door Jan Siebelink

Beoordeling 8.4
Foto van een scholier
Boekcover Knielen op een bed violen
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • Klas onbekend | 7934 woorden
  • 16 juni 2013
  • 10 keer beoordeeld
Cijfer 8.4
10 keer beoordeeld

Boekcover Knielen op een bed violen
Shadow
Knielen op een bed violen door Jan Siebelink
Shadow

Oefenen voor je mondelingen?

Komen je mondelingen er aan en wil je oefenen? Probeer onze Boekenquiz. We stellen je open vragen over de gelezen boeken.

Jan Siebelink

2005

Naam: Diene de Jong

Klas: 4C

Jaar van eindexamen: 2014

1. Zakelijke gegevens

Boektitel: Knielen op een bed violen

Auteur: Jan Siebelink

Uitgeverij: Noordhoff Uitgevers BV, Groningen/Houten

Eerste druk: 27 januari 2005

Historische periode: na 1980

Flaptekst:

Hans Sievez zegt na een conflict met zijn diepreligieuze vader zijn geboortedorp vaarwel en vertrekt naar Den Haag. Hij trouwt met zijn jeugdliefde Margje en begint een kwekerij. Op een dag heeft hij een bijzondere ervaring: hij meent in direct contact met God te staan. Daarna raakt hij in de greep van een sektarische godsdienstige beweging, die steeds meer infiltreert in zijn denken en doen, met dramatische gevolgen. De kwekerij en het gezin gaan er geleidelijk aan kapot. In zijn godsdienstwaan gaat Sievez uiteindelijk zo ver dat hij bij het sterfbed van zijn vrouw –van wie hij zielsveel houdt- zijn hoofd van haar afwendt omdat ze hem niet heeft kunnen volgen in zijn overtuiging.

2. Analyse

1. Titel, ondertitel en motto

De titel van het boek luidt: ‘Knielen op een bed violen’. De titel komt terug in hoofdstuk 49, waar hij knielt tot God om hem te danken: ‘’Toen de predikers in colonne weer onder de haag waren verdwenen, knielde Hans op het bed violen, vouwde zijn handen.’’ (Tweede boek, Vijf, hoofdstuk 49, blz. 192) Het boek heeft geen ondertitel. Het motto van het boek luidt:

‘’…en had de liefde niet…’’ 1 Cor. 13

Dit is een fragment uit een vers van de Eerste brief van Paulus aan de Corinthiërs 13. Het is een fragment uit het Bijbelcitaat 1 Cor. 13 vs. 1-13 dat de liefde beschrijft. Hierin wordt direct het geloof geroepen, wat de vader van Jan Siebelink ook deed (in het boek) en als gevolg het gezin in de problemen zet en de relatie met zijn vrouw, maar zijn vrouw blijft de liefde voor hem wel houden, ondanks zijn bekering tot het geloof.

2. Thema

Het allesoverheersende thema in dit boek is duidelijk genoeg op te merken. De auteur probeert met het thema de godsdienstige opvattingen van zijn vader duidelijk te maken. Het hoofdthema is de godsdienstwaanzin, waarin hoofdpersoon Hans Sievez in gaat verkeren. Lang hoorde Hans Sievez bij de Nederlands Hervormde Kerk, maar nadat hij in aanraking is gekomen met predikers als Jozef Mieras en Huib Steffen, die een diepreligieus calvinistisch geloof volgen, bekeert hij zich ook tot dat geloof. Zij zorgen ervoor dat ook Hans zich bekeert tot dat zware geloof met strenge normen en waarden. In dat opzicht wordt Hans gekoppeld aan zijn vader, die hetzelfde is overkomen. De vader van Hans Sievez was ook strenggelovig, op zo’n manier dat hij weinig aandacht had voor zijn gezin. Dit is tegenstrijdig met wat Hans later overkomt, want door de geringe aandacht van Hans’ vader voor hemzelf en om de reden dat hij niet in zijn vaders diepreligieuze milieu wilde ronddwalen, heeft hij besloten zijn thuis te verlaten en een nieuw bestaan op te bouwen zonder zijn vader. En later wordt hij zelf ook zwaar gelovig, net als zijn vader. Hans kon zichzelf niet begrijpen waarom hij zich bekeerde tot dat zeer zware calvinistische geloof. Het zou door zijn vader kunnen komen, of met het idee dat het leven wat je leidt al van tevoren vast ligt. Nadat hij zijn thuis had verlaten kon hij werk krijgen op een tuinderskwekerij, waar hij op dat moment nog schoon is van religie. Hij ontmoet daar Jozef Mieras, die hij niet volledig als vriend beschouwt. Jozef zit Hans veel achterna en wil alles van hem weten en dingen aan hem vertellen. Hans laat dat zich overkomen, maar omstanders zeggen tegen hem dat hij bij Jozef uit de buurt moet blijven. Jaren later als hij getrouwd is met zijn vrouw Margje en woont in een lieflijk huis in Velp, waar zijn leven een ontwikkeling heeft gehad, komt Jozef Mieras hem weer eens opzoeken. Door hem laat hij zich bekeren tot dat zeer zware geloof, hij laat zich meevoeren in de godsdienstwaanzin. Mieras preekt hem de ideeën voor van het zware geloof en smeert hem godsdienstige boeken aan waar hij zich in verdiept. Op deze manier krijg hij nog meer contacten met andere predikers en zij komen steeds weer bij hem op bezoek om hem het geloof uiteen te zetten. Deze gebeurtenissen maken, net wat bij zijn vader gebeurd is, zijn gezin kapot. Zijn vrouw Margje lijdt eronder, zijn kinderen Ruben en Tom lijden eronder en tot slot ook hun enige inkomstenbron, de kwekerij, lijdt er ook onder. Margje moet er maar weer onder lijden. De godsdienstwaanzin neemt zijn intrede in het gezin, waardoor de predikers zelfs bij Hans thuis komen prediken en ook nog bij hen eten. Margje moet dit allemaal kunnen accepteren, maar ze heeft een grote afkeer jegens hen. Ze accepteert het allemaal moeilijk, maar doet het toch omdat haar liefde voor Hans er niet aan kapot gaat. Op een gegeven moment krijgt Hans zelfs het idee dat hij in direct contact met God staat via een vuurkolom. Door deze intrigerende gebeurtenis slaat hij helemaal om. Hij krijgt de grote liefde voor het calvinistische geloof en de predikers oefenen nog makkelijker invloed op hem uit. Zijn verzameling godsdienstige boeken breidt zich enorm uit en de zondagse bezoeken van de predikers moeten volgens hem een normale gebeurtenis zijn in elk Nederlands gezin.

mdat Margje het allemaal accepteert, dat voorkomt uit de liefde voor Hans, mondt dit uit op een tweede thema. De liefde. Hans krijgt te maken met een grote liefde voor God en dus voor het zware calvinistische geloof en denkt dat hij alle hoop uit Gods Woord moet putten. Maar Margje beschouwt alleen de liefde voor haar man, de aardse liefde. Deze tegenstrijdigheid is een tweede thema van de roman. Het feit dat Hans hetzelfde overkomt als zijn vader, is een vader-zoon kwestie. Dit is een subthema of een motief van het godsdienstwaanzinnige thema. Als lezer begin je je te ergeren aan de stukjes over de predikers, net als Margje doet.

Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Andere motieven die het thema ondersteunen zijn: de dood, Hans sterft uiteindelijk aan longkanker, maar zijn laatste uren worden onderbouwd door zijn predikers. De predikers zitten om zijn sterfbed tot God te bidden dat hij maar een goed onderkomen kan krijgen in de hemel. Margje en de rest van het gezin kijkt alleen maar met grote ogen toe. Zij krijgen eigenlijk de grote drang om zelf Hans nog gedag te zeggen, maar Hans zelf wilde graag dat de predikers hem de dood in hielpen, omdat zij door God geaccepteerd zijn. Zoals genoemd is de liefde een motief, vooral de tegenstrijdigheid tussen de aardse liefde en de liefde voor God. Verder is een motief dat Hans en zijn gezin strijden om het geld, maar net rond kunnen komen en vaak onderdanig zijn aan hun klanten op de kwekerij. Ze hebben het niet zo breed als hun buren en andere buurtbewoners. Dit maakt hen het bestaan moeilijk, maar ze vechten er (voor Hans met de hulp van zijn godsdienstwaanzin) dapper doorheen. Seksualiteit komt ook enigszins voor in dit boek, waarschijnlijk met de bedoeling om sekslust te onderdrukken en afleiding te hebben voor het wrede leven.

 3. Vertelwijze

Het verhaal strekt zich uit over het kind zijn van Hans Sievez tot zijn dood. Dit illustreert een mooi beeld van Hans’ leven. Er komen veel dialogen in het boek voor en eigenlijk weinig herinneringen. De herinneringen komen pas later in het boek naar voren, hij blikt vaak terug naar hoe zijn vader tegen het leven op keek en krijgt soms beelden in zijn hoofd terug hoe zijn vader was. Dit wordt niet uitvoerig beschreven, maar wel duidelijk genoemd. De gedachten en gevoelens, vooral van Hans Sievez, kom je duidelijk te weten. Er komen in het boek ook grote tijdsprongen voor, na sommige hoofdstukken ben je al weer een paar jaren verder. Eigenaardig is wel dat Siebelink de roman opdeelt in twee boeken: Eerste boek en Tweede boek. Deze twee ‘boeken’ zijn dan weer opgedeeld uit grote hoofdstukken en die hoofdstukken weer uit hoofstukken (of misschien zou je het paragrafen kunnen noemen). Zie ook punt 4.

4. Opbouw

Het boek heeft een proloog en een epiloog, maar dit is niet duidelijk aangegeven. De proloog functioneert eigenlijk als een inleiding en beschrijft het gevoel van de jeugd van Hans Sievez. De epiloog beschrijft, een paar weken na de dood van Hans Sievez, hoe zijn vrouw Margje en zijn zoon Ruben een grafsteen voor hem uitzoeken, met een mooie inscriptie erop. Maar dit blikt terug op een eerder moment in het verhaal waarin de predikers aan Margje meldden dat de graftekst niet God mag afdingen, en dus precies in het straatje moet passen van het zeer zware calvinistische geloof. De opbouw van het boek, zoals eerder gezegd, bestaat uit Twee Boeken. De Twee Boeken zijn opgedeeld in respectievelijk drie delen en vier delen. Deze zeven delen zijn opgedeeld in genummerde hoofdstukken, maar ik zou het ook graag paragrafen willen noemen, om de reden dat ze vaak kort zijn en het boek al grote hoofdstukken heeft. De opbouw ziet er dus als volgt uit:

Proloog

Eerste boek:

Een: hoofdstukken 1 t/m 9

Twee: hoofdstukken 10 t/m 18

Drie: hoofdstukken 19 t/m 23

Tweede boek:

Vier: hoofdstukken 24 t/m 45

Vijf: hoofdstukken 46 t/m 60

Zes: hoofdstukken 61 t/m 63

Zeven: hoofdstukken 64 t/m 84

Epiloog

Ik denk dat de scheiding in ‘’twee boeken’’ is gemaakt doordat het Eerste boek de jeugd van Hans beschrijft tot het moment dat hij in zijn nieuwe woning gaat trekken met Margje. Het Tweede boek beschrijft zijn leven vanaf het moment dat hij met Margje samenwoont, het moment waarop het echte gezinsleven begint.

5. Personages

De hoofdpersoon in het boek is Hans Sievez. Hij is enig kind van zijn strenggelovige vader en van zijn moeder die hem voor zijn vader soms probeert te beschermen. Hij is opgegroeid in het dorpje Lathum en is sinds toen al verliefd geweest op Margje. Margje is dus zijn jeugdliefde geweest. Later vlucht hij weg van de tirannie en religie van zijn vader en begint een opleiding aan de kwekersschool, waar hij ook Jozef Mieras ontmoet. Hierna trouwt hij met zijn jeugdliefde Margje en ze krijgen samen twee kinderen: Ruben en Tom. Hij begint een kwekerij naast zijn huis wat voor de nodige inkomsten moet zorgen. Door zijn vele rokerij en zware arbeid krijgt hij longkanker, wat zijn doodsoorzaak wordt.

Zijn vrouw Margje speelt ook een grote rol in het verhaal. Ze is de ondersteuning van Hans en heeft hem altijd al gekoesterd. Ze is de jeugdliefde van Hans en uiteindelijk de enige vrouw geworden waarmee hij het leven heeft doorgebracht. Margje speelt een kleine onderdanige rol aan haar man Hans. Ze wil hem niet afhouden van zijn bekering, ze heeft er slechts een hekel aan dat hij minder aandacht heeft voor zijn gezin en dat ook de predikers telkens langskomen.

Ruben en Tom zijn de kinderen van Margje en Hans. Ruben beschouwt Hans als zijn favoriete zoon, dit omdat hij meer respect heeft voor zijn geloof en hem ziet als een voorbeeld voor hem. Tom is de zoon die wat meer zijn eigen weggetje zoekt, en ook niet de zoon die Hans graag wilde. Tom is voor Hans een afdankertje, omdat hij graag een meisje wilde hebben als tweede kind. Tom doet als klein kind goed zijn best op de basisschool en behaalt goede resultaten, maar later op de middelbare school keert dat om en is hij vaak terug te vinden in cafeetjes en kroegen waar hij zich helemaal dronken zuipt. Jan Siebelink ziet zichzelf in de roman als Ruben Sievez.

Als laatste vind ik het belangrijk Jozef Mieras te noemen als een van de belangrijkste personages in het boek. Hij is de katalysator voor de bekering tot het zware calvinistische geloof voor Hans geweest. Hans ontmoette hem op de kwekersschool en ze waren daar goede vrienden. Jaren later komt Jozef hem opzoeken en hij draagt dan een koffertje bij zich met godsdienstige boeken, waar de invloed van hem op Hans al begint. Via Jozef komt Hans in contact met andere predikers, en zo raakt Hans in de ban van de godsdienstwaanzin.

6. Historische tijd

De tijd van het verhaal strekt zich uit vanaf ver voor het begin van de WO II tot de laatste jaren van de twintigste eeuw, je ziet het verhaal steeds moderner verlopen. In het boek krijg je weinig tot niets mee van de Tweede Wereldoorlog, terwijl die oorlog toch juist veel impact moet hebben gehad op het leven van de personages. Soms wordt er wel eens teruggeblikt door Hans op de momenten dat hij verscholen zat in de schuilkelder. Deze tijd waarin het verhaal zich afspeelt is gewoon af te leiden uit het verhaal, er zijn geen speciale aanwijzingen, maar er wordt duidelijk verteld in welke tijd er wordt geleefd. De tijd is wel van belang voor de handelingen en gebeurtenissen, Jan Siebelink beschrijft zijn vader in het boek in de vorm van Hans Sievez. Het is niet een autobiografische roman, er wordt veel eromheen verzonnen. Dus de tijd is van belang om dat Siebelink’s vader ook in die tijd leefde.

7. Plaats en ruimte

Het verhaal speelt zich het meeste af in het Gelderse plaatsje Velp, nabij Arnhem. Hans’ jeugd speelt zich af in het dorpje Lathum, zijn kwekersopleiding vindt plaats in Den Haag en hij woont uiteindelijk met zijn vrouw Margje in Velp. Sommige plaatsen zoals de kwekerij zijn van belang, en beslist niet willekeurig gekozen. De kwekerij komt bijvoorbeeld meer voor in de romans van Jan Siebelink, het behoort tot het leven van zijn vader.

8. Tijdsduur

Het verhaal duurt ongeveer zeventig of tachtig jaren. Dit is af te leiden uit het leven van Hans Sievez. Het verhaal begint in de tijd van zijn jeugd en eindigt bij de dood. Het verhaal heeft ontzettend veel tijdsprongen of versnellingen. Na sommige hoofdstukken ben je een paar maanden verder, bij andere hoofdstukken ben je zelfs een paar jaren verder. Zo worden er korte grepen genomen uit het leven van Hans Sievez, en die grepen worden uitvoerig beschreven. De versnellingen hebben als functie het verhaal sneller te laten verlopen met het doel om het boek makkelijker door te komen, het leven van Hans is duidelijk diepreligieus, en dat hoeft zijn hele leven lang niet uitgelegd te worden.

9. Tijdsvolgorde

Het verhaal is zeker chronologisch verteld. Het begint, zoals eerder vermeld, met de jeugd van Hans Sievez en eindigt bij zijn dood. Alle gebeurtenissen volgen zich op met de tijd mee, en heel af en toe wordt er kort teruggeblikt op gebeurtenissen die eerder in het verhaal zijn gebeurd, of er wordt teruggeblikt op handelingen van Hans’ vader.

10. Perspectief

 Het perspectief wordt veel gewisseld in dit boek. Het hoofdperspectief is wel het personale perspectief, vanuit de ogen van Hans Sievez. Later in het boek zijn er kleine fragmenten waarin Margje het perspectief behandelt. Maar soms wordt Hans Sievez in het boek ook echt ‘Hans Sievez’ genoemd, dan worden gebeurtenissen en gedachten beschreven vanuit het auctoriaal perspectief, de alwetende verteller.

11. Idee

De idee van de auteur Jan Siebelink is het achterhalen van de reden waarom zijn vader zich zo tot een zwaar geloof bekeerde. Siebelink wilde met behulp van deze roman ondervinden en achterhalen waarom zijn vader bepaalde godsdienstige opvattingen zo belangrijk vond. In eerdere werken van hem heeft hij ook al verscheidene pogingen gewaagd, maar met deze roman dacht hij er een einde aan te maken. Zelf zegt hij dat dat toch niet is gelukt. De omslag van het Hervormde geloof naar het zware, calvinistische geloof. Volgens Siebelink blijft het nog steeds een raadsel, en het zal nooit kunnen worden opgelost omdat we dan God zouden achterhalen, wat niet kan en mag. Jan Siebelink wilde de oplossing voor het in zijn hoofd ontstane mysterie aanvallen, hij had een doel dat te bereiken. De poort die opengaat bij een mens om de godsdienstwaanzin in zich te laten stromen. Met deze zin beschrijf ik met welke bedoeling de auteur het verhaal heeft geschreven. Een ander idee kan de onderdrukking van hebberigheid zijn. Ik denk dat Siebelink ook wil mee geven dat je blij moet zijn met wat je hebt, en dat je moet vechten voor je bestaan. Net als Hans en Margje doen in het boek.

12. Genre

Het genre voor deze roman is een psychologische roman. Dit omdat Siebelink ingaat op de redenen waarom zijn vader zich tot het zware calvinistische geloof zou bekeren.

13. Literaire stroming

Deze roman hoort bij de postmoderne stroming.

3. Samenvatting

 Samenvatting van de inhoud

(De tussen haakjes geplaatste cijfers verwijzen naar de hoofdstukken)

In de epiloog wordt verwezen naar de plaats waar het verhaal begint Het is als het ware een camera die de omgeving beschrijft en dan eindigt bij de lagere school waarop Hans Sievez zit. Daar begint het echte verhaal.

Eerste Boek

Een: Hans Sievez zit op de lagere school, op het schoolplein wil hij indruk maken op Margje, een meisje dat hij erg leuk vindt. Hij wil die indruk maken door op het schoolplein in de pauze toneel te spelen. Hans is geen slechte leerling, hij doet goed zijn best, maar op een dag merkt zijn strenge vader dat hij een vulpen van de meester in zijn zak heeft. Zijn vader slaat hem hard en bovendien moet hij de pen naar de meester brengen. Zijn vader heeft thuis alles voor het zeggen: zijn moeder wil Hans nog wel eens beschermen. De vader verlaat de kerk van Lathum om voortaan lezingen te volgen bij een groep van een bijna sektarische groep predikers. Als Hans op een dag uit school komt, treft hij zijn moeder na een hersenbloeding aan: hij denkt dat ze al dood is, maar ze wordt toch naar het ziekenhuis gebracht. Het wordt beschouwd als een straf voor haar zonden: ze wilde de oude kerk niet de rug toe keren. Toch sterft de moeder van Hans kort daarna en de begrafenis wordt geleid door een dominee uit Embden. Hans weet zeker dat ze dat niet had gewild. Zijn vader die kweker is, krijgt het erg moeilijk. Zo schopt hij op een dag de gave kolen allemaal kapot, hardop roepend dat ze van binnen rot zijn. Hij slacht het

varken dat ze bezitten en Hans moet hem daarbij helpen. Hij walgt daarvan.

Hans heeft een eigen schuilplaats geschapen en hij laat die schuilplaats jaren later als ze van school af zijn aan Margje zien. Ze is erg onder de indruk en ze zijn wel een beetje verliefd op elkaar. Op een dag heeft zijn vader ook het konijn van Hans geslacht en dat doet bij hem de deur dicht: hij besluit de ouderlijke woning te verlaten en hij gaat dan ook de volgende dag op pad. Hij neemt de roeiboot, vaart de rivier over en is verdwenen.

De conclusie van deel Een is dat Hans een zeer strenge, zeer calvinistische vader heeft gehad, maar dat zijn lichtpuntje in zijn sombere bestaan de liefde voor Margje is.

Twee: Hans Sievez is terecht gekomen in Den Haag, waar hij zich op een tuinderij aanmeldt en hij wordt meteen aangenomen. Hij gaat ook in Den Haag op kamers wonen in de deftige Laan van Meerdervoort bij de oude mevrouw Fleer. Die is wel van hem gecharmeerd en ze geeft hem onderdak. Hij heeft wel een goed tehuis bij haar. Hans werkt hard op de tuinderij, waarmee hij zich onderscheidt van de andere arbeiders. Hij ontmoet er ook een bijzonder man, de dikke Jozef Mieras, die bij de rest van de arbeiders niet goed ligt. Het blijkt nogal een gelovige kwezel te zijn die direct contact zoekt met hem. Mevrouw Fleer moet in ieder geval weinig van hem hebben. Ze steekt intussen Hans wel in de dure kleren in ruil voor een kleine huurverhoging. Jozef begint hem steeds meer lastig te vallen en dan voornamelijk over het geloof. Mevrouw Fleer vraagt of Hans haar tante wil noemen: ze zorgt nog steeds heel goed voor hem. Hans doet een cursus plantkunde in Boskoop, is een ijverige leerling totdat hij een keer Jozef als toehoorder in die les ziet zitten. Hij voelt zich dan heel ongemakkelijk. Omdat Jozef rare dingen doet, hij vernielt op een bepaald moment gave bloembollen (zie de vergelijking met Hans’ vader) en hij hem blijft achtervolgen met zijn geloofskwesties, wordt Hans het op een dag zo zat dat hij

Jozef Mieras een flink plag slaag bezorgt.

