Ik heb dit boek gekozen omdat ik van meneer Verhagen gehoord had dat je ‘kaas’ echt moet lezen. Bij mijn eerste zoektocht in de mediatheek was ‘kaas’ helemaal verhuurd, dus was ik genoodzaakt om Villa des Roses te lenen. Enkele weken geleden werd toch nog een exemplaar van ‘kaas’ teruggebracht en heb ik het ook in 1 avond uitgelezen.
Ik vond dit boek Spannend omdat je in het boek meegesleept wordt in het levensverhaal van een Klerk, die een zakenman wordt. Je vraagt je steeds af of hij het redt om 20.000 kazen te verkopen voordat Hornstra langs komt om het geld op te halen. Het is vooral spannend omdat je de afloop niet weet. Ik vond het boek ook gevoelig, aangezien de hoofdpersoon Frans Laarmans in de eerste bladzijden van het boek zijn moeder verliest waar hij nog vaker in het verhaal op terug komt. Ook omdat de zussen van Laarmans misschien wel blij zijn dat moeder overleden is. Zij hebben gezorgd dat moeder in alle rust kon overlijden en dat duurde blijkbaar nog een tijdje. Het boek laat je ook meeleven in de hoofdpersoon. Ik dacht telkens hoe ik het zou aanpakken en of ik in zo,n korte tijd 20.000 kazen kan verkopen. Dan voelde ik ook de druk die de hoofdpersoon voelde op het moment dat Hornstra van plan is om die week bij hem langs te komen.
V. Samenvatting van de inhoud
[De citaten zijn ontleend aan de derde druk van het Verzameld Werk , Querido, 1980]
Het boek Kaas begint met een 'Opdracht aan Jan Greshoff', in de vorm van een gedicht (p. 435). Elsschot luistert graag naar diens stem, die in mineur zingt bij 't verwensen van 't alledaagse in de mensen.
Hij spoort de dichter aan strijdvaardig te blijven, de riem te hanteren en 'die rotzooi striem op striem' te geven.
Hierna volgt een 'Inleiding' (p. 437), waarin de schrijver een uiteenzetting geeft over het begrip stijl, in het bijzonder over de wijze waarop de auteur bij de lezer bepaalde verwachtingen kan wekken en in een verhaal spanning kan aanbrengen. Hij licht dit toe met een uitvoerig voorbeeld van een blauwe lucht waaraan wolken verschijnen. In 's mensen lotsbestemming is alles tragisch. In de natuur zit het tragische in het gebeurde zelf, maar in de kunst meer in de stijl dan in wat er gebeurt. Het effect dat de schrijver bereiken wil, moet overeenstemmen met de eigen gemoedstoestand. Ten slotte wijst Elsschot erop, dat in een literair werk ieder detail, hoe gering ook, in verband moet staan met het uiteindelijke doel (p. 440).
'Van de aanhef af, want een boek is een lied, moet men het oog houden op het slotakkoord, waarvan iets door 't hele verhaal geweven moet worden, als het Leitmotiv door een symfonie. De lezer moet geleidelijk een gevoel van onrust over zich voelen komen, zodat hij zijn kraag opzet en aan een paraplu denkt terwijl de zon nog in haar volle glorie staat.
Wie het slot niet uit het oog verliest zal vanzelf alle langdradigheid vermijden omdat hij zich telkens afvragen zal of ieder van zijn details wel bijdraagt tot het bereiken van zijn doel. En hij komt dan spoedig tot de ontdekking dat iedere bladzijde, iedere zin, ieder woord, iedere punt, iedere komma het doel nader brengt of op afstand houdt. Want neutraliteit bestaat niet in kunst. Wat niet nodig is dient geweerd en waar het met één personage kan is een menigte overbodig.'
Evenals vóór in een toneelstuk worden de 'Personages' genoemd die in de geschiedenis voorkomen (p. 443) en de 'Elementen' die er een rol in spelen (p. 445). Het eerste element is het woord kaas, gevolgd door een hele serie samenstellingen met kaas als eerste lid: kaasdroom, kaasfilm, kaasonderneming, kaasdag enz. Ook een tric-trac doos en een mandvalies zijn niet vergeten. Pas hierna begint het eigenlijke verhaal, verdeeld in vierentwintig (meest korte) hoofdstukken.
I 'Eindelijk schrijf ik je weer omdat er grote dingen staan te gebeuren en wel door toedoen van mijnheer Van Schoonbeke' (p. 447). De briefschrijver, Frans Laarmans, klerk op het kantoor van de General Marine and Shipbuilding Company, deelt mee dat zijn moeder is overleden. Ze was zeer oud en 'grondig versleten'. Krist, haar overleden man, herinnerde zij zich niet meer en ook de kinderen waren vreemden voor haar geworden. Zo ging haar toestand langzamerhand achteruit. Toen ze ten slotte bleef liggen, wist Laarmans dat ze niet meer zou opstaan.
Op de begrafenis maakt hij kennis met de heer Van Schoonbeke een vriend van zijn broer. 'Een man van de wereld, dat zag ik wel' (p. 452). Deze nodigt hem uit eens op bezoek te komen.
III Van Schoonbeke is een rijke vrijgezel, telg uit een oude, voorname familie. Zijn vrienden, die hij iedere woensdag ontvangt, zijn rechters, advocaten, kooplieden of gewezen kooplieden. Allen autobezitters. Laarmans wordt voorgesteld als 'mijnheer Laarmans van de scheepstimmerwerven' (p. 453). Hij voelt zich in dit gezelschap niet thuis. De gesprekken gaan over reizen naar Italië, de moeilijke positie van de huiseigenaren, gebeurtenissen in vooraanstaande families, geschikte restaurants tot ver in het buitenland e.d. Op zekere dag vraagt Van Schoonbeke aan Laarmans, of hij er niets voor voelt vertegenwoordiger in België van een grote Nederlandse firma te worden. Het betreft een handel in kaas. 'En dat marcheert altijd, want eten moeten de mensen tóch' (p. 457).
IV Op de tram naar huis voelt Laarmans zich al een heel ander mens. Hij denkt na over het lot van klerken, die altijd nederig moeten zijn. Thuis doet hij zo gewoon mogelijk, maar zijn vrouw en zoon merken wel, dat er iets is. 's Avonds in bed brengt hij verslag uit aan zijn vrouw. Zij maant tot voorzichtigheid wat het opzeggen van zijn baan betreft. Laarmans schrijft de volgende dag een brief naar de firma in Amsterdam en wordt uitgenodigd voor een onderhoud. Op kantoor zal hij zich ziek melden.
V Laarmans wordt voor de firma Hornstra algemeen vertegenwoordiger voor België en het Groothertogdom Luxemburg. Hornstra zal om te beginnen twintig ton volvette Edammer sturen. Condities: vijf procent van de verkoopprijs, een vast salaris van driehonderd gulden per maand en vergoeding van reiskosten. De thuisreis duurt Laarmans lang.
In Antwerpen aangekomen gaat hij naar de wekelijkse samenkomst bij Van Schoonbeke, die hem nu voorstelt als 'mijnheer Laarmans, groothandel in voedingswaren' (p. 463). Laarmans gedraagt zich zelfbewuster dan voorheen en ook de gasten nemen tegenover hem een andere houding aan. Hij vertrekt in de beste stemming. 'Was ik een ridder, ik voerde drie kazen van keel op veld van sabel' (p. 465).
VI Thuis licht hij zijn vrouw pas in na het souper. 'Want van nu af eet ik niet meer, maar dejeuneer, dineer of soupeer' (p. 465). Zijn vrouw leest het contract met grote aandacht en stelt vragen over art. 9, dat handelt over beëindiging van de werkzaamheden. Ook blijkt dat de maandelijkse uitkeringen (f 300,-) niet bedoeld zijn als salaris, maar als een voorschot op het eventuele commissieloon. Laarmans, geïrriteerd door het feit dat de juiste betekenis van de overeenkomst niet tot hem was doorgedrongen, tracht zijn vrouw te overbluffen door het gebruik van vreemde woorden, als geconsigneerd, immoreel en reciprociteit. Zij maant wederom tot voorzichtigheid en merkt op dat hij op de werf 'gerust zit', met een vast salaris. Laarmans noemt dit een waarheid als een koe.
VII Besloten wordt geen ontslag te nemen op de werf, maar voorlopig drie maanden ziekteverlof te vragen. Broer Karel zal een certificaat moeten geven. Laarmans is ertegen, maar de kinderen geven zijn vrouw gelijk.
Dat Laarmans zijn betrekking op het spel zet, vindt Karel een ernstige zaak, maar hij geeft ten slotte toch het certificaat. 'Zenuwen' is de ziekte.
Laarmans voelt zich op de werf al niet meer thuis. Hij toont het certificaat aan de hoofdboekhouder, die hem ziekteverlof geeft zonder behoud van salaris.
'En nu ligt de kaaswereld voor mij open' (p. 470).
Na ampele overwegingen, waarbij fromage beter klinkt dan kaas, een Franse naam de voorkeur verdient boven een Nederlandse, maar uiteindelijk het Engels het meest geschikt lijkt in verband met de Britse wereldfaam op handelsgebied, kiest Laarmans voor General Antwerp Feeding Products Association.
IX Van Schoonbeke beveelt de jongste zoon van notaris Van der Zijpen aan voor een eventuele associatie. 'Geld hoor, veel geld en nette mensen' (p. 476). Laarmans voelt daar in eerste instantie niet veel voor.
Thuis hoort hij dat de kaas is aangekomen. Er had iemand gebeld. Niemand weet waar de kaas zich bevindt. Ida had de telefoon aangenomen, maar de naam niet onthouden. 'Zou je zo'n meid geen draai om de oren geven? En dat zit op 't Gymnasium in de vierde klas. Ik kon niet eten van zenuwachtigheid en trok naar mijn kantoor' (p. 476). Er heerst een geprikkelde stemming.
X De volgende morgen belt het Blauwhoedenveem om te vragen waar de kaas moet blijven. Laarmans gaat erheen en laat de 10.000 kazen, verpakt in 370 kisten, opslaan in de kelders. Hij geeft tijdens de besprekingen blijk van grote onervarenheid. Eén kist wordt thuis bezorgd, daar hij, volgens een man van het veem, monsters nodig zal hebben. XI Thuis wordt de kist in de kelder gebracht. Ieder moet de kaas even proeven. Broer Karel komt kijken en informeert of er al veel verkocht is. Daar dit niet het geval blijkt te zijn, raadt hij aan spoed te maken met de werkzaamheden. 'Was ik in jouw plaats, ik trok de stoute schoenen aan en ging er direct op uit' (p. 481).
's Avonds gaat Laarmans naar Van Schoonbeke om op diens schrijfmachine een brief aan Hornstra te tikken. Hij neemt voor hem een halve Edammer mee. Van Schoonbeke zegt ervoor te zullen zorgen dat Laarmans kandidaat wordt bij de aanstaande presidentsverkiezingen van de Vakbond van Belgische Kaashandelaren.
XII Laarmans heeft de hele week gezocht naar een tweedehands bureau en dito schrijfmachine. Daar hij geen winkel durft verlaten zonder iets gekocht te hebben, koopt hij een karaf, een zakmes en een gipsen Sint-Jozef.
Hij loopt niet helemaal gerust door de stad, uit vrees mensen van de General Marine te ontmoeten. Toch zou hij graag willen weten hoe het op de werf marcheert. In gedachten ziet hij zijn collega's aan het werk, niet zonder een licht gevoel van heimwee, dat hij dadelijk onderdrukt door zich een air te geven van belangrijk zakenman. 'Zo staan zij daar nu, die sufferds, terwijl ik doende ben mij een weg te banen in het oerwoud van de businesswereld' (p. 483).
Dan wordt een bureau gekocht en een schrijfmachine gehuurd. 's Avonds bij Van Schoonbeke wordt de kaas bewonderd. Laarmans, de schijn ophoudend alsof de Gafpa ook andere artikelen dan kaas omzet, verklaart zich bereid de vrienden de volvette Edammer in detail te leveren tegen de prijs van de groothandel.
Op een middag staan vier personeelsleden van de General Marine op de stoep. Ze wilden eens zien hoe het ging en brengen een mooi cadeau: een tric-trac spel, met op de doos een zilveren plaatje met inscriptie.
'Mijn vrouw heeft niets gevraagd. Zij kookt het eten met een bekommerd gezicht. Ik voel dat een enkel bits woord haar zou doen wenen' (p. 489).
XIV Er zijn dertig agenten aangesteld, die zullen werken op commissiebasis. Het ontvangen van de sollicitanten riep tegenstrijdige gevoelens op. 'Eén zei openhartig dat hij honger had en met een bol kaas tevreden zou zijn, ook zonder agentschap. Het pakte mij zó dat ik hem een Edammer gegeven heb. Naderhand heb ik gehoord dat hij onder 't heengaan van mijn vrouw ook nog een paar van mijn oude schoenen had losgemaakt' (p. 490).
Er worden fraaie bestelbonnen gedrukt, maar orders blijven uit. Laarmans besluit na enige tijd zijn twee Brusselse agenten eens op te zoeken 'om te weten wat er aan scheelt en om die mensen desnoods met raad en daad bij te staan' (p. 491). De een blijkt echter aan het opgegeven adres onbekend te zijn, de ander herkent Laarmans niet eens en zegt ten slotte dat die hele kaasgeschiedenis hem niet interesseert.
'Ik begrijp er niets van' (p. 491).
XV Laarmans is gekozen tot plaatsvervangend voorzitter van de Association Professionnelle des Négociants en Fromage. Een deputatie hiervan, onder zijn voorzitterschap, zal in audiëntie worden ontvangen op het Departement van Handel. Men wil trachten een verhoging van de invoerrechten op kaas, van drie jaar geleden, weer ongedaan te krijgen. De zaak verontrust Laarmans, want hij is bang voor publiciteit.
Met vier andere 'kaasmensen' wordt hij ontvangen door de directeur-generaal van het departement. Aan verlaging van de invoerrechten valt niet te denken. Plotseling schuift Laarmans zijn stoel achteruit, staat op en verklaart met luide stem dat hij er genoeg van heeft. De directeur-generaal, geschrokken, verlaagt de invoerrechten met vijf procent en zegt voor het volgend jaar hetzelfde toe.
Na dit onderhoud treedt Laarmans weer af als vice-voorzitter.
XVI Hornstra bericht dat hij langs zal komen om de eerste zending kaas te verrekenen. Laarmans gaat nu zelf de stad in om orders te bemachtigen. In 'Le Soir' ziet hij een advertentie waarin Boorman aanbiedt schriftelijke en mondelinge adviezen te geven aan kooplieden en agenten die moeite hebben met hun verkoop. Laarmans brengt hem een bezoek en ontvangt de nodige instructies.
Laarmans' ontgoocheling is nu volkomen. 'Mijn accumulator is leeggelopen. Ik ben uitgebloed' (p. 499).
XVII Thuis wacht Laarmans een verrassing. Zoon Jan heeft een hele kist kaas verkocht, aan de vader van een vriendje. Laarmans bezorgt de kist per taxi. Ida durft op school niet meer over kaas te praten, daar ze haar al kaasboerin noemen.
'Zij had dus óók geprobeerd' (p. 500).
XVIII De zoon van notaris Van der Zijpen deelt mee dat zijn vader bereid is de Gafpa-onderneming 'te commanditeren'. Hij ontvouwt een plan, dat er in feite op neerkomt zijn vader op te lichten. Laarmans antwoordt, dat hij hem via Van Schoonbeke bescheid zal geven.
Na het vertrek van de jongeman spijkert Laarmans in de kelder de kist met kazen dicht en brengt die per taxi naar het veem. 'Mijn kaastestament is gemaakt' (p. 502).
Hij geeft zich rekenschap van zijn positie als werknemer bij de General Marine en als man en vader. Ook gaan zijn gedachten terug naar zijn overleden moeder.
In een grondig zelfonderzoek vraagt hij zich af welke motieven hij heeft gehad om met de kaashandel te beginnen. Niet om het lot van vrouw en kinderen te verbeteren en evenmin om op de 'kletspartijen' bij Van Schoonbeke een beter figuur te slaan. 'ik geloof dat het mij overkomen is omdat ik te meegaand ben. Toen Van Schoonbeke mij vroeg of ik het doen wilde, heb ik de moed niet gehad hem en zijn kaas van mij af te stoten, zoals ik had moeten doen. En voor die lafheid doe ik boete. Mijn kaasbeproeving is verdiend' (p. 504).
XIX Laarmans wacht op de komst van Hornstra, maar besluit hem niet te ontvangen. Hij zal hem 'dat beetje geld' per post zenden en zijn kaas ligt veilig in het veem. Als Hornstra belt, wordt niet opengedaan. 'Maar ik moet naar de keuken. Mijn vrouw staat daar zonder iets te doen en kijkt ons tuintje in. Ik ga op haar toe en sluit haar in mijn armen. En als mijn eerste tranen op haar verweerd gezicht vallen, zie ik dat zij mij tegenweent' (p. 506).
''t Is vreemd, in al die jaren heb ik niet geweten dat het op kantoor zo gezellig kan zijn. In die kaas moest ik stikken, terwijl ik hier, tussen twee briefjes in, even kan luisteren naar innerlijke stemmen' (p. 507).
XXI Laarmans schrijft aan Hornstra, dat hij om gezondheidsredenen moet afzien van verdere vertegenwoordiging.
Drie dagen later ontvangt hij van een van zijn agenten een bestelling van vierduizend tweehonderd kg.
XXII Van Schoonbeke belt Laarmans om te vragen waarom hij niet meer komt. Deze gaat woensdag weer. 'Daar zaten zij weer bij elkaar. Hetzelfde geklets, dezelfde gezichten' (p. 508). Ook de jonge Van der Zijpen is aanwezig. Zijn houding is niet sympathiek.
XXIII Laarmans bezoekt het graf van zijn ouders. Hij laat zich door een bloemist een boeket zeer grote chrysanten aanpraten. 'Zo'n pak bloemen koopt niemand en je kan zien dat ik bedrogen ben. Dus een taxi in' (p. 509).
Op het kerkhof moet hij zoeken naar het graf, dat hij eindelijk vindt. 'Hoed af. Minuut stilte. Ik kan gerust zijn. Die hier liggen hebben van mijn kaasgeschiedenis niets gehoord' (p. 510).
Als hij bij 't verlaten van het kerkhof nog eens omkijkt, ziet hij hoe een vrouw de chrysanten beter neerlegt en bidt op het graf van zijn ouders. 'Ik buk mij en sluip ongezien tot in de hoofdlaan en 't kerkhof uit' (p. 510).
XXIV Over kaas wordt niet meer gesproken. Mevrouw Laarmans is zo tactvol voorlopig geen kaas meer op tafel te zetten. Het boek eindigt met een ontboezeming uit de grond van Laarmans' hart: 'Brave, beste kinderen. Lieve, lieve vrouw' (p. 511).
(UITREKSELBANK)
Open plek 1: Wat is er met de 30 agenten aan de hand die zijn bestellingen moesten verzamelen? Deze vraag blijft deels onbeantwoord. Hij gaat naar Brussel om 2 van zijn agenten op te zoeken die oost en west Brussel voor hun rekening namen. Wanneer hij aankomt bij de woningen van de 2, treft hij ze niet aan. Hij begrijpt er niets van. Op de dag dat Hornstra bij hem op bezoek komt, heeft Rene Viaene 200 kilo kaas verkocht.
Open plek 2: Wat bezielt die man om een handel in kaas te beginnen? Wat denkt hij en waarom denkt hij dat? Deze open plek wordt niet ingevuld omdat Willem Elsschot vaak niet schrijft over gevoelens.
Open plek 3: Hoe loopt het af met Frans, met zijn vrouw en zijn kinderen? Met deze open plek eindigt het verhaal. Er wordt nog gezegd dat zijn vrouw voortaan geen kaas op tafel zet.
De thematiek
De thematiek van dit boek is te vinden in het onbekende; De klerk had een prima baan, vredig gezin en vrijwel niks aan zijn hoofd. Maar wat bezielde hem dan om kaashandelaar te worden? Hij had vrijwel geen ervaring in de zakenwereld.
En dan wordt hij kaashandelaar, heeft hij veel te veel kazen in een kelder staan, en dan houdt hij zich bezig met het inrichten van zijn kantoor. Hij had toch gehoopt op het verkopen van veel kaas en het maken van veel winst.
Het blijkt uiteindelijk, zoals verwacht, een mislukking te worden en een toekomstdroom valt in duigen. De levens van hem en zijn vrouw en zijn gezin zijn overhoop gehaald. De onhandigheid van Frans Laarmans, om kaashandelaar te worden en de vele fouten die hij maakt in dat proces, horen in de thematiek thuis.
B3
Willem Elsschot is een pseudoniem van Alphonsus Josephus de Ridder werd geboren op 7 mei 1882 in Antwerpen. De stad waar het verhaal ‘kaas’ zich afspeelt. Alfons de Ridder kwam op de wereld als nummer 8 in een gezin van 9 kinderen. Hij kon goed meekomen op de lagere school, maar op het atheneum deed hij 4 jaar over de eerste 2 klassen. Na die eerste 4 jaar ging Alfons naar de handelsafdeling van het atheneum maar op 16 jarige leeftijd werd hij van school gestuurd wegens wangedrag. Die handelsafdeling lijkt een rol te hebben gespeeld bij het schrijven van dit boek. Deze handelsinteresse komt steeds terug in zijn leven, want nadat hij van school getrapt is, gaat hij werken bij een handelsbureau en even daarna richtte hij met zijn medeleerlingen een 2 maandelijks tijdschrift op waar hij steeds een stukje poëzie schrijft. Het tijdschrift heeft maar 1 jaar bestaan. In 1908 begon hij bij een scheepswerf in Schiedam en daarna bij een scheepswerf in de Delfshaven. Hij kreeg 1901 een zoon en trouwde in 1908 pas met zijn moeder. Later kreeg hij nog 5 kinderen.
Uiteindelijk stierf De Ridder in 1960 in Antwerpen en zijn vrouw stierf een dag na hem. Hij werd vele malen bekroond voor zijn werk, onder andere in 1938 toen zijn roman ‘Pensioen’ een letterkunde prijs kreeg en in 1942 een prijs voor zijn gehele oeuvre.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden