Beschrijving
Willem Elsschot, Kaas. Amsterdam 1969 (eerste druk: 1933, druk van dit boek, dat tot de kroonlijsters behoort, is niet in het boek weergegeven.)
Motivatie
Ik heb een deel van dit boek gelezen toen ik in het ziekenhuis lag. Ik verveelde me en mijn moeder had dit boek bij zich om zelf te gaan lezen, maar gaf het aan mij. Toen heb ik enkele hoofdstukken gelezen en het boek weggelegd, omdat ik er niet veel tijd voor had.
Ik ben weer begonnen in het boek op vakantie. Ik had me voorgenomen om in de vakantie een boek te gaan lezen en had dit boek meegenomen omdat ik er al in begonnen was. Uiteindelijk heb ik het boek tijdens de vakantie helemaal gelezen.
Samenvatting
Op de begrafenis van zijn de moeder ontmoet Frans Laarmans, een klerk bij General Marine and Shipbuilding Company, Van Schoonbeke, een rijke man. Laamans leert Van Schoonbeke kennen via zijn broer, die dokter is. Van Schoonbeke nodigt hem uit om op bezoek te komen. Elke week gaat Laarmans naar hem toe. De vriendenkring, die daar ook is bestaat uit rechters, advocaten, kooplieden en bezitten allemaal een auto.
Nadat Van Schoonbeke aanbiedt om vertegenwoordiger in België van een Nederlandse kaasfirma te worden, stemt Laarmans toe. Hij gaat naar Amsterdam en krijgt bij de firma Hornstra een contract.
Laarmans zegt zijn baan als klerk niet op, op advies van zijn vrouw. Hij krijgt van zijn broer een verklaring dat hij ziek is.
Als een groot aantal kazen worden afgeleverd, krijgt hij die niet verkocht. Van de agenten die hij aanstelt, hoort hij niets.
Hij wordt tot plaatsvervangend voorzitter gekozen van de Vakbond van Belgische kaashandelaren en moet met enkele andere vooraanstaande leden van de bond naar het Departement van Handel om vermindering van invoerrechten te bepleiten. Van het onderhoud met de directeur-generaal begrijpt hij niets.
Uiteindelijk wordt hij weer klerk.
Eerste persoonlijke reactie
Ik vond het verhaal niet herkenbaar, niet ingewikkeld, nieuwsgierigmakend. Ik werd niet aan het denken gezet door de tekst. Ik vond het boek vooral origineel.
Uitgewerkte persoonlijke reactie
Het onderwerp is dat een klerk verkoper wordt van kaas, waar hij absoluut geen verstand van heeft. Bovendien houdt hij niet eens van kaas! (blz. 94: Ik walg van kaas. Ik heb nooit verlangd kaas te verkopen.) Door deze carrière maakt de hoofdpersonage zich belachelijk.
Voordat ik het boek heb gelezen, had ik geen verwachtingen van het boek. Omdat ik me niets kon voorstellen waarover een verhaal met de titel ‘kaas’ zou moeten gaan. Het verraste mij dat een boek met de titel ‘kaas’ nog een best serieus boek was. Natuurlijk is dit boek niet helemaal serieus, omdat de hoofdpersonage zich belachelijk maakt.
Ik heb nooit over dit onderwerp nagedacht. Ik heb geen interesse in handel of op iets dat daarop lijkt. Ik ben ook niet door dit boek anders gaan denken. Ik dacht al van te voren dat je niet een baan moet nemen waarvan je niets weet.
Ik heb nog nooit een film gezien of een boek gelezen met ditzelfde onderwerp.
Een mooie gebeurtenis vond ik wanneer de collega’s, van General Marine and Shipbuilding Company, op bezoek komen. (blz.71-72). Het mooie eraan is dat er nauwelijks wordt omschreven hoe Laarmans zich voelt, maar je merkt wel wat hij voelt. Hij voelt zich schuldig.
De gebeurtenissen spelen op zich wel een belangrijke rol, maar belangrijker is hoe Laarmans zich voelt of reageert op zo’n gebeurtenis. Daar draait het eigenlijk allemaal om. Daardoor worden in het boek veel gedachten beschreven en dat vind ik mooi.
De overgangen tussen de gebeurtenissen wordt meestal niet beschreven, dus het verhaal is niet-continu; er zitten sprongen tussen de gebeurtenissen. De volgende gebeurtenis is dan een nieuw hoofdstuk. Dat vind ik wel fijn, want zo wordt alleen de belangrijke informatie gegeven en wordt het verhaal niet te langdradig.
De gebeurtenissen bleven me boeien, omdat het niet al te uitvoerig wordt omschreven. Ik had niet veel tijd nodig om een gebeurtenis te lezen en als het kort is, blijft het je boeien. Als een gebeurtenis lang is omgeschreven is het moeilijker om je aandacht erbij te houden.
Als mij een andere baan zou worden aangeboden, zou ik eerst goed uitzoeken wat ik dan precies moet doen. Ik zou bij veel mensen advies gaan vragen. Ook zou ik kijken of ik het wel aankan en of ik er genoeg kennis voor zou hebben. Ik zou dus anders reageren dan Laarmans.
(blz.28: Van Schoonbeke heeft Laarmans net de baan aangeboden.
Maar toch was het aardig dat hij mij zonder enige conditie in de gelegenheid stelde mijn eenvoudige plunje van klerk bij de General Marine and Shipbuilding Company uit te trekken en zo maar ineens koopman te worden. Zijn vrienden zouden dan wel vanzelf vijftig percent van hun hooghartigheid laten vallen. Met hun beetje centen!
Ik vroeg hem dan ook wat voor soort handel zijn Hollandse vrienden dreven.)
Dat Laarmans liegt dat hij ziek is, vind ik schandalig. Aan de ene kant begrijp ik het wel, dat hij zijn baan dan niet kwijt is, maar aan de andere kant, je kunt het niet maken tegenover de mensen die bij de General Marine and Shipbuilding Company werken.
(blz. 44-45: ‘Hij’ in dit fragment is Laarmans broer.
Hij heeft mij dan laten kiezen tussen een reeks geschikte aandoeningen. Persoonlijk vindt hij zenuwen het beste, omdat ik dan buiten kan komen, zonder dat mijn patroon er iets op aan te merken heeft. En zenuwen schrikt niemand af, zegt hij. Als ik van longen spreek, en je gaat later terug naar de Werf, dan word je geschuwd als de pest. … En daarop heeft hij mij een certificaat gegeven)
Een beslissing die ik ook niet begrijp is dat hij zijn agenten meteen heeft aangenomen. Dan krijg je problemen.
(blz. 76: Laarmans heeft Noeninckx en Delaforge als agenten aangesteld.
Na een tramrit waar geen eind aan kwam, moest ik vernemen dat die Noeninckx aan ’t opgegeven adres volkomen onbekend is. … Delaforge … Ik heb een hele tijd op zijn deur geklopt, tot hij eindelijk in zijn hemdsmouwen open deed, met ogen nog dik van ’t slapen. Hij herkende mij niet eens en toen ik zei wie ik was, verklaarde hij dat die kaasgeschiedenis hem niet interesseerde.)
(blz. 100: Laarmans heeft zijn baan opgezegd.
Drie dagen later ontving ik waarachtig een bon van René Viane, mijn agent in Brugge, die aan veertien klanten een totaal van vierduizend tweehonderd kilo verkocht had. Alles was perfect ingevuld: besteldatum, naam en adres van iedere koper en al de andere kolommen óók.)
Ik ben niet beïnvloed door gedrag of ideeën van de personages. Ik vond altijd al dat je eerst goed moet nadenken, voordat je zo’n grote beslissing neemt.
Laarmans is absoluut geen held, vind ik. Hij is ,zoals het in het boek wordt gezegd, een nul. (blz. 44: En intussen sta ik daar, als een grote nul) Laarmans is niet geschikt als koopman en is niet verstandig genoeg om ‘nee’ te zeggen tegen het aanbod, om verkoper van kaas te worden. Laarmans denkt alleen aan roem en niet aan wat ervoor moet gebeuren. Ook zijn hele omgang met de kaasverkoop toont duidelijk aan dat hij geen held is.
In het verhaal zitten geen flashbacks of flashforwards, dus het is chronologisch. Ik vind dat goed, want zo hoef je niet op te letten in welke tijd je zit.
Dat er geen flashbacks in zitten past goed bij wat er gebeurt. Er is niks om naar terug te wijzen dat van belang van het verhaal is. Er is niks om dat je kunt verklaren met een gebeurtenis uit het verleden.
Het verhaal heeft een cyclische opbouw. Eerst is Frans Laarmans een klerk, dan een kooplied en dan weer een klerk.
(blz. 24: Je weet dat ik klerk ben bij de General Marine and Shipbuilding Company, zodat hij niets had om zich aan vast te klampen)
(blz. 100: Nog dezelfde avond heb ik aan Hornstra geschreven, dat ik, om gezondheidsredenen, gedwongen ben van zijn vertegenwoordiging voor Belgie en het Groothertogdom Luxemburg af te zien) Dan wordt Laarmans dus weer klerk.
(blz. 13: Personages: Frans Laarmans, klerk bij de General Marine and Shipbuilding Company, daarna koopman, daarna weder klerk)
Je ziet de gebeurtenissen door de ogen van één persoon, namelijk de ik-peronage. Het boek is dus in een ik vertelsituatie geschreven. Het is op zich wel jammer dat je niet erachter komt hoe de andere mensen erover denken. Je komt het wel een beetje te weten, doordat iemand naar een mening vraagt.
(blz 31: Laarmans heeft net aan zijn vrouw verteld dat hij koopman wordt
‘Een raar artikel, vind je niet’ vroeg ik. Maar dat vond mijn vrouw nu juist niet. ‘Dat macheert altijd,’ meende zij, precies zoals Van Schoonbeke gezegd had)
Ik vond het taalgebruik dat in het boek wordt gebruik fijn, omdat er niet veel dialogen waren en als er dialogen waren, waren ze niet helemaal uitgeschreven.
(blz. 57: ‘haar’ in dit fragment is Laarmans dochter, Ida.
De volgende morgen werd ik even na negen opgebeld door het Blauwhoedenveem dat vroeg waar zij met de kaas moesten blijven
Nu begrijp ik alles van die hoeden. Ik zal haar een plak chocolade geven. Ik vroeg terug wat zij gewoonlijk met Edammers deden. ‘Naar de kopers voeren, mijnheer. Geeft u ons de adressen maar even op.’ Ik zegde nu dat deze twintig ton nog niet verkocht waren. ‘Dan kunnen wij ze opslaan in onze patentkelder,’ werd mij geantwoord.)
Ook is er veel afwisseling tussen korte en lange zinnen. Dat is fijn, want dan wordt het niet te ingewikkeld of langdradig.
(blz. 65:
’t Is nu kwart over negen. Ik weet dat mijn vier medecorrespondenten op dit ogenblik met hun kuiten tegen de pijp van de verwarming staan, ieder voor zijn typmachine, als kanonniers voor hun stukken. Een van de vier vertelt een mop. Ja, dat eerste half uur was gezellig. Hamer heeft zijn grootboek opengeslagen zonder zich eerst te verwarmen en de juffrouw van de telefoon strijkt lichtjes over haar blonde haar, dat pas voor mijn heengaan permanent gegolfd was.)
Soms is het taalgebruik een beetje vreemd, maar niet moeilijk. Dat komt denk ik omdat dit boek lang geleden is geschreven.
(blz. 49:
Over de kwestie van het briefpapier heb ik mij een halve dag lang het hoofd gebroken.
Ik ben namelijk van mening ….
blz. 30:
Het echtelijk bed vind ik de meest geschikte plaats voor het bespreken van ernstige aangelegenheden.
blz. 100:
Ja, het systeem van die bons was goed, dat wist ik.)
Secundaire literatuur
Willem Elsschot, pseudoniem van Alfons de Ridder, werd geboren in 1882 in Antwerpen en overleed in 1960 in Antwerpen. Hij was een Belgische schrijver. Hij had na de WOI een eigen reclamebureau, dat goed liep.
In 1900 maakte hij deel uit van het tijdschrift ‘Alvoorder’. Hier schreeft hij zijn eerste gedichten die nooit gebundeld werden.
Zijn eerste roman was ‘Villa des roses’ (1913), in 1921 gevold door ‘Een ontgoocheling’ en ‘De verlossing’. Toen Elsschot zijn eerste boek publiceerde rond 1913 werd dit niet geaccepteerd door de literaire mensen in die tijd. Hij kreeg veel commentaar op zijn schrijfwijze. Zijn stijl paste niet in zijn tijd. Tot op een gegeven moment Jan Gressof, een van de redacteurs van het blad Forum, zijn werk las en dacht dat hij wel aardig kon schrijven. Dit gebeurde rond 1932. Toen heeft hij het boek Kaas geschreven op aandringen van Gressof. In 1924 verscheen ‘Lijmen’ vervolgd door ‘Het been’ (1938)
Het personage Laarmans verschijnt in meerdere romans, o.a. ‘Kaas’ (1933), Tsjip (1934), ‘Het dwaallicht’ (1946, zijn laatste werk).
Daarnaast schreef hij een novelle ‘Het pensioen’ (1937) en de gedichtenbundel ‘Verzen van vroeger’ (1934). Bekroond met onder andere de Belgische Driejaarlijkse Staatsprijs voor het proza (1948) en de Nederlandse Constantijn-Huygensprijs (1951).
(bron: internet:
-
http://www.collegenet.nl/content/digilessen/literatuurgeschiedenis/interbellum/012.htm
-
http://www.dijkerman.tmfweb.nl/elsschot/
-
http://scholieren.samenvattingen.nl/documenten/auteur/630760/ )
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden