Keefman door Jan Arends

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
Boekcover Keefman
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 6e klas vwo | 3795 woorden
  • 5 februari 2007
  • 11 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
11 keer beoordeeld

Boekcover Keefman
Shadow
Keefman door Jan Arends
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting: Keefman
Keefman, een man die in een psychiatrische inrichting zit, schrijft brieven aan Doktor Bos. Hij noemt hem in de aanhef van zijn brieven telkens vriend. Dat is opmerkelijk, want hij is telkens boos op hem. In de brieven staat dat Keefman doof is (terwijl hij klaagt over de geluidsoverlast en de verhalen van de andere mensen) en dat hij geen mulo-diploma heeft, waardoor hij geen werk kon krijgen. Doktor Bos heeft hem beloofd dat hij geholpen kon worden met zijn doofheid, zodat hij wel een diploma kan gaan halen en zo kan gaan werken voor de psychisch of psychiatrisch gestoorde mens. Ook vertelt Keefman dat hij niet tevreden is over zijn zusters en dat Doktor Bos hem weg wil hebben uit de inrichting, omdat Keefman teveel narigheid voor hem bezorgt. Uiteindelijk mag Keefman uit de inrichting, wat hij absoluut niet wil, want ze hebben immers nog niets aan zijn doofheid gedaan. Hij gaat midden in de nacht herrie schoppen bij het huis van de doktor. Resultaat is dat hij aan het eind van het verhaal toch weer in de inrichting zit en daar is hij blij om want zo kan hij zich weer volledig inzetten voor de psychisch gestoorde mens. Vrijgezel op kamers
Ene mijnheer van Dongen gaat op zoek naar een pension. Hij zoekt daarvoor aan de gracht, omdat daar de huizen te duur zijn voor de mensen om daar alleen te wonen. Hij gaat ergens naar binnen, maar vindt het huis niets. Omdat het laat is besluit hij een dag later verder te gaan zoeken. Toch gaat hij nog bij een café waar ze kamers hebben naar binnen. Hij belt aan en werd naar boven gebracht. Al gauw blijkt het om prostitutie te gaan en hij vertrekt weer. Steeds als hij ergens aanbelt is hij bang dat iemand hem ziet en weet wat hij wil, hij loopt om die reden zelf een paar keer weg zonder te hebben aangebeld. 's Morgens gaat hij werken, maar baalt ervan. Na het werk gaat hij eten in een eethuisje en daarna gaat hij weer op zoek naar een kamer. Hij komt bij een huis waar hij een kleine, onverzorgde kamer krijgt aangewezen voor veel te veel geld. De verhuurster zegt er aan gehecht te zijn en het liever niet te verhuren. Toch verhuurt ze het kamertje aan mijnheer van Dongen. Hij trekt er vier dagen later in. Na een ruime week wordt hij ziek. De doktor komt en zegt dat hij niets kan vinden en dat hij de volgende dag maar beter weer kan gaan werken. Na enkele weken is hij weer ziek en komt de doktor weer. Na zijn onderzoek wordt hij kwaad en zegt dat een simulant streng moet worden aangepakt. De doktor vertrekt naar het werk om te melden dat hij niet ziek is. Daarom kwam een procuratiehouder van het werk en vertelde hem dat hij ontslagen wordt als hij niet komt werken. Na een paar dagen krijgt hij zijn ontslagbrief thuis. Vanaf die tijd blijft hij maanden ziek en komt nauwelijks meer uit bed. Hij vervuilt steeds meer en voelt zich steeds zwakker. Op een gegeven moment blijkt het geld dat op zijn kamer lag weg te zijn, waarschijnlijk gestolen door zijn hospita. Die wil hem zo snel mogelijk weg hebben, maar hij kan nauwelijks op zijn benen staan, dan begint ze hem te schoppen tot hij bewusteloos is. Daarna komt de doktor en wordt hij per ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Het ontbijt

Meneer Koopmans is een koppige man die slecht gehoorzaamt, maar vandaag
is hij jarig en wordt hij extra verwent. Hij wordt gewekt door de verzorgster die een feestontbijt (met een ei) heeft klaargemaakt. In plaats van dat hij blij is doet hij heel vreemd. Op een gegeven moment klimt hij zelfs in een boom. De verzorgster is erg boos, nu heeft ze zo zijn best gedaan voor hem en kan er nog geen waardering vanaf. Het verdere verhaal is ze constant aan het mopperen. De doktor komt voor zijn dagelijks bezoek. Samen proberen ze hem over te halen om uit de boom te komen. Eerst is de verzorgster nog geduldig maar uiteindelijk is ze heel erg boos en wil ze hem zelfs met een stok uit de boom proberen te jagen. De doktor probeert haar te sussen en probeert hem te overreden. Meneer Koopmans begint ondertussen steeds meer op een aap te lijken! Inmiddels staat het bejaardentehuis op stelten. Dit is een hele belevenis voor de bejaarden. Uiteindelijk verliest ook de doktor zijn geduld, als meneer Koorpans een kastanje op de doktor gooit, vervolgens gooit de doktor een steen die niet raak is. De doktor belt de brandweer, maar als die komt wil die niet helpen, want ze helpen niet om apen uit de boom te halen. De brandweer en de doktor zijn niet in een goed humeur want het zondag en dan willen ze het liefst thuis zijn. Als het eenmaal hard regent besluiten ze hem maar gewoon te laten zitten. Langzaam verandert hij weer in de man die hij was, hij klimt uit de boom en eet gulzig zijn ontbijt op, pakt het ei van het ontbijt en gaat met zijn kletsnatte pyjama in bed leggen, waar hij het ei wil uitbroeden. Koninginnedag
Een man denkt na over zijn daad, vanuit het gekkenhuis. Hij was op koninginnedag recht op prins Bernard afgegaan met een tak van een boom in zijn hand. Waarom hij nu juist deze man uitzocht weet hij ook niet precies, misschien omdat hij de foto zo vaak in de krant heeft gezien. Hij had alleen de bedoeling om de prins tot ridder te slaan. Ze hadden toch wel moeten begrijpen dat hij geen kwaad in de zin had? Maar de mensen waren bang geweest en de koningin had geroepen dat hij moest worden vastgegrepen omdat hij gek is. Toch had hij de kans gekregen om de prins zachtjes met de stok te slaan om hem zo tot ridder te slaan, omdat alle mensen verstijfd van schrik waren. Net toen hij gedaan had wat hij wilde doen werd hij vanachter vastgepakt door de marechaussee. Alle mensen lachen en de prins roept dat hij blij is dat het zo goed is afgelopen. Nu mijmert hij bij zichzelf dat hij niet gek kan zijn geweest, want dat zou veel te beschamend zijn voor zowel de mensen als hemzelf. Daarom besluit hij zijn gedachten maar met de gedachte dat hij een opdracht van God had om de prins tot ridder te slaan. Ook al weet hij dat hij niet in God gelooft, maar dit moest wel de waarheid zijn want anders zou hij alleen maar een gek zijn die door anderen wordt uitgelachen. Voor vijf cent rode biet
Mevrouw Overdiep is bij de groenteboer. Haar man is een wild verscheurend dier vertelt ze. Verbaasd is de groentevrouw niet, ze hoort immers zoveel vreemde verhalen in de winkel. Soms is haar man een leeuw vertelt ze dan, gromt hij en slaat hij de kinderen. De groentevrouw vraagt of ze nog spruitjes wil hebben, maar mevrouw Overdiep weigert, want haar man heeft weer alles verzopen, als reden daarvoor geeft hij dat zij hem niet genoeg aanvoelt. De doktor heeft vertelt dat hij niet gek is maar gewoon een beetje lastig, als hij zich een beetje in de hand houdt is alles weer in orde. Laats was hij weer lakei vertelt mevrouw Overdiep, dat deed hij vroeger ook toen kon ik het nog wel waarderen, maar nu met zes kinderen niet meer, want van zulke spelletjes kun je niet leven. De doktor zegt dat zijzelf de oorzaak is, omdat hij niet genoeg liefde krijgt en kan geven. De groentevrouw krijgt medelijden met de mevrouw en wil haar bovendien graag de winkel uit hebben en biedt haar daarom gratis spruitjes aan. Maar zij neemt dit niet aan, ze heeft immers haar trots en heeft gewoon behoefte om haar hart uit te storten, ook al is het maar bij de stroeve groentevrouw. Ze vraagt wat een rode biet kost. De groenteboer zegt dat die vijf cent kost, hoewel dit eigenlijk veel meer is. Dan begint ze weer verder te praten over haar problemen en dat ze geen liefdadigheid wil aannemen, ook al is die volop aanwezig in deze welvaart. Dan beschrijft ze het gedrag van haar man, wat hij allemaal doet. De groentevrouw raadt haar aan om toch maar naar het leger des heils te gaan, ook voor de kinderen, maar de vrouw wil dat niet. Het leger des heils is voor mensen uit de goot niet voor ons. Bij vertrek betaalde ze elf cent, terwijl ze drieënzestig cent moest betalen. Als ze thuis komt staat er een bus van de GGD. Niet voor haar man, maar voor een geval bij de buren.Er zijn nu een maal gekke mensen op de wereld, denk ze bij haarzelf. Lena
Lena is een vrouw, die heel erg stinkt. Een man rook haar in het park. Hij ging er naar toe en wilde dat zij bij haar kwam wonen. Zij zou geld gaan verdienen voor hem. Maar geen enkele man wilde haar, omdat ze zo stonk. Hij had verwacht dat hij door haar een goede oude dag zou hebben, dit is niet gelukt. Ze heeft nog een dag toiletten schoongemaakt bij het Leger des Heils, maar zelfs daar is ze weggestuurd omdat ze te erg stonk. De man is dan ook erg boos op haar en heeft er spijt van dat hij haar niet direct heeft vermoordt, dan zou er geen haan naar hebben gekraaid. Uiteindelijk heeft hij een advertentie in de krant gezet voor kostgangers, zodat ze toch nog wat geld kunnen verdienen. Ze verhuren een kamertje aan een student, maar hij is nog niet blij want hij vindt de student een glibbert en de student betaalt bovendien ook niet veel. De student is niet erg blij met de kamer, want het stinkt er verschrikkelijk en hij ruikt er nu zelf ook naar. Hij wil dan ook zo snel mogelijk een andere kamer hebben. Hij sluipt de trap af omdat hij te laat is met betalen. Lena had hem vertelt dat de man haar sloeg als hij niet op tijd betaald en vannacht had hij ook gehoord dat het gebeurde. Lena roept hem binnen voor een koekje, maar er zijn geen koekjes. Hij krijgt een rood hoofd en ontdekt dat hij verliefd is op Lena. Samen drinken ze thee en Lena breekt steeds meer van het huis af om de kachel aan te houden. Lena vertelt dat ze stinkend is geboren en dat niemand haar ooit gewild heeft en de student verteld dat hij de domste student van het land is, dat de mensen niet eens begrijpen hoe hij de lagere school heeft afgemaakt. Ze steekt nu ook het vloerkleed in de brand en benzine, dan gaan ze bij elkaar liggen en verbrandt het huis. Lena zal nooit meer stinken. Een visser
Vroeg in de ochtend gaat een man die opzichtig is gekleed langs de straten. Op zijn schouders heeft hij een zware houten kist met daarin allerlei vistuig. Hij loopt net zo lang totdat hij geen huizen meer ziet. Hij gaat zitten bij een plek die hem geschikt lijkt, een plek vol eendekroos en gaat vissen.Af en toe komt er iemand voorbij, dan groten ze elkaar. Één keer wordt er hem gevraagd of de vangst goed is, maar de visser geeft geen antwoord. De bewoners die er wonen glimlachen als ze voorbij komen want ze weten dat er geen vis zit, ook de visser weet dat wel, maar hij vindt het hier een mooie plek. Lekker rustig. Als het donker wordt gaat hij naar huis. Hij haalt het vistuig naar binnen, je ziet aan het eendekroos waar hij heeft gevist en ook in het zand zijn de sporen te zien. Hieraan kan ik de plek herkennen denkt de man, dit is mijn plaats. Maar ’s nachts waait de wind de sporen weg. De volgende weg gaat de man op zoek naar de plak, maar vindt hem niet, moe keert de man terug naar de stad. Barre welvaart
De honoraria voor schrijvers zijn zoals iedereen wel weet altijd bijzonder groot geweest, vertelt de hoofdpersoon. Al voor de oorlog was dat het geval. Na de oorlog is er even een betere tijd geweest, maar dat duurde niet lang. Een schrijver wil graag schrijven, maar het wordt hem onmogelijk gemaakt omdat hij veel teveel geld vangt en niet weet waar hij het moet halen. Uit idealisme schrijven veel schrijvers toch door. Dan komt ook de plicht er nog bij, een schrijver is immers gewend om, om de zoveel tijd een kopij in te leveren. Tot voor kort ging de hoofdpersoon altijd in op verzoeken van redacties en uitgeverijen om een kopij in te leveren, maar nu niet meer. Het geld stapelt zich op, de bank wil zelfs niet meer geld aannemen zodat hij het nu in zijn huis moet bergen, maar ook het huis is bijna vol. Daarom huurt hij een woning in de stad bij een hospita, maar ook dit huis raakt snel vol, zodat de hospita hem waarschuwt niet meer geld op te bergen in het huis, omdat de vloeren beginnen door te buigen. Op een dag heeft hij een oplossing gevonden voor zijn probleem. Hij dumpt het geld in de gracht, hierdoor kan hij weer verhalen inleveren bij uitgeverijen en redacties. Na enkele keren dumpen staat er in de krant dat een vandaal geld dumpt in de gracht en niet het geldoverschotprobleem voor zichzelf op lost. Nu durft hij het huis niet meer uit, maar heeft een andere methode gevonden om van het geld af te komen. Die methode vertelt hij niet, maar hij zegt, als iemand nog teveel geld heeft, wil hij het wel komen halen en hij zorgt dat u van uw geldzorgen bevrijdt wordt. Collega schrijvers hebben voorrang. De weldoener
Een man is uitgeput en moet nog een hele reis maken om bij de hoofdstad te komen. Hier wil hij nieuwe krachten op doen en het orakel bezoeken, om te vragen of die ook iemand kent die hem van de hongerdood wilde redden. Het regent en hagelt en hij heeft geen schoenen, omdat die door al die jaren onderweg versleten, daarom zijn, zijn voeten omwikkeld met doeken. Die nu door het weer doorweekt raken. Uiteindelijk bereikt hij de stad. In de stad heerst grote welvaart. Er zijn vrijwel geen arme mensen en de arme mensen die er zijn klagen niet, omdat zij dankbaar zijn dat de andere bewoners zo gelukkig zijn. Bij het gemeentehuis wacht hij tot het opengaat. De ambtenaar is niet vriendelijk als hij de man ziet, want de armoede is voldoende bestreden. Alleen de slechte mensen die kwaad kunnen aanrichten aan de samenleving zijn nog arm. De ambtenaar schuift zonder wat te zeggen het loket dicht. Tenslotte komt hij te weten waar het orakel is, er zijn er drie, één voor de welgestelden, één voor de gewone mensen en één voor mensen die niets konden betalen. Die van de rijken is natuurlijk wel beter, wat misschien ook de reden is dat de rijken steeds rijker worden en de armen niet. Het orakel was een vriendelijke man die van de sociale hervormingen nog niets had gehoord, waardoor hij hem wel wilde ontvangen. Hij krijgt eten en drinken en het orakel raadt hem aan om naar de weldoener te gaan. De man besluit om hier heen te gaan, het sneeuwt en hagelt nog steeds verschrikkelijk. Hij belt aan een bediende doet open en zegt dat hij de boodschap zal doorgeven. De man blijft op het stoepje zitten. Uiteindelijk doet de weldoener open en hij zegt waar hij voor is gekomen. De weldoener vertelt hem dat hij er eerst over moet nadenken, want er loopt immers heel wat gespuis rond. Weer gaat de man op de stoep zitten, een maand lang, dan belt hij weer aan. De weldoener denkt bij hemzelf dat de arme man het maar makkelijk heeft, hij hoeft tenminste niet te werken. De bediende geeft als boodschap van de weldoener aan de arme man door dat de weldoener het te druk heeft om te helpen en dat hij nog een maand moet wachten. Op een gegeven moment is hij zo mager dat hij zijn vinger onder de deur door kan steken. Dan tilt de bediende hem naar binnen. Naast de weldoener staat een grote kist met allerlei spullen, truien, dekens enzovoort. De weldoener vraagt of dit genoeg is om hem er boven op te helpen. De arme man is vreselijk dankbaar en antwoordt bevestigend, maar dan zegt de man: ‘dit alles zou je gekregen hebben, maar door dat constante, brutale gezeur, zie ik er nu van af.’ Met stokslagen wordt de man weggestuurd en gaat de arme man weer langs de weg waar hij ook vandaan is gekomen. De stad viert feest omdat de laatste arme tevreden is gesteld en de weldoener wordt voor zijn goede daden beloond. Broodje tartaar
De hoofdpersoon heeft een vriend, die Nicolaas heet. Altijd als hij met Nicolaas praat voelt hij zich schuldig, want gewoon door te zijn zoals hij is laat hij hem zien hoe naar persoon hijzelf is. Nicolaas is op het moment behoorlijk boos en vertelt hem dat hij hem al zo vaak geld heeft betaald en dat hij het nooit terug betaald. Bovendien ziet hij de hoofdpersoon op het moment ook alleen maar als, die geld nodig heeft. Ondanks deze preek loopt de hoofdpersoon toch met Nicolaas mee en laat Nicolaas zelfs een broodje tartaar voor hem betalen.De hoofdpersoon is boos om het feit dat de jongen die hen bedient, hen al kent en hem met opzet het minst belegde broodje geeft. Dan vraagt Nicolaas waarom hij niet gaat werken, hierdoor voelt hij zich nog meer vernederd, omdat de jongen hen ook kan horen. Op een gegeven moment zegt de hoofdpersoon: ‘Help me anders maak ik me van kant.’ Maar Nicolaas zegt gewoon dat is onzin, je doet het niet en dan loopt Nicolaas kwaad weg. Op zulke momenten voel je, je zo lullig dat je, je bijna echt van kant zou maken. De zelfmoordenaar

Een man wil een zelfmoord in scène zetten, zodat hij in een inrichting wordt gestopt. De reden daarvoor is dat hij helemaal gek wordt van zijn vrouw, die constant zit te zeuren. Hij heeft alles gepland. Hij heeft een touw gekocht en drank. Wel in een ander dorp want van zijn vrouw mag hij geen alcohol hebben, zelfs niet met zijn verjaardag. Kees, die ook in een inrichting zit heeft het daar erg naar zijn zin, daarom lijkt hem dat ook wel wat. Hij begint te drinken, dan ziet hij de buren en gaat aan de strop hangen met de stoel eronder. Als de buren hem zien gaat hij weer naar zijn fles jenever. Als hij de politie hoort gaat hij snel weer in de strop hangen. De politie bevrijdt hem uit de strop. De politie vraagt vaderlijk ‘waarom deed je dat nou opa? ‘Omdat ik zo'n rotleven heb’ antwoordt de man. Op dat moment begreep hij zo goed hoe waar dat was, dat het hem speet dat hij zich niet werkelijk van kant gemaakt had. Het gareel
Een man hoort constant stemmen, in de vorm van een rinkelend belletje in zijn hoofd, die hem opdrachten geeft. Hij durft niet ongehoorzaam zijn aan de stem die hem opdrachten geeft en is bang bij alles wat hij doet of het wel mag is of goed is. Wie hem opdrachten geeft, weet hijzelf niet het is niet iets reëelst zoals bijvoorbeeld een organisatie. Hij gaat naar een restaurant en bedenkt zich opeens dat alle mensen onvrij zijn, ze worden beheerst door angst. Hier had hij nooit bij nagedacht. Hij had altijd gedacht dat de serveerster haar werk met plezier deed, maar nu beseft hij dat ze als een paard in het gareel loop, bang voor de zweep. Hij doet de deur open voor de serveerster, die geen handen meer overheeft, maar dan hoort hij weer de stemmen, maar waarom dan want hij doet toch juist iets goeds. Dan opeens hoort hij niets meer, maar komen er allerlei dingen weer terug als een nachtmerrie. Hij is bij mevrouw Mertens, een rijke familie, die hem als kunstenaar steunt, maar dat is verkeert. Hij geniet er gewoon van om onderworpen te zijn, hij is verslaafd aan dit gevoel, maar hij kon de nachtmerrie niet beëindigen, omdat hij niets anders in zijn leven heeft opgebouwd. Opeens zijn alle mensen vals, mevrouw Mertens is negatief over zijn werk. Opeens begint het belletje weer te rinkelen. Hij begrijpt dat hij zelfs de tijd dat hij het belletje niet hoorde, niet vrij is geweest. Hij is weer op straat en er komt een man met een revolver op hem af. De man beseft dat het zijn plicht is om bang te zijn, maar dat is hij helemaal niet. Opeens blijkt dat de man helemaal geen revolver heeft, maar net als kinderen met zijn vingers een geweer maakt. Hij wil zeggen ‘ik zal mijn plicht doen’, maar er komt geen geluid uit zijn mond. De man, die hem bedreigt springt naar voren en de hoofdpersoon zegt nu verstaanbaar: ‘ik zal mijn best doen.’ Bij zichzelf dacht hij als ik straks weer alleen ben zal ik weer doen wat ik wil, maar toen opeens besefte hij dat, dat nooit meer kon. Hij zal altijd dat belletje blijven horen. De kranteneter
Een man gaat op bezoek bij een oude bekende. Terwijl zij gewoon eten krijgt hij een oude krant om op te eten, omdat hij dit vroeger altijd at. De krant smaakt hem niet, want hij is al jaren gewend om gewoon voedsel te eten. Hij voelt zich een schooier, omdat iedereen gewoon eet, terwijl hij een krant zit op te eten. De man gaat onder het eten naar buiten en eet de krant bijna helemaal op. Hij moppert, vroeger schepte hij wel eens op dat hij een krant at, maar dat schepte toch geen verplichtingen? Waarom zou hij zich zorgen maken dat hij de mensen teleurstelde? Hij denkt de mensen te slim af te zijn door het laatste stukje krant niet op te eten maar in zijn zak te steken. Dan zou iedereen denken dat hij de dikke krant helemaal had opgegeten terwijl dit niet zo was. Toen hij naar binnen wilde, was de deur gesloten en deed niemand meer open. Hij wist dat ze er waren, maar er deed niemand open. Waarom deden ze dat? Wat had hij nu weer gedaan? Hij had juist die krant opgegeten om ze een plezier te doen. Hij bonsde nog een keer op de deur, maar er deed niemand open. Hij schaamde zich omdat hij het zo verkeerd deed. Tenslotte liep hij het tuinpad af en ging zijns weegs.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Keefman door Jan Arends"