In Zijn arm de lammeren door Cornelius Lambregtse

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
Boekcover In Zijn arm de lammeren
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • Klas onbekend | 2322 woorden
  • 5 juli 2007
  • 15 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
15 keer beoordeeld

Boekcover In Zijn arm de lammeren
Shadow
In Zijn arm de lammeren door Cornelius Lambregtse
Shadow
Titel: In Zijn arm de lammeren Auteur: Cornelius Lambregtse Uitgeverij: T. Wever-Franeker Druk: Zesde druk Jaar van gelezen uitgave: december 1972 Aantal bladzijden: 358 bladzijden Hoe ben je aan dit boek gekomen? Ik ben thuis eens in de boekenkasten gaan kijken welke boeken wij hebben die ook op de boekenlijst staan en dit boek hadden wij thuis. Het leek mij wel een mooi boek. Waarom heb je dit boek gekozen? Omdat wij het thuis zelf hebben en ik het lastig vind om in de bieb te moeten lenen. Het is wel een dik boek maar het leek mij wel een mooi boek en geen lastig lettertype.
Leg de titel uit? Het boek heeft deze titel, omdat de Heere Zijn kinderen beschermt en helpt overal waar ze zich bevinden. “In Zijn arm de lammeren”betekent: Ik (de Heere) bescherm Mijn kinderen. Voor in het boek staat deze motto: In precious memory
of my only son
CALVIN JOHN
who at the age
of three years and seven months
had finished his earthly sojourn
and on the day of his departure said: “I am going home to Jesus
Don’t cry, Daddy.” Zo Fransje op 4 jarige leeftijd ook overleden. Opbouw? Het boek bestaat uit 352 bladzijden en al die bladzijden zijn verdeeld in 12 hoofdstukken. Het boek is chronologisch opgebouwd. Perspectief? Fransje is de hoofdpersoon. Er wordt de hele tijdzo over Fransje gesproken: “Fransje, eerst je stuten op eten”, Fransje zit doodstil achter de tafels, fransje speelt weer met z’n kippen gezin. Het boek is niet geschreven in de Ik- vorm. Samenvatting? Als de 3 jarige Fransje die op een zondag morgen wakker word om zich heen kijkt denkt hij er weer aan dat hij vannacht op de zolder geeft geslapen bij de andere jongens. Hij voelt snel even of dat zijn nachtdoek nog droog is, want als die een week droog is hoeft hij er geen meer om. Hij kruipt nog even lekker bij zijn broers in bed om te stoeien, maar dan gaat het bijna mis… Fransje raakt onder de dekens en heet dan bijna geen lucht meer. Eine die het door heeft schiet hem snel te hulp en is op tijd. Bram zegt dat sinterklaas gisteravond is gekomen en dat hij maar snel bij zijn ledikant moet gaan kijken. Even later hoeren ze een blij gejuich van Fransje, want bij zijn ledikant staan 13 suikerbeestjes! Hij laat ze beneden trots aan iedereen zien. Het is kerst. Sommige mensen uit het dorp hebben een kerstboom. Familie Weststrate niet, dat is voor hen te duur. Daarom gaat hij naar kees de Visser om een paar kersttakjes. Hij krijgt er een paar en van zijn broer kaarsjes. Fransje steekt ze aan maar dan komen er grote vlammen. Moeder is er nog op tijd bij. Moeder slaat Fransje en gooit hem in een stoel. Fransje moet spugen en daar schrikt moeder van. Ze maakt alles schoon en legt fransje op bed. Ook moeder is er van geschrokken van wat er gebeurd is. Kees, Wantje en Fransje gaan met de koenkelpotten langs de deuren. Ze krijgen veel centen en dan heeft moeder een goed plan. Ze doen al het geld bij elkaar en van dat geld gaan ze lekkere oliebollen bakken en dat doen ze. Fransje peelt vaak bij z’n vriendinnetje, Neeltje. Ze waren zo lief aan het spelen en toen ging het mis. het servies viel kapot! De zussen en moeder van Neeltje werden heel boos op hem en gaven hem de schuld. Fransje had toen een hekel aan hem. Toen hij thuis kwam vroeg hij aan moeder het platenboek. Hij had veel vragen over de bijbel. Hij praat er veel over met moeder. Zondags komt er regelmatig een man mee uit de kerk. Dat is meneer Verplanke. Hij drinkt dan een bakje koffie en praten wat na over de preek. Op een nieuwjaarsmorgen komt er een jonge man, de zoon van Verplanke binnen. Hij zegt niks een geeft geen hand. Moeder bied hem een stoel aan maar gaat niet zitten. Dan verteld hij dat vannacht plotseling zijn vader overleden en hij vraagt of vader wil helpen met het dragen van de kist. Fransje is jarig. Hij krijgt een nieuwe blouse en een nieuwe broek. Eerst was hij niet tevreden met de broek maar toch is het allemaal goed gekomen. Er sneeuw, zo veel dat niet naar de kerk kunnen vandaag. Fransje is verdrietig, want er zaten musjes onder hun dak en die zijn nu levend begraven, hij denkt dat er nu op heel de wereld geen enkele mus meer is. Vader stelt hem gerust. Op de ijsbaan is het een drukte, Bram, Eine, Kees, Arjaan en Wantje zijn er ook. Maria staat er ook met chocolademelk, Fransje krijgt een mok en een koek van haar. Wat is hij blij, want schaatsen kan hij nog niet. Hij gaat lopen over de baan met zijn slee, de polder in. Hij wil naar huis en gaat Zijn broers en zussen zoeken. Maar die zijn allang naar huis. Dan gaat Fransje zelf maar. Hij is zo moe en kan niet verder .Hij verdwaald. Hij loop, hij valt, hij klimt weer overeind, dan eindelijk door ’s Heeren goedheid komt hij bij de sloot aan voor het huis en dan ziet vader hem, hij springt met twee sprongen op Fransje toe en sluit hem tegen zijn hart. Fransje is wonderlijk gespaard. Fransje mag met vader en moeder mee naar een tante. na lang lopen komen moeder en fransje aan. Fransje gaat met de kinderen spelen. ze gaan rijden op een geit. fransje wil ook maar bij heb maar het niet goed. De geit wil niet en fransje van in de modder. Binnen wordt hij schoot geboend door tante en moeder en maar in kleren van z’n neefje naar huis. gelukkig is het al donker. Als fransje met kees naar een stuk verloren land gaat vinden ze een beker die al oud is. Ze vinden het leuk totdat ze bij een ouder begraafplaats komen. Ze vinden allemaal doodsbeenderen. Als ze naar huis gaan lopen ze via Capelle waar ze toch al bijna zijn. Fransje heeft zo’n dorst dat ze eerst een bij een van de eerste huizen om water moeten vragen. Maar dan zien ze daar Keen van Capelle met een geweldig groot huis. Ze krijgen en plek koek en drinken en worden thuis gebracht. Zondags gaat Fransje mee naar de kerk. Kee van Capelle is er ook, want er is avondmaal. Dan zegt de dominee:”Is er iemand die dorst heeft, laat hem dan komen”. Vader wil hem nog pakken maar het si te laat. Fransje loopt naar voren naar de dominee. De dominee begrijpt hem en Geeft hem te drinken uit zijn glas. Vader, Bram en Eine werken bij een boer die een paar kilometer verder op woont. Op een dag moeten ze de aardappelen oogsten en moeder en Fransje gaan mee om te helpen. Fransje verveelt zich en Eine wijst hem een braamstruik. Er hangen heel veel bramen aan en die vind fransje heerlijk. Doordat de bramen zo lekker zoet zijn eet hij meer dan dat goed voor hem is. Dan krijgt hij weer zo’n erge buikpijn die hij de laatste rijd al vaker heeft. Hij ligt als een worm te kronkelen op de grond en houd het niet meer van de pijn. Zijn gezicht ziet niet wit maar asgrauw en zit onder de rode vlekken. Moeder vraagt wat er is, en het enige wat ze hoor is het woord ”buuk”. Thuis wordt hij is Maria’s bedstee gelegd. Hij heeft die nacht verschillende keren een aanval. De volgende morgen staat om 9 uur de dokter op de stoep. Hij geeft een drankje en dat verzacht de pijn. En de volgende dag komt de dokter terug. Fransje moet zo snel mogelijk naar het ziekenhuis in Bergendaal. Fransje word al snel geopereerd. de dokter verwijderd de opengebarsten blindendarm en reinigt en ontsmet de buikholte er omheen. “Het wordt een gevecht op leven en dood”, zegt de dokter,”om dit kereltje er door te halen……..” Fransje heeft een lieve zuster die vaak komt kijken en met Fransje praat. Zuster Maria, een non. Als moeder weer met de trein naar het ziekenhuis komt naar Fransje praat ze wat met hem en vraagt hoe het is. Fransje zegt dat het goed. Moeder blijft maar even. Voordat ze weggaat kijkt ze even onder de dekens. Ze schrikt, een roodbruin gummislangetje dat zomaar uit zijn buik komt en dan weer verdwijnt in een rol watten, die helemaal doorweekt en vies is. Zijn buik is ook veel dikker dan gewoonlijk. En tenslotte van een zakje dat op zijn onderlijf ligt en dat zo koud is als steen. Moeder gaat naar zuster Maria maar die zegt dat ze zich geen zorgen moet maken… De volgende dag is het zondag en vader en moeder besluiten om op de dag des Heren niet naar het ziekenhuis te gaan met de trein. Maar dan komt Kees de Visser opeens langs. Hij komt de boodschap brengen dat het ziekenhuis hem heeft gebeld of vader en moeder zo snel mogelijk wilden komen. vader en moeder stappen zo snel mogelijk op de trein en gaan naar Fransje. Ze komen het kamertje van Fransje binnen. Moeder kijkt nog een keer onder het laken maar nu is de rol watten droog. Moeder weet maar al te goed hoe dat komt. Het groene pus komt nu uit zijn mond, en zijn buik is nog dikker. Maria en Eine houden het niet meer uit thuis en gaan bij mensen in het dorp fietsen lenen. Maria komt eerder aan dan Eine, want Eine heeft een lekke band gekregen onderweg. Maria komt binnen en Fransje herkent haar stem. Hij zegt: “Meria, zieng toch es een vaesje!’’ Maria vraagt wat ze moet zingen en Fransje zegt dat ze van Veilig.. moet zingen. Maria weet eerst niet wat hij bedoelt maar dan weet ze het. Veilig in Jezus’ armen. Met een beverige maar duidelijke stem zingt ze zacht: Veilig in Jezus’armen, Veilig aan Jezus’ hart; Daar, in Zijn teer erbarmen, Daar rust mijn ziel van smart. Hoor, ’t is het lied der eng’len, Zingend van liefd’ en vree, Ruisend uit ’s hemels zalen, Over de glazen zee… Fransjes reactie op dit lied, zijn z’n laatste woorden op aarde. Eine heeft Fransje niet meer bij kennis gezien. Ze namen afscheid van Fransje en gaven hem een kus op zijn voorhoofd. Het ziekenhuis heeft voor de kist gezorgd. Fransje ligt thuis opgebaard. Fransje ’s ziel is bij God, fransje ’s lichaam is nog op aarde. Er komt veel bezoek. Het is maandag als hij wordt opgebaard thuis, donderdag zal hij worden begraven. Vader gaat de polder in, daar ‘vecht’ hij een ‘gevecht’ met God. Fransje krijgt een Koninklijke begrafenis, er komen veel mensen. De dominee spreekt van 2 Samuel 12: 22 – 23 Als het kind nog leefde, heb ik gevast en geweend . . . . Maar nu is het dood, waarom zou ik nu vasten? . . . . Ik zal wel tot hem gaan, maar hij zal tot mij niet wederkomen. Veel mensen geven dit gezin geld, ze kunnen nu alles betalen; ziekenhuis, de kist, begrafenis, graf, luiden van de klok, extra boodschappen, rouwgoed. Leentje de Visser heeft voor een zerkje op het graf gezorgd, met de naam, de datum van zijn geboorte en overlijden. En ook hebben ze een dennenboompje geplant.
Pesononen uit het boek? Het gezin Weststrate: Ba en Poete (de vader en moeder van Fransje), Maria, Bram, Eine, Kees, Arjaan, Wantje, Fransje
Meneer Verplanke: een meneer regelmatig bij fam. Weststrate komt, is onverwachts overleden. Familie Visser: gezin uit het dorp dat erg op fransje gesteld is
Pier: Vriendje van Kees
Kee van Kapelle: Vrouw uit een paar dopen verder op
Dominee Kok: dominee die vaak bij hen in dorp komt preken
Neeltje: Een vriendinnetje van Fransje en akelige zussen
Neeltje: vriendinnetje van Fransje Waar speelt het boek zich af? Het boek speelt zich af in een dorp op het platteland ten oosten van Zuid-Beveland. In welke tijd speelt het boek zich af? Voor de 2e wereldoorlog, want bijna alleen de dokters had een auto en verder niet veel mensen. In hoeveel tijd speelt het verhaal zich af? ongeveer een jaar. In het begin van het boek was Fransje 3 jaar en toen hij zien werd en overleed was hij 4 jaar. Gegevens over de schrijver? Cornelius Lambregtse is de schrijver van dit boek. Hij werd geboren op 17 januari 1916 in het Zeeuwse Rilland- Bath. Hij begon zijn loopbaan in Nederland als onderwijzer, maar emigreerde in 1947 naar de Verenigde Staten, waar hij tot aan zijn dood op 3 januari 2004 woonde. In zijn romans die samen een trilogie vormen nemen het Zeeuwse landschap en het Zeeuwse dialect een belangrijke plaats in. In het boek “In Zijn arm de lammeren” beschrijft Lambregtse de bevindelijk gereformeerden op Zuid-Beveland. Hij deed dit van uit het gezicht punt van Fransje Weststrate, een kind dat op 4 jarige leeftijd zou overlijden, hiermee verwerkte hij zijn eigen jeugd herinneringen en het overlijden van zijn eigen zoontje Kelvin.
Boeken van Cornelius Lambregtse? I. In Zijn arm de lammeren in 1971
II. Het scharlaken koord in 1975
III. Vreemdelingen en bijwoner in 1998 Boodschap? Na de dood van zijn 4 jarige zoontje Kelvin is Cornelius Lambregtse dit boek gaan schrijven. Hij vraagt de aandacht voor de christenen. Wij worden er bij stil gezet dat ons ook ons leven zomaar ten einde kan zijn. En waar zijn we dan……? Dacht jij ook wel eens zo over de dood
enz. toen jij nog zo jong was…..??? Wat vond ik van dit boek? Ik vind het verhaal van het boek heel mooi maar omdat in het Zeeuws geschreven is vind ik dat wel heel rot lezen. Ik vind het wel leuk dat je helemaal weet wat Fransje denk. Je kunt jezelf heel goed in het verhaal inleven Omslag van het boek? Het boek kan ik niet kopiëren omdat er alleen maak een bruine kaft omheen zit. Ik zal dus ook niet weten of dat de omtrek bij het verhaal past.

REACTIES

H.

H.

Geweldig gedaan! Dikke pluim...

3 jaar geleden

M.

M.

ok hugo

3 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "In Zijn arm de lammeren door Cornelius Lambregtse"