Primaire gegevens:
Auteur: F. Bordewijk
Titel: Karakter
Ondertitel: roman van vader en zoon
Motto: A sadder and a wiser man / He rose the morrow morn (S.T. Coleridge)
Verschenen in: 1938
Aantal bladzijden:250
Waarom heb ik dit boek gekozen?
Ik heb dit boek gekozen, omdat het me wel een leuk boek leek. Het is ook verfilmd en de film heeft een prijs gewonnen voor Beste Buitenlandse Film, dus ik dacht: als het “goed” verfilmd is, zal het boek ook wel goed zijn. Bordewijk is ook best wel een bekende auteur. Bovendien had ik ergens een stukje gelezen met een hele korte samenvatting van het verhaal en dat leek me wel een leuk verhaal.
Verwachtingen
Ik dacht dus dat het een goed boek zou zijn vanwege de verfilming. Vanwege de samenvatting die ik gelezen had, leek me wel een leuk boek, dat ging over een jongen “van de straat” die opklom tot advocaat en daarbij wat problemen had met zijn vader. Het verhaal klopte wel, het ging daar echt over, maar ik vond het een vrij moeilijk boek, omdat het boek al tientallen jaren geleden geschreven is (in 1938).. Daardoor is het taalgebruik niet echt meer van deze tijd (veel ouderwetse uitdrukkingen) en de zinnen zijn heel lang en ook onlogisch opgebouwd (naar mijn idee). Maar hoe verder ik kwam in het boek, hoe minder moeilijk ik het vond.
Samenvatting van het boek
Jacob Willem Katadreuffe wordt geboren. Zijn moeder is de handwerkvrouw Joba Katadreuffe, zijn vader is de deurwaarder Arend Barend Dreverhaven. Zij waren niet getrouwd, Joba (in het boek aangeduid met “zíj” en “háár”) wilde dat niet. Dus groeit Jacob Willem (in het boek het meest aangeduid met “Katadreuffe”) in armoede op zonder vaderfiguur. Omdat hij en zijn moeder allebei koppige karakters zijn, botst het nogal eens tussen hen. Jacob ergert zich aan haar zwijgen als hij een woord van troost verwacht en aan haar woorden als hij stilte verwacht. Joba verdient haar geld met handwerken en schoonmaken. Ook heeft ze een kamer verhuurd aan de communist Jan Maan, die een goede vriend wordt van beide.
Op ongeveer 21-jarige leeftijd neemt Katadreuffe een sigarenwinkel in Den Haag over en leent hiervoor tegen een hele hoge rente geld bij een “duister bankje”. Dit loopt uit in een fiasco. De winkel gaat “over de kop” en hij wordt failliet verklaard. Een deurwaarder (Dreverhaven) komt zijn bezittingen noteren. Katadreuffe bezit niets, behalve wat boeken die samen zo’n fl.15,- waard zijn.. Het faillissement wordt als ongeldig “afgedaan” en Katadreuffe moet contact opnemen met een curator van advocatenbureau Stroomkoning. Hij heet meneer De Gankelaar.
Als Katadreuffe voor het gebouw staat, heeft hij meteen het gevoel dat daar zijn toekomst ligt.Als de curatorzaken afgehandeld zijn, vraagt hij aan De Gankelaar of die hem aan een baantje kan helpen. De Gankelaar ziet wel wat in hem en pleit bij Stroomkoning om Katadreuffe een baantje te geven. Stroomkoning, vertrouwend op de mensenkennis van De Gankelaar, stemt toe. Katadreuffe wordt typist en kantoorbediende.
Hij gaat “op kamers” wonen bij meneer Graanoogst, de conciërge, boven het advocatenkantoor. Hij neemt zijn boeken, inclusief een incompleet Duits lexicon, mee. Hij is erg leergierig en werkt hard om iets te bereiken. Op een gegeven moment komt hij erachter dat zijn eigen vader achter zijn faillissement zit. Als hij van zijn bureauchef Rentenstein verhalen hoort over zijn vader, groeit bij hem het verlangen “die man opzij te komen, voorbij te streven”. Hij gaat studeren voor het staatsexamen; wiskunde, Latijn, Engels en andere moderne talen. Zijn uiteindelijke doel is advocaat worden. Alles moet ervoor wijk. “Hij zocht liefde, flirt noch spel.”
Het dienstmeisje van Graanoogst, Lieske, heeft een oogje op hem, maar hij negeert elke toenaderingspoging. Ook de pogingen van juffrouw Sibculo, een typiste, wijst hij af. Op een gegeven moment verlooft zij zich, terwijl ze eigenlijk liever iets met Katadreuffe was begonnen. De secretaresse van meneer Stroomkoning, Lorna te George en Katadreuffe, voelen zich op de een of andere manier erg tot elkaar aangetrokken, maar Katadreuffe laat ook deze verliefdheid geen vat krijgen op zijn leven.
Hij praat er niet met Jan Maan over, die een zwak hart heeft voor meisjes, maar die begrijpt wel ongeveer wat er met zijn vriend aan de hand is. Als ze op een mooie zondagmiddag op het strand zijn, is daar ook Lorna te George. Eerst is Katadreuffe verheugd, totdat hij ziet dat er uit haar strandtent een heerschap komt gekropen, dat zichzelf voorstelt als Van Rijn. Katadreuffe besluit eerder weg te gaan.
Intussen verklaart Dreverhaven zijn zoon voor de tweede keer failliet. Hij verdient nu immers geld, waarmee hij zijn schulden van zijn faillissement kan betalen. Katadreuffe zoekt hem op en scheldt hem uit. Bijna verliest hij zijn zelfbeheersing als zijn vader hem een mes aanreikt. Katadreuffe praat met Stroomkoning over zijn faillissement, maar verzwijgt het gesprek met zijn vader. Stroomkoning, die blij is dat zijn werknemer zo open en eerlijk tegen hem is, handelt de zaak soepel af.
De bureauchef Rentenstein wordt betrapt op fraude en wordt ontslagen. Katadreuffe neemt zijn plaats in. Dan denkt Katadreuffe zijn vader te trotseren en leent fl. 2000,- van hem om privé-lessen te nemen. Hij laat in het contract opnemen dat de schuld op elk moment opeisbaar is. Vlak voordat Katadreuffe voor zijn staatsexamen slaagt, vraagt Dreverhaven voor de derde keer zijn faillissement aan. Dit wordt afgewezen door de rechtbank
Als Katadreuffe voor zijn staatsexamen geslaagd is, wordt er op het kantoor een feest voor hem georganiseerd
Lorna te George gaat wat eerder weg en Katadreuffe laat haar uit. Als ze even tegenover elkaar staan, voelt hij dat het het krachtigste moment uit zijn leven is. Hij laat het voorbij gaan. De volgende dag meldt ze zich ziek en stuurt Stroomkoning een brief.
Stroomkoning bespreekt de brief met Katadreuffe, maar die weet al wat er in de brief staat voordat hij hem gelezen heeft.Hij verklaart dat tegenover Stroomkoning met een “het is overduidelijk wat er aan hand is als ze zich de éne dag ziek meldt en de volgende dag een brief stuurt”. Stroomkoning staat verbaasd over de mensenkennis van Katadreuffe en praat er met zijn vrouw over. Die plaatst de situatie met haar vrouwelijke intuïtie meteen in het juiste verband en zegt haar man dat er vast “bepaalde wederzijdse gevoelens geweest moeten zijn tussen Lorna te George en de nieuwe bureauchef”. Ze kan niet weten dat ze midden in de roos heeft geschoten.
Katadreuffe begint aan een schriftelijke cursus rechten. Met de gezondheid van zijn moeder gaat het steeds slechter. Als Dreverhaven 25 jaar na zijn affaire met Joba, nog een keer naar haar toegaat en haar een huwelijksaanzoek doet, wijst ze dat resoluut af. Ze gelooft niet dat iemand zich tot haar aangetrokken voelt, zo’n oud lijk. Ze weet niet dat het haar ongewoon felle ogen zijn die daarvoor zorgen, dezelfde ogen die haar zoon ook iets geven, waar de meisjes op vallen. Ze vraagt aan Dreverhaven waarom hij haar zoon dwarszit en hij antwoordt: “Ik zal hem wurgen, ik wurg hem voor negen tiende, en dat ene tiende dat ik hem laat, dat kleine beetje asem zal hem groot maken, hij zal groot worden, hij zal, bij God, groot worden!”
Vlak voordat Dreverhaven slaagt voor zijn doctoraal examen, ontmoet hij Lorna te George als hij met zijn moeder in het park loopt. Hij praat even met haar. Joba voelt aan dat ze iets te veel is, en keert subtiel haar rug naar het tweetal. Lorna is inmiddels getrouwd en heeft een kind. Als ze samen naar het water kijken, is er even weer iets van het magische moment van vroeger. “Zij rijdt de kinderwagen rustig heen en weer, naar voren en weer terug. Toch is zij op dat moment geen moeder, maar de vrouw Lorna te George die hij zich herinnert van kantoor.” Als hij met zijn moeder terug naar huis loopt zegt ze hem dat hij een grote ezel is geweest.
Na de laatste “wurgingspoging” van zijn vader, zoekt Katadreuffe hem op om nog eens een hartig woord met hem te spreken. Dreverhaven zegt echter hem niet te hebben tegengewerkt, maar juist te hebben meegewerkt aan zijn carrière. Zijn tegenwerking heeft hem toch alleen maar gestimuleerd?
Katadreuffe gaat verward naar huis en komt daar tot het inzicht dat zijn ambities hem noodlottig zijn geworden en dat hij op menselijk vlak gefaald heeft tegenover zichzelf en de vier belangrijkste mensen in zijn leven; zijn moeder, zijn vader, zijn vriend Jan Maan en Lorna te George, de liefde van zijn leven.
Tijd en ruimte
Het verhaal begint met de geboorte van Katadreuffe (ongeveer 1904) en loopt door tot aan het moment dat hij ongeveer 28 is. Het verhaal is bijna overal chronologisch, maar soms is er een flash forward (“later zou hij beseffen dat…”, “hij besefte niet dat hij toen reeds…”), wat de spanning vergroot. Het grootste deel van het verhaal bestrijkt de zeven jaar waarin Katadreuffe opklimt tot advocaat en het verhaal eindigt in 1931 of 1932, midden in de crisistijd.
Het verhaal speelt zich af in het Rotterdam van begin 20e eeuw. Katadreuffe’s mening over de stad verandert in de loop van het verhaal. In het begin heeft hij er een hekel aan, later is hij er trots op. Rotterdam wordt geplaatst tegenover “dat pest-Den Haag” gezet, waar hij het avontuur met de sigarenwinkel beleeft.
De gebouwen en uiterlijkheden in het verhaal worden vrij uitgebreid beschreven, waardoor het bijna niet anders kan dan dat de auteur zelf in het Rotterdam van begin 20e eeuw gewoond heeft. De mening van Katadreuffe over de stad, weerspiegelen volgens mij zijn eigen meningen over Rotterdam.
Wijze van vertellen
Het verhaal wordt verteld vanuit een alwetend perspectief. Je komt veel te weten over de karakters, gedachten en emoties van de verschillende personages. Het meest kom je natuurlijk te weten over Katadreuffe, omdat hij toch de hoofdpersoon is.
Spanning
Ik vond dat er niet echt veel spanning in zat, het was een psychologische roman.Daardoor was er meer aandacht voor de karakters van de personages, dan voor eventuele spannende gebeurtenissen.
Thema en motieven
Het belangrijkste thema van dit verhaal is volgens mij zelfdiscipline om te bereiken wat je wilt. Katadreuffe is maar een gewone jongen uit het volk, die door hard leren uiteindelijk advocaat wordt. Ook heel belangrijk zijn volgens mij de relaties die de hoofdpersonen onderling hebben. Die relaties zijn uiterst gecompliceerd en stroef. Voor alledrie is het moeilijk om contacten te leggen.
Volgens Encarta Ó Encyclopedie 2001 zijn de motieven: ondergang, vervreemding, het monsterlijke in de mens, standsverschillen, tucht en zelftucht, verwording en verval, haat en liefde. Ik kan ze niet echt allemaal ontdekken als motieven, maar ze zijn wel aanwezig. Ik zou zelf ondergang, vervreemding, het monsterlijke in de mens, tucht en zelftucht en verwording en verval niet echt als motieven aangeven, maar meer als “verhaalelementen”.
Personages
Er zijn drie hoofdpersonen in het boek, waarvan Jacob Willem Katadreuffe het belangrijkste is. Hij is een jongen uit het gewone volk die de ambitie heeft advocaat te worden. Hij “had een knap uiterlijk dat vele meisjes voor hem deed zwichten, doch hij zag het niet. Zijn kuisheid was soms benepen.” En “zijn ogen waren bliksems van vuur, de ogen van zijn moeder.”. Hierdoor voelen verschillende meisjes zich inderdaad tot hem aangetrokken. Hij wil “liefde, flirt noch spel” en stort zich helemaal op zijn werk om zo zijn doel te bereiken, en dat is advocaat worden.
Arend Barend Dreverhaven, de deurwaarder en Katadreuffe’s vader, is daarna het belangrijkste. Hij is een hard en meedogenloos man met een indrukwekkende verschijning: “een zwarte flambard diep over het hoofd, een sigaar in een mondhoek als een stuk geschut, een stem waarvan enkel het horen associaties opriep aan een machtige borstkas”. Hij probeert tot drie keer toe Katadreuffe failliet te laten verklaren. Dit lukt twee keer, de derde keer niet. Ook doet hij 6 (!) keer een huwelijksaanzoek aan Joba, maar zij wijst hem iedere keer resoluut de deur.
De derde hoofdpersoon is Joba Katadreuffe. Zij is de moeder van Katadreuffe en echt een vrouw uit het volk. Ze verdient haar geld met handwerken en schoonmaken. Ze heeft eens op de markt een bijzondere kleur wol gekocht. Als later het handwerken niet zo goed meer lukt, zoekt ze elke markt af naar die kleur, omdat ze denkt dat met die kleur ook haar inspiratie weer terug zal komen. Ze lijdt op latere leeftijd aan tering en gaat slechter zien en slechter lopen. Toch slaagt ze erin nog een aantal jaar door te leven.
Verder zijn er nog Jan Maan, de communistische vriend van Katadreuffe, en de mensen van het advocaten-kantoor: meneer Stroomkoning, meneer de Gankelaar, meneer Rentenstein, meneer Graanoogst, mevrouw Graanoogst, hun dochtertje Pop, Lorna te George, juffrouw Sibculo, juffrouw Kalvelage en de gebroeders Brunseik. (het zou te veel tijd en papier in beslag nemen om hen allemaal te beschrijven, dat gebeurt in het boek echter wel).
Titel, ondertitel en motto
Bordewijk had dit boek eerst de titel Karakters gegeven. Doordat hij de s aan het einde geschrapt heeft, wordt al een beetje duidelijk dat de karakters van de hoofdpersonen (Katadreuffe, Joba en Dreverhaven) erg overeenkomen; ze zijn alledrie koppig en blijven voor hun idealen vechten.
De ondertitel “roman van vader en zoon” geeft aan de relatie tussen Katadreuffe en Dreverhaven centraal staat.
Het motto is: A sadder and a wiser man / He rose the morrow morn. Dit stukje komt uit het gedicht The Rime of the Ancient Mariner van S.T. Coleridge (1798). Vertaald is het: De volgende ochtend stond hij droever en wijzer op. Dit slaat op Katadreuffe aan het eind het einde van het verhaal, als hij beseft dat zijn ambities zijn waargemaakt tegen een wel erg hoge prijs.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden