Titelbeschrijving
Willem Elsschot, Kaas, Amsterdam 1933 (eenentwintigste druk)
Samenvatting
Het boek begint wanneer Frans Laarmans’ moeder overlijdt. Op de begrafenis ontmoet Frans een vriend en klant van zijn broer, mijnheer Van Schoonbeke. Deze nodigt hem uit bij hem op bezoek te komen. Wanneer hij dit doet en Van Schoonbekes vrienden ontmoet, schaamt hij zich voor zijn maatschappelijke status. Frans is klerk bij General Marine and Shipbuilding Company. Van Schoonbeke vertelt Frans over een baan als vertegenwoordiger voor een grote Nederlandse firma. Hij kan deze baan voor hem regelen, als Frans dat wil.
Frans ziet de kans om zijn maatschappelijke status te doen stijgen en neemt, tegen het advies van zijn vrouw in, de baan aan. Hij is nu kaasgroothandelaar. Zijn vrouw raadt hem aan zijn oude baan niet op te zeggen. Dus regelt hij een doktersverklaring van zijn broer, waarin staat dat hij een zenuwziekte heeft. Zo kan hij drie maanden verlof krijgen, waarin hij zijn zaakjes met de kaashandel op orde kan krijgen.
Van Schoonbeke regelt een positie voor Frans als vervangend voorzitter van de Vakbond van Belgische Kaashandelaren. Aangezien Frans nagenoeg niets afweet van kaas, wil hij deze positie niet. Uiteindelijk hoeft hij het ook niet te worden.
Wanneer Frans te weten komt dat zijn baas (voor wie hij kaas verkoopt in zijn gebied) al gauw een bezoek komt brengen, raakt hij in paniek. Met nog vier dagen te gaan voor de aankomst van Hornstra (Frans’ baas), neemt Frans een verkoopcursus. Terug in Antwerpen probeert hij zijn nieuwe verkooptechnieken in praktijk te brengen, zonder succes.
De zoon van een notaris, een vriend van Van Schoonbeke, zegt dat zijn vader bereid is de Gafpa-onderneming te 'commanditeren'. De zoon heeft een plan waarmee hij zijn vader kan oplichten. Frans neemt het aanbod niet aan.
Als Hornstra bij zijn huis aankomt, doet Frans de deur niet open. Later schrijft Frans Hornstra een brief waarin staat dat hij de kazen wegens gezondheidsredenen niet kon verkopen. Drie dagen daarna ontvangt hij een bestelling van een van zijn agenten voor 4200 kilo Edammer.
Frans bedenkt hoe hij in de hele kaascrisis terecht is gekomen en komt tot de conclusie dat hij de moed gewoon niet had om het aanbod van Van Schoonbeke af te slaan.
Hij gaat weer werken als klerk en merkt dat hij het er eigenlijk best leuk vindt.
Frans brengt een bezoek aan zijn moeders graf en over kaas wordt thuis niet meer gesproken.
Analyse
Spanning
Eigenlijk kan ik hier heel kort over zijn: er was gewoonweg geen spanning. Er was nergens in het boek een moment waarop ik de drang had om echt door te lezen en erachter te komen wat er zou gebeuren. De schrijver heeft geen gebruik gemaakt van spanningsbogen. Dit vond ik wel jammer, want spanning vind ik wel gewenst in een boek. Een gebrek aan spanning zorgt er toch wel voor dat ik een boek wegleg.
Open plekken heb ik ook niet veel kunnen vinden. Het enige wat ik me aan het eind van het boek nog afvroeg, was wie “je” is in het volgende fragment:
Later kwam ik er bij het zoeken naar bronnen op het Internet achter, dat hij het in zijn dagboek schreef. Je zou deze vraag een open plek kunnen noemen. Toch vind ik niet dat het er een is, aangezien open plekken voor spanning horen te zorgen en deze vraag dat niet doet.
Tijd
Het boek is ab ovo begonnen. Het begon op het moment dat zijn moeder stierf. Dat is ook het moment waarop zijn kaasverhaal begon, op de begrafenis. Het verhaal is niet-chronologisch doordat er een flashback aanwezig is in het eerste hoofdstuk. Frans verteld in die flashback over zijn moeder, haar gewoonten en hoe ze achteruit ging. Dit is de enige flashback die ik heb kunnen vinden. Daarnaast is de eerste regel van het boek een vooruitwijzing:
“Eindelijk schrijf ik je weer omdat er grote dingen staan te gebeuren en wel door toedoen van mijnheer Van Schoonbeke.” (blz. 17)
Het verhaal is ook niet-continu, er was namelijk sprake van tijdsverdichting.
In het dertiende hoofdstuk (op blz. 76/77) begint Frans met het lezen van de ingezonden brieven met betrekking tot zijn advertentie. Op dezelfde dag komen een paar collega’s van de General Marine bij hem op bezoek om hem een cadeau te geven. Daarna is het hoofdstuk afgelopen. Het veertiende hoofdstuk begint als volgt:
“Veertien dagen geleden heb ik dertig agenten aangesteld, verdeeld over ’t hele land, zonder vast salaris maar met een flinke commissie.” (blz. 80)
Over die “veertien dagen” wordt niets verteld.
Ik heb het boek uitgelezen in redelijk korte tijd, terwijl de vertelde tijd ongeveer drie maanden is. Er zitten een paar weken tussen de dood van zijn moeder en zijn debuut in de kaaswereld. Hij krijgt drie maanden verlof, maar gaat weer terug naar zijn oude baan voordat zijn verlof voorbij is. De paar weken ervoor en de paar maanden van zijn kaasbaan, vormen samen ongeveer drie maanden. De verteltijd is dus veel korter dan de vertelde tijd.
Het verhaal speelt zich af in 1933, wat op bladzijde 79 en 111 te lezen is.
Frans Laarmans
Doordat Frans de ikpersoon is in het boek, komt de lezer veel over hem te weten.
• Hij is niet tevreden met zijn maatschappelijke status:
(Van Schoonbeke had zojuist de baan van kaasverkoper aan Frans aangeboden.)
“Maar toch was het aardig dat hij mij zonder enige conditie in de gelegenheid stelde mijn eenvoudige plunje van klerk bij de General Marine and Shipbuilding Company uit te trekken en zo maar ineens koopman te worden. Zijn vrienden zouden dan wel vanzelf vijftig percent van hun hooghartigheid laten vallen.” (blz. 31)
• Hij is denigrerend tegen zijn vrouw en geniet ervan als zij zich dom of miserabel voelt:
(Frans heeft de baan als kaasverkoper aangenomen.)
“Mijn vrouw kreeg het nieuws niet zo maar dadelijk voorgeschoteld, maar moest geduld oefenen tot ik gesoupeerd had. (…) Ik heb anders een beste vrouw, die bovendien een voorbeeldige moeder is. Maar ik vind dat zaken als deze niet tot haar bevoegdheid behoren. Ook moet ik erkennen dat ik nu en dan niet weerstaan kan aan de verzoeking haar te sarren tot ik tranen zie. Die tranen doen mij dan deugd. Ik gebruik haar voor het botvieren van mijn vlagen van woede over mijn sociale minderheid. (...)
Daarom at ik zwijgend tot zij eindelijk ruw werd, niet tegen mij, maar tegen het keukengerei. En na een laatste pauze zag ik tranen haar ogen benevelen, waarop zij naar de keuken trok. Af en toe zo’n dramatische stemming in huis vind ik iets heerlijks.” (blz. 44)
“En ik stelde ’t haar ten hand, vooruit wetend dat zij hoog Nederlands slechts voor de helft zou verstaan en dat al die handelstermen haar voor de ogen zouden dansen.” (blz. 44/45)
• Hij is zwakmoedig. Zo durft hij maar met moeite een winkel binnen te stappen om zijn kaas te verkopen. Hij gaat een winkel bovendien niet uit zonder er iets gekocht te hebben, daardoor raakt hij opgescheept met de meest nutteloze artikelen (bijv. een gipsen Sint Josefbeeld). Ook zegt hij nadat zijn “kaastoren” is ingestort, het volgende:
“Toen Van Schoonbeke mij vroeg of ik het doen wilde, heb ik de moed niet gehad hem en zijn kaas van mij af te stoten, zoals ik had moeten doen. En voor die lafheid doe ik boete. Mijn kaasbeproeving is verdiend.” (blz. 100)
• Hij is geen goede handelsman, dat is ook te merken aan hoe hij zijn zaken regelt. Hij vond het belangrijker om een goede schrijfmachine en een bureau te kopen, dan zijn kazen te verkopen. Hij wilde namelijk eerst zijn kantoor op orde krijgen, voordat hij met de verkoop begon. Iets anders dat zijn onbekwaamheid bevestigt is het zijn contract met Hornstra. Toen Frans’ vrouw dit contract las en hem een inhoudelijke vraag stelde, was duidelijk te merken dat hij dat nog niet doorgelezen had. Een goede zakenman leest zijn contract door voor hij het ondertekent en dat doet Frans niet.
Frans is de ikpersoon. We komen veel over zijn gedachten en zijn gevoelens te weten en we zien hoe hij zich als persoon ontwikkeld. Hierdoor is Frans een karakter.
Van Schoonbeke
Van Schoonbeke is rijk en heeft veel contacten. Veel meer komt de lezer eigenlijk niet over hem te weten. Hij is zeker een type.
Fine Laarmans (Frans’ vrouw)
Fine is heel “down to earth”. Ze probeert te voorkomen dat Frans impulsieve en catastrofale beslissingen neemt. Daarnaast is ze, zoals Frans al zei, een goede echtgenote en moeder. Ze is een helper.
Karel Laarmans (Frans’ broer)
Frans heeft Van Schoonbeke ontmoet via zijn broer Karel. Hij probeerde Frans er toch van te weerhouden de baan als kaasverkoper aan te nemen. Toen deze duidelijk maakte dat hij het hoe dan ook toch zou doen, was Karel nog steeds behulpzaam. Hij hielp Frans een ziekte te bedenken waarbij hij toch normaal over straat kon lopen. Daarna schreef hij een doktersverklaring voor hem. Karel is zeker een helper.
De moeder van Frans
Frans’ moeder is een lief persoon, met een goed hart. Dat is bijvoorbeeld ook te zien in het volgende fragment:
Ze had een goede relatie met Frans. Hij denkt ook meerdere malen aan haar op een positieve manier. Je komt niet veel over haar als persoonlijkheid te weten, als zodanig is ze dan ook een type.
Structuur
Kaas heeft een hele simpele structuur. Zoals al eerder vermeld, is het boek ab ovo begonnen, bij de dood van zijn moeder en tevens de ontmoeting van Van Schoonbeke. Het boek is verdeeld in vierentwintig korte hoofdstukken.
Er is slechts één verhaallijn en dat is die van Frans.
Het boek heeft een gesloten einde. Frans gaat weer als klerk werken en kaas is verbannen uit huize Laarmans.
Ruimte
Het verhaal speelt zich grotendeels af in Antwerpen. Hier woont Frans en heeft er ook zijn kaasopslagplaats en kantoor. Naast Antwerpen, brengt Frans een bezoek aan Brussel, om zijn agenten te bezoeken en om gevraagd te worden als vervangend voorzitter van het Verbond van Belgische Kaashandelaren. Hij gaat ook nog naar Amsterdam om Hornstra daar te ontmoeten om kaasverkoper te worden.
Volgens mij heeft de ruimte niet een specifieke functie. Willem Elsschot komt uit België en ik denk dat dit een belangrijke reden is voor zijn keuze. Verder denk ik dat de schrijver de ruimte wel beter beschreven zou hebben, als het echt een functie had.
Vertelsituatie en perspectief
Bij Kaas is er sprake van een ikvertelsituatie. Frans is de ikfiguur en de lezer ziet alle gebeurtenissen vanuit zijn perspectief. Op die manier kom je meer te weten over hoe hij zich voelt. Je merkt als lezer dat hij gefrustreerd is door zijn maatschappelijke status. Hij reageert zijn frustratie af op zijn vrouw. De schrijver heeft ervoor gekozen het boek in briefvorm te schrijver. Frans schrijft in zijn dagboek, waardoor de lezer meteen te weten komt hoe hij zich voelt. Elsschot heeft niet per toeval voor de ikvertelsituatie gekozen. Ik vind het een goede keus, omdat de lezer zo ook te weten komt hoe wanhopig Frans was om een betere baan te krijgen en daardoor in een kaascatastrofe terecht is gekomen.
Het thema is volgens mij de frustratie over de maatschappelijke status. Doordat Frans gefrustreerd is, neemt hij hals over kop de baan van Van Schoonbeke aan. Zo kan hij namelijk hoger komen op de “maatschappelijke ladder”. Het zou een einde maken aan zijn frustratie en zijn aanzien verhogen bij de vrienden van Van Schoonbeke. Vanwege zijn frustratie sart hij zijn vrouw ook:
“Ook moet ik erkennen dat ik nu en dan niet weerstaan kan aan de verzoeking haar te sarren tot ik tranen zie. Die tranen doen mij dan deugd. Ik gebruik haar voor het botvieren van mijn vlagen van woede over mijn sociale minderheid.” (blz. 44)
Motieven
Drang om maatschappelijke status te verbeteren (verhaalmotief)
Frans wil zijn maatschappelijke status verbeteren. Hij heeft een enorme drang om dit doel te bereiken, om verschillende redenen. Maar ik denk dat het in belangrijke mate gaat om zijn gevoel van eigenwaarde en het respect dat hij erdoor zou krijgen. Aan het einde van het boek realiseert hij zich echter dat hij zich veel meer op zijn gemak voelt als klerk en heeft hij vrede met zijn status:
“’t Is vreemd, in al die jaren heb ik niet geweten dat het op kantoor zo gezellig kan zijn. In die kaas moest ik stikken, terwijl ik hier, tussen twee briefjes in, even kan luisteren naar innerlijke stemmen.” (blz. 105)
Kaas (leidmotief)
Het is overduidelijk dat kaas een motief is. De titel is immers “kaas” en het hele boek draait om kaas. De hoofdpersoon wordt kaaskoopman en neemt de lezer mee naar zijn kaastoekomst. Deze is echter gedoemd te mislukken. De “kaastoren” verandert in een “kaasramp”. Overal in het boek wordt het woord “kaas” gebruikt in allerlei contexten. Het hele boek draait om kaas.
De nieuwsgierigheid van mevrouw Peters (buurvrouw) (verhaalmotief)
Elke keer als er iets bijzonders gebeurt in huize Laarmans, gluurt mevrouw Peters uit haar raam. Volgens mij ergert Frans zich daar aan, anders zou hij het, denk ik, niet zo vaak opmerken:
“Eerst moest ik met een stalen gezicht voorbij madame Peeters, onze buurvrouw, die altijd in de deur staat, of voor ’t venster.” (blz. 74)
(Over het uitkiezen van agenten.)
“Met reeksen van tien had ik ze op mijn kantoor ontboden, de ene wat vroeger, de andere wat later, om pijnlijke ontmoetingen tussen concurrenten te vermijden. Hongerige honden moet je niet samen aan één schotel zetten.
Wat zal madame Peeters, mijn buurvrouw, het druk hebben gehad.” (blz. 80)
Uitgewerkte persoonlijke reactie
Onderwerp
Het onderwerp van Kaas is volgens mij kaashandel. Ik denk dat het wel een boeiend onderwerp kán zijn, afhangende van hoe de schrijver het uitwerkt. In dit geval was het niet de kaashandel die het verhaal voor mij een boeiende kant gaf, maar Frans’ gedachtegang.
Het onderwerp ligt zeker niet in mijn belevingswereld. Ik ben niet thuis in de zakenwereld, dus ook niet in de kaasbusiness.
Ik vind niet dat de schrijver het onderwerp uitermate goed heeft uitgewerkt, maar wel goed genoeg. Volgens mij had hij niet veel meer over het onderwerp kunnen uitweiden.
Gebeurtenissen
De belangrijkste gebeurtenis in het boek vind ik het moment waarop Frans zich realiseert dat hij geen hoge status nodig heeft om gelukkig te zijn met zijn leven. Ik vond eigenlijk wel dat de schrijver dit moment goed heeft beschreven. Frans vraagt zich af hoe hij in de hele kaasbusiness terecht is gekomen en belicht de vraag van alle mogelijke kanten. Uiteindelijk komt hij tot de conclusie dat hij gewoon de moed niet had om het aanbod van Van Schoonbeke af te slaan. Ik denk echter dat het kwam doordat hij zijn positie in de maatschappij wilde verbeteren en dat het aanbod van Van Schoonbeke de snelste en beste weg leek. Hij had er beter even over kunnen nadenken.
Ik vond dat de gebeurtenissen wel logisch uit elkaar voortvloeiden. Ik vind het ook heel mooi door de schrijver bedacht, dat Frans Van Schoonbeke ontmoet op de begrafenis van zijn moeder. Frans ziet het als geluk bij een ongeluk, hoewel hij het achteraf geen “geluk” kon noemen.
Personages
Frans is zeker geen held. Hij maakt overhaaste beslissingen en wat mij ook erg in hem tegenstaat is de manier waarop hij zijn vrouw behandelt. Hij geniet ervan als zij huilt en wanneer zij iets niet begrijpt en hij wel. Dat is eigenlijk een gevolg van zijn gevoel van onmacht. Hij wil iets betekenen in de maatschappij, maar is “maar” een klerk. Hij voelt zich als een grote nul en op het moment dat hij zich slim kan voelen, grijpt hij deze kans met beide handen vast.
De karaktereigenschappen van Frans zijn goed beschreven. Je leert zijn frustraties, lafheid, onmacht en al zijn andere kanten kennen. Dat maakt hem ook zo levensecht. Hij is een echt persoon met problemen zoals iedereen heeft. Hij is niet tevreden met zijn leven en hoopt dat kaas zijn problemen op zal lossen. Wanneer zijn plan in duigen valt, merk je dat hij zich afvraagt hoe dit kon gebeuren. Ik heb weliswaar niet zulke grote tegenslagen gehad als Frans, maar toch kan ik me enigszins voorstellen hoe hij zich voelde. Dit is denk ik ook mede doordat zijn gevoelens en gedachtegang goed beschreven zijn.
Opbouw
Ik vond de opbouw van het boek totaal niet ingewikkeld en ook niet spannend. Het gebrek aan spanning komt denk ik door te weinig flashbacks, spanningsbogen en open plekken.
De lezer ziet de gebeurtenissen allemaal door de ogen van Frans. Dit vind ik zeker een geslaagde keus, aangezien hij de hoofdpersoon is en alle gebeurtenissen direct in verband staan met hem. Je leert hem op die manier beter kennen.
Ik had geen vragen meer toen ik het boek uithad.
Ik vond de manier waarop het boek begon heel prettig. Het was niet een begin met van die ellenlange beschrijvingen, maar rechttoe rechtaan. Dat sprak mij wel aan.
Taalgebruik
Ik vond het taalgebruik absoluut niet moeilijk. Het was wel te merken dat het dateert uit 1933 en dat het door een Belg geschreven is, maar dat vond ik juist wel grappig. Zo werd er standaard “mede” gebruikt in plaats van “mee” en ook was de zinsopbouw anders dan ik gewend ben.
Het taalgebruik paste zeker bij de personages, aangezien het Belgen waren en het taalgebruik ook Belgische trekjes had. Ook leefden de personages in het boek en de schrijver in dezelfde tijd, waardoor het taalgebruik en de personages goed bij elkaar pasten.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
W.
W.
goede samenvatting :)
11 jaar geleden
AntwoordenD.
D.
Als er een flashback in voorkomt is het niet meteen een niet-chronologisch verhaal... Dit is gewoon een chronologisch verhaal!
10 jaar geleden
Antwoorden