Doe mee met Markteffect's studiekeuze-onderzoek
Maakt niet uit of je je studie al gekozen hebt. Win één van de 200 (!) cadeaubonnen van €25

Meedoen

Ik ben mij er eentje door Kick van der Veer

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
Boekcover Ik ben mij er eentje
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 6e klas vwo | 1867 woorden
  • 18 augustus 2014
  • 4 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
4 keer beoordeeld

Boek
Vertaald als
Conferences
Auteur
Genre
Taal
Nederlands
Vak
Eerste uitgave
1991
Pagina's
253
Oorspronkelijke taal
Nederlands

Boekcover Ik ben mij er eentje
Shadow
Ik ben mij er eentje door Kick van der Veer
Shadow

Gegevens van het boek

Samensteller: Kick van der Veer (geboren in 1955)

Titel: Ik ben mij er eentje (Conférences)

Voor het eerst gepubliceerd in: 1991

Omslagontwerp: Carla Goossens en Marc van Meurs

Uitgever: Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 1991, 1e druk

Aantal pagina’s: 253

Genre: cabaretteksten/conférences

 

Samenvatting van het boek

In zijn “Inleiding” gaat Van der Veer in op de geschiedenis van het cabaret en de conférence. Hij noemt daarbij diverse cabaretiers en conférenciers. Van der Veer heeft in zeven hoofdstukken een aantal conférences, cabaretteksten en moppen samengebracht die gezamenlijk een aardige dwarsdoorsnede vormen van wat Nederlandse artiesten op dit gebied in de jaren 1917 to 1991 hebben gepresteerd.

 

In het eerste hoofdstuk (“Goed kauwen. Seks”) wordt begonnen met een onderwerp dat natuurlijk een zeer dankbaar onderwerp voor de conférence is. Geestig is de tekst over condooms van Herman Finkers. Finkers besluit daarin condooms in de supermarkt te kopen. Natuurlijk wil hij dat het liefst ongezien doen. Dat mislukt uiteraard en bij de kassa worden door de kassière alle registers dan ook flink opengetrokken! Ook Youp van ’t Hek heeft een prachtig stuk tekst over sadomasochisme. En Adèle Bloemendaal gaat in “Seks-hooligans” ook flink los. Van Kooten en De Bie zijn vertegenwoordigd met een tekst van de “Klisjeemannetjes”. En Paul van Vliet sluit af met: “De paus moet ons zegenen en zich niet met seks bemoeien zo lang hij nog nooit de lippen van een vrouw, maar uitsluitend de landingsbaan van vliegvelden heeft gekust”.

 

In het tweede hoofdstuk (“Bij de Weight Watchers. Eten en drinken”) zegt Jan Blaaser: “Duitse biefstuk: Hollandse biefstuk die in elkaar geslagen is”. Van Wim Sonneveld is de bekende conférence over kroketten opgenomen (nog geschreven als “croquetten”). Ook Youp van ’t Hek laat zich hier horen met een korte tekst over de vraag of het een linkse cabaretier eigenlijk wel toegestaan is om ergens exclusief te gaan dineren. Hij geeft daar een prachtige draai aan! En Freek de Jonge zegt: “Het bleek dat de kannibalen alleen makrobiotisch aten: alleen onbevlekte nonnen, onbesneden rabbi’s en onbespoten capucijners”. Wim Kan sluit af met een mop die het verschil moet aangeven tussen kippensoep en koninginnensