A Praktische gegevens
1 Bibliografische gegevens
1. De titel van mijn boek is: Klaaglied om Agnes
2. De auteur is: Marnix Gijsen
3. De uitgeverij is: Nijgh & van Ditmar
4. Het boek is voor het eerste verschenen in (eerste druk): in het jaar 1959
5. De druk die ik heb gelezen was: de vijftiende druk
6. Jaar van uitgave: 1997
7. Aantal bladzijden van het boek: 191 bladzijden
8. Bij welke genre kan het boek worden ingedeeld:
Het genre van het boek “klaaglied om Agnes” kan worden ingedeeld in de categorie roman, omdat het in chronologische volgorde de eerste jeugdliefde vertelt van de ikfiguur. De eerste jeugdliefde van de ikfiguur en Agnes, een ontluikende liefde die blijft hangen in onvolwassenheid. Het lijkt of komt de liefde tussen deze twee mensen ook niet verder. Als lezer wordt je meegenomen in deze ontluikende liefde. Het boek is autobiografisch want Gijsen heeft zijn jongere zuster inderdaad verloren. En deze zuster is de voor de ikfiguur niet gekende zus Agnes in het boek. Ook de slechte relatie met zijn de moeder van de ikfiguur is autobiografisch want de schrijver had ook een slechte relatie met zijn moeder. Ook heeft Gijsen gewerkt bij de Olympiade. Klaaglied om Agnes vertelt dus over het leven van Marnix Gijsen en zijn tragisch eindigende jeugdliefde. Het verhaal gaat over het jonge leven van Marnix Gijsen.
9. Uit hoeveel hoofdstukken bestaat het boek: 14 hoofdstukken
10. De datum van het leesverslag: 1-02-07
2. Titelverklaring
Geef een duidelijke verklaring voor de gekozen titel.
Het boek heet klaaglied om Agnes. Het woord klaaglied staat niet letterlijk in het woordenboek, maar het zal wel Vlaams zijn voor ‘klaagzang’ . Een klaagzang is vaak melancholische, vaak klagende manier om uiting te geven aan een gevoeld gemis, zoals de dood van een voor de schrijver dierbaar persoon. Het boek gaat over het verlies van twee Agnessen. De eerste Agnes is de zus van de ikfiguur die overleden is en die hij niet heeft gekend. De tweede Agnes is het meisje waarop hij verliefd is en zij overlijdt aan tuberculose. De schrijver laat zijn verdriet daarover uit in de titel. Een klaaglied om Agnes. Hij vergeleek de twee Agnessen met elkaar, en daarom denk ik dat het boek zo heet. Op een bepaald moment ziet de ikfiguur zelfs de verschuiving van het dode kind, zijn zuster, naar het levende meisje Agnes. Omwille van de naam? (blz.39)
Leg ook uit waarom het hele boek deze titel draagt.
Omdat het hele boek om Agnes draait. In het begin heeft hij Agnes nog niet ontmoet. Maar de naam van zijn overleden zus is ook Agnes, en dus draait het hele boek om Agnes. Agnes zijn zus en Agnes zijn eerste jeugdliefde. Beide Agnessen heeft de ikfiguur verloren. Klaaglied omdat het een soort klaagzang is om de twee verloren Agnessen. Vrij vertaald het verdriet dat je hebt omdat je iemand hebt verloren en voor de ikfiguur zijn dit twee personen die ook nog toevallig allebei Agnes heten.
Als de auteur een motto geeft, moet je het motto uitleggen en in verband brengen met het boek.
Het motto van dit boek is een deel uit een gedicht.
Hier onder heb ik het hele gedicht neer gezet, en de dikgedrukte woorden is het motto van het boek.
Auch das Schone muß sterben! Das Menschen und Gotter bezwinget,
Nicht die eherne Brust ruhrt es des stygischen Zeus.
Einmal nur erweichte die Liebe den Schattenbeherrscher,
Und an der Schwelle noch, streng, rief er zuruck sein Geschenk.
Nicht stillt Aphrodite dem schonen Knaben die Wunde,
Die in den zierlichen Leib grausam der Eber geritzt.
Nicht errettet den gottlichen Held die unsterbliche Mutter,
Wann er, am skaischen Tor fallend, sein Schicksal erfullt.
Aber sie steigt aus dem Meer mit allen Tochtern des Nereus,
Und die Klage hebt an um den verherrlichten Sohn.
Siehe! Da weinen die Gotter, es weinen die Gottinnen alle,
Daß das Schone vergeht, daß das Vollkommene stirbt.
Auch ein Klagelied zu sein im Mund der Geliebten, ist herrlich.
Denn das Gemeine geht Hanglos zum Orkus hinab.
Friedrich Schiller, 1799
Vrij vertaald:
Zie, de Goden huilen en ook alle Godinnen,
Omdat het mooie vergaat, en het volmaakte sterft,
Ook een klaaglied te zijn in de mond van een geliefde is heerlijk,
En het algemene daalt gewoon in Orkus af
Ik denk dat de schrijver dit motto heeft gekozen, omdat het gedicht begint met het huilen van de Goden en Godinnen omdat er iemand gestorven is. Zij houden ook een soort van klaaglied om die mooie, volmaakte persoon. Het gedicht is ook een klaaglied over een persoon waar je veel van gehouden hebt. De vergelijking tussen dit gedicht en het verhaal klaaglied om Agnes vertoont vele overeenkomsten en ik denk dat den schrijver om deze reden dit motto voorin het boek heeft geschreven.
3.Tijd in de geschiedenis
Ik denk dat het boek zich ook afspeelt in de tijd zo rond 1920 omdat in die tijd na de eerste wereldoorlog mensen die t.b.c. hadden ook vaak overleden of verpleegd werden in een sanatorium in het buitenland net zoals Agnes naar Davos gaat. Ook moesten jonge mannen in die tijd als ze rond de 20 waren het leger in en ook de ikfiguur moet op een bepaald moment het leger in. Dit zijn reden waarom ik denk dat het zich afspeelt na de eerste wereldoorlog. Dat het niet de tweede kan zijn omdat in het boek staat op blz. 72 dat ‘de oorlog was ten einde zonder dat het gezin van Agnes of het mijne ernstig had beroerd’. Je leest niets over bevrijding van Amerikanen en Engelsen dus daarom denk ik dat het de eerste wereldoorlog is geweest. Het boek is autobiografisch en gaat over het jonge leven van Marnix Gijsen die geboren is in 1899.
4. Tijdsduur
Het verhaal begint als de hoofdpersoon 16 is. Dat is tijdens de bezetting door de Duitsers. Aan het einde van het verhaal is de hoofdpersoon ongeveer 21 of 22. De vertelde tijd is ongeveer 5 jaar. Dit duurt tot blz. 189. want op laatste bladzijde wordt nog een sprong in de tijd gemaakt van vele jaren. Op blz. 189 staat: ‘Vele jaren later was ik bij een auto-ongeval betrokken en wist voor een onberekenbaar ogenblik niet of ik dood of levend was”. Hoe oud de ikfiguur dan is wordt niet duidelijk.
5. Ruimte
De plaats waar alles zich afspeelt is in België en de stad Antwerpen waar de ikfiguur en Agnes eens op de Schelde varen. Het land waar de schrijver is geboren en een deel van zijn leven heeft gewoond. Ook speelt het zich nog even af in Zwitserland, sanatorium in Davos, waar Agnes naar toegaat als zij t.b.c. heeft. De ikfiguur bezoekt haar daar een paar maal.
6. Hoofdpersonen
Ik-figuur (round character): De ikfiguur is 16 jaar als het verhaal begint. Hij is een jongen die alleen, kwetsbaar en twijfelachtig is en bovendien vaak met zijn hoofd in de wolken loopt. Hij vindt zichzelf een romanticus. Hij wil de wereld verbeteren, zijn enige methoden hiervoor zijn spot en verachting. Van de ik figuur word geen kleding beschreven. De ikfiguur kan het niet zo goed met zijn moeder vinden en hij voelt zich soms schuldig omdat hij op de wereld is en niet zijn zusje Agnes, die overleed is toen zij pas acht weken oud was. De ikfiguur is niet zoals de jongens van zijn leeftijd. Hij is erg rustig en voelt zich vaak week en onzeker. Dit veranderd wel als hij in dienstplicht moet. Hij merkt dat jongens van zijn leeftijd en oudere mannen tegen hem en zijn verstand opkijken. Daardoor wordt hij zelfverzekerder. Ook zou je de ikfiguur, volgens mij een intellectueel kunnen noemen; hij is op de hoogte van literatuur, leest Goethe en kan citeren uit bekende werken. Als hij ouder is, een jaar of twintig, werkt hij als Journalist en later als secretaris van een parlementslid.
Als hij zijn vriendin Agnes leert kennen, moet hij meteen denken aan zijn overleden zusje; hij beschouwt Agnes soms als zijn hergeboren zusje.
Samen met Agnes bezoekt hij voor het eerst de Glucks opera Orpheus. Samen met haar raakt hij aan de muziek verslaafd. In het boek maakt hij ook de vergelijking tussen Eurydice en de twee Agnessen. Dit wordt vooral heel duidelijk uit de laatste zin van het boek: Ik heb geweigerd de Heer te zien als een ijdele dwingeland en, het hart bitter als alsem, ben ik godlasterend het leven ingegaan, omwille van Agnes, mijn kuise bruid, mijn dode zuster, gelijk Eurydice tweemaal verloren. (blz. 189)
De ikpersoon doet er alles aan om zijn vriendin Agnes te steunen wanneer zij t.b.c. heeft. Hij is erg lief voor haar, maar tegelijk voelt hij zich schuldig dat hij gezond is en zij zwak.
De ikfiguur is ook altijd op zijn hoede, hij verdeelt de wereld in twee groepen: zij die met en zij die tegen mij waren.
Agnes de Muynck (round character): Een jaar jonger als de ik-figuur als het verhaal begint, wel is zij rijper. De ikfiguur ziet haar als de kuise geliefde, die de schoonheid en het goede symboliseert. Ook ziet hij haar als de reïncarnatie van zijn overleden zus Agnes. Agnes is opgegroeid onder armzalige omstandigheden, waardoor haar gestel vrij zwak is geworden. Zij heeft een bleek gezichtje. Zij overlijdt aan t.b.c.. Van Agnes wordt gezegd dat ze een keer als ze bij de baas van de ik figuur op bezoek gaan dat Agnes een heel mooie witte jurk aan heeft. Verder wordt er weinig over haar uiterlijk geschreven, je leert haar niet kennen. Ze had twee vlechten. Haar mond was klein maar beslist. De lijn van haar kin was zuiver en goed van verhouding. En zij had een ideale Griekse neus.
Agnes is een meisje dat uit een arm gezin komt en geen vader meer heeft. Vooral door de oorlog draagt ze vaak te grote of oude kleren. Toch valt de ikfiguur direct op haar. Als haar vriend, de ikfiguur, weg is omdat hij een dienstplicht moet vervullen, schrijft ze hem trouw en vertelt ze hem alles. Andersom geldt dit ook. Ze is een net opgevoed meisje en ze kan over alles met haar vriend praten. Eigenlijk kwakkelt ze al haar hele leven met haar gezondheid en uiteindelijk leidt dit ertoe dat ze, net als het overleden zusje van de ikfiguur, t.b.c. krijgt. In haar ziekteperiode is ze sterk en blijft de hoop op leven houden. Uiteindelijk verslechtert haar situatie en wordt ze naar Davos overgebracht, waar de ikfiguur nog maar in staat is haar eens in de drie maanden op te zoeken. Een keer kan hij haar nog opzoeken voordat ze overlijdt en die ene keer wordt het Agnes allemaal te veel: Enkele ogenblikken voor ik vertrekken zou, viel Agnes mij wenend om de hals en zei de laatste woorden die ik van haar lippen heb gehoord. Snikkend zei ze mij: ‘Ik ben nog zo jong, ik ben nog zo jong.’
Carla (flat character):
Carla is de grote zus van Agnes. In het begin moet de ikfiguur aan haar wennen als hij bij Agnes thuis is, want ze is nogal aanwezig. Maar later voelt de ikfiguur zich erg prettig bij haar, ook als Agnes er niet is. Als het bericht hen bereikt heeft dat Agnes overleden is, gaan Carla en de ikfiguur samen naar Davos om afscheid van haar te nemen. Van Carla wordt geen kleding beschreven. Carla wordt omschreven als een krachtige verschijning met een open, rond gezicht een landelijk figuur, dier sterk contrasteerde met de tengerheid van Agnes.
De belangrijkste bijpersonen:
Moeder van de ik-figuur (flat character): Zij is een echte katholieke moeder en wil graag gewaardeerd worden door de anderen 'van haar klasse'. Zij is een zuinige vrouw. De ikfiguur heeft nauwelijks contact met haar. Van de moeder van de ikfiguur worden geen kleding beschreven.
Beatrix (flat character): Zuster bij het militaire hospitaal. Zij heet eigenlijk Netty Dujardin. Ze is knap en bloeit in het hospitaal op, maar raakt gefrustreerd door het celibaat. Van zuster Beatrix wordt geen kleding beschreven. Als de ikfiguur zijn dienstplicht moet vervullen, wordt hij eerst ziekenoppasser in een militair kamp. Daar werkt een knappe zuster, op wie vele van de mannen die ook ook in het militair kamp werken verliefd worden. De ikfiguur heeft al een relatie met Agnes, maar hij kan het ook erg goed vinden met Beatrix, zo goed zelfs dat hij zich soms afvraagt of hij niet verliefd op haar is. Beatrix is een rustige jonge vrouw, die veel persoonlijke gesprekken heeft met de ikfiguur en hem helpt om Agnes een keer te kunnen ontmoeten. Nadat de ikfiguur een keer een botte opmerking tegen haar heeft gemaakt wordt hij overgeplaatst. Daarna hebben Beatrix en de ikfiguur elkaar nooit meer ontmoet.
De directrice van het sanatorium (flat character): indrukwekkend figuur, liegt veel en spreekt alleen troostend en geruststellend, hierdoor wekt zij woede op bij de ikfiguur. Van de directrice wordt geen kleding beschreven.
Kuypers (flat character): De beheerder van het weekblad 'de Bannier'. Zijn enige doel is geld verdienen. Van Kuypers wordt geen kleding beschreven.
Tussort (flat character): Kolonel, een levensgenieter, die veel drinkt en veel interesse heeft voor erotiek. Hij bezoekt regelmatig bordelen en maakt veel schulden. Van Tussort wordt geen kleding beschreven in het boek.
De politicus (flat character): werkgever van de ikfiguur. Een eerlijke en hardwerkende man. Bij hem voelt de ikfiguur zich op zijn gemak. Van de politicus wordt geen kleding beschreven.
Armand (flat character): De oudste vriend van de ikfiguur. Hij heeft een goede band met de ikfiguur, maar is ook een opschepper. Van Armand wordt geen kleding beschreven.
De katholieke politicus (flat character): werkgever van de ikfiguur, krantenmagnaat. Een gewetenloze en hardwerkende man. Bij hem voelt de ikfiguur zich op zijn gemak, omdat hij diens contactgestoordheid negeert. Van de katholieke politicus wordt geen kleding beschreven.
Marijn Janssen (flat character): socialistische actievoerder, van eenvoudige arbeidersafkomst. Hij palmt geleidelijk Agnes in met zijn politieke plannen, waardoor zij van haar katholieke geloof valt en met hem het parlement in gaat. Van Marijn Janssen wordt geen kleding beschreven.
De relaties van de hoofdpersoon tot een andere hoofdpersoon is:
Ikfiguur – Agnes: De relatie met Agnes heeft twee verschillende kanten, namelijk zijn overleden zus en zijn vriendin Agnes. De relatie met zijn zus is in het begin veel sterker dan in het einde. De relatie met zijn vriendin Agnes is ook heel erg hecht, maar wel heel anders dan de relaties van zijn vrienden om hem heen. De relatie van vrienden om hem heen draaien, van de verhalen die de ikfiguur moet aanhoren, gaan vaak alleen maar om seks en bij de relatie met Agnes denkt hij helemaal niet aan seks. Alleen als Agnes verteld dat ze t.b.c. heeft, dan gaan ze in het ziekenhuis zoenen en verder in het boek ook nog een paar keer, maar voor de rest heeft de ik figuur niet de neiging gehad om aan seks te denken samen met Agnes.
Ikfiguur – Moeder: De ikfiguur vindt zijn moeder in het begin van het boek een beetje vervelend, omdat zijn moeder dan zijn zakgeld inhoud. De relatie met haar is niet goed te noemen want gelijk in het begin van het boek wordt al verteld dat ze zuinig is en dat ze niet over dit soort zaken praten. Blz. 11: ‘zij gaf mij een korte, bittere verklaring van haar bevindingen op financieel gebied’.
Ook staat op deze bladzijde dat de verhouding tussen moeder en de ikfiguur altijd bitterheid en misverstand te weeg bracht. Er waren vele oorzaken die verhouding alleen maar verslechterde.
Ikfiguur – Carla: De ikfiguur voelt zich eerst niet op zijn gemak bij Carla maar later wel. Later weet ze hem op zijn gemak te stellen. Samen met Carla gaat hij ook naar Davos wanneer Agnes is overleden.
B Vertelwijze
1. Perspectief
Het is een ik-perspectief. Alles word verteld vanuit de ik persoon. Het verhaal wordt in de ikvorm verteld, vanuit de ik-vertelsituatie dus. Het perspectief ligt hierbij bij de ikfiguur. Je ziet en doet alles vanuit de ikfiguur, overal waar het verhaal is, is ook de ikfiguur. Dit heeft een voordeel en een nadeel, het voordeel is dat je hierdoor de ikfiguur redelijk goed leert kennen. Je weet precies wat er in hem omgaan en wat zijn beweegredenen zijn voor zijn acties. Het grote nadeel van de ik-perspectief, is dat je een heel subjectief beeld krijgt van de situatie. Je ziet maar een manier van denken over de situatie. Het verhaal is geschreven vanuit de ikfiguur, dus is het een personaal perspectief. Als lezer krijg je alleen inzicht in de gedachten en gevoelens van de hoofdpersoon zonder dat deze worden uit gesproken.
Het verhaal gaat juist over de hoofdpersoon, er is sprake van een I-protagonist.
Ik denk dat de auteur hiervoor gekozen heeft omdat het boek autobiografisch is en deels over zijn eigen leven gaat. Ook hij heeft een zus verloren, had een moeilijke relatie met zijn moeder, en trouwde na een verloren jeugdliefde, waarschijnlijk Agnes. Dit heb ik niet kunnen vinden op internet maar daar ga ik van uit. Er is geen sprake van perspectiefwisseling.
Hier een tekst waaruit blijkt dat het een ik perspectief is.
Bladzijde 175:
Zij zat op de rand van het bed en ik merkte hoe tenger zij er uitzag toen de rode zijde van haar pyjama zo wijd en los viel over haar dijen en om haar slanke benen. Zij keerde zich naar mij toe en met de ene had schoof ze op haar nachtkastje het donkerblauwe kwispedoor een eind weg. Voor zich heen kijkend vroeg ze met matte stem: ‘Wil je me zoenen als je van me houdt?’ Ik wist wat zij bedoelde en dat de werkelijke zin van haar woorden was: ‘Hou je genoeg van me om met mij te sterven?’ Een ondeelbaar ogenblik beschouwde ik mijzelf en verweet mezelf deze korte halte. Indien ik dadelijk ja had gezegd als een kreet des harten, had Agnes dit kunnen verklaren als een opwelling, een antwoord op een uitdaging. Ik wilde het niet uitschreeuwen met die vervoering, die in zich zelf haar eigen ontbinding en ontkenning bevat, omdat zij blijkbaar van voorbijgaande aard is. Aarzelen kon ik ook niet, dacht ik, want waar het om de waarheid gaat, aarzel ik niet en de seconde dat mijn antwoord te laat komt, kunnen voor haar eeuwen zijn. Ik hief haar hand naar mijn lippen toe, zoende haar en zeide: ‘Zo lang en zoveel je wilt, Agnes’.
Zij sprong van het bed en stond voor mij. Ik was blijven zitten. Zij nestelde zich tussen mijn gespreide benen en viel mij om de hals. Zij weende. Door haar tranen heen, vroeg ze mij met lichte, lieve spot: ‘Voel je je heroïsch?’ Ik nam haar natte wangen in mijn handen. Haar kaken hadden de verraderlijke blos van de getekenden. Haar lichtblauwe ogen glansden meer dan ooit. Een dikke traan droop langs haar fijne neusvleugels op haar dunne boven lip. Toen zoende ik haar voor het eerst zoals een minnaar een vrouw moet zoenen, dronken en duizelend van verlangen...
Ik vind het gekozen perspectief wel goed want ik denk dat wanneer de schrijver voor een ander perspectief had gekozen ik het boek minder goed had begrepen. Door al die verwijzingen naar Eurydice werd het voor mij al een moeilijk leesbaar boek. Op deze manier kon ik nog enigszins het boek begrijpen en het verhaal volgen.
2. Taalgebruik
Er worden lange zinnen gebruikt, met heel veel bijvoeglijke naamwoorden. Vooral als de ikfiguur het over Agnes heeft zijn er veel bijvoeglijke naamwoorden. Ook vond ik vooral door de manier van schrijven, die toch al wat ouderwetser is, het boek in het begin wat minder interessant. Ook werd er een aantal keer een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord van een naam gemaakt. Bijvoorbeeld donquichottisme en Wagneriaans opera’s. Hier had ik nog nooit van gehoord.. Verder gebruikt de schrijver vrij lange zinnen, waardoor het boek niet altijd even makkelijk leest. Verklaringen voor dit soort taalgebruik zou kunnen zijn dat de schrijver een Vlaming is en dat het boek uit 1951 dateert. De schrijver heeft een moeilijke jeugd en leven heeft gehad en dit merk je in de stemming van het boek, het is niet vrolijk en dingen worden moeilijk omschreven. Zijn strenge katholieke opvoeding kinken door in het verhaal. Maar ook door de verwijzing, vaak ook nog in het Frans, naar Eurydice, vond ik het niet makkelijk lezen.
Blz. 88
Van het eerste moment, vanaf de melodische, edele klacht die Orpheus laat opklinken voor het graf der geliefde, werd ik diep ontsteld, en de harmonieuze schoonheid van zijn verdriet scheen mij tekort gedaan toen een kortgerokte Amour op pedant-kinderlijke toon kwam verkondigen dat ‘l’Amour vient au secours” Tot tranen toe zat ik bewogen toen het debat weerklonk tussen de klagende Orpheus en de ombres, larves, spectres terribles- vage donkere gedaanten in grote hopen neerliggend op het toneel – en toen hij smeekte ’laissez-vous toucher par mes pleurs.
Blz. 139
Ik nam mij voor niet meer te trachten in haar ogen uit te blinken, zij het door geveinsde cynisme of door werkelijk fatsoen. Toen Tussort mij bij zijn drinkgelagen en bordeelexpedities wilde betrekken, ontweek ik wat ik amper als een bekoring kon beschouwen. Ik gehoorzaamde, toen hij mij bevel gaf hem, laat op de avond, zijn koerier ter ondertekening voor te leggen in het kabinet particulier, waar hij zich met een paar dametjes in doorschijnend déshabillé bevond; doch ik ging niet in op zijn uitnodigingen om hem gezelschap te houden en zei hem zelfs dat ik geen tweede maal in dit lokaal zou verschijnen voor dienstzaken.
3. Beschrijving van personen en ruimte
De beschrijving van personen en ruimte wordt bijna niet gedaan. Alleen bijvoorbeeld toen Agnes en de ikfiguur naar zijn baas toegingen toen werd verteld dat Agnes een heel mooie witte zelf gemaakte jurk aan had. En in het huis werd ook een aantal dingen gezegd. Ik vind het wel jammer dat de schrijver dit niet doet want dan was je meer te weten gekomen waar het verhaal zich afspeelt en hoe de personen eruit zien. Ook zijn er wel momneten dat je de beschrijving ook niet nodig hebt, zoals wanneer de ikfiguur en Agnes wandelen op het land. Je hebt dan genoeg aan het verhaal.(blz. 141)
C Thematische aspecten
1.Motieven
Verhaal motieven:
Liefdesrelatie: Hier begint het allemaal mee. Ze leren elkaar kennen in de parochiale bioscoop en spreken af. Ze worden verliefd, de ikfiguur en Agnes.
Ziekte: Dit doorkruist het hele verhaal. Het begint al met de ziekte van de hoofdpersoon zijn zus en het eindigt met de ziekte van Agnes.
Dood: Ook de dood speelt een belangrijke rol in het verhaal, zus Agnes is overleden aan t.b.c. maar ook zijn geliefde Agnes sterft aan t.b.c. maar ook de vader van Agnes is overleden.
Volwassen worden: Het hele boek staat in het teken van opgroeien. De hoofdpersoon komt uit een streng katholiek milieu en hij ontdekt dat er nog een andere kant van het leven is.
Muziek: De ikfiguur houdt van gregoriaanse muziek en strijdliederen. Samen gaan de ikfiguur en Agnes, die ook van muziek houdt, naar de opera.
Militaire dienstplicht/soldatenleven: de ikfiguur moet in dienst en ook hier beleeft hij de nodige dingen, ook op seksueel gebied.
Zedelijk/seksualiteit: Aan de ene kant de relatie met Agnes die heel zedig is en aan de andere kant de gesprekken met andere b.v. Beatrix met wie de ikfiguur wel over seks praat.
Abstracte motieven:
Schuldgevoel: De ikfiguur heeft schuldgevoelens t.o.v. de overleden zus, hij denkt dat hij onrechtmatig haar plaats heeft in genomen.
Eenzaamheid: De eenzaamheid die de ikfiguur voelt in zijn slechte relatie met zijn moeder.
Zweverigheid: De ikfiguur staat niet met beide benen op de grond. Zweverig ook in zijn liefdesrelatie met Agnes. Zo voelt hij zich ook als hij hoort dat Agnes ziek is.
Verlangen: De ikfiguur heeft voortdurend verlangen naar allerlei dingen, volwassenheid, seksuele relatie. Dit komt er niet van met Agnes. Maar ook verlangen naar zuiverheid.
Verliefdheid: In het begin wil de ikfiguur het meisje die hij vluchtig heeft ontmoet weer zien. Door de korte ontmoeting is hij onder indruk van haar geraakt.
Zuiverheid: Agnes staat symbool voor deze, wat heilig, rein en zuiverheid is. De naam Agnes komt van het Griekse Hagnos wat onschuldig of kuis betekend. Misschien heeft de schrijver bewust de wereld van Agnes geplaatst tegenover die van het leger waarin de ikfiguur gediend heeft. In de wereld van Agnes domineert de witte kleur en haar gedrag getuigt van een uiterste zuiverheid. In het leger wordt de ikfiguur juist geconfronteerd met de grootste grofheid en obsceniteit in woord en daad.
Leidmotieven:
Agnes: ik denk dat Agnes het belangrijkste leidmotief is in het boek, omdat Agnes de ik figuur zijn overleden zus is, en omdat Ages zijn vriendin is. Het hele boek draait om Agnes. Voordat hij Agnes ontmoette ging het de hele tijd over zijn zus Agnes, en toen hij zijn vriendin Agnes ontmoette, toen draaide het boek alleen nog maar om die Agnes. Daarom denk ik dat Agnes een leidmotief is.
Ook godsdienst en politiek komen vaak in het boek voor.
2. Thema
Het onderwerp: Probleem van het volwassen worden en een tragisch eindigende jeugdliefde.
Het thema: Een tragische eindigende jeugdliefde.
De hoofdgedachte: Het verliezen van een geliefde doet veel pijn, vooral als je toch al niet zo gemakkelijk contact legt.
D Structurele aspecten
1. De volgorde van de gebeurtenissen
De volgorde van gebeurtenissen is chronologisch verteld. Er zitten een paar kleine terugblikken in, maar die zijn niet van belang voor het verhaal. Hetzelfde geld voor de vooruitwijzingen. Het zijn geen verwijzingen naar dingen die nog in het boek gebeuren, maar vooruitwijzingen naar situaties vele jaren later of naar dingen waar je verder niets meer over leest. Blz. 9: ‘Was dat inderdaad haar bedoeling, dan heeft haar pedagogie jammerlijk gefaald, want zodra ik later enig geld in handen heb gekregen, heb ik het roekeloos door deuren en vensters gesmeten’.
Er zitten geen openplekken in het verhaal en ook is er weinig spanning in het boek. Er wordt je geen informatie onthouden en er wordt ook niet op een andere manier spanning opgewekt. Het boek is gewoon een beschrijving van het verleden van iemand. Het is ook niet de bedoeling dat er spanning in zit. Het begint met dat zijn moeder hem zijn zakgeld onthoudt en vervolgens van hoe hij Agnes ontmoet en hoe hij Agnes steunt tot in haat laatste dagen. Er zitten weinig tijdsprongen tussen.
Tijdsvertraging, tijdsversnelling of tijdsverdichting toegepast.
Er zijn in het boek geen tijdsvertragingen en tijdsverdichtingen te vinden. Wel zijn er tijdsversnellingen te vinden.
Dit doet de schrijver om weer verder in het verhaal met Agnes te komen, zoals op blz. 47 wanneer de ikfiguur Agnes na een week weer ontmoet. Aan het eind van het boek zit er zelfs een tijdsprong in van vele jaren. Deze sprong maakt de schrijver omdat de ikfiguur dan pas de dood van Agnes heeft verwerkt.
2. De belangrijkste gebeurtenissen
Een van de belangrijkste gebeurtenissen vind ik dat de ikfiguur Agnes voor het eerst zoent, eindelijk durft hij haar dan te zoenen.
In 14 hoofdstukken worden door een ikfiguur, die bij het begin van de roman 16 jaar is, vijf episodes uit zijn jeugd verteld.
Als de ikfiguur 16 jaar oud is, ontmoet hij Agnes voor het eerst. Hij is meteen van haar onder de indruk. Dit komt omdat voordat hij geboren was, hij een zusje had die ook Agnes heette. Zij stierf acht weken na haar geboorte aan t.b.c.. De ikfiguur leert Agnes kennen tijdens de Duitse bezetting in de Eerste Wereldoorlog. Het verhaal speelt zich af in Antwerpen. De ikfiguur en Agnes leren elkaar goed kennen en op een van hun uitjes, boven op de toren van de Antwerpse kathedraal volgt de liefdesverklaring.
Als de oorlog voorbij is wordt de ikfiguur redactiesecretaris van het weekblad De Banier. Agnes heeft werk gevonden als secretaresse van een bevrachter van binnenschepen. Samen ontdekken de ikfiguur en Agnes de wereld van de opera via een opvoering van Glucks Orpheus (hfdst. 6-7).
De middelste episode gaat over de belevenissen van de ikfiguur als dienstplichtige. Eerst als ziekenoppasser in een militair kamp. Hier leert hij zuster Beatrix kennen. Hij kan het erg goed met haar vinden en zij helpt hem ook om Agnes te ontmoeten. Na de periode als ziekenoppasser in een militair kamp, wordt hij overgeplaatst naar het legerhospitaal in de hoofdstad.
Na zijn dienstplicht werkt de ikfiguur een korte tijd als journalist. Voor een Nederlandse krant moet hij verslag uitbrengen van de Olympiade in Antwerpen. In die periode vertelt Agnes hem dat ze het begin van tuberculose heeft. Ze moet een operatie ondergaan.
In de laatste episode werkt de ikfiguur als secretaris van een parlementslid. De toestand van Agnes verslechtert voortdurend. Agnes komt in een sanatorium terecht, waar de ikfiguur haar duidelijk zijn liefde laat blijken. Na een verblijf in het sanatorium wordt ze overgebracht naar Davos in Zwitserland. Eens in de drie maanden kan de ikpersoon haar opzoeken. Niet lang na zijn eerste bezoek aan haar sterft Agnes.
Er zit weinig spanningsopbouw in. Het verhaal gaat gewoon steeds verder.
3. Het begin
Het boek begint met dat de hoofdpersoon 16 jaar is en dat zijn zakgeld anderhalve mark bedroeg. Ik denk dat dit begin is, omdat later in het boek wordt het zakgeld van de ikfiguur ingehouden, en omdat hij niet meewil naar de kerkmis gaat hij voor een spotprijsje, zijn moeder wil dit wel betalen, naar de parochiale bioscoop, en daar begint het boek zeg maar in het echt, omdat hij daar voor het eerst Agnes ontmoet. En die relatie die begint ook als het regent en de ikfiguur vraagt of hij haar thuis moet brengen. Dus eigenlijk begint het boek bij het eigenlijke begin, maar omdat je, als je de eerste zinnen leest, je dan nog niet weet wat er komen gaat vind je het eerst een beetje raar, maar nu ik het boek helemaal heb uitgelezen snap ik nu waarom het zo begint.
4. Het einde
Het is een gesloten einde, omdat aan het einde van het boek sterft Agnes. Dan verteld de ikfiguur nog dat hij vele jaren later een auto ongeluk heeft gehad, en dat pas kan de ikfiguur de dood ba beide Agnessen begrijpen en verwerken.
E Mening
Ik heb dit boek gekozen omdat ik van een Vlaamse schrijver iets moest lezen en volgens mijn moeder was het wel een aardig boek. Het boek heeft geen emoties bij mij opgeroepen, ik had meer een hekel aan het boek omdat ik het een moeilijk te begrijpen boek vond, omdat er heel veel Franse zinnen in zitten. Van die zinnen wist ik van heel veel niet wat ze betekenden. En sommige delen, die gingen dan over een Frans stukje en dan moest ik een stuk verder lezen voor dat ik eindelijk begreep wat er werd bedoeld. Als je een tijdje in het boek bezig bent, dan lukt het beter om het boek te lezen en te begrijpen. De diepere gedachten de tragisch verlopen jeugdliefde begrijp ik wel maar het heeft me niet geboeid. Op zich spreekt zo’n thema mij wel aan maar door de moeilijke stijl, de Franse woorden en de voortdurende verwijzingen naar Eurydice maakten voor mij dit thema niet meer interessant. Op zich worden de personen wel goed beschreven maar ze wekken niet mijn belangstelling. Het gekozen perspectief vind ik goed, zo bleef ik toch betrokken bij het verhaal. De ruimte wordt niet echt beschreven, dit is ook geen probleem, je mist het niet in het boek. De stijl spreekt mij niet erg aan. Lange zinnen met veel bijvoeglijke naamwoorden. Ook de verwijzing naar Eurydice vind ik storend en brengen mij van het verhaal af. Het begin wekte bij mij nog wel iets van doorlezen op maar hoe verder ik kwam hoe meer ik mij tot het uitlezen moest zetten. Voor mij is het belangrijkste moment dat de ikfiguur Agnes zoent en haar de liefde verklaart. Dit wordt nog wel aardig omschreven, maar de vonken spatten er niet af. Ik zou het boek een ander niet aanraden, het boek voldeed niet aan mijn verwachtingen. Het kostte ook veel moeite om het uit te krijgen.
F Samenvatting
Het verhaal wordt verteld door een ikfiguur. Het verhaal begint als ‘ik’ 16 jaar oud is. Hij vertelt dat hij per week anderhalve mark zakgeld kreeg. Op een keer onthield zijn moeder hem dat en dat was het begin van de vervreemding tussen hen. Hij wilde dat geld graag hebben, omdat hij de volledige werken van Goethe wilde kopen. Hij heeft nog geen belangstelling voor meisjes. Het ‘enige vrouwelijke wezen’ dat, buiten zijn moeder, een rol in zijn leven heeft gespeeld is Agnes. Zij was zijn zusje en hij heeft haar nooit gekend, omdat ze aan een kinderziekte is overleden. Hij leefde in een gesloten, erg begrensde wereld. De gang van het leven onder de bezetting was traag. De verteller vond dat geen gemis, want hij kende geen ander tempo. Hij moest altijd mee met zijn moeder voor een zondagswandeling. Hier had hij een hekel aan, want ze eindigden
altijd bij een of andere kerk. Op een dag, hij is inmiddels 17, gaat hij naar een pianoconcert. Onder dat concert struikelt een meisje over zijn voeten. Samen met haar vriendinnetje gaat ze naast hem zitten. Hij vangt op dat ze Agnes en Henriette heten. Henriette leek ouder. Agnes zat naast hem. Ze interesseerde zich voor hem. Hij schatte dat ze ongeveer een jaar jonger was dan hem. In de pauze loopt de verteller met Armand de Vos mee. Dat is een beetje de opschepper van de groep. Hij stelt de verteller en Agnes aan elkaar voor. Hij komt er achter dat haar achternaam De Muynck is. Hij was zeer ontsteld toen hij ontdekte dat hij verliefd op Agnes was. Hij vond dat Agnes anders was dan alle andere meisjes. Hij vergelijkt haar met zijn dode zus die hij nooit gekend heeft en hij snapt zelf ook niet goed waarom. Hij durfde zijn vriend Alfred niet te vertellen dat hij verliefd was geworden. De verteller loopt een paar keer langs Agnes’ huis, omdat hij haar weer wil zien, maar hij heeft geen geluk.
Na een week zag hij Agnes pas weer terug bij de parochiale bioscoop. Hij ging naast haar zitten. In de pauze bleek het te regenen. De verteller vraagt Agnes aan het einde van de pauze of ze de film nog verder wil zien, maar Agnes gaat liever een stuk lopen. Ze lopen samen door de regen en hebben het over allerlei dingen. Aan het einde van de wandeling vraagt Agnes of de verteller mee wil komen naar haar huis. Hij wil graag, maar is toch ook een beetje nerveus. Hij gaat toch mee. Hij ontmoet daar Agnes’ moeder, zussen en broers. Haar moeder en haar zus Carla mogen hem wel. De rest niet zo, denkt hij. Als hij weer weggaat, vraagt Agnes hem of hij nog eens terugkomt. De week daarop zien ze elkaar weer in de bioscoop en sluipen weer weg om te wandelen. Ze verzonnen samen wat ze thuis zouden vertellen als ze hen over de film vroegen. Hij besefte dat hij zou moeten liegen, maar hoewel hij dat niet graag deed, vond hij het niet zo erg. Vanaf dat moment waren ze onafscheidelijk. De verteller voelt zich heel goed. Hij begint zelfs over de toekomst te fantaseren. Nadat ze samen bovenop de toren zijn geweest, zoent hij haar voor de eerste keer.
De oorlog was afgelopen. De verteller was met school gestopt en op zoek naar een baan. Nu de oorlog was afgelopen hadden ze wat meer bewegingsvrijheid. Enkele weken later vond de verteller werk als redactielid van het weekblad ‘De Banier’. Zijn baas was ene Kuypers. Hij heeft het erg naar zijn zin op het werk. Nadat hij erin slaagt zijn baas een keer te helpen door heel veel exemplaren van ‘De Banier’ te verkopen, wordt hij de enige die Kuypers vertrouwt. Hij kreeg een verhoging van salaris. Zijn moeder kreeg toen meer ontzag voor hem en besloot hem meer zakgeld te geven. Als op een dag de verteller besluit eens vroeg naar zijn werk te gaan, komt hij zijn baas op kantoor tegen. Die loofde hem voor zijn ijver en gat hem 2 kaartjes voor een muziekvoorstelling. Hij ging samen met Agnes. Ze vonden de voorstelling prachtig en waren vanaf dat moment ‘aan de muziek verslaafd’. Agnes besloot ook werk te zoeken. Ze werd secretaresse bij een bevrachter van binnenschepen. Na een jaar bij ‘De Banier’ gewerkt te hebben, moest de verteller in dienst en werd dus gescheiden van Agnes.
Na een paar weken in dienst te zijn moest de verteller een dokter helpen. Hij zag in korte tijd een tiental jonge mannen sterven en kon niet begrijpen waarom. In het gasthuis had hij twee vrienden, Prosper van Willebroeck en Peter van Aerschot. Er was ook een zuster waarop iedereen massaal verliefd was, zuster Beatrix. De ikfiguur schreef nog bijna elke dag aan Agnes over de dingen die er rondom hem gebeurde, hij kon z’n gevoelens niet goed op papier zetten, en hij was nog verliefd op haar, maar hij vroeg zich af of hij ook verliefd van op Beatrix. Toen hij daar later over nadacht, besefte hij dat dat niet waar
was. Hij kon wel heel goed praten met zuster Beatrix en vond haar wel heel aardig. Hij had het heel slecht naar zijn zin in dienst, hij vond dat hij was omringd door vuiligheid.
Omdat niet duidelijk was wanneer hij verlof zou krijgen, vroeg hij Agnes of ze hem wou komen bezoeken. Toen Agnes eindelijk kwam goot hij een hele fles Eau de Cologne over zich heen om de stank van de stortplaats te verbergen. Agnes en de ikfiguur hadden een hele fijne dag samen.
Na een poosje begon hij zijn dienstperiode humoristisch op te vatten. Er was nog maar weinig werk in het ziekenhuis en hij kreeg extra lang verlof om naar huis te gaan. Daar voelde hij zich onwennig. Nadat hij weer terugkomt besluit hij zijn geweten te onderzoeken en komt erachter dat Agnes de enige vrouw voor hem is. Als er later een jonge patiënt binnen wordt gebracht en die sterft, valt de ikfiguur heel er uit tegen zuster Beatrix. Daarna wordt hij overgeplaatst naar de hoofdstad. Hij werd daar met open armen ontvangen. Zijn nieuwe chef was kolonel Tussort. Die dronk nogal veel en ging vaak naar de hoeren. Omdat de ikfiguur nu dichterbij huis gestationeerd was, kon hij eens in de twee weken naar Agnes. Na een poosje zat zijn diensttijd erop. Hij wilde niet terug naar ‘De Banier’. Voor een Nederlands dagblad ging hij de Olympiade verslaan. Hij gaat daarvoor samen met Agnes naar een bokswedstrijd. Als een van de boksers ligt te kronkelen van de pijn, loopt Agnes weg. Ze is boos op de ikfiguur, omdat hij ook ging staan kijken. Ze is heel boos op hem en gaat naar huis. De volgende dag krijgt hij een briefje dat ze ziek naar haar familie in Doorwaarden is gegaan. Daar gaat hij haar ‘s zondags bezoeken. De dokter had haar verteld dat ze het begin van tuberculose had. Die maandag daarna gaat de verteller naar haar dokter om uit te vinden hoe erg het werkelijk is. Dan blijkt dat ze heel erg ziek is en dat ze waarschijnlijk zal sterven. De ikfiguur heeft een lang gesprek met Carla en voelt zich dan wat beter. Agnes wordt overgebracht naar het ziekenhuis. Daar werd haar long verwijderd. Daarna ging ze op aandringen van de ikfiguur met haar moeder in Kempen wonen. Het gaat niet goed met haar. Daarna wordt ze overgebracht naar een sanatorium. De ikfiguur gaat haar zo vaak mogelijk bezoeken en ze beginnen elkaar weer te schrijven. Ze hebben nog een hele speciale zondag samen. Daarna werd Agnes naar een sanatorium in Davos gebracht. Eens in de drie maanden gaat de verteller haar bezoeken. De laatste woorden die hij van haar hoort zijn: ‘Ik ben nog zo jong’. Een paar weken later sterft ze.
G De auteur MARNIX GIJSEN
Marnix Gijsen werd als Jan-Albert GORIS geboren te Antwerpen op 20 oktober 1899. Hij werd streng katholiek opgevoed, o.m. bij de Jezuïeten van Sint-Ignatius waar hij echter in 1917 zwaar werd gestraft voor zijn strijdbaar flamingantisme (1). Hij promoveerde in 1925 aan de universiteit van Leuven tot doctor in de geschiedkundige en zedenkundige wetenschappen en zette zijn studies verder in Freiburg, Parijs (Sorbonne) en Londen (School of Economics). Van 1928 tot 1933 was hij ambtenaar bij het gemeentebestuur van Antwerpen. Hij was o.m. kabinetschef van de burgemeester. Vervolgens was hij werkzaam bij de rijksadministratie te Brussel van 1934 tot 1939. Van 1939 tot 1941 was hij Commissaris-generaal voor Toerisme. Daarna verbleef hij te New-York tot 1964 als Belgisch Commissaris voor Informatie en was bovendien gevolmachtigd minister. Als "De Stem uit Amerika" verzorgde hij in die periode een wekelijks radiopraatje op zaterdagavond. Marnix Gijsen begon zijn letterkundige carrière als dichter bij de expressionistische (2) groep Ruimte van het gelijknamige tijdschrift. Zijn belangrijkste gedicht is "Loflitanie van de H. Franciscus van Assisië". In die periode had hij o.m. contacten met Paul van Ostaijen. Na een studiereis naar de Verenigde Staten schreef hij 1927 het reisverhaal "Ontdek Amerika". Als essayist (3) over beeldende kunst schreef hij o.a. "Hans Memlinc" (1939). Ondertussen schreef hij ook dagbladkritieken. Tijdens de tweede wereldoorlog brak hij met de geloofs- en morele waarden waarmee hij was opgegroeid en nam een stoïcijnse (4) levenshouding aan. Dit komt tot uiting in zijn eerste roman die in 1947 werd gepubliceerd : "Het boek van Joachim van Babylon". Vanaf dan volgen zijn romans elkaar op, zo o.a. "Goed en kwaad" (1951), "Klaaglied om Agnes" (1951), "De diaspora" (1961), "Zelfportret, gevleid natuurlijk" (1965).Een toneelstuk ("Helena op Itahaka") schreef hij in 1968. Over zijn verhouding tot het katholicisme schreef hij "De afvallige" en "Biecht van een heiden", die beiden uitkwamen in 1971. Heel zijn werk getuigt van de vooringenomenheid van een moralist (5) die ondanks alles zijn eigen weg gaat en de eigenschappen moed en goedheid hoog in het vaandel voert. Zijn werk werd vele malen bekroond, zo met de Belgische Staatsprijs in 1959 en 1969 en de Prijs der Nederlandse Letteren in 1974. In 1975 werd de schrijver in de adelstand verheven. Marnix Gijsen overleed te Lubbeek op 29 september 1984. Hij ligt begraven op het Schoonselhof te Antwerpen
H Literatuuropgave
Ik heb de samenvatting en de informatie over de schrijver van het internet.
De Samenvatting van:
1 Bibliografische gegevens
1. De titel van mijn boek is: Klaaglied om Agnes
2. De auteur is: Marnix Gijsen
3. De uitgeverij is: Nijgh & van Ditmar
4. Het boek is voor het eerste verschenen in (eerste druk): in het jaar 1959
5. De druk die ik heb gelezen was: de vijftiende druk
6. Jaar van uitgave: 1997
7. Aantal bladzijden van het boek: 191 bladzijden
8. Bij welke genre kan het boek worden ingedeeld:
Het genre van het boek “klaaglied om Agnes” kan worden ingedeeld in de categorie roman, omdat het in chronologische volgorde de eerste jeugdliefde vertelt van de ikfiguur. De eerste jeugdliefde van de ikfiguur en Agnes, een ontluikende liefde die blijft hangen in onvolwassenheid. Het lijkt of komt de liefde tussen deze twee mensen ook niet verder. Als lezer wordt je meegenomen in deze ontluikende liefde. Het boek is autobiografisch want Gijsen heeft zijn jongere zuster inderdaad verloren. En deze zuster is de voor de ikfiguur niet gekende zus Agnes in het boek. Ook de slechte relatie met zijn de moeder van de ikfiguur is autobiografisch want de schrijver had ook een slechte relatie met zijn moeder. Ook heeft Gijsen gewerkt bij de Olympiade. Klaaglied om Agnes vertelt dus over het leven van Marnix Gijsen en zijn tragisch eindigende jeugdliefde. Het verhaal gaat over het jonge leven van Marnix Gijsen.
10. De datum van het leesverslag: 1-02-07
2. Titelverklaring
Geef een duidelijke verklaring voor de gekozen titel.
Het boek heet klaaglied om Agnes. Het woord klaaglied staat niet letterlijk in het woordenboek, maar het zal wel Vlaams zijn voor ‘klaagzang’ . Een klaagzang is vaak melancholische, vaak klagende manier om uiting te geven aan een gevoeld gemis, zoals de dood van een voor de schrijver dierbaar persoon. Het boek gaat over het verlies van twee Agnessen. De eerste Agnes is de zus van de ikfiguur die overleden is en die hij niet heeft gekend. De tweede Agnes is het meisje waarop hij verliefd is en zij overlijdt aan tuberculose. De schrijver laat zijn verdriet daarover uit in de titel. Een klaaglied om Agnes. Hij vergeleek de twee Agnessen met elkaar, en daarom denk ik dat het boek zo heet. Op een bepaald moment ziet de ikfiguur zelfs de verschuiving van het dode kind, zijn zuster, naar het levende meisje Agnes. Omwille van de naam? (blz.39)
Leg ook uit waarom het hele boek deze titel draagt.
Omdat het hele boek om Agnes draait. In het begin heeft hij Agnes nog niet ontmoet. Maar de naam van zijn overleden zus is ook Agnes, en dus draait het hele boek om Agnes. Agnes zijn zus en Agnes zijn eerste jeugdliefde. Beide Agnessen heeft de ikfiguur verloren. Klaaglied omdat het een soort klaagzang is om de twee verloren Agnessen. Vrij vertaald het verdriet dat je hebt omdat je iemand hebt verloren en voor de ikfiguur zijn dit twee personen die ook nog toevallig allebei Agnes heten.
Als de auteur een motto geeft, moet je het motto uitleggen en in verband brengen met het boek.
Het motto van dit boek is een deel uit een gedicht.
Hier onder heb ik het hele gedicht neer gezet, en de dikgedrukte woorden is het motto van het boek.
Auch das Schone muß sterben! Das Menschen und Gotter bezwinget,
Nicht die eherne Brust ruhrt es des stygischen Zeus.
Einmal nur erweichte die Liebe den Schattenbeherrscher,
Und an der Schwelle noch, streng, rief er zuruck sein Geschenk.
Die in den zierlichen Leib grausam der Eber geritzt.
Nicht errettet den gottlichen Held die unsterbliche Mutter,
Wann er, am skaischen Tor fallend, sein Schicksal erfullt.
Aber sie steigt aus dem Meer mit allen Tochtern des Nereus,
Und die Klage hebt an um den verherrlichten Sohn.
Siehe! Da weinen die Gotter, es weinen die Gottinnen alle,
Daß das Schone vergeht, daß das Vollkommene stirbt.
Auch ein Klagelied zu sein im Mund der Geliebten, ist herrlich.
Denn das Gemeine geht Hanglos zum Orkus hinab.
Friedrich Schiller, 1799
Vrij vertaald:
Zie, de Goden huilen en ook alle Godinnen,
Omdat het mooie vergaat, en het volmaakte sterft,
Ook een klaaglied te zijn in de mond van een geliefde is heerlijk,
En het algemene daalt gewoon in Orkus af
Ik denk dat de schrijver dit motto heeft gekozen, omdat het gedicht begint met het huilen van de Goden en Godinnen omdat er iemand gestorven is. Zij houden ook een soort van klaaglied om die mooie, volmaakte persoon. Het gedicht is ook een klaaglied over een persoon waar je veel van gehouden hebt. De vergelijking tussen dit gedicht en het verhaal klaaglied om Agnes vertoont vele overeenkomsten en ik denk dat den schrijver om deze reden dit motto voorin het boek heeft geschreven.
3.Tijd in de geschiedenis
Ik denk dat het boek zich ook afspeelt in de tijd zo rond 1920 omdat in die tijd na de eerste wereldoorlog mensen die t.b.c. hadden ook vaak overleden of verpleegd werden in een sanatorium in het buitenland net zoals Agnes naar Davos gaat. Ook moesten jonge mannen in die tijd als ze rond de 20 waren het leger in en ook de ikfiguur moet op een bepaald moment het leger in. Dit zijn reden waarom ik denk dat het zich afspeelt na de eerste wereldoorlog. Dat het niet de tweede kan zijn omdat in het boek staat op blz. 72 dat ‘de oorlog was ten einde zonder dat het gezin van Agnes of het mijne ernstig had beroerd’. Je leest niets over bevrijding van Amerikanen en Engelsen dus daarom denk ik dat het de eerste wereldoorlog is geweest. Het boek is autobiografisch en gaat over het jonge leven van Marnix Gijsen die geboren is in 1899.
Het verhaal begint als de hoofdpersoon 16 is. Dat is tijdens de bezetting door de Duitsers. Aan het einde van het verhaal is de hoofdpersoon ongeveer 21 of 22. De vertelde tijd is ongeveer 5 jaar. Dit duurt tot blz. 189. want op laatste bladzijde wordt nog een sprong in de tijd gemaakt van vele jaren. Op blz. 189 staat: ‘Vele jaren later was ik bij een auto-ongeval betrokken en wist voor een onberekenbaar ogenblik niet of ik dood of levend was”. Hoe oud de ikfiguur dan is wordt niet duidelijk.
5. Ruimte
De plaats waar alles zich afspeelt is in België en de stad Antwerpen waar de ikfiguur en Agnes eens op de Schelde varen. Het land waar de schrijver is geboren en een deel van zijn leven heeft gewoond. Ook speelt het zich nog even af in Zwitserland, sanatorium in Davos, waar Agnes naar toegaat als zij t.b.c. heeft. De ikfiguur bezoekt haar daar een paar maal.
6. Hoofdpersonen
Ik-figuur (round character): De ikfiguur is 16 jaar als het verhaal begint. Hij is een jongen die alleen, kwetsbaar en twijfelachtig is en bovendien vaak met zijn hoofd in de wolken loopt. Hij vindt zichzelf een romanticus. Hij wil de wereld verbeteren, zijn enige methoden hiervoor zijn spot en verachting. Van de ik figuur word geen kleding beschreven. De ikfiguur kan het niet zo goed met zijn moeder vinden en hij voelt zich soms schuldig omdat hij op de wereld is en niet zijn zusje Agnes, die overleed is toen zij pas acht weken oud was. De ikfiguur is niet zoals de jongens van zijn leeftijd. Hij is erg rustig en voelt zich vaak week en onzeker. Dit veranderd wel als hij in dienstplicht moet. Hij merkt dat jongens van zijn leeftijd en oudere mannen tegen hem en zijn verstand opkijken. Daardoor wordt hij zelfverzekerder. Ook zou je de ikfiguur, volgens mij een intellectueel kunnen noemen; hij is op de hoogte van literatuur, leest Goethe en kan citeren uit bekende werken. Als hij ouder is, een jaar of twintig, werkt hij als Journalist en later als secretaris van een parlementslid.
Als hij zijn vriendin Agnes leert kennen, moet hij meteen denken aan zijn overleden zusje; hij beschouwt Agnes soms als zijn hergeboren zusje.
Samen met Agnes bezoekt hij voor het eerst de Glucks opera Orpheus. Samen met haar raakt hij aan de muziek verslaafd. In het boek maakt hij ook de vergelijking tussen Eurydice en de twee Agnessen. Dit wordt vooral heel duidelijk uit de laatste zin van het boek: Ik heb geweigerd de Heer te zien als een ijdele dwingeland en, het hart bitter als alsem, ben ik godlasterend het leven ingegaan, omwille van Agnes, mijn kuise bruid, mijn dode zuster, gelijk Eurydice tweemaal verloren. (blz. 189)
De ikpersoon doet er alles aan om zijn vriendin Agnes te steunen wanneer zij t.b.c. heeft. Hij is erg lief voor haar, maar tegelijk voelt hij zich schuldig dat hij gezond is en zij zwak.
Agnes de Muynck (round character): Een jaar jonger als de ik-figuur als het verhaal begint, wel is zij rijper. De ikfiguur ziet haar als de kuise geliefde, die de schoonheid en het goede symboliseert. Ook ziet hij haar als de reïncarnatie van zijn overleden zus Agnes. Agnes is opgegroeid onder armzalige omstandigheden, waardoor haar gestel vrij zwak is geworden. Zij heeft een bleek gezichtje. Zij overlijdt aan t.b.c.. Van Agnes wordt gezegd dat ze een keer als ze bij de baas van de ik figuur op bezoek gaan dat Agnes een heel mooie witte jurk aan heeft. Verder wordt er weinig over haar uiterlijk geschreven, je leert haar niet kennen. Ze had twee vlechten. Haar mond was klein maar beslist. De lijn van haar kin was zuiver en goed van verhouding. En zij had een ideale Griekse neus.
Agnes is een meisje dat uit een arm gezin komt en geen vader meer heeft. Vooral door de oorlog draagt ze vaak te grote of oude kleren. Toch valt de ikfiguur direct op haar. Als haar vriend, de ikfiguur, weg is omdat hij een dienstplicht moet vervullen, schrijft ze hem trouw en vertelt ze hem alles. Andersom geldt dit ook. Ze is een net opgevoed meisje en ze kan over alles met haar vriend praten. Eigenlijk kwakkelt ze al haar hele leven met haar gezondheid en uiteindelijk leidt dit ertoe dat ze, net als het overleden zusje van de ikfiguur, t.b.c. krijgt. In haar ziekteperiode is ze sterk en blijft de hoop op leven houden. Uiteindelijk verslechtert haar situatie en wordt ze naar Davos overgebracht, waar de ikfiguur nog maar in staat is haar eens in de drie maanden op te zoeken. Een keer kan hij haar nog opzoeken voordat ze overlijdt en die ene keer wordt het Agnes allemaal te veel: Enkele ogenblikken voor ik vertrekken zou, viel Agnes mij wenend om de hals en zei de laatste woorden die ik van haar lippen heb gehoord. Snikkend zei ze mij: ‘Ik ben nog zo jong, ik ben nog zo jong.’
Carla (flat character):
Carla is de grote zus van Agnes. In het begin moet de ikfiguur aan haar wennen als hij bij Agnes thuis is, want ze is nogal aanwezig. Maar later voelt de ikfiguur zich erg prettig bij haar, ook als Agnes er niet is. Als het bericht hen bereikt heeft dat Agnes overleden is, gaan Carla en de ikfiguur samen naar Davos om afscheid van haar te nemen. Van Carla wordt geen kleding beschreven. Carla wordt omschreven als een krachtige verschijning met een open, rond gezicht een landelijk figuur, dier sterk contrasteerde met de tengerheid van Agnes.
De belangrijkste bijpersonen:
Moeder van de ik-figuur (flat character): Zij is een echte katholieke moeder en wil graag gewaardeerd worden door de anderen 'van haar klasse'. Zij is een zuinige vrouw. De ikfiguur heeft nauwelijks contact met haar. Van de moeder van de ikfiguur worden geen kleding beschreven.
Beatrix (flat character): Zuster bij het militaire hospitaal. Zij heet eigenlijk Netty Dujardin. Ze is knap en bloeit in het hospitaal op, maar raakt gefrustreerd door het celibaat. Van zuster Beatrix wordt geen kleding beschreven. Als de ikfiguur zijn dienstplicht moet vervullen, wordt hij eerst ziekenoppasser in een militair kamp. Daar werkt een knappe zuster, op wie vele van de mannen die ook ook in het militair kamp werken verliefd worden. De ikfiguur heeft al een relatie met Agnes, maar hij kan het ook erg goed vinden met Beatrix, zo goed zelfs dat hij zich soms afvraagt of hij niet verliefd op haar is. Beatrix is een rustige jonge vrouw, die veel persoonlijke gesprekken heeft met de ikfiguur en hem helpt om Agnes een keer te kunnen ontmoeten. Nadat de ikfiguur een keer een botte opmerking tegen haar heeft gemaakt wordt hij overgeplaatst. Daarna hebben Beatrix en de ikfiguur elkaar nooit meer ontmoet.
De directrice van het sanatorium (flat character): indrukwekkend figuur, liegt veel en spreekt alleen troostend en geruststellend, hierdoor wekt zij woede op bij de ikfiguur. Van de directrice wordt geen kleding beschreven.
Tussort (flat character): Kolonel, een levensgenieter, die veel drinkt en veel interesse heeft voor erotiek. Hij bezoekt regelmatig bordelen en maakt veel schulden. Van Tussort wordt geen kleding beschreven in het boek.
De politicus (flat character): werkgever van de ikfiguur. Een eerlijke en hardwerkende man. Bij hem voelt de ikfiguur zich op zijn gemak. Van de politicus wordt geen kleding beschreven.
Armand (flat character): De oudste vriend van de ikfiguur. Hij heeft een goede band met de ikfiguur, maar is ook een opschepper. Van Armand wordt geen kleding beschreven.
De katholieke politicus (flat character): werkgever van de ikfiguur, krantenmagnaat. Een gewetenloze en hardwerkende man. Bij hem voelt de ikfiguur zich op zijn gemak, omdat hij diens contactgestoordheid negeert. Van de katholieke politicus wordt geen kleding beschreven.
Marijn Janssen (flat character): socialistische actievoerder, van eenvoudige arbeidersafkomst. Hij palmt geleidelijk Agnes in met zijn politieke plannen, waardoor zij van haar katholieke geloof valt en met hem het parlement in gaat. Van Marijn Janssen wordt geen kleding beschreven.
De relaties van de hoofdpersoon tot een andere hoofdpersoon is:
Ikfiguur – Agnes: De relatie met Agnes heeft twee verschillende kanten, namelijk zijn overleden zus en zijn vriendin Agnes. De relatie met zijn zus is in het begin veel sterker dan in het einde. De relatie met zijn vriendin Agnes is ook heel erg hecht, maar wel heel anders dan de relaties van zijn vrienden om hem heen. De relatie van vrienden om hem heen draaien, van de verhalen die de ikfiguur moet aanhoren, gaan vaak alleen maar om seks en bij de relatie met Agnes denkt hij helemaal niet aan seks. Alleen als Agnes verteld dat ze t.b.c. heeft, dan gaan ze in het ziekenhuis zoenen en verder in het boek ook nog een paar keer, maar voor de rest heeft de ik figuur niet de neiging gehad om aan seks te denken samen met Agnes.
Ikfiguur – Moeder: De ikfiguur vindt zijn moeder in het begin van het boek een beetje vervelend, omdat zijn moeder dan zijn zakgeld inhoud. De relatie met haar is niet goed te noemen want gelijk in het begin van het boek wordt al verteld dat ze zuinig is en dat ze niet over dit soort zaken praten. Blz. 11: ‘zij gaf mij een korte, bittere verklaring van haar bevindingen op financieel gebied’.
Ikfiguur – Carla: De ikfiguur voelt zich eerst niet op zijn gemak bij Carla maar later wel. Later weet ze hem op zijn gemak te stellen. Samen met Carla gaat hij ook naar Davos wanneer Agnes is overleden.
B Vertelwijze
1. Perspectief
Het is een ik-perspectief. Alles word verteld vanuit de ik persoon. Het verhaal wordt in de ikvorm verteld, vanuit de ik-vertelsituatie dus. Het perspectief ligt hierbij bij de ikfiguur. Je ziet en doet alles vanuit de ikfiguur, overal waar het verhaal is, is ook de ikfiguur. Dit heeft een voordeel en een nadeel, het voordeel is dat je hierdoor de ikfiguur redelijk goed leert kennen. Je weet precies wat er in hem omgaan en wat zijn beweegredenen zijn voor zijn acties. Het grote nadeel van de ik-perspectief, is dat je een heel subjectief beeld krijgt van de situatie. Je ziet maar een manier van denken over de situatie. Het verhaal is geschreven vanuit de ikfiguur, dus is het een personaal perspectief. Als lezer krijg je alleen inzicht in de gedachten en gevoelens van de hoofdpersoon zonder dat deze worden uit gesproken.
Het verhaal gaat juist over de hoofdpersoon, er is sprake van een I-protagonist.
Ik denk dat de auteur hiervoor gekozen heeft omdat het boek autobiografisch is en deels over zijn eigen leven gaat. Ook hij heeft een zus verloren, had een moeilijke relatie met zijn moeder, en trouwde na een verloren jeugdliefde, waarschijnlijk Agnes. Dit heb ik niet kunnen vinden op internet maar daar ga ik van uit. Er is geen sprake van perspectiefwisseling.
Hier een tekst waaruit blijkt dat het een ik perspectief is.
Bladzijde 175:
Zij zat op de rand van het bed en ik merkte hoe tenger zij er uitzag toen de rode zijde van haar pyjama zo wijd en los viel over haar dijen en om haar slanke benen. Zij keerde zich naar mij toe en met de ene had schoof ze op haar nachtkastje het donkerblauwe kwispedoor een eind weg. Voor zich heen kijkend vroeg ze met matte stem: ‘Wil je me zoenen als je van me houdt?’ Ik wist wat zij bedoelde en dat de werkelijke zin van haar woorden was: ‘Hou je genoeg van me om met mij te sterven?’ Een ondeelbaar ogenblik beschouwde ik mijzelf en verweet mezelf deze korte halte. Indien ik dadelijk ja had gezegd als een kreet des harten, had Agnes dit kunnen verklaren als een opwelling, een antwoord op een uitdaging. Ik wilde het niet uitschreeuwen met die vervoering, die in zich zelf haar eigen ontbinding en ontkenning bevat, omdat zij blijkbaar van voorbijgaande aard is. Aarzelen kon ik ook niet, dacht ik, want waar het om de waarheid gaat, aarzel ik niet en de seconde dat mijn antwoord te laat komt, kunnen voor haar eeuwen zijn. Ik hief haar hand naar mijn lippen toe, zoende haar en zeide: ‘Zo lang en zoveel je wilt, Agnes’.
Zij sprong van het bed en stond voor mij. Ik was blijven zitten. Zij nestelde zich tussen mijn gespreide benen en viel mij om de hals. Zij weende. Door haar tranen heen, vroeg ze mij met lichte, lieve spot: ‘Voel je je heroïsch?’ Ik nam haar natte wangen in mijn handen. Haar kaken hadden de verraderlijke blos van de getekenden. Haar lichtblauwe ogen glansden meer dan ooit. Een dikke traan droop langs haar fijne neusvleugels op haar dunne boven lip. Toen zoende ik haar voor het eerst zoals een minnaar een vrouw moet zoenen, dronken en duizelend van verlangen...
2. Taalgebruik
Er worden lange zinnen gebruikt, met heel veel bijvoeglijke naamwoorden. Vooral als de ikfiguur het over Agnes heeft zijn er veel bijvoeglijke naamwoorden. Ook vond ik vooral door de manier van schrijven, die toch al wat ouderwetser is, het boek in het begin wat minder interessant. Ook werd er een aantal keer een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord van een naam gemaakt. Bijvoorbeeld donquichottisme en Wagneriaans opera’s. Hier had ik nog nooit van gehoord.. Verder gebruikt de schrijver vrij lange zinnen, waardoor het boek niet altijd even makkelijk leest. Verklaringen voor dit soort taalgebruik zou kunnen zijn dat de schrijver een Vlaming is en dat het boek uit 1951 dateert. De schrijver heeft een moeilijke jeugd en leven heeft gehad en dit merk je in de stemming van het boek, het is niet vrolijk en dingen worden moeilijk omschreven. Zijn strenge katholieke opvoeding kinken door in het verhaal. Maar ook door de verwijzing, vaak ook nog in het Frans, naar Eurydice, vond ik het niet makkelijk lezen.
Blz. 88
Van het eerste moment, vanaf de melodische, edele klacht die Orpheus laat opklinken voor het graf der geliefde, werd ik diep ontsteld, en de harmonieuze schoonheid van zijn verdriet scheen mij tekort gedaan toen een kortgerokte Amour op pedant-kinderlijke toon kwam verkondigen dat ‘l’Amour vient au secours” Tot tranen toe zat ik bewogen toen het debat weerklonk tussen de klagende Orpheus en de ombres, larves, spectres terribles- vage donkere gedaanten in grote hopen neerliggend op het toneel – en toen hij smeekte ’laissez-vous toucher par mes pleurs.
Blz. 139
Ik nam mij voor niet meer te trachten in haar ogen uit te blinken, zij het door geveinsde cynisme of door werkelijk fatsoen. Toen Tussort mij bij zijn drinkgelagen en bordeelexpedities wilde betrekken, ontweek ik wat ik amper als een bekoring kon beschouwen. Ik gehoorzaamde, toen hij mij bevel gaf hem, laat op de avond, zijn koerier ter ondertekening voor te leggen in het kabinet particulier, waar hij zich met een paar dametjes in doorschijnend déshabillé bevond; doch ik ging niet in op zijn uitnodigingen om hem gezelschap te houden en zei hem zelfs dat ik geen tweede maal in dit lokaal zou verschijnen voor dienstzaken.
3. Beschrijving van personen en ruimte
De beschrijving van personen en ruimte wordt bijna niet gedaan. Alleen bijvoorbeeld toen Agnes en de ikfiguur naar zijn baas toegingen toen werd verteld dat Agnes een heel mooie witte zelf gemaakte jurk aan had. En in het huis werd ook een aantal dingen gezegd. Ik vind het wel jammer dat de schrijver dit niet doet want dan was je meer te weten gekomen waar het verhaal zich afspeelt en hoe de personen eruit zien. Ook zijn er wel momneten dat je de beschrijving ook niet nodig hebt, zoals wanneer de ikfiguur en Agnes wandelen op het land. Je hebt dan genoeg aan het verhaal.(blz. 141)
C Thematische aspecten
1.Motieven
Verhaal motieven:
Liefdesrelatie: Hier begint het allemaal mee. Ze leren elkaar kennen in de parochiale bioscoop en spreken af. Ze worden verliefd, de ikfiguur en Agnes.
Dood: Ook de dood speelt een belangrijke rol in het verhaal, zus Agnes is overleden aan t.b.c. maar ook zijn geliefde Agnes sterft aan t.b.c. maar ook de vader van Agnes is overleden.
Volwassen worden: Het hele boek staat in het teken van opgroeien. De hoofdpersoon komt uit een streng katholiek milieu en hij ontdekt dat er nog een andere kant van het leven is.
Muziek: De ikfiguur houdt van gregoriaanse muziek en strijdliederen. Samen gaan de ikfiguur en Agnes, die ook van muziek houdt, naar de opera.
Militaire dienstplicht/soldatenleven: de ikfiguur moet in dienst en ook hier beleeft hij de nodige dingen, ook op seksueel gebied.
Zedelijk/seksualiteit: Aan de ene kant de relatie met Agnes die heel zedig is en aan de andere kant de gesprekken met andere b.v. Beatrix met wie de ikfiguur wel over seks praat.
Abstracte motieven:
Schuldgevoel: De ikfiguur heeft schuldgevoelens t.o.v. de overleden zus, hij denkt dat hij onrechtmatig haar plaats heeft in genomen.
Eenzaamheid: De eenzaamheid die de ikfiguur voelt in zijn slechte relatie met zijn moeder.
Zweverigheid: De ikfiguur staat niet met beide benen op de grond. Zweverig ook in zijn liefdesrelatie met Agnes. Zo voelt hij zich ook als hij hoort dat Agnes ziek is.
Verlangen: De ikfiguur heeft voortdurend verlangen naar allerlei dingen, volwassenheid, seksuele relatie. Dit komt er niet van met Agnes. Maar ook verlangen naar zuiverheid.
Verliefdheid: In het begin wil de ikfiguur het meisje die hij vluchtig heeft ontmoet weer zien. Door de korte ontmoeting is hij onder indruk van haar geraakt.
Leidmotieven:
Agnes: ik denk dat Agnes het belangrijkste leidmotief is in het boek, omdat Agnes de ik figuur zijn overleden zus is, en omdat Ages zijn vriendin is. Het hele boek draait om Agnes. Voordat hij Agnes ontmoette ging het de hele tijd over zijn zus Agnes, en toen hij zijn vriendin Agnes ontmoette, toen draaide het boek alleen nog maar om die Agnes. Daarom denk ik dat Agnes een leidmotief is.
Ook godsdienst en politiek komen vaak in het boek voor.
2. Thema
Het onderwerp: Probleem van het volwassen worden en een tragisch eindigende jeugdliefde.
Het thema: Een tragische eindigende jeugdliefde.
De hoofdgedachte: Het verliezen van een geliefde doet veel pijn, vooral als je toch al niet zo gemakkelijk contact legt.
D Structurele aspecten
1. De volgorde van de gebeurtenissen
De volgorde van gebeurtenissen is chronologisch verteld. Er zitten een paar kleine terugblikken in, maar die zijn niet van belang voor het verhaal. Hetzelfde geld voor de vooruitwijzingen. Het zijn geen verwijzingen naar dingen die nog in het boek gebeuren, maar vooruitwijzingen naar situaties vele jaren later of naar dingen waar je verder niets meer over leest. Blz. 9: ‘Was dat inderdaad haar bedoeling, dan heeft haar pedagogie jammerlijk gefaald, want zodra ik later enig geld in handen heb gekregen, heb ik het roekeloos door deuren en vensters gesmeten’.
Er zitten geen openplekken in het verhaal en ook is er weinig spanning in het boek. Er wordt je geen informatie onthouden en er wordt ook niet op een andere manier spanning opgewekt. Het boek is gewoon een beschrijving van het verleden van iemand. Het is ook niet de bedoeling dat er spanning in zit. Het begint met dat zijn moeder hem zijn zakgeld onthoudt en vervolgens van hoe hij Agnes ontmoet en hoe hij Agnes steunt tot in haat laatste dagen. Er zitten weinig tijdsprongen tussen.
Er zijn in het boek geen tijdsvertragingen en tijdsverdichtingen te vinden. Wel zijn er tijdsversnellingen te vinden.
Dit doet de schrijver om weer verder in het verhaal met Agnes te komen, zoals op blz. 47 wanneer de ikfiguur Agnes na een week weer ontmoet. Aan het eind van het boek zit er zelfs een tijdsprong in van vele jaren. Deze sprong maakt de schrijver omdat de ikfiguur dan pas de dood van Agnes heeft verwerkt.
2. De belangrijkste gebeurtenissen
Een van de belangrijkste gebeurtenissen vind ik dat de ikfiguur Agnes voor het eerst zoent, eindelijk durft hij haar dan te zoenen.
In 14 hoofdstukken worden door een ikfiguur, die bij het begin van de roman 16 jaar is, vijf episodes uit zijn jeugd verteld.
Als de ikfiguur 16 jaar oud is, ontmoet hij Agnes voor het eerst. Hij is meteen van haar onder de indruk. Dit komt omdat voordat hij geboren was, hij een zusje had die ook Agnes heette. Zij stierf acht weken na haar geboorte aan t.b.c.. De ikfiguur leert Agnes kennen tijdens de Duitse bezetting in de Eerste Wereldoorlog. Het verhaal speelt zich af in Antwerpen. De ikfiguur en Agnes leren elkaar goed kennen en op een van hun uitjes, boven op de toren van de Antwerpse kathedraal volgt de liefdesverklaring.
Als de oorlog voorbij is wordt de ikfiguur redactiesecretaris van het weekblad De Banier. Agnes heeft werk gevonden als secretaresse van een bevrachter van binnenschepen. Samen ontdekken de ikfiguur en Agnes de wereld van de opera via een opvoering van Glucks Orpheus (hfdst. 6-7).
De middelste episode gaat over de belevenissen van de ikfiguur als dienstplichtige. Eerst als ziekenoppasser in een militair kamp. Hier leert hij zuster Beatrix kennen. Hij kan het erg goed met haar vinden en zij helpt hem ook om Agnes te ontmoeten. Na de periode als ziekenoppasser in een militair kamp, wordt hij overgeplaatst naar het legerhospitaal in de hoofdstad.
Na zijn dienstplicht werkt de ikfiguur een korte tijd als journalist. Voor een Nederlandse krant moet hij verslag uitbrengen van de Olympiade in Antwerpen. In die periode vertelt Agnes hem dat ze het begin van tuberculose heeft. Ze moet een operatie ondergaan.
Er zit weinig spanningsopbouw in. Het verhaal gaat gewoon steeds verder.
3. Het begin
Het boek begint met dat de hoofdpersoon 16 jaar is en dat zijn zakgeld anderhalve mark bedroeg. Ik denk dat dit begin is, omdat later in het boek wordt het zakgeld van de ikfiguur ingehouden, en omdat hij niet meewil naar de kerkmis gaat hij voor een spotprijsje, zijn moeder wil dit wel betalen, naar de parochiale bioscoop, en daar begint het boek zeg maar in het echt, omdat hij daar voor het eerst Agnes ontmoet. En die relatie die begint ook als het regent en de ikfiguur vraagt of hij haar thuis moet brengen. Dus eigenlijk begint het boek bij het eigenlijke begin, maar omdat je, als je de eerste zinnen leest, je dan nog niet weet wat er komen gaat vind je het eerst een beetje raar, maar nu ik het boek helemaal heb uitgelezen snap ik nu waarom het zo begint.
4. Het einde
Het is een gesloten einde, omdat aan het einde van het boek sterft Agnes. Dan verteld de ikfiguur nog dat hij vele jaren later een auto ongeluk heeft gehad, en dat pas kan de ikfiguur de dood ba beide Agnessen begrijpen en verwerken.
E Mening
Ik heb dit boek gekozen omdat ik van een Vlaamse schrijver iets moest lezen en volgens mijn moeder was het wel een aardig boek. Het boek heeft geen emoties bij mij opgeroepen, ik had meer een hekel aan het boek omdat ik het een moeilijk te begrijpen boek vond, omdat er heel veel Franse zinnen in zitten. Van die zinnen wist ik van heel veel niet wat ze betekenden. En sommige delen, die gingen dan over een Frans stukje en dan moest ik een stuk verder lezen voor dat ik eindelijk begreep wat er werd bedoeld. Als je een tijdje in het boek bezig bent, dan lukt het beter om het boek te lezen en te begrijpen. De diepere gedachten de tragisch verlopen jeugdliefde begrijp ik wel maar het heeft me niet geboeid. Op zich spreekt zo’n thema mij wel aan maar door de moeilijke stijl, de Franse woorden en de voortdurende verwijzingen naar Eurydice maakten voor mij dit thema niet meer interessant. Op zich worden de personen wel goed beschreven maar ze wekken niet mijn belangstelling. Het gekozen perspectief vind ik goed, zo bleef ik toch betrokken bij het verhaal. De ruimte wordt niet echt beschreven, dit is ook geen probleem, je mist het niet in het boek. De stijl spreekt mij niet erg aan. Lange zinnen met veel bijvoeglijke naamwoorden. Ook de verwijzing naar Eurydice vind ik storend en brengen mij van het verhaal af. Het begin wekte bij mij nog wel iets van doorlezen op maar hoe verder ik kwam hoe meer ik mij tot het uitlezen moest zetten. Voor mij is het belangrijkste moment dat de ikfiguur Agnes zoent en haar de liefde verklaart. Dit wordt nog wel aardig omschreven, maar de vonken spatten er niet af. Ik zou het boek een ander niet aanraden, het boek voldeed niet aan mijn verwachtingen. Het kostte ook veel moeite om het uit te krijgen.
F Samenvatting
Het verhaal wordt verteld door een ikfiguur. Het verhaal begint als ‘ik’ 16 jaar oud is. Hij vertelt dat hij per week anderhalve mark zakgeld kreeg. Op een keer onthield zijn moeder hem dat en dat was het begin van de vervreemding tussen hen. Hij wilde dat geld graag hebben, omdat hij de volledige werken van Goethe wilde kopen. Hij heeft nog geen belangstelling voor meisjes. Het ‘enige vrouwelijke wezen’ dat, buiten zijn moeder, een rol in zijn leven heeft gespeeld is Agnes. Zij was zijn zusje en hij heeft haar nooit gekend, omdat ze aan een kinderziekte is overleden. Hij leefde in een gesloten, erg begrensde wereld. De gang van het leven onder de bezetting was traag. De verteller vond dat geen gemis, want hij kende geen ander tempo. Hij moest altijd mee met zijn moeder voor een zondagswandeling. Hier had hij een hekel aan, want ze eindigden
Na een week zag hij Agnes pas weer terug bij de parochiale bioscoop. Hij ging naast haar zitten. In de pauze bleek het te regenen. De verteller vraagt Agnes aan het einde van de pauze of ze de film nog verder wil zien, maar Agnes gaat liever een stuk lopen. Ze lopen samen door de regen en hebben het over allerlei dingen. Aan het einde van de wandeling vraagt Agnes of de verteller mee wil komen naar haar huis. Hij wil graag, maar is toch ook een beetje nerveus. Hij gaat toch mee. Hij ontmoet daar Agnes’ moeder, zussen en broers. Haar moeder en haar zus Carla mogen hem wel. De rest niet zo, denkt hij. Als hij weer weggaat, vraagt Agnes hem of hij nog eens terugkomt. De week daarop zien ze elkaar weer in de bioscoop en sluipen weer weg om te wandelen. Ze verzonnen samen wat ze thuis zouden vertellen als ze hen over de film vroegen. Hij besefte dat hij zou moeten liegen, maar hoewel hij dat niet graag deed, vond hij het niet zo erg. Vanaf dat moment waren ze onafscheidelijk. De verteller voelt zich heel goed. Hij begint zelfs over de toekomst te fantaseren. Nadat ze samen bovenop de toren zijn geweest, zoent hij haar voor de eerste keer.
De oorlog was afgelopen. De verteller was met school gestopt en op zoek naar een baan. Nu de oorlog was afgelopen hadden ze wat meer bewegingsvrijheid. Enkele weken later vond de verteller werk als redactielid van het weekblad ‘De Banier’. Zijn baas was ene Kuypers. Hij heeft het erg naar zijn zin op het werk. Nadat hij erin slaagt zijn baas een keer te helpen door heel veel exemplaren van ‘De Banier’ te verkopen, wordt hij de enige die Kuypers vertrouwt. Hij kreeg een verhoging van salaris. Zijn moeder kreeg toen meer ontzag voor hem en besloot hem meer zakgeld te geven. Als op een dag de verteller besluit eens vroeg naar zijn werk te gaan, komt hij zijn baas op kantoor tegen. Die loofde hem voor zijn ijver en gat hem 2 kaartjes voor een muziekvoorstelling. Hij ging samen met Agnes. Ze vonden de voorstelling prachtig en waren vanaf dat moment ‘aan de muziek verslaafd’. Agnes besloot ook werk te zoeken. Ze werd secretaresse bij een bevrachter van binnenschepen. Na een jaar bij ‘De Banier’ gewerkt te hebben, moest de verteller in dienst en werd dus gescheiden van Agnes.
Na een paar weken in dienst te zijn moest de verteller een dokter helpen. Hij zag in korte tijd een tiental jonge mannen sterven en kon niet begrijpen waarom. In het gasthuis had hij twee vrienden, Prosper van Willebroeck en Peter van Aerschot. Er was ook een zuster waarop iedereen massaal verliefd was, zuster Beatrix. De ikfiguur schreef nog bijna elke dag aan Agnes over de dingen die er rondom hem gebeurde, hij kon z’n gevoelens niet goed op papier zetten, en hij was nog verliefd op haar, maar hij vroeg zich af of hij ook verliefd van op Beatrix. Toen hij daar later over nadacht, besefte hij dat dat niet waar
was. Hij kon wel heel goed praten met zuster Beatrix en vond haar wel heel aardig. Hij had het heel slecht naar zijn zin in dienst, hij vond dat hij was omringd door vuiligheid.
Omdat niet duidelijk was wanneer hij verlof zou krijgen, vroeg hij Agnes of ze hem wou komen bezoeken. Toen Agnes eindelijk kwam goot hij een hele fles Eau de Cologne over zich heen om de stank van de stortplaats te verbergen. Agnes en de ikfiguur hadden een hele fijne dag samen.
Na een poosje begon hij zijn dienstperiode humoristisch op te vatten. Er was nog maar weinig werk in het ziekenhuis en hij kreeg extra lang verlof om naar huis te gaan. Daar voelde hij zich onwennig. Nadat hij weer terugkomt besluit hij zijn geweten te onderzoeken en komt erachter dat Agnes de enige vrouw voor hem is. Als er later een jonge patiënt binnen wordt gebracht en die sterft, valt de ikfiguur heel er uit tegen zuster Beatrix. Daarna wordt hij overgeplaatst naar de hoofdstad. Hij werd daar met open armen ontvangen. Zijn nieuwe chef was kolonel Tussort. Die dronk nogal veel en ging vaak naar de hoeren. Omdat de ikfiguur nu dichterbij huis gestationeerd was, kon hij eens in de twee weken naar Agnes. Na een poosje zat zijn diensttijd erop. Hij wilde niet terug naar ‘De Banier’. Voor een Nederlands dagblad ging hij de Olympiade verslaan. Hij gaat daarvoor samen met Agnes naar een bokswedstrijd. Als een van de boksers ligt te kronkelen van de pijn, loopt Agnes weg. Ze is boos op de ikfiguur, omdat hij ook ging staan kijken. Ze is heel boos op hem en gaat naar huis. De volgende dag krijgt hij een briefje dat ze ziek naar haar familie in Doorwaarden is gegaan. Daar gaat hij haar ‘s zondags bezoeken. De dokter had haar verteld dat ze het begin van tuberculose had. Die maandag daarna gaat de verteller naar haar dokter om uit te vinden hoe erg het werkelijk is. Dan blijkt dat ze heel erg ziek is en dat ze waarschijnlijk zal sterven. De ikfiguur heeft een lang gesprek met Carla en voelt zich dan wat beter. Agnes wordt overgebracht naar het ziekenhuis. Daar werd haar long verwijderd. Daarna ging ze op aandringen van de ikfiguur met haar moeder in Kempen wonen. Het gaat niet goed met haar. Daarna wordt ze overgebracht naar een sanatorium. De ikfiguur gaat haar zo vaak mogelijk bezoeken en ze beginnen elkaar weer te schrijven. Ze hebben nog een hele speciale zondag samen. Daarna werd Agnes naar een sanatorium in Davos gebracht. Eens in de drie maanden gaat de verteller haar bezoeken. De laatste woorden die hij van haar hoort zijn: ‘Ik ben nog zo jong’. Een paar weken later sterft ze.
G De auteur MARNIX GIJSEN
Marnix Gijsen werd als Jan-Albert GORIS geboren te Antwerpen op 20 oktober 1899. Hij werd streng katholiek opgevoed, o.m. bij de Jezuïeten van Sint-Ignatius waar hij echter in 1917 zwaar werd gestraft voor zijn strijdbaar flamingantisme (1). Hij promoveerde in 1925 aan de universiteit van Leuven tot doctor in de geschiedkundige en zedenkundige wetenschappen en zette zijn studies verder in Freiburg, Parijs (Sorbonne) en Londen (School of Economics). Van 1928 tot 1933 was hij ambtenaar bij het gemeentebestuur van Antwerpen. Hij was o.m. kabinetschef van de burgemeester. Vervolgens was hij werkzaam bij de rijksadministratie te Brussel van 1934 tot 1939. Van 1939 tot 1941 was hij Commissaris-generaal voor Toerisme. Daarna verbleef hij te New-York tot 1964 als Belgisch Commissaris voor Informatie en was bovendien gevolmachtigd minister. Als "De Stem uit Amerika" verzorgde hij in die periode een wekelijks radiopraatje op zaterdagavond. Marnix Gijsen begon zijn letterkundige carrière als dichter bij de expressionistische (2) groep Ruimte van het gelijknamige tijdschrift. Zijn belangrijkste gedicht is "Loflitanie van de H. Franciscus van Assisië". In die periode had hij o.m. contacten met Paul van Ostaijen. Na een studiereis naar de Verenigde Staten schreef hij 1927 het reisverhaal "Ontdek Amerika". Als essayist (3) over beeldende kunst schreef hij o.a. "Hans Memlinc" (1939). Ondertussen schreef hij ook dagbladkritieken. Tijdens de tweede wereldoorlog brak hij met de geloofs- en morele waarden waarmee hij was opgegroeid en nam een stoïcijnse (4) levenshouding aan. Dit komt tot uiting in zijn eerste roman die in 1947 werd gepubliceerd : "Het boek van Joachim van Babylon". Vanaf dan volgen zijn romans elkaar op, zo o.a. "Goed en kwaad" (1951), "Klaaglied om Agnes" (1951), "De diaspora" (1961), "Zelfportret, gevleid natuurlijk" (1965).Een toneelstuk ("Helena op Itahaka") schreef hij in 1968. Over zijn verhouding tot het katholicisme schreef hij "De afvallige" en "Biecht van een heiden", die beiden uitkwamen in 1971. Heel zijn werk getuigt van de vooringenomenheid van een moralist (5) die ondanks alles zijn eigen weg gaat en de eigenschappen moed en goedheid hoog in het vaandel voert. Zijn werk werd vele malen bekroond, zo met de Belgische Staatsprijs in 1959 en 1969 en de Prijs der Nederlandse Letteren in 1974. In 1975 werd de schrijver in de adelstand verheven. Marnix Gijsen overleed te Lubbeek op 29 september 1984. Hij ligt begraven op het Schoonselhof te Antwerpen
H Literatuuropgave
De Samenvatting van:
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden