Knielen op een bed violen door Jan Siebelink

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
Boekcover Knielen op een bed violen
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 6e klas vwo | 2056 woorden
  • 11 april 2008
  • 16 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
16 keer beoordeeld

Boekcover Knielen op een bed violen
Shadow
Knielen op een bed violen door Jan Siebelink
Shadow

Oefenen voor je mondelingen?

Komen je mondelingen er aan en wil je oefenen? Probeer onze Boekenquiz. We stellen je open vragen over de gelezen boeken.

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Titel: Knielen op een Bed Violen
Auteur: Jan Siebelink
Druk: eerste druk
Jaar van uitgave: januari 2005

Wat is het thema van de roman? Geef een toelichting op je antwoord.
Het thema van het verhaal is het Calvinistisch geloof en de worsteling daarmee, omdat Hans Sievez een sterke geloofsopvatting heeft en graag wil dat de mensen in zijn omgeving in zijn geloofsovertuiging meegaan, maar dat lukt niet echt. Hij weet niet goed hoe hij die twee werelden samen moet brengen; de opvattingen van zijn gezin en van zichzelf.

Bij wie ligt het perspectief? Is het betrouwbaar of onbetrouwbaar? Is het een ik-roman, een personale roman of een auctoriale roman?
Het perspectief ligt bij Hans Sievez, de hoofdpersoon. Het is niet betrouwbaar als je situaties van verschillende kanten zou willen bekijken, omdat je alleen de gedachten en gevoelens van Hans te weten krijgt. Heel soms van Margje, maar dat is meer aan het eind van het boek, wanneer Hans op sterven ligt. Het is een personale roman.


Geef een verklaring van de titel. Komt de titel letterlijk in het verhaal voor? Zo ja, citeer die passage en verklaar de titel met behulp van de context waarin hij voorkomt.
Hans Sievez bezit een bedrijf waar hij allerlei bloemen en planten kweekt. Hij is ook erg gelovig en de manier waarop hij zijn geloof uit, neemt op een gegeven moment extreme vormen aan. Hij trekt zich steeds meer terug van zijn gezin en bidt de hele dag door. De titel komt één keer bijna letterlijk voor in het boek. Daar zakt hij ineens door zijn knieën op een bed violen, om te bidden. Dat gebeurt hier:

“Toen de predikers in colonne weer onder de haag waren verdwenen, knielde Hans op het bed violen, vouwde zijn handen. Als Hans Sievez het nog niet had geweten, nu was het heel zeker: hij maakte deel uit van de broeders, maakte werkelijk deel uit van het wonder.” (blz 247)

Wie is de hoofdpersoon of wie zijn de hoofdpersonen? Wat is zijn voornaamste probleem? Hoe lost hij dit op of waarom kan hij dat niet?
Hans Sievez is de hoofdpersoon. Zijn voornaamste probleem is dat hij niet goed weet hoe hij zijn geloof moet combineren met zijn ‘gewone’ leven. Hij heeft ook een gezin, dat zijn zware geloofsopvattingen niet deelt. Vooral zijn jongste zoon zet zich af tegen zijn vader’s opvattingen en zijn vrouw wordt op een gegeven moment letterlijk ziek van zijn geloof. Alleen zijn oudste zoon doet zijn best zijn vader gunstig te stemmen en doet zoveel mogelijk mee met zijn vader.

1. “‘Ik heb een vader die gered wil worden. Of anderen eeuwig branden, snakkend naar een druppel water, maakt niet uit. Hij heeft een stem gehoord, wij niet’” (blz 398)

2. “Margje gaf over. Vele keren achter elkaar. Ze hield niet op. Het was pijnlijk om aan te zien. Ze hoorden allen het slikken en spugen, stonden er onhandig met een teiltje bij.
Toen er niets meer viel over te geven, ontspande haar gezicht een ogenblik en verscheen een weemoedige uitdrukking. Margje schudde langzaam haar hoofd, strak naar een punt op de grond starend: ‘Ik verdraag het niet meer’.
Ze snikte.” (blz 310)

5. Beschrijf het karakter en de gevoelens van de hoofdperso(o)n(en) en leg het verband met het voornaamste probleem van de hoofdpersoon en het thema van de roman.
Hans is een introvert persoon en geen prater. Hij is afstandelijk, soms koel en eigenlijk ook egoïstisch. Hij kan niet echt genegenheid naar zijn gezin tonen, ook al wil hij dat wel, maar zijn geloof staat hem in de weg. Dat is het voornaamste probleem; het combineren van zijn twee werelden. Door streng voor zichzelf te zijn, veel te bidden en te lezen in zijn geschriften, hoopt hij een plekje in de Hemel te verwerven. Hij betrekt zijn gezin daarbij, want elke zondag moeten er uren uit zijn geschriften voorgelezen worden, maar hij kan zijn gezin niet echt overtuigen. Hij vindt dat hij daarin gefaald heeft.


1. “Ik had je dit al eerder willen zeggen. Ook gisteravond heb ik naar een geschikt moment gezocht, maar je was steeds met andere dingen bezig en ik kon je niet onderbreken. Voortaan zal de zondagochtend anders verlopen. Er wordt een preek gelezen, er wordt gebeden en gezongen. Het hele gezin dient daarbij aanwezig te zijn. ” (blz 212 en 213)

2. “Zij zette zijn kopje bij hem neer, zag de gebedenboeken, op de groene onderlegger met namaakleren hoeken. Hij wist dat op haar gezicht afschuw te lezen stond. Ze zou wel een opmerking maken in de trant van: heb je er nu nog niet genoeg? Wat heb je ervoor moeten betalen? Ze vallen zowat uit elkaar, die vieze oude dingen. Ze zei niets.” (blz 235)

Welke ontwikkeling maakt de hoofdpersoon door?
Als kind leeft hij als het ware in een fantasiewereld. Hij is bang voor zijn vader en zijn geloof en daardoor schept hij een fantasiewereld om in te vluchten.
Later loopt hij weg van huis om uit die bedrukte omgeving weg te komen. Eenmaal in Den Haag leert hij een vak waar hij van houdt en ontmoet in Boskoop Jozef Mieras, die later een grote rol zal spelen in zijn leven.
Na de dood van zijn vader keert hij terug naar zijn geboortegrond en trouwt met zijn jeugdliefde, Margje.
Hij sticht een gezin en bouwt zijn eigen kwekerij op. Na de bezoeken van Jozef Mieras raakt hij steeds meer in de ban van het geloof. Het geloof zal hem tot het eind van zijn leven zwaar blijven beïnvloeden.

1. “Hans speelde wegstromend water. Veenwater leek altijd weg te stromen. Weer die pink over zijn lippen. Hij was bang voor het litteken, was bang voor zijn vader. In de verte loeide de sirene van de steenfabriek. Met een halfuur kon zijn vader thuis zijn.” (blz 19)

2. “Met een bezweet voorhoofd nam hij afscheid. Hij raadde Hans aan dagelijks in de Navolging te lezen. Veel zou in het begin duister zijn.
‘Lees elke dag een kort hoofdstuk. Bedenk dat God daar is waar duisternis heerst.’” (blz 135)


Welke belangrijke bijfiguren komen voor en welke invloed hebben ze op de hoofdpersoon en zijn probleem/leven? Welke personen in de roman zijn het meest tegengesteld aan elkaar?
Belangrijke bijfiguren zijn Margje (Hans’ vrouw), Ruben (Hans’ oudste zoon) en Tom (Hans’ jongste zoon). Ook is Jozef Mieras een belangrijke bijfiguur. Hij is een vriend, die Hans in zijn jongere jaren ontmoet bij een kwekerij en Mieras blijft het hele boek door een rol spelen. Mieras betrekt Hans bij de zware geloofsbeweging. Opeens staat hij weer voor de deur en komt vaak langs tot groter ergernis van zijn vrouw. Na de geboorte van Hans’ zoons gaat de sfeer in huis steeds verder achteruit, omdat Hans steeds naar geloofsbijeenkomsten gaat en alleen maar zit te lezen aan zijn bureau. Margje wil niet dat Hans gaat, maar hij gaat toch en daar hebben Margje en Hans regelmatig onenigheid over. Tom en Hans zijn het meest tegengesteld aan elkaar, omdat Tom zich afzet tegen zijn vader’s geloofovertuiging. Hij doet van alles om hem dwars te liggen, waardoor Hans hem steeds meer gaat negeren.

1. “‘Daar ben ik dan! Je kijkt verbaasd, maar ik wist dat ik je zou ontmoeten. Later zul je het begrijpen. O, ik vergeet me bijna voor te stellen.’ Hij hield nog steeds Hans’ hand vast. Bijna plechtig zei hij: ‘Ik ben Jozef Mieras.’” (blz 65)

2. “‘Ik beleef geen enkel plezier aan die jongen,’ zei Hans.
Margje bestrafte hem. Het ging er niet om dat je aan je kinderen plezier
beleefde. ‘Kinderen zijn er. Tom is je zoon.’”

Op welke plaatsen / in welke ruimtes komt de hoofdpersoon? Waarom zijn die plaatsen / ruimtes van belang?
In zijn jeugd: op de boerderij van zijn ouders in Lathum en het veengebied waar hij speelt. Op jonge leeftijd wordt hij al beïnvloed door het geloof van zijn vader. In het veengebied fantaseert hij over allerlei dingen, o.a. over de duivel die dan volgens hem in het water zit.
Als adolescent: in Den Haag. Daar krijgt hij onderdak bij een hospita en leert hij het tuindersvak. Hij werkt op een kwekerij en leert daar Jozef Mieras kennen.
Op latere leeftijd: het huis en de kwekerij vlakbij Velp. Daar bouwt hij zijn bestaan op d.m.v zijn kwekerij en wordt fanatieker in zijn geloofsovertuiging, omdat hij op een dag geroepen wordt door God.


1. “Het veen is de rand van het niets. Een boerderij verderop achter de berg Sinaï heette Nergena. Er stond een harde wind. Het riet sloeg neer, het veen was een golvend wit tapijt, met een heleboel franje.” (blz 30)

2. “Ze schilderde de buitenkant groen, de luiken rood. Zijn vrijgezellenhuis. Een Hans-en-Grietjehuis. Hun sprookjeshuis. Een nuttig bouwwerk.”

Hoe is het tijdsverloop in de roman? In welke tijd spelen de gebeurtenissen zich af?
Het tijdsverloop is chronologisch, maar soms met grote tijdsprongen. Het verhaal begint ver voor de Tweede Wereldoorlog en eindigt in de moderne jaren van de 20ste eeuw. Precieze jaartallen worden niet genoemd, behalve dat in 1938 zijn zoon Ruben geboren wordt.

1. “Hans sievez uit de vijfde klas schreeuwde noch rende, begaf zich met de oude boodschappentas van zijn moeder naar zijn vaste plek wat terzijde van de drukte, tussen de ingang en demuur die het schoolplein omsloot.”

2. “Ze kregen een zoon. De geboorte verliep voorspoedig. De verloskundige prees haar brede bekken. Ze wilden hem niet vernoemen, zoals in beide families gebruikelijk was. Ze noemden hem Ruben, naar de eerstgeborene van aartsvader Jacob.” (blz 112)

Heeft de roman een open of gesloten einde?
De roman heeft een open einde. De hoofdpersoon gaat weliswaar dood, maar de nabestaanden leven voort en je weet verder niet wat er met hen gebeurt. Er wordt gesproken over een begrafenis, maar die wordt niet beschreven.

1. “‘Dag pappa.’ Het gebed stopte. ‘Mevrouw, uw man is ingegaan. Nu vermag gebed niets meer. Mogen wij hopen dat deze sterfdag zijn blijdste dag zal zijn.’ ” (blz 442)

2. “Zij hief haar hoofd, keek verlangend door het zijraam naar de tuin om te zien of haar jongste er al aankwam.
Ze dacht: Later zie ik Hans terug. Ik zie hem terug.”


In welk opzicht is deze roman tijd- en plaatsgebonden? Zitten er veel beschrijvingen in de roman? Zo ja, wat is de functie daarvan?
Het verhaal begint voor de Tweede Wereldoorlog en in die tijd vonder er nog veenafgravingen plaats. Ook was de scheiding tussen verschillende geloven sterker aanwezig dan tegenwoordig. Rondom Velp was er veel veengebied. In Gelderland ligt de Veluwe en daar is het Calvinistisch geloof sterk aanwezig.
Er zitten niet veel beschrijvingen in de roman. De Tweede Wereldoorlog wordt bijvoorbeeld nauwelijks beschreven. Ruimten worden nauwelijks beschreven, personen daarentegen weer wel, hoewel niet gedetailleerd. Zijn gedachtenwereld, gedrag en handelen worden meer beschreven.
De functie daarvan is dat je inzicht krijgt in het leven van Jan Siebelink’s vader en het verloop van Jan’s jeugd (Jan is Ruben).

Wat heeft de schrijver je met deze roman duidelijk willen maken? Geeft hij een optimistische of pessimistische kijk op het leven / de samenleving / de problemen die aan de orde komen? Licht je antwoord toe met voorbeelden uit de roman.
Hij heeft duidelijk willen maken hoeveel invloed het geloof op het leven kan hebben. Zijn vader gaf zich helemaal over aan het geloof en verwaarloosde daardoor zijn gezin en op het laatst ook zijn kwekerij. Zelfs op zijn sterfbed wendt hij zijn gezicht af voor zijn geliefden, omdat toegeven aan hun aanwezigheid hem zijn plekje in de Hemel kan kosten.
Hij geeft een pessimistische kijk op het leven, omdat Hans vrijwel alles tegenzit. Hij denkt dat God hem straft, omdat hij geen goede bekeerling is en er niet in is geslaagd zijn gezin ook te laten bekeren.

Geef beargumenteerd je oordeel over deze roman (minimaal 60 woorden).
Ik vond het een heel goed boek, omdat ik het knap vind hoe Jan Siebelink het leven van zijn vader heeft beschreven. Het was realistisch en er zat veel gevoel in het boek. De strijd tussen zijn geloof en zijn gezin was goed weergegeven. Op een gegeven moment werd het me wat eentonig en soms wat langdradig, maar daar moest je gewoon even doorheen. Het is niet echt een boek waar je vrolijk van wordt, maar ik denk dat dat het boek nog beter maakt. Het is geen boek met een vrolijk eind, er zijn veel tegenslagen in het boek, maar die tegenslagen komen de personages vaak wel weer te boven.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Knielen op een bed violen door Jan Siebelink"