Klaaglied om Agnes door Marnix Gijsen

Beoordeling 8.5
Foto van een scholier
Boekcover Klaaglied om Agnes
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 4e klas vwo | 2900 woorden
  • 19 mei 2005
  • 29 keer beoordeeld
Cijfer 8.5
29 keer beoordeeld

Boekcover Klaaglied om Agnes
Shadow
Klaaglied om Agnes door Marnix Gijsen
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Externe gegevens
Biografie
Johannes Alphonsius Albertus (Jan-Albert) Goris, die later het pseudoniem Marnix Gijsen zou voeren, werd op 20 oktober 1899 geboren te Antwerpen. Hij werd nogal streng katholiek opgevoed, zowel thuis als bij de nonnen, de broeders en de jezuïeten van Sint-Ignatius. Zijn ouders kwamen uit een eenvoudig milieu van kosters, schoenlappers en ambachtslieden, maar in de familie had één het gebracht tot onderwijzer. Deze werd het voorbeeld. Studeren, geleerdheid veroveren, in die richting werden Jan-Albert en zijn oudere broer René opgevoed. Door zijn zwakke gezondheid werd hij op jeugdige leeftijd drie jaar ondergebracht bij familie in Schoten en Brasschaat. Na zijn terugkeer uit deze ‘buitengewesten’ begon een moeilijke aanpassingsperiode, met talrijke botsingen met zijn ouders, in het bijzonder met zijn moeder. Hij deed handelsstudiën aan de Sint-Ignatiushogeschool te Antwerpen, maar deze vorming bevredigde hem niet volledig; eenzelvig, tamelijk chaotisch bestudeerde hij de klassieke wereld van Athene en Rome. In die jaren (1916-1917) sloot hij zich actief aan bij het verzet tegen de overheersing van het Frans in het onderwijs. Dit leidde ertoe dat hem de toegang tot de hogeschool werd ontzegd. Hij ging echter ononderbroken door met studeren, met het verwerven van kennis, die hij later in essays, kritieken en kronieken en ook in zijn romans en verhalen zou verwerken. Een paar jaar was hij werkzaam in het uitgeversbedrijf De standaard. Uit die tijd dateren ook zijn eerste literaire optreden en zijn contacten met literaire grootheden als Paul van Ostaijen en Karel van den Oever, auteurs die elkaar vonden in het humanitair-expressionistische tijdschrift Ruimte (1920-1921) De schuilnaam waaronder hij publiceerde, is in zijn onderdelen simpel te begrijpen: zijn moeder heette Euphrasia Gijsen, en de voornaam refereert aan Marnix van Sint-Aldegonde, de burgemeester van Antwerpen uit de zestiende eeuw. Opvallend in deze naamgeving is dat een katholiek de voornaam koos van een strijdend calvinist. Intussen was Gijsen ook werkzaam geweest in de journalistiek, onder meer als verslaggever van de Antwerpse Olympiade in 1920., en werd hij secretaris van een aantal Antwerpse politici. In 1922 moest hij die veelzijdige activiteiten staken: hij werd soldaat. Gijsen heeft deze tijd niet als de meest verheffende in zijn leven beschouwd. Hij trachtte aan deze deprimerende situatie te ontkomen door zich met volledige inzet op de studie te werpen en bereidde zich voor op een academische graad. Na het behalen van de doctorstitel te Leuven, in 1925, wijdde hij zich meer bewust aan de opbouw van een wetenschappelijke carrière. Hij studeerde en werkte in Freiburg, Parijs, Londen en in het Rijksarchief te ’s-Gravenhage. De belangrijkste reis –én in literair én in maatschappelijk opzicht- was die naar de Verenigde Staten, waar hij werkte aan de Universiteit van Seattle. Na deze reizen bekleedde hij in België tal van overheidsfuncties. In 1939 verliet hij Europa met een zware opdracht: hij moest de Belgische vertegenwoordiging leiden op de wereldtentoonstelling in New York. Doordat de Tweede Wereldoorlog uitbrak, bleef hij in Amerika, waar hij hoofd werd van Belgian Government Information Center. Hij trouwde na een tragisch verlopen jeugdliefde, in 1929 met Julia de Bie. Hun huwelijk bleef kinderloos. Hij verliet haar in 1946, maar kon pas in 1976, dank zij een nieuwe wet, officieel scheiden. Een maand later trouwde hij met Maria Magdalena Bambust, die hij in 1941 in New York had leren kennen. Behalve in het tijdschrift Ruimte publiceerde hij tussen de wereldoorlogen in De Gemeenschap en was hij redacteur van Forum. Zijn werk werd vaak vertaald en vele malen bekroond, onder meer met de driejaarlijkse Staatsprijs voor het proza voor zijn roman Er gebeurt nooit iets (1957). In April 1968 had Gijsen zich , na zijn pensionering, als ambteloos burger in Brussel gevestigd. In 1975 werd hij in de adelstand verheven. Hij stierf op 29 september 1984 in Lubbbeek. Andere werken van Marnix Gijsen
Marnix Gijsen heeft ook boeken onder zijn echte naam geschreven; nl. Jan-Albert Goris. Er is heel veel van hem verschenen; hieronder is maar een heel klein deel van zijn werken vermeld. Breero's lyriek (1922); Lof van Antwerpen (1940); De man van overmorgen (1949); Klaaglied om Agnes (1951); De vleespotten van Egypte (1952); De lange nacht (1954); Er gebeurt nooit iets (1956); Terwille van Leentje (1957); Mijn vriend de moordenaar (1958); De diaspora (1961), verh.; The House by the Leaning Tree (1963), p.; Karel van den Oever (1964), essay; Karel Jonckheere (1964), essay; Scripta manent (1965); Zelfportret, gevleid, natuurlijk (1965); Helena op Ithaka (1968); August van Cauwelaert (1968), essay; Jacqueline en ik (1970); Weer thuis (1972); De grote god Pan (1974); Terug van weggeweest (1975); De leerjaren van Jan-Albert Goris (1975); Overkomst dringend gewenst (1978); Uit het Brussels getto (1978); Rustoord (1979); De loopgraven van Fifth Avenue (1980).
Algemene ontwikkeling/thematiek Veel van Gijsens werk is sterk autobiografisch. Hij schreef niet alleen proza, maar ook veel poëzie. Gijsen stelt dat een schrijver in zijn werk drie fundamentele vragen dient te stellen en te beantwoorden: Welke is zijn verhouding tot het andere geslacht? Hoe staat hij tegenover de maatschappij en de wereld? En ten slotte: hoe is zijn houding tegenover een Opperwezen, en als hij daarin niet gelooft, hoe oordeelt hij dan over zichzelf? In vrijwel elk werk van Gijsen duiken deze vragen, in wisselende verhoudingen op. In veel van zijn romans probeert Gijsen ook aan te geven hoe klein de afstand tussen liefde en haat eigenlijk is. Gijsens werk is in twee groepen te verdelen. De ene groep handelt over zijn jeugd in Vlaanderen, de andere groep speelt zich af in Noord-Amerika, waar Gijsen geruime tijd verbleef. Kritiek De waardering voor Gijsens werk kent nogal wat schommelingen. Aanvankelijk werd er, met name in katholieke kringen, sterk gefulmineerd tegen Gijsens opvattingen omtrent godsdienst, maar met het vorderen van de tijd en de toename van Gijsens romanproductie zijn dit soort geluiden afgenomen. In de plaats van aandacht voor het controversiële karakter van het werk kwam, in meer of mindere mate, waardering voor de formulering, de ironie en de houding van de ikfiguur of van de hoofdpersonen. Wat overigens wel opvalt, is dat sommige critici al vroeg bezwaren opperden tegen de herhaling: men vond een nieuwe Gijsen vaak wel boeiend, maar te weinig nieuw. Interne gegevens
Samenvatting
In 14 hoofdstukken worden door een ik-verteller, die bij het begin van de roman 16 jaar is, vijf episodes uit zijn jeugd verteld. Als de ikpersoon 16 jaar oud is, ontmoet hij Agnes voor het eerst. Hij is meteen van haar onder de indruk. Dit komt omdat voordat hij geboren was, hij een zusje had die ook Agnes heette. Zij stierf acht weken na haar geboorte aan tbc. De ikpersoon leert Agnes kennen tijdens de Duitse bezetting in de Eerste Wereldoorlog. Het verhaal speelt zich af in de omgeving van Antwerpen. De ikpersoon en Agnes leren elkaar goed kennen en op één van hun uitjes, boven op de toren van de Antwerpse kathedraal volgt de liefdesverklaring. Als de oorlog voorbij is wordt de ikfiguur redactiesecretaris van het weekblad De Banier. Agnes heeft werk gevonden als secretaresse van een bevrachter van binnenschepen. Samen ontdekken de ikpersoon en Agnes de wereld van de opera via een opvoering van Glucks Orpheus (hfdst. 6-7). De middelste episode gaat over de belevenissen van de ikpersoon als dienstplichtige. Eerst als ziekenoppasser in een militair kamp. Hier leert hij zuster Beatrix kennen. Hij kan het erg goed met haar vinden en zij helpt hem ook om Agnes te ontmoeten. Na de periode als ziekenoppasser in een militair kamp, wordt hij overgeplaats naar het legerhospitaal in de hoofdstad. Na zijn dienstplicht werkt de ikpersoon korte tijd als journalist. Voor een Nederlandse krant moet hij verslag uitbrengen van de Olympiade in Antwerpen. In die periode vertelt Agnes hem dat ze het begin van tuberculose heeft. Ze moet een pneumothorax-operatie ondergaan. In de laatste episode werkt de ikpersoon als secretaris van een parlementslid. De toestand van Agnes verslechtert voortdurend. Agnes komt in een sanatorium terecht, waar de ikpersoon haar duidelijk zijn liefde voor haar laat blijken. Na een verblijf in het sanatorium wordt ze overgebracht naar Davos in Zwitserland. Eens in de drie maanden kan de ikpersoon haar opzoeken. Niet lang na zijn eerste bezoek aan haar sterft Agnes. Thematiek Een thema van dit boek is het verliezen van een geliefde. De ikpersoon verliest zijn vriendin Agnes, maar ook verliest hij zijn zusje die hij nooit gekend heeft. Deze twee Agnessen worden vergeleken met Eurydice van Orpheus. In het boek wordt vaak gesproken over Glucks opera orpheus, of er wordt op een andere manier verwezen naar dit verhaal. Want ook Orpheus verliest zijn geliefde. Ik voelde toen hoe, meer dan het bezit der geliefde, haar verlies de mens verdelen moest. Dit denkt de ikpersoon terwijl hij naar de opera luistert over het tweede verlies van Eurydice, dus wanneer Orpheus omkijkt terwijl hij haar uit de onderwereld wil halen. De ikpersoon heeft ook een eindgedachte over de opera: Zoals Paulus het licht zag op de weg van Damascus, zo heeft Gluck’s aria mij definitief bekeerd tot de eredienst van het verlies. Een ander thema in dit boek is zuiverheid. Agnes staat symbool voor deze zuiverheid. De naam Agnes komt van het Griekse , wat heilig, rein, onschuldig of kuis betekend. Ook komt het van het Latijnse woord agnus, wat ‘lammetje’ betekent. Gijsen heeft bewust de wereld van Agnes geplaatst tegenover die van het leger waarin de ikpersoon gediend heeft. In de wereld van Agnes domineert de witte kleur en haar gedrag getuigt van een uiterste zuiverheid. In het leger wordt de ikpersoon juist geconfronteerd met de grootste grofheid en obsceniteit in woord en daad. Titelverklaring Het boek heet klaaglied om agnes. Het woord klaaglied staat niet letterlijk in het woordenboek, maar het zal wel Vlaams zijn voor ‘klaagzang’. Het boek gaat over het verlies van Agnes. De schrijver laat zijn verdriet daarover uit in de titel. Een klaaglied om Agnes.
Motto Het motto van dit boek is een deel uit een gedicht. Siehe, es weinen die Götter, es weinen die Göttinnen alle, Dass das Schöne vergeht, dass das Volkommene stirbt. Auch ein Klaglied zu sein im Mund der Geliebten ist herrlich, Denn das Gemeine geht klanglos zum Orkus hinab. Friedrich Schiller, 1799
Ik denk dat dit het motto is, omdat het ook gaat over iemand die gestorven is en net als Eurydice in de onderwereld, de Orcus, afdaalt. Motieven Liefde – de liefde van Agnes en de ikpersoon voor elkaar. Ziekte en de dood – beide Agnessen overlijden aan tbc. Glucks opera ‘Orpheus’ – In het boek staan verwijzingen naar het verhaal van Orpheus en Agnes en de ikpersoon zijn dol op de muziek uit de opera. Schuld – De ikpersoon voelde zich soms schuldig dat hij leefde en niet zijn zusje Agnes. Ook voelt hij zich schuldig als Agnes ziek is, terwijl hijzelf kerngezond is. Personages Hieronder volgen een paar van de personages uit het boek, die het belangrijkst zijn in het verhaal en die je het beste leert kennen. - De ikpersoon: De ikpersoon is de hoofdpersoon in dit boek; zijn naam wordt niet genoemd. In het begin van het verhaal is hij zo’n zestien jaar. Hij kan het niet zo goed met zijn moeder vinden en hij voelt zich soms schuldig omdat hij op de wereld is en niet zijn zusje Agnes, die overleed aan tbc toen zij pas acht weken oud was. De ikpersoon is niet zoals de jongens van zijn leeftijd. Hij is erg rustig en voelt zich vaak week en onzeker. Dit veranderd wel als hij in dienstplicht moet. Hij merkt dat jongens van zijn leeftijd en oudere mannen tegen hem en zijn verstand opkijken. Daardoor wordt hij zelfverzekerder. Ook zou je de ikpersoon volgens mij een intellectueel kunnen noemen; hij is op de hoogte van literatuur, leest Goethe en kan citeren uit bekende werken. Als hij ouder is, een jaar of twintig, werkt hij als Journalist en later als secretaris van een parlementslid. Als hij zijn vriendin Agnes leert kennen, moet hij meteen denken aan zijn overleden zusje; hij beschouwt Agnes soms als zijn hergeboren zusje. Samen met Agnes bezoekt hij voor het eerst de Glucks opera Orpheus. Samen met haar raakt hij aan de muziek verslaafd. In het boek maakt hij ook de vergelijking tussen Eurydice en de twee Agnessen. Dit wordt vooral heel duidelijk uit de laatste zin van het boek: Ik heb geweigerd de Heer te zien als een ijdele dwingeland en, het hart bitter als alsem, ben ik godslasterend het leven ingegaan, omwille van Agnes, mijn kuise bruid, mijn dode zuster, gelijk Eurydice tweemaal verloren. De ikpersoon doet er alles aan om zijn vriendin Agnes te steunen wanneer zij tbc heeft. Hij is erg lief voor haar, maar tegelijk voelt hij zich schuldig dat hij gezond is en zij zwak. - Agnes: Agnes is een meisje dat uit een arm gezin komt en geen vader meer heeft. Vooral door de oorlog draagt ze vaak te grote of oude kleren. Toch valt de ikpersoon direct op haar. Als haar vriend, de ikpersoon, weg is omdat hij een dienstplicht moet vervullen, schrijft ze hem trouw en vertelt ze hem alles. Andersom geldt dit ook. Ze is een net opgevoed meisje en ze kan over alles met haar vriend praten. Eigenlijk kwakkelt ze al haar hele leven met haar gezondheid en uiteindelijk leidt dit ertoe dat ze, net als het overleden zusje van de ikpersoon, tbc krijgt. In haar ziekteperiode is ze sterk en blijft de hoop op leven houden. Uiteindelijk verslechtert haar situatie en wordt ze naar Davos overgebracht, waar de ikpersoon nog maar in staat is haar eens in de drie maanden op te zoeken. Eén keer kan hij haar nog opzoeken voordat ze overlijdt en die ene keer wordt het Agnes allemaal te veel: Enkele ogenblikken voor ik vertrekken zou, viel Agnes mij wenend om de hals en zei de laatste woorden die ik van haar lippen heb gehoord. Snikkend zei ze mij: ‘Ik ben nog zo jong, ik ben nog zo jong.’ - Carla: Carla is de grote zus van Agnes. In het begin moet de ikpersoon aan haar wennen als hij bij Agnes thuis is, want ze is nogal aanwezig. Maar later voelt de ikpersoon zich erg prettig bij haar, ook als Agnes er niet is. Als het bericht hen bereikt heeft dat Agnes overleden is, gaan Carla en de ikpersoon samen naar Davos om afscheid van haar te nemen. - Beatrix: Als de ikpersoon zijn dienstplicht moet vervullen, wordt hij eerst ziekenoppasser in een militair kamp.Daar werkt een knappe zuster, op wie vele van de mannen die ook ook in het militair kamp werken verliefd worden. De ikpersoon heeft al een vriendin, maar hij kan het ook erg goed vinden met Beatrix, zo goed zelfs dat hij zich soms afvraagd of hij niet verliefd op haar is. Beatrix is een rustige jongevrouw, die veel persoonlijke gesprekken heeft met de ikpersoon en hem helpt om Agnes een keer te kunnen ontmoeten. Nadat de ikpersoon een keer een botte opmerking tegen haar heeft gemaakt wordt hij overgeplaatst. Daarna hebben Beatrix en de ikpersoon nooit meer iets van elkaar vernomen. Opbouw Het verhaal is geschreven in de ikvertelvorm. De ikpersoon kijkt terug op een periode die tussen zijn zestiende en (ongeveer) eenentwintigste hebben plaatsgevonden. Het boek telt 191 bladzijden en in het hele boek verstrijkt een jaar of vijf. Er worden soms grote sprongen in de tijd gemaakt. Je kan het verhaal in vijf episoden onderverdelen. 1) De ikpersoon leert Agnes kennen. 2) Agnes en de ikpersoon ondernemen samen een boel dingen. 3) De ikpersoon moet een dienstplicht vervullen. Zo wordt hij gescheiden van Agnes. Maar ze blijven elkaar veel schrijven en ontmoeten elkaar tussendoor enkele keren. 4) De ikpersoon is klaar met zijn dienstplicht en heeft werk. Ook Agnes werkt. 5) Agnes krijgt tbc en overlijdt. Het verhaal is chronologische opgebouwd. Er zitten een paar kleine terugblikken in, maar die zijn niet relevant voor het verhaal. Hetzelfde geld voor de vooruitwijzingen. Het zijn geen verwijzingen naar dingen die nog in het boek gebeuren, maar vooruitwijzingen naar situaties vele jaren later of naar dingen waar je verder niets meer over leest: Was dat inderdaad haar bedoeling, dan heeft haar pedagogie jammerlijk gefaald, want zodra ik later enig geld in handen heb gekregen, heb ik het roekeloos door deuren en vensters gesmeten. Er zitten geen openplekken in het verhaal, anders heb ik ze tenminste niet opgemerkt. Ook is er weinig spanning in het boek. Er wordt je geen informatie onthouden en er wordt ook niet op een andere manier spanning opgewekt. Het boek is gewoon een beschrijving van het verleden van iemand. Het is ook niet de bedoeling dat er spanning in zit. Einde Het verhaal heeft een gesloten einde. De periode die het boek beschrijft, de ontmoeting en de relatie daarna met de ikpersoon, is aan het einde van het boek afgesloten. Agnes is gestorven en de ikpersoon heeft voor de tweede maal Eurydice verloren (zie personagebeschrijving – ikpersoon).
Stijl Dit boek heeft een heel opvallend taalgebruik. Ten eerste komt het nogal ouderwets over. De schrijver maakt bijvoorbeeld heel veel gebruik van de genitief. Veelal legde zij het eenvoudig op een hoek der keukenkast, waar ik verondersteld was het te vinden. Het hele boek staat vol van dit soort genitieven. Ook werd er een aantal keer een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord van een naam gemaakt. Bijvoorbeeld donquichottisme en Wagneriaans opera’s. Van dit soort woorden had ik nog nooit gehoord. Verder gebruikt de schrijver vrij lange zinne, waardoor het boek niet altijd even makkelijk leest. Maar over het algemeen was er goed door heen te komen. Verklaringen voor het taalgebruik zijn: 1. de schrijver was een Vlaming en 2. Het boek dateert uit 1951. Bronvermelding: • Kritisch literatuur lexicon - Marnix Gijsen • Lexicon van literaire werken - Klaaglied om Agnes

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Klaaglied om Agnes door Marnix Gijsen"