Conclusie deel Twee: Hans is een heel ijverige leerling, heeft een prima kosthuis, maar heeft een collega Jozef die hem te veel lastig valt met het geloof.

Drie: Hans’ vader is overleden en hij is met Margje op de begraafplaats waar zijn vader natuurlijk door een dominee uit Embden wordt begraven.. Ook zijn hospita is inmiddels overleden en omdat hij de huur had opgezegd, krijgt hij niets van de door haar beloofde erfenis. Hans wil zich weer in de buurt van Arnhem vestigen en Margje neemt het initiatief om in Velp een kwekerij te kopen. Aan de Bergweg heeft een arts een stuk grond te koop en ze mogen ook het huis dat daarop staat huren. Daar beginnen ze hun kwekerij. Hans en Margje werken er hard aan om de bloemenkwekerij klaar te stomen, wat hun uiteindelijk lukt. Voordat ze de woning betrekken, gaan ze trouwen in de Hervormde Kerk. Hun trouwtekst is afkomstig uit 1 Cor 13.: “maar had de liefde niet, ik ware niets.” Het is een brief van Paulus die een lofzang op de liefde beschrijft. Geloof, hoop en liefde, maar zonder de liefde ben je nergens. Maar hun financiële bestaan is in het begin heel moeizaam.

Kort daarna is Margje zwanger en wordt Ruben geboren. (In werkelijkheid is Ruben Jan Siebelink zelf.) Kort samengevat: deel Drie: Margje en Hans ontmoeten elkaar weer, ze zijn verliefd en beginnen een kwekerij, vooral door Margjes toedoen. Ze trouwen en krijgen een zoon: Ruben.

Tweede boek

Vier: Er wordt een behoorlijke periode overgeslagen: de oorlog is al voorbij en Ruben is tien jaar. Vreemd genoeg wordt over de gehele Tweede Wereldoorlog nauwelijks iets verteld. Zijn vader kweekt prachtige bloemen, maar rijk hebben ze het niet. Er zijn namelijk al veel bloemenhandelaren in Arnhem en Velp. Bovendien behandelen die hem nogal kleinerend of ze betalen hem heel slecht of pas maanden later. Het gaat dan ook niet goed met de kwekerij en wie komt er dan plotseling om de hoek kijken: de Haagse Jozef Mieras, die natuurlijk weer over het geloof begint. Hij verkoopt Hans bij die eerste ontmoeting een oud boek voor geld dat hij eigenlijk niet kan missen. Jozef vertelt ook over een man die heel goed kan prediken. Naar hem moet Hans eens gaan luisteren. Deze Huib Steffen is een zogenaamde oefenaar, te vergelijken met een hulpdominee. Margje is intussen zwanger van de tweede en beiden zijn ze ervan overtuigd dat het een meisje zal worden. De predikers Jozef en Steffen beginnen hem nu vaker lastig te vallen en Hans houdt dat zoveel mogelijk voor

Margje verborgen. Die ziet namelijk helemaal niets in die vreemde snoeshanen.

Hans gaat intussen steeds minder mee naar de Hervormde Kerk, omdat hij onder invloed van de predikers staat. Hij krijgt een opdracht om voor een bruiloft de bloemen klaar te maken; hij doet dat heel goed en ontvangt een behoorlijke fooi. Hij rijdt daarna naar Arnhem om bij het station Jozef en Steffen te ontmoeten. Die verkopen hem weer een boek voor het geld dat hij als fooi heeft gekregen. Zijn gezin lijdt armoe en hij doet hun dus tekort. (30) Als hij naar huis terugkeert, hoort hij dat Margje naar het ziekenhuis is gebracht en een miskraam heeft gekregen. Voor een korte periode is hij van de mannenbroeders genezen en hij wil hen voorlopig niet meer ontmoeten. Maar niet veel later komt er een derde prediker langs in de kwekerij: de enge Chris Ibel. Margje heeft ontdekt dat Hans stiekem boeken van de predikers koopt.

En dan gebeurt het: op een warme zomerdag wordt Hans Sievez door de Here God zelf geroepen. De aanblik van God is groot en Hans wordt door zijn zoon Ruben op de grond aangetroffen. Eigenlijk is dit het begin van alle ellende (34) Margje die van niets weet, probeert ’s avonds nog met hem te vrijen, maar Hans wil op dat moment niet van seks weten. Hij is nu helemaal in de ban van de vreemde predikers en haalt op een dag Ruben uit school om hem mee te nemen naar Lunteren, waar een eredienst van de vreemde predikers wordt gehouden. Hans moet ook daar getuigenis afleggen van zijn roeping: het grote moment was om vijf minuten over half vier. Als hij met Ruben terugkeert naar huis, is Margje best wel boos. Ze heeft nieuws voor hem: ze is opnieuw zwanger, maar ze krijgt steeds meer het gevoel dat ze Hans kwijt raakt. Die wordt weer bezocht door Jozef en Steffen en hij krijgt opnieuw boekjes aangeboden. Zelf heeft hij geen geld, maar Ruben die zijn vader graag een plezier wil doen, biedt aan de boekjes te kopen van zijn spaargeld. Ruben doet wel meer dingen om zijn vader een plezier te doen: zo leert hij de langste psalm – psalm 119 - uit zijn hoofd om telkens een couplet voor zijn vader op te zeggen. Hij is van plan dat een keer te doen met alle 88 coupletten achter elkaar. Hans verbiedt zijn vrouw en kind min of meer naar de Hervormde Kerk te gaan, daartoe aangespoord door de predikers. Hij leidt op zondag nu zijn eigen kerkdienst thuis in het gezin en zijn vrouw en kind lijden mee. (43) Hans koopt dure sieraden voor zijn vrouw, omdat hij tijdelijk over wat meer geld beschikt, maar dan slaat het noodlot ineens toe. Er komt een verschrikkelijk noodweer en de warenhuizen raken allemaal hun glas kwijt. Als Margje zegt dat ze weet waar de verzekeringspapieren zijn, wordt Hans heel stil: hij heeft de glasverzekering op aanraden van de geloofsbroeders opgezegd en de schulden lopen natuurlijk nu helemaal op.

Vijf: Het waanzinnige van Hans’ godsdienstbeleving wordt steeds sterker: hij schreeuwt het geloof nu uit tijdens de lezingen op zondagmorgen. Intussen is ook het tweede kind geboren: helaas is het een zoon, Tom genoemd. Hans had liever een meisje gezien en lijkt het kind vanaf de eerste dag nauwelijks te koesteren. Margje spreekt hem daar na zo’n eredienst op zondag op aan. Hans ontkent alles. Ruben zit inmiddels op de ulo, maar voert helemaal niets uit, terwijl hij toch intelligent is.

De buurman Maters, een omhooggevallen aannemer, wil een stuk grond van Hans Sievez kopen om zijn tuin wat uit te breiden. Maar door een Bijbelse ingeving weigert Hans dat. De drie broeders in het geloof: Jozef, Huib Steffen en Ibel zoeken hem weer op om hem te steunen. Na hun bezoek weet Hans het zeker: hij maakt werkelijk deel uit van de broeders, van het wonder. Hij knielt op het bed violen en vouwt zijn handen om God te danken. (Titelverklaring: 49)

Niet lang daarna komt Huib Steffen op zondag onaangekondigd langs om met hen de maaltijd te gebruiken. Margje vindt het nog steeds allemaal goed, ook al baalt ze wel van die predikers.

Op Koninginnedag doet Tom mee aan de wedstrijd versierde fietsen en aan de wedstrijd wie de beste schoolplant heeft gekweekt. In beide gevallen zou Tom de prijs moeten krijgen, maar in de jury zitten de collega-bloemenhandelaren en de kleine Tom valt buiten de prijzen. Woedend gooit Hans de plant naar de koppen van de juryleden, hetgeen hem weer een aantal potentiële klanten minder oplevert. Na die daad gaat hij weer naar Lunteren voor een avondmaalsdienst. Margje wil hem weerhouden, maar kan dat niet voor elkaar krijgen. In de dienst wordt het de gelovigen psychisch vrijwel onmogelijk gemaakt om aan tafel te gaan: ze worden eigenlijk de hel in gepreekt. Margje blijkt achteraf met de kinderen Hans achterna gegaan te zijn en probeert hem duidelijk te maken dat hij helemaal op het verkeerde spoor zit. (53) Hans trekt zich echter niets van haar opmerkingen aan en op een bepaald moment komen alle drie de predikers op zondag bij hen thuis de eredienst leiden en mee-eten. Margje krijgt geen hap meer door haar keel.

Buurman Maters komt weer langs om te vragen of hij het stukje land wil verkopen. Margje weet van niets. Maar ze wil het eigenlijk ook niet verkopen. Hans krijgt ineens weer zin in seks met Margje en ze doen het in de kwekerij. Het loopt niet zoals het moet, omdat Hans niet veel meer van vrijen weet en zijn zaad op de grond morst (net als de Bijbelse Onan!) Door een openstaande deur ziet Margje zijn inmiddels dure opgebouwde bibliotheek. Heel veel geld heeft hij in de boeken van de predikers gestopt en dat is allemaal ten koste van zijn gezin en de zaak gegaan.

Hans wordt op een dag ook gegrepen door de waanzin die zijn vader ooit getroffen had: hij slaat gave knollen allemaal kapot. Als zijn woede is bekoeld, ziet hij dat Chris Ibel plaats heeft genomen in het kleine huisje achterin de tuin, omdat hij uit zijn huis is gezet. Hans weet hem verborgen te houden voor Margje en biedt hem enkele dagen onderdak en eten aan. Eigenlijk wil hij het niet. De nood wordt intussen zo hoog dat Margje hem min of meer dwingt geld te halen bij bloemenhandelaar Wieland. Er staat meer dan zevenhonderd gulden uit: de man schoffeert hem: gooit het geld voor hem op de grond en wanneer Hans dat heeft opgeraapt, slaat hij de winkelier vol woede in elkaar. Eigenlijk is hij boos op Ibel, maar hij koelt zijn woede op Wieland. Het gevolg is dat hij natuurlijk weer een klant kwijt is. (59) Ook schopt hij Ibel daarna resoluut zijn woning uit.

Zes: Huib Steffen leidt weer een dienst op zondagmorgen bij Hans thuis. Ze eten natuurlijk weer allemaal mee, de klaplopers. Margje kan het niet meer aanzien. Tom wordt bovendien steeds vervelender en onhandelbaarder. Na het opdienen van de linzensoep braakt ze de soep over Steffen uit. Die zien ze een tijdje voorlopig niet meer terug.

Margje wacht Hans op na weer zo’n Lunterens avontuur. Hij wil vrijen met haar, maar ze wijst hem af. Ze wil eerst eens praten over hun relatie. Het gesprek leidt tot niets. Kort daarna ontstaat er weer een conflict tussen hen beiden, als Hans naar een bijeenkomst in Hardinxveld-Giesendam wil. Margje dreigt hem te zullen verlaten. Als Hans terugkeert, heeft ze met de kinderen het huis verlaten. (63)

Zeven We springen weer naar een periode van vijf jaar later. Heel kort wordt verteld dat Margje precies twee weken bij Hans weggeweest is en dat ze daarna is teruggekeerd. De eigenaar van het huis dat ze huren, is overleden en Hans en Margje mogen het van de erfgenamen kopen voor 60.000 gulden: op zich is dat een goede prijs, maar ze hebben het geld niet. Dan komt het aanbod van buurman Maters goed uit. Hans gaat met hem praten en de buurman wil best 60.000 gulden bieden voor het stukje grond. Hans hapt meteen toe, tot verdriet van Margje, maar ze kunnen nu wel het huis kopen. De buurman is echter een sluwe vos en hij gaat een golfslagbad op de aangekochte grond neerleggen. De buurt komt in opstand, maar Hans durft niet mee te doen in het verzet. Maters krijgt met geld veel zaken voor elkaar en bovendien nog de gewenste vergunningen in zijn bezit. Met veel herrie en vertier wordt het zwembad geopend. De godsdienstige kweker mag voor veel geld de bloemen leveren. Hans Sievez krijgt er later wel spijt van, want hij heeft regelmatig overlast van de gasten van het bad, die ook nog op zijn land en in de kwekerij komen. Hij voelt zich genoodzaakt om een hek te zetten om zijn eigen bezittingen, waardoor hij het recht van overpad verliest.

Tom groeit op voor galg en rad en wordt van school gestuurd en komt regelmatig dronken thuis. Hans kan dus zijn eigen kinderen niet meer goed de baas: een straf van God. Tom wil ook niet meer uit de Bijbel voorlezen, omdat hij dat maar grote onzin vindt. Ruben is inmiddels wel onderwijzer geworden. Chris Ibel is inmiddels gestorven, maar Hans mist de “wijze adviezen” van Jozef en Huib Steffen.

Op een koude winteravond overnacht Jozef nog een keer in zijn kas en opnieuw houdt hij dat voor Margje verborgen. Ruben heeft verkering gekregen met een meisje van goede komaf, Johanna. Bij de eerste kennismaking is Hans helemaal weg van haar: hij is zelfs een beetje verliefd op haar en koestert zelfs seksuele gevoelens. In de kas overgiet hij zijn geslachtsdeel met nicotine om de lust te blussen. (72) Hans is enkele dagen na zijn 55e verjaardag ineens niet erg lekker: hij kan vrijwel niets in zijn handen houden en Ruben komt hem helpen. Het lijkt erop alsof hij reuma heeft. Ruben vertelt dat Tom opnieuw van

school verwijderd is. Hans kan hem duidelijk niet meer de baas.

Hans wacht vol ongeduld op de nieuwe afspraak met Johanna: hij heeft voor haar een kostbaar collier met parels gekocht. Wanneer ze komt, geeft hij dat aan haar. Margje vindt het wel vreemd. Als ze op bezoek is, doet Tom weer heel dwars en verziekt hij eigenlijk het bezoek. Een tijdje later komt Tom weer dronken thuis en als hij zijn vader ziet, die hem daarop aanspreekt, begint hij zijn vader te kleineren. Hij vertelt ook dat zijn vader alleen maar aandacht

voor het geloof had en zijn gezin verwaarloosde.

Hans leert er niet zo veel van, want op Tweede Kerstdag zijn Johanna en haar ouders op bezoek. Hij begint weer vol overgave uit zijn godsdienstige geschriften te blaten, wetende dat de ouders van Johanna niet gelovig zijn. Een

leuke Kerst is anders. (77)

 Aangezien ze het niet meer financieel kunnen bolwerken, vragen ze bij de gemeente een uitkering aan. Die krijgt hij tenslotte wel, maar hij moet nogal wat zaken inleveren. De tuin wordt officieel gesloten en zelfs verzegeld. Het gaat lichamelijk steeds slechter met Hans. Johanna mag hem wel voorlezen, Margje niet. Als hij even alleen is met Johanna, vraagt hij of ze Jozef Mieras wil bellen. Het is duidelijk geworden dat hij geen reuma heeft, maar longkanker met uitzaaiingen en daardoor zal hij niet zo lang meer te leven hebben. Op een dag staan Jozef, Steffen en weer een nieuwe prediker Taverne voor de deur. Ze worden door Ruben binnengelaten. Ze gaan onmiddellijk aan het werk met de stervensbegeleiding. Daarin is nauwelijks plaats voor de gezinsleden: ze nemen zelf alle honneurs waar, maar maken de doodstrijd voor Hans bepaald niet eenvoudiger met hun zware woorden van het geloof. Margje mag eigenlijk niet eens aanwezig zijn in de kamer, want ze is een onbekeerde in hun ogen en dat kan ten koste gaan van Hans’ zielenheil. Eigenlijk is het te zot voor woorden, dat Margje, Ruben en Johanna niet bij het sterven van Hans mogen zijn. Tom vlucht steeds uit huis en in de drank. Hij is voorlopig bij de buurman in de zwembadbar gaan werken. In de nacht van 19 augustus sterft Hans: Margje moet op een afstandje toekijken. Ze mag als onbekeerde de stervende man niet in de ogen kijken. De predikers maken nog een opmerking dat op de grafsteen geen tekst á la “Veilig in zijn Jezus armen”, mag staan, want dat kan een mens immers nooit zeker weten. Zodra Hans dood is, vertrekken de predikers, koel en onaangedaan. Alleen Jozef keert even later nog terug om persoonlijk afscheid te nemen. Hij

heeft waarschijnlijk het hart wel op de goede plaats.

 Epiloog Het gezin zoekt een mooie travertin steen uit waarop de tekst In Jezus ontslapen komt te staan. Ruben wil zijn moeder nog troosten en begint een gesprek met haar over de relatie met Hans. Hij vindt dat ze het erg moeilijk heeft gehad met zijn vader. Margje antwoordt: “Hoe kom je daar nu

bij? “Met pappa en haar was het altijd goed geweest.”

Ze dacht: “ Later zie ik Hans terug. Ik zie hem terug. Zonder twijfel.” (slotzin)

 Bron: www.scholieren.com

 4. Beoordeling

 ‘Knielen op een bed violen’ is een best lange roman over een religieuze man, Hans Sievez. Mijn versie telt 348 bladzijden. Ik vind het een roman waarin vooral het idee en het thema goed naar voren komt, en dat ook goed is beschreven. Die grote hoeveelheid aan pagina’s heeft wel zijn functie, want het had wel een boek kunnen zijn van 1000 pagina’s, er werden steeds kleine grepen genomen uit het leven van Hans Sievez.

 Ik vond de dialogen tussen bijv. Hans en Margje het prettigst om te lezen, zo kwam je te weten hoe ze over elkaar dachten en ze losten samen verschillende problemen op. Hier viel snel doorheen te lezen. Maar er waren ook veel stukjes waarin Hans met de predikers bezig was, en die verveelden op den duur nogal. Vooral ik kwam er moeilijk doorheen, omdat ik niet religieus ben opgevoed en nauwelijks wat afweet van religie. Er werden kreten geroepen tot God in een heel moeilijke stijl. Wat ik een groot pluspunt vind, is de realiteit die de overhand draagt. Het verhaal is dan wel een beetje gebaseerd op de werkelijkheid en ingekleed met fictie, maar dan nog lijkt het een prachtig levensverhaal van Hans Sievez. Maar nogmaals, wat van mij niet hoefde waren alle religieuze uitspraken en gezegden, daar herkende ik niets in. Voor mensen die hier wat meer in thuis zijn, zal dit beter te begrijpen zijn. Ik raad het boek wel aan voor andere lezers, maar ik zou niet te snel door het boek heen lezen, want sommige passages zijn belangrijk om goed te begrijpen.

 5. Verdiepingsopdracht

 Recensie opdracht 1: uit de Volkskrant, 28-1-2005, door Arjan Peters:

 ‘’Dertig jaar schrijverschap heeft Jan Siebelink naar het moment gevoerd dat hij het verhaal over zijn vader letterlijk eens zou uitleggen. Verspreid over tal van boeken doken eerder al kardinale taferelen op uit het leven van de Velper bloemenkweker; als topoi, of staties op de kruisweg die de man moest afleggen. Schroom en angst weerhielden de zoon er tot dusver van de hele geschiedenis na te lopen. Er was dan ook nogal wat mee verbonden. De kwekerij was voor de jonge Jan een paradijstuin, met schaduwpartijen. Op een zomerdag vond hij zijn vader ter aarde gestort, het haar in de war, nauwelijks in staat zich uit te drukken. God had zich tot hem gericht. Van een oppassend man wordt vader vanaf dan een onbenaderbare calvinist, hij sluit zich aan bij een inktzwarte sekte (waarvan de leden zich afstammelingen wanen van de reformatoren, de Hervormde Kerk afwijzend als te slap), verwaarloost gezin en werk, schaft zich honderden beduimelde werkjes aan vol giftige taal, laat op zondagmorgen 'broeders' in zijn huis urenlang psalmen galmen en boetepreken afsteken, en mag van hen op zijn sterfbed niet eens van vrouw en kinderen afscheid nemen. Want 'als op het moment van de overgang een onbekeerde tot hem sprak, zou hij eeuwig verloren gaan'.Jan Siebelink is al zijn leven lang met die vader in de weer. Toen hij hem een halve eeuw geleden buiten op de grond aantrof, was hij onder de indruk. Een stem uit de hemel, dat wilde hij later ook meemaken! Echter, later nam hij afstand van het geloof en ontwikkelde hij zich als schrijver met een voorkeur voor Franse decadenten. Wellicht als reactie op - en bevrijding uit - het Hollandse calvinisme van zijn jeugd? Tot een afrekening is het nooit gekomen. In alle boeken waarin vader figureert, legt de schrijver ook mededogen, liefde en zelfs lichte jaloezie aan de dag. Zomaar geroepen worden en sedertdien beseffen deel uit te maken van een wonder: zoiets was de zoon niet gegeven. Vader wel. Hij kon aan tafel plechtig spreken over de leegte van een mensenhart: 'Die leegte is voor God bestemd. Hem moeten we een plaats bereiden, opdat het Woord in ons wone, een plaats waar het Woord zijn tent kan opzetten.'Dat steekt wanneer je vader een exclusief teken heeft gekregen dat Hij aan hem 'is begonnen'. Dat steekt nog steeds wanneer je het als oudere schrijver slechts met die leegte dient te stellen, terwijl de flonkerende poëticale spreuk zo verlokkend moet zijn - net als de psalmregels en de citaten uit Thomas a Kempis of de predikatiën van Bernardus Smijtegelt. Het kan geen kwaad zich dit alles te realiseren voordat men begint aan Knielen op een bed violen. Het vuistdikke boek opent met honderd pagina's over de jeugd van Hans Sievez, zoals de oude Siebelink hier heet. De schrijver neemt de tijd en slaat een toon aan alsof hij een historische streekroman en een jongensboek parodieert: 'Hans Sievez begon, zonder de bescherming van wie dan ook, zijn reis door de wereld, en de wereld was groot. Hij had toekomstplannen. Met een triomfantelijke lach keek hij om zich heen. Zijn donkere haar was zacht onder een lichte windvlaag. Zijn ogen waren blauw, zijn tanden heel wit. De weg veerde, zijn pas was soepel. Zijn leven zou vorm krijgen.'Met het kleutertentje dat het Woord hier opzet, is het slecht uit kamperen gaan. Maar de lezer die daar capituleert, vrezend voor nog eens driehonderdvijftig pagina's identieke hinderlijke opgewektheid, doet zichzelf schromelijk te kort. Daarin valt namelijk alles op zijn plaats - ook de naïviteit van de eerste honderd pagina's. Uit zo'n eenvoudige wereld kwam de jonge Hans, onderstreept Siebelink door die onvolwassen stijl, en juist daarom betekende de verschijning van God op een zomerse middag, plus de statige heftigheid van de reformatorische geschriften in het kielzog daarvan, zoveel als een blikseminslag. Siebelink probeert Sievez te begrijpen. Beschrijft hoe zijn schipperende vrouw Margje haar man verliest aan dat vreemde clubje onwelriekende zwarte meneren. Bij de schildering daarvan heeft Siebelink de spotlust en afkeer niet achterwege gelaten. Machtig is het portret van Huib Steffen, een slagersknecht die 'als een Aäron de singuliere gave van het woord gekregen had en een oefenaar was geworden in de exegese', die onuitgenodigd aan de dis aanschuift en om de paar happen 'dank u, Heere' zegt. Hoezeer Margje zich ook tegen de indringers verzet, beurtelings vriendelijk en hardhandig, ze krijgt hen nooit voorgoed weg. Als Hans twijfelt en hen de deur wijst of een brief schrijft dat ze weg moeten blijven, verschijnen ze toch weer stiekem achter in de kwekerij, spreken op hem in, slijten een paar publicaties en bidden gebroederlijk zijn weerstand aan flarden: 'Ze stonden als standbeelden, midden tussen de bedden met blauwe violen, violieren. Hun lippen verbeten tot de grootst mogelijke ernst, op hun gezichten een afgekeerd zijn van alle lichtvaardigheid die de wereld rijk was, hun hoofden in het laatste zonlicht, het uitspansel boven hen een spiegel van metaal, weerkaatst in de kasruiten.'Filmisch beeld, en zie hoe ook Siebelinks woord dan meteen een vlucht neemt! Een avond carnavallen zat er niet in met die sinjeuren, maar ze wijdden zich wel aan woorden van graniet, wars van wee- en weekheid. De mens werd met wellust tot worm gereduceerd. Die verbale zelfkastijding moet tijdens de huisdiensten voor een meedogenloze mengeling van angst en genot hebben gezorgd. Een soort decadente performances, eindeloos, en met bloedige ernst gebracht. Vreest Jan Siebelink de toorn Gods, nu hij dit boek publiceert? Misschien is hij er niet geheel gerust op. Toch stelt hij zich niet als ironische, onbekeerde beterweter op. Hij betreurt zijn vaders fatale roeping, maar kan hem desondanks volgen. Dat is een prestatie. Daardoor, doordat de auteur het hoogst subtiele midden bewaart tussen afkeer, medeleven, onbegrip en respect, groeit deze reconstructie uit tot een monumentaal eerbetoon. Ook aan de taal van de vader. Met oog voor de tragikomische aspecten (broeder over de stervende Hans: 'Dit is het uur der verlatinge. Zijn ziel moet geloogd, gekastijd, getuchtigd worden.' Zegt echtgenote Margje: 'Zet er maar wat koekjes bij'), maar bovenal met voelbare huiver voor dat onachterhaalbare moment van mysterie, toen God aan vader verscheen. Vijf over halfvier 's middags. Zijn horloge was op die tijd blijven stilstaan.’’

 ‘’Dertig jaar schrijverschap heeft Jan Siebelink naar het moment gevoerd dat hij het verhaal over zijn vader letterlijk eens zou uitleggen. Verspreid over tal van boeken doken eerder al kardinale taferelen op uit het leven van de Velper bloemenkweker; als topoi, of staties op de kruisweg die de man moest afleggen. Schroom en angst weerhielden de zoon er tot dusver van de hele geschiedenis na te lopen. Er was dan ook nogal wat mee verbonden. De kwekerij was voor de jonge Jan een paradijstuin, met schaduwpartijen. Op een zomerdag vond hij zijn vader ter aarde gestort, het haar in de war, nauwelijks in staat zich uit te drukken. God had zich tot hem gericht. Van een oppassend man wordt vader vanaf dan een onbenaderbare calvinist, hij sluit zich aan bij een inktzwarte sekte (waarvan de leden zich afstammelingen wanen van de reformatoren, de Hervormde Kerk afwijzend als te slap), verwaarloost gezin en werk, schaft zich honderden beduimelde werkjes aan vol giftige taal, laat op zondagmorgen 'broeders' in zijn huis urenlang psalmen galmen en boetepreken afsteken, en mag van hen op zijn sterfbed niet eens van vrouw en kinderen afscheid nemen. Want 'als op het moment van de overgang een onbekeerde tot hem sprak, zou hij eeuwig verloren gaan'.Jan Siebelink is al zijn leven lang met die vader in de weer. Toen hij hem een halve eeuw geleden buiten op de grond aantrof, was hij onder de indruk. Een stem uit de hemel, dat wilde hij later ook meemaken! Echter, later nam hij afstand van het geloof en ontwikkelde hij zich als schrijver met een voorkeur voor Franse decadenten. Wellicht als reactie op - en bevrijding uit - het Hollandse calvinisme van zijn jeugd? Tot een afrekening is het nooit gekomen. In alle boeken waarin vader figureert, legt de schrijver ook mededogen, liefde en zelfs lichte jaloezie aan de dag. Zomaar geroepen worden en sedertdien beseffen deel uit te maken van een wonder: zoiets was de zoon niet gegeven. Vader wel. Hij kon aan tafel plechtig spreken over de leegte van een mensenhart: 'Die leegte is voor God bestemd. Hem moeten we een plaats bereiden, opdat het Woord in ons wone, een plaats waar het Woord zijn tent kan opzetten.'Dat steekt wanneer je vader een exclusief teken heeft gekregen dat Hij aan hem 'is begonnen'. Dat steekt nog steeds wanneer je het als oudere schrijver slechts met die leegte dient te stellen, terwijl de flonkerende poëticale spreuk zo verlokkend moet zijn - net als de psalmregels en de citaten uit Thomas a Kempis of de predikatiën van Bernardus Smijtegelt. Het kan geen kwaad zich dit alles te realiseren voordat men begint aan Knielen op een bed violen. Het vuistdikke boek opent met honderd pagina's over de jeugd van Hans Sievez, zoals de oude Siebelink hier heet. De schrijver neemt de tijd en slaat een toon aan alsof hij een historische streekroman en een jongensboek parodieert: 'Hans Sievez begon, zonder de bescherming van wie dan ook, zijn reis door de wereld, en de wereld was groot. Hij had toekomstplannen. Met een triomfantelijke lach keek hij om zich heen. Zijn donkere haar was zacht onder een lichte windvlaag. Zijn ogen waren blauw, zijn tanden heel wit. De weg veerde, zijn pas was soepel. Zijn leven zou vorm krijgen.'Met het kleutertentje dat het Woord hier opzet, is het slecht uit kamperen gaan. Maar de lezer die daar capituleert, vrezend voor nog eens driehonderdvijftig pagina's identieke hinderlijke opgewektheid, doet zichzelf schromelijk te kort. Daarin valt namelijk alles op zijn plaats - ook de naïviteit van de eerste honderd pagina's. Uit zo'n eenvoudige wereld kwam de jonge Hans, onderstreept Siebelink door die onvolwassen stijl, en juist daarom betekende de verschijning van God op een zomerse middag, plus de statige heftigheid van de reformatorische geschriften in het kielzog daarvan, zoveel als een blikseminslag. Siebelink probeert Sievez te begrijpen. Beschrijft hoe zijn schipperende vrouw Margje haar man verliest aan dat vreemde clubje onwelriekende zwarte meneren. Bij de schildering daarvan heeft Siebelink de spotlust en afkeer niet achterwege gelaten. Machtig is het portret van Huib Steffen, een slagersknecht die 'als een Aäron de singuliere gave van het woord gekregen had en een oefenaar was geworden in de exegese', die onuitgenodigd aan de dis aanschuift en om de paar happen 'dank u, Heere' zegt. Hoezeer Margje zich ook tegen de indringers verzet, beurtelings vriendelijk en hardhandig, ze krijgt hen nooit voorgoed weg. Als Hans twijfelt en hen de deur wijst of een brief schrijft dat ze weg moeten blijven, verschijnen ze toch weer stiekem achter in de kwekerij, spreken op hem in, slijten een paar publicaties en bidden gebroederlijk zijn weerstand aan flarden: 'Ze stonden als standbeelden, midden tussen de bedden met blauwe violen, violieren. Hun lippen verbeten tot de grootst mogelijke ernst, op hun gezichten een afgekeerd zijn van alle lichtvaardigheid die de wereld rijk was, hun hoofden in het laatste zonlicht, het uitspansel boven hen een spiegel van metaal, weerkaatst in de kasruiten.'Filmisch beeld, en zie hoe ook Siebelinks woord dan meteen een vlucht neemt! Een avond carnavallen zat er niet in met die sinjeuren, maar ze wijdden zich wel aan woorden van graniet, wars van wee- en weekheid. De mens werd met wellust tot worm gereduceerd. Die verbale zelfkastijding moet tijdens de huisdiensten voor een meedogenloze mengeling van angst en genot hebben gezorgd. Een soort decadente performances, eindeloos, en met bloedige ernst gebracht. Vreest Jan Siebelink de toorn Gods, nu hij dit boek publiceert? Misschien is hij er niet geheel gerust op. Toch stelt hij zich niet als ironische, onbekeerde beterweter op. Hij betreurt zijn vaders fatale roeping, maar kan hem desondanks volgen. Dat is een prestatie. Daardoor, doordat de auteur het hoogst subtiele midden bewaart tussen afkeer, medeleven, onbegrip en respect, groeit deze reconstructie uit tot een monumentaal eerbetoon. Ook aan de taal van de vader. Met oog voor de tragikomische aspecten (broeder over de stervende Hans: 'Dit is het uur der verlatinge. Zijn ziel moet geloogd, gekastijd, getuchtigd worden.' Zegt echtgenote Margje: 'Zet er maar wat koekjes bij'), maar bovenal met voelbare huiver voor dat onachterhaalbare moment van mysterie, toen God aan vader verscheen. Vijf over halfvier 's middags. Zijn horloge was op die tijd blijven stilstaan.’’

 

Analyse en beoordeling:

 

De recensie begint precies al met het idee van het boek, waar ik het volledig mee eens ben. Jan Siebelink heeft na vele werken van hem geprobeerd de beweegredenen van zijn vader te ontdekken waarom hij zich heeft bekeerd tot die godsdienstwaanzin die overheerst in het boek. ‘Hij zou het maar eens letterlijk uitleggen’, vertelt Arjan Peters. De religieuze thematiek is al vaker voorgekomen in werken van Siebelink, om een patroon te schetsen van de gebeurtenissen uit het leven van zijn vader. ‘Schroom en angst weerhield hem ervan’, staat in de recensie. Dit kan zeker zo zijn, dat hij niet heeft durven toetreden tot die beweegredenen van zijn vader en tot het Woord van God en het zware calvinistische geloof. Misschien ook wel omdat niemand Gods Woord volledig kan begrijpen, want dan zou je hoger dan God komen te staan, dat is onmogelijk. Siebelink heeft zijn vader bewonderd, dus daarom zal hij enigszins daarin geloven. Deze zin uit de recensie van Peters bevestigt dat: ‘In alle boeken waarin vader figureert, legt de schrijver ook mededogen, liefde en zelfs lichte jaloezie aan de dag.’ Siebelink heeft zijn vader in bepaalde opzichten dus wel in de gaten gehouden! De vergelijking van Peters met een ‘jongensboek’ (over de eerste 100 pagina’s) vind ik te ver gaan. Volgens Peters vallen de laatste 350 pagina’s pas op zijn plek door de naïviteit van de eerste 100 pagina’s. Ik vind juist dat de eerste honderd pagina’s geen jongensboek parodieert, maar juist een volledig thematisch beeld geeft van het leven van Hans Sievez. Siebelink legt de controverse tussen de vader van zijn vader (opa van Siebelink) en de vader van Siebelink zelf. De overeenkomsten zijn groot namelijk, ze bekeerden zich beiden tot een sterk, zwaar geloof. Peters snijdt aan: ‘Uit zo'n eenvoudige wereld kwam de jonge Hans, onderstreept Siebelink door die onvolwassen stijl, en juist daarom betekende de verschijning van God op een zomerse middag, plus de statige heftigheid van de reformatorische geschriften in het kielzog daarvan, zoveel als een blikseminslag.’ De onvolwassen stijl ben ik het dus niet mee eens. Ik vind dat Hans Sievez zich in het boek al redelijk volwassen gedraagt, waardoor de stijl ook volwassener wordt. Hij verlaat in zijn eentje het huis van zijn vader en probeert een eigen bestaan op te bouwen. Op deze manier hoeft er geen ‘bliksemslag’ in te slaan, na de totstandkoming van het contact met God door Hans Sievez. Siebelink zal het wel zeer respectvol hebben gevonden en bewonderd hebben, maar dat het een omslag is in het leven van Siebelink? Nee.

 Deze recensie van Arjan Peters, afkomstig uit de VK, vind ik een zeer goede recensie. Er zijn heel veel punten waarop ik het eens ben met Peters, over de ideeën en de thematiek, over de prestatie van Siebelink om zijn vader toch te kunnen volgen ondanks zijn onbegrip, over de prachtige beeldspraak die Siebelink verwerkt. Allemaal pluspunten. De punten waarop ik het oneens ben, heb ik al genoemd. Maar de rest van de recensie vind ik knap in elkaar gezet, Peters heeft zeker het boek goed doorgespit en vast ook heel goed begrepen. De reden dat hij al meer boeken van Siebelink heeft gelezen, zal hierbij ook wel meespelen. 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Knielen op een bed violen door Jan Siebelink"