Auteur:Jona Oberski.
Uitgeverij: BZZTôH, ’s-Gravenhage.
1ste druk: september 1978.
Gelezen druk: 22e druk.
Het is een A boek.
Aantal bladzijdes: 103
Genre: Oorlogsroman, Novelle.
Samenvatting:
De hoofdpersoon is een Joods jongetje. Met zijn moeder zit hij in een barakkenkamp. Zijn moeder zegt dat het een vergissing is en dat ze snel weer naar huis gaan. En inderdaad, na een week mogen ze weer naar huis. Thuis gaat het gewone leven verder.
Op een dag komt een onbekende man het huis binnen en schreeuwt dat ze op moeten schieten. Moeder pakt snel wat spullen bij elkaar. Ze worden met heel veel andere mensen, onder anderen met Trude, op de trein gezet. Van zijn vader leert hij al vast wat Hebreeuwse letters, omdat ze, zoals zijn vader zegt, op weg naar Palestina zijn. Ze komen aan in het barakkenkamp. Daar blijven ze niet lang en moeten weer met de trein reizen.
Later moet de jongen naar de ziekenbarak omdat daar zijn vader ligt. De verpleegkundige stuurt hem naar zijn moeder om haar te halen voor het te laat is. Hij vergeet dit echter tegen zijn moeder te vertellen. Toch zijn ze nog op tijd om afscheid te nemen.
Later worden de jongen en zijn moeder weer op de trein gezet. De jongen krijgt een slaappil. Wanneer hij wakker wordt, blijkt dat hij twee weken geslapen heeft en zolang zijn ze ook al onderweg. De trein staat stil en steeds meer mensen springen eruit. Er wordt geschoten en niet veel later zijn ze omringd door Russische soldaten. Ze zijn bevrijd. De trein vertrekt en brengt hen naar Tröbitz.
De moeder van de jongen ligt in het ziekenhuis. Samen met Trude brengt hij een bezoek aan haar. Zijn moeder is er zeer slecht aan toe en begint te vechten. Ze krijgt een injectie waarna ze rustig wordt. Een paar dagen later vertelt Trude dat ze niet meer naar zijn moeder kunnen omdat ‘de weg is afgesloten’. Van iemand anders hoort de jongen wat Trude bedoelde met de afgesloten weg: zijn moeder is dood. Hij wordt ontzettend kwaad en krijgt hierdoor koorts.
Met een Canadese vrachtwagen gaan Trude en het jongetje naar Amsterdam. Daar komen meneer Paul en zijn vrouw hem vertellen dat hij bij hen kan komen wonen.
Bron: zelf gemaakt.
Personages:
De hoofdpersoon is de ik-persoon, hoe hij heet is niet duidelijk vernoemd. Aan het begin van het verhaal is hij ongeveer drie en aan het eind, als de oorlog is afgelopen is hij acht. De gruwelijke gevolgen van de oorlog lijken voor een groot deel langs hem heen te gaan. Hij blijft een kind en vriendjes lijken belangrijker te zijn dan de dood van zijn vader.
De moeder houdt heel erg veel van de ik-persoon, en ze zorgt goed voor hem. Als haar man dood gaat, gaat ze door met leven. Alsof er niks is gebeurd. Na de oorlog komt de shock en gaat ze dood.
De vader zat in een ander deel van het kamp, daardoor komt hij niet zo vaak voor in het verhaal. Hij komt over als een rustige en aardige man.
Structuur:
Het verhaal is chronologisch opgebouwd. Het vertelt het verloop van de oorlog voor een joods jongetje (en zijn ouders).
Samenhang:
In het boek zit één verhaallijn, het gaat om het jongetje en hoe hij de oorlog ziet en ervaart.
Ik ben van mening dat er samenhang is, omdat hij door alle gebeurtenissen, is geworden tot het jongetje van na de oorlog.
Tijd:
Alles gebeurt in de goede volgorde en duurt zo’n vijf jaar. Er worden wel flinke tijdsprongen gemaakt, de beschrijving van de oorlogsjaren is maar heel kort. Voor je het weet, is de oorlog voorbij. Vooruit- en terugwijzingen zijn er niet.
Open plekken en manipulatie:
Een belangrijke open plek is dat je niet weet wat er allemaal is gebeurd tijdens de treinreis, toen het jongetje een slaappil kreeg. Er zijn geen manipulatietechnieken in het boek. Het boek is dan ook niet spannend. Er zitten korte spanningsbogen in het boek, zoals de treinreis, want je komt snel te weten wat er allemaal is gebeurd in de trein.
Uitgebreide persoonlijke reactie:
Ik vind het een interessant onderwerp, geschiedenis boeken spreken mij al sowieso aan. Over het onderwerp heb ik al nagedacht, hoe die mensen daar geleefd hebben. Dat vind ik onwerkelijk. Door dit boek gelezen te hebben lijkt het minder erg dan dat het was.
Je kunt je goed verplaatsen in de hoofdpersoon. Je leest als het ware de gedachten van het jongetje, wat hij mee maakt, hoe hij zich voelt. Het jongetje weet niet precies waarom hij in het kamp zit. Hij vindt zichzelf stoer omdat hij bij zijn vader was toen hij dood ging. Vriendjes zijn erg belangrijk voor de hoofdpersoon, hij wil graag bij de oudere kinderen horen.
De gebeurtenissen zijn snel voorbij, voor je het weet ben je twee jaar verder. Dat maakt het niet spannend. Dat vind ik erg jammer, als de schrijver wat langer over de gebeurtenissen zou vertellen zou het veel spannender zijn. Aan het eind van het boek, weet je niet hoe het verder gaat met het jongetje. Hij komt bij zijn pleegouders in huis, en je weet niet of hij zijn ouders mist. En hoe het verder gaat in de komende jaren van zijn leven. Je ziet het verhaal door de ogen van het jongetje.
De tekst is niet moeilijk om te lezen. Omdat je het verhaal leest door de ogen van een kind is het makkelijk te begrijpen. Het taalgebruik past bij de hoofdpersoon, omdat het nog een kind is.
Er stond een gedichtje aan het begin van het boek wat mij erg aanspreekt:
Gras, in een blauwe theepot.
Apart, tussen het groeiend.
Uitbloeiend, doorlevend gras gezet.
Het betekent dat het jongetje anders is opgegroeid dan kinderen van zijn eigen leeftijd (concentratiekamp). Maar toch doorgegaan met leven.
Eindoordeel:
Ik vond het boek niet heel erg spannend om te lezen, de schrijver moest sommige gebeurtenissen uitgebreider vertellen. Het was wel een schok om te lezen wat mensen meemaken in zo’n kamp, en dat er zoveel mensen dood gegaan zijn. Je leest het boek, en je denkt niet na hoe erg het allemaal wel was, want het lijkt minder erg als je dit boek leest. Ik vind dit boek een aanrader, omdat je zo een beter beeld krijgt hoe het er aan toe ging in een concentratiekamp vooral met joodse kinderen.
Bronvermelding:
www.scholieren.com
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden