Titel: Kees de Jongen
Schrijver: Theo Thijssen
Jaar van de eerste uitgave: 1923
Samenvatting: Het boek gaat over Kees Bakels, een twaalfjarige jongen die is geboren in het begin van de 20e eeuw. Kees woont met zijn vrij arme ouders, zusje Truus en broertje Tom in een huis waar ze schoenenwinkel hebben. Kees fantaseert vaak, ook over de toekomst. Kees vindt zichzelf beter en meer volwassen dan de andere jongens van zijn leeftijd.
Op een dag komt er een nieuw meisje in zijn klas, Rosa Overbeek. Ze komt van een rijk instituut en ze vindt Kees al vanaf het eerste moment bijzonder, en aardig. Hij vindt dat zij het bijzonderste kind uit de klas is. Een paar dagen later komt Kees z’n buurvrouw ineens de school in. Ze is samen met Truus en Tom, en ze huilt. Kees hoort dat zijn vader bloed gehoest heeft. Het is heel ernstig. Hij moet vaak naar de apotheek, of de dokter. Ook haalt hij Truus en Tom van school. Als zijn vader weer bijna beter is, kan Kees weer gewoon naar school. Uit school komt hij langs een pleintje, waar een meneer in het Frans tegen hem begint te praten. Kees leert Frans op school, maar er komt geen Franse zin uit zijn mond. Als de man weg is kan hij veel zinnen bedenken. De volgende dag gaat hij naar het plein om een Fransman aan te spreken en een gesprek te voeren, maar hij spreekt per ongeluk een Nederlander in het Frans aan wat hij dom vindt.
Kees zit nu in de achtste klas, en in de achtste klas mag iedereen een prijs uitzoeken van school. Kees wil anders zijn dan de andere kinderen van zijn klas en kiest een schaakbord. Als hij op een dag thuis komt, ligt zijn vader in bed. Kees schrikt er van en merkt dat het weer niet zo goed gaat met zijn vader. Kees’ vader moet veel rust houden van de dokter, dan gaat het vanzelf weer over. Van school krijgt Kees zijn schaakspel. En elke keer dat er aan school aangebeld word, mag Kees opendoen. Als er een keer aangebeld word, staan Rosa Overbeek en haar moeder voor de deur. Als Kees overdreven beleefd doet tegen Rosa en haar moeder, fluistert Rosa: opschepper tegen hem. Daardoor is Kees erg boos op haar.
Kees z’n vader begint weer een beetje op te knappen. Van het schaken is weinig terecht gekomen. Rosa Overbeek is weer op school. Met de schoenenwinkel van Kees z’n ouders gaat het niet zo goed. Daarom verhuren ze een deel van hun huis aan een mevrouw, mevrouw Dubois. Mevrouw Dubois is een nette, aardige vrouw. Als welkom geeft ze Kees een riem cadeau, een prachtige, blauw met gele riem.
Een tijdje later hoest de vader van Kees alweer bloed. Niet zo ernstig als de eerste keer, maar toch. Tom en Truus slapen nu bij anderen, omdat vader rust moet houden. Kees zijn grootouders komen vaak, en ook tantes en ooms komen langs. Na een tijdje is zijn vader nog steeds niet beter en moet Kees net als Truus bij zijn tante slapen. In de nacht kan Kees niet in slaap komen, en hij hoort zijn oom thuis komen. Zijn oom is naar z’n vader geweest. Hij luistert naar het gesprek tussen zijn tante en oom en hoort dat zijn vader is overleden. Eerst wil hij het niet geloven, maar het is echt waar.
Nu vader er niet meer is, moeten moeder, Kees, Truus, Tom en mevrouw Dubois verhuizen. Ze kunnen niet meer goed rondkomen, want de winkel loopt slecht. Hun huis wordt verkocht en ze beginnen een klein winkeltje voor koffie en thee. Kees moet de koffie en thee steeds ophalen bij Stark en Co, en merkt dat na een tijdje de bestellingen steeds minder worden. Het geld raakt op, en er komen steeds minder klanten in hun nieuwe winkel. Dan ziet hij een advertentie hangen bij Stark en Co. Er staat op dat de jongste bezorger van Stark en Co met ontslag is, en dat ze nu een nieuwe zoeken. Zonder dat iemand ervan weet vraagt Kees naar de baan. Kees moet een test maken, waar hij voor slaagt. De baas vraagt of de moeder van Kees wil langs komen. Moeder moet hier wel over nadenken, want als Kees deze baan krijgt voor twee gulden in de week, moet hij stoppen met school. Het geld kunnen ze natuurlijk wel goed gebruiken. Moeder besluit dat het mag en Kees gaat van school af. Op zijn laatste schooldag loopt hij met Rosa Overbeek mee naar huis en krijgt hij iets met haar. Hij voelt zich de gelukkigste jongen in de wereld.
Analyse
Thema: moeilijke jeugd
Fantasie: Kees fantaseert een heleboel in het verhaal. Vaak als hij op weg is. Hij wil een aparte jongen zijn.
Het schaakbord: het schaken staat volgens Kees gelijk aan wijsheid. Het is een teken van beter zijn dan de rest. Dit is iets wat Kees altijd al wilde zijn.
Symboliek:
Tijd: Verteltijd: de verteltijd is 356 bladzijden.
Vertelde tijd: Het verhaal wordt chronologisch verteld, omdat Kees steeds ouder wordt. De lezer volgt het leven van Kees.
Flashback: in het verhaal zijn niet veel flashbacks. In het begin van het verhaal zijn een paar flashbacks over het begin van de postzegel van Kees bijvoorbeeld.
Vooruitwijzingen en terugwijzingen: deze zitten niet in het verhaal, omdat het verhaal chronologisch wordt verteld en daar heeft de schrijver ook op gedoeld.
Vertraging/versnelling:Het verhaal bestaat uit een aantal beschrijvingen. Bijvoorbeeld over de hobby’s van Kees. Hier staat de tijd eigenlijk stil. Verder worden er een aantal momenten uit de jeugd van Kees genomen. Deze worden redelijk vertraagd verteld, omdat ‘een verre boodschap’ meestal in ongeveer 10 bladzijden verteld wordt. Tussen deze momenten zit meestal een lange tijd, van ongeveer enkele weken tot een paar maanden.
Ruimte: Kees woont in de Jordaan in Amsterdam. Het verhaal speelt zich voornamelijk af in het huis van Kees, de straat van Kees, de school van Kees, het huis van zijn opa en oma en het huis van Kees’ oom en tante. De ouders van Kees hebben een schoenenwinkeltje die aan hun huis grenst. Als Kees’ vader overlijdt verhuizen ze naar een klein huisje in een ‘mindere’ buurt.
Personages: Hoofdpersoon: Kees Bakels. Hij is twaalf jaar oud. Zijn vader is schoonmaker. Verder heeft hij een zusje, Truus, van elf en een klein broertje, Tom. Kees fantaseert over vele dingen. Hij fantaseert dan dat hij een held zou zijn. Maar meestal lopen de gebeurtenissen die volgen op een desillusie af.
Kees wil altijd goed voor de dag komen. Daarom hecht hij ook veel waarde aan zijn kleding. Maar omdat zijn ouders niet erg rijk zijn, krijgt hij altijd oudere kleding te dragen. Hij draagt altijd een pet, zoals vele andere in zijn tijd.
Verder wil Kees mensen helpen. Hij doet vaak boodschappen voor zijn ouders. Ook wil hij buitenlanders in Amsterdam helpen. Tevens heeft hij de ‘bel’ op school. Hij moet dan als de bel van de school gaat, de deur openmaken.
Hij wordt op school altijd met Bakels aangesproken. Kees voelt zich meer dan de andere in de klas. Maar hij is ook wel een van de betere van de klas. Hij vindt de andere mensen, maar stommelingen.
Hij spaart postzegels. Verder heeft hij de zwembadpas ingevoerd. Dit is een manier van lopen, die vele malen sneller gaat.
Bijpersonen
Rosa Overbeek is een meisje dat bij Kees in de klas zit. Ze is anders dan de andere kinderen, omdat ze zich verheven boven de rest gedraagt, net als Kees. Ze heeft als enige van de klas een schooltas. Ze heeft mooi krullend haar. Haar vader is stuurman.
Vader Bakels is de vader van Kees. Hij is schoenmaker. De winkel loopt niet erg goed. Ook is hij vaak ziek. Steeds is het erger, totdat hij overlijdt. Hij is erg zuinig, maar als Kees iets heel erg graag wil, krijgt hij dat ook.
De moeder van Kees is een vrouw die voor het huishouden zorgt. Tevens let ze op de winkel als haar man ziek is. Als haar man overleden is, verhuist ze met de familie, naar een kleiner huis. Daar wordt ze vertegenwoordiger in thee en koffie. Verder naait ze erbij.
Vertelperspectief: in de proloog wordt er verteld vanuit het ik-perspectief. De rest wordt verteld vanuit Kees. De schrijver weet al wel wat er komen gaat, dus is het een achteraf vertellende ikverteller.
Sociale/ historische context: het verhaal speelt zich af rond 1890. De mensen waren toen nog niet zo rijk en dat is de familie van Kees ook niet.
Relevante achtergrondinformatie over de auteur: Theo Thijssen is in 1879 in Amsterdam geboren, uit een klein burgergezin in de Jordaan. In 1898 kwam Thijssen op een Amsterdamse volksschool in het onderwijs. Tot 1921 bleef hij actief onderwijzer, en hoewel hij sindsdien o.a. als kamerlid en gemeenteraadslid ander werk om handen kreeg, is hij n zijn hart nooit anders dan een onderwijzer gebleven. Hij was onderwijzer van harte: hij hield van kinderen, en hij vond het erg leuk om ze wat bij te brengen.
Hij was een rasschrijver, hij heeft een in een zestal onvergelijkelijke boeken de ervaringen van kind en onderwijzer neergelegd. Dit werk is: Kees de jongen (1923), Schoolland (1925), De gelukkige klas (1926), Het grijze kind (1927), Het taaie ongerief (1932) en tenslotte Barend Wels. De officiële literatuur heeft altijd een beetje schichtig om Thijssen heen gelopen, maar door de lezers wordt hij erg gewaardeerd.
REACTIES
Er zijn nog geen reacties op dit verslag. Wees de eerste!
Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.
:name
:name
:comment
1 seconde geleden