Kees de jongen Theo Thijssen Het boek gaat over Kees Bakels, een twaalfjarige jongen die is geboren in het begin van de 20e eeuw. Kees woont met zijn vrij arme ouders, zusje Truus en broertje Tom in een huis waar ze ook hun schoenenwinkel aan vast hebben. Kees fantaseert vaak over hoe dingen anders zouden gegaan zijn als hij iets anders had gehad, of gezegd. Ook fantaseert hij vaak over de toekomst. Kees vindt zichzelf beter en meer volwassen dan de andere jongens van zijn leeftijd. Op een dag komt er een nieuw meisje in zijn klas, Rosa Overbeek. Ze heeft rijkere ouders dan Kees en ze gaat weinig met de andere meisjes om. Kees is een beetje verliefd op haar, en bedenkt dat hij vanaf nu ook niet meer met de jongens uit zijn klas omgaat. Rosa en hij, die neerkijken op de anderen... Zo moet het zijn. Een paar dagen later komt Kees z’n buurvrouw ineens de school in. Ze is samen met Truus en Tom, en ze huilt. Kees hoort dat zijn vader bloed gehoest heeft. Het is heel ernstig en Kees vind dat het zijn taak is om voor het gezin te zorgen, nu zijn vader dat even niet kan. Hij moet vaak naar de apotheek, of de dokter. Ook haalt hij Truus en Tom van school. Als zijn vader weer bijna beter is, kan Kees weer gewoon naar school. Uit school komt hij langs een pleintje, waar een meneer in het Frans tegen hem begint te praten. Kees leert Frans op school en probeert een zin te maken om terug te zeggen, maar een andere meneer is hem voor en loopt met de Fransman mee. Nu de man weg is kan Kees wel heel veel zinnen bedenken die hij tegen de Fransman gezegd zou kunnen hebben. ’s Avonds bedenkt hij dat hij de volgende middag weer naar het plein gaat en daar gewoon een Fransman aanspreekt. Dan zouden ze hele gesprekken hebben in het Frans en de toerist zou naar huis gaan en tegen iedereen zeggen dat er zulke beleefde jongens in Holland wonen. Maar zijn plan mislukt omdat hij Frans begint te praten tegen een Nederlandse man. Die week komt Rosa Overbeek ineens niet meer op school. Niemand weet wat er met haar aan de hand is, en Kees wil wel bij haar langs gaan, maar durft niet zo goed. In de avond blijven Kees z’n grootouders eten. Ze hebben een lap stof mee, voor Kees, waar een kleermaker dan een wambuis van zal maken. Kees vindt de stof erg lelijk, en ligt er ’s nachts over na te denken. Hij bedenkt dat hij het waarschijnlijk toch aan zal moeten. Maar nu hij er over na denkt is het toch niet zo erg. Hij zal er gewoon een beetje anders uit zien dan de rest van de jongens. Dan zal hij bijvoorbeeld ook een keer zijn pet niet op doen. Gewoon om er anders uit te zien. Maar als ze niets meer van de kleermaker horen hoeft Kees de wambuis ook niet aan. Kees zit nu in de achtste klas, en in de achtste klas mag iedereen een prijs uitzoeken van school. Kees vindt dit erg belangrijk, hij móét een goede prijs. Hij denkt hier dan ook erg over na. Hij wil geen cadeau dat je zo kan verliezen, en ook niet een cadeau dat zo kapot is. En ook geen boek, dan lees je het één keer en dan ben je er eigenlijk al weer op uitgekeken. Het is erg moeilijk om te kiezen en uiteindelijk besluit Kees om voor een schaakbord te gaan, met schaakstenen erbij, zodat hij van zijn vader schaken kan leren. Maar als hij op een dag thuis komt, ligt zijn vader in bed. Kees schrikt er van en merkt dat het weer niet zo goed gaat met zijn vader. Kees’ vader moet veel rust houden van de dokter, dan gaat het vanzelf weer over. Van school krijgt Kees zijn schaakspel. En elke keer dat er aan school aangebeld word, mag Kees opendoen. Hij vindt dit erg fijn, en vindt zichzelf ook precies de juiste persoon voor dit baantje. Als er een keer aangebeld word, staan Rosa Overbeek en haar moeder voor de deur. Als Kees overdreven beleefd doet tegen Rosa en haar moeder, fluistert Rosa: opschepper tegen hem. Daardoor is Kees erg boos op haar. Kees z’n vader begint weer een beetje op te knappen. Van het schaken is weinig terecht gekomen, want zijn vader weet niet meer precies hoe de paarden mogen springen. Rosa Overbeek is weer op school. Kees plaagt haar een beetje door haar baret af te pakken, maar daar reageert ze niet echt op. Met de schoenenwinkel van Kees z’n ouders gaat het niet zo goed. Daarom verhuren ze een deel van hun huis aan een mevrouw, mevrouw Dubois. Mevrouw Dubois is een nette, aardige vrouw. Als welkom geeft ze Kees een riem cadeau, een prachtige, blauw met gele riem. Kees is er erg blij mee. Een tijdje later hoest de vader van Kees alwéér bloed. Niet zo ernstig als de eerste keer, maar toch. Tom en Truus slapen nu bij anderen, omdat vader rust moet houden. Kees zijn grootouders komen vaak, en ook tantes en ooms komen langs. Na een tijdje is zijn vader nog steeds niet beter en moet Kees net als Truus bij zijn tante slapen. In de nacht kan Kees niet in slaap komen, en hij hoort zijn oom thuis komen. Zijn oom is naar z’n vader geweest. Hij luistert naar het gesprek tussen zijn tante en oom en hoort dat zijn vader is overleden. Eerst wil hij het niet geloven, maar het is echt waar. Het is een chaos thuis, tot aan de begrafenis zijn er steeds familieleden in huis. Nu vader er niet meer is, moeten moeder, Kees, Truus, Tom en mevrouw Dubois verhuizen. Ze kunnen niet meer goed rondkomen, want de winkel loopt slecht. Hun huis wordt verkocht en ze beginnen een klein winkeltje voor koffie en thee. Kees moet de koffie en thee steeds ophalen bij Stark en Co, en merkt dat na een tijdje de bestellingen steeds minder worden. Het geld raakt op, en er komen steeds minder klanten in hun nieuwe winkel. Dan ziet hij een advertentie hangen bij Stark en Co. Er staat op dat de jongste bezorger van Stark en Co met ontslag is, en dat ze nu een nieuwe zoeken. Zonder dat iemand ervan weet vraagt Kees naar de baan. Kees moet een rijtje getallen optellen en een stukje schrijven. De baas vindt dat Kees geslaagd is voor de test, en hij vraagt of de moeder van Kees wil langs komen. Moeder moet hier wel over nadenken, want als Kees deze baan krijgt voor twee gulden in de week, moet hij stoppen met school. Het geld kunnen ze natuurlijk wel goed gebruiken. Moeder besluit dat het mag en Kees gaat van school af. Op zijn laatste schooldag loopt hij met Rosa Overbeek mee naar huis en krijgt hij iets met haar. Hij voelt zich de gelukkigste jongen in de wereld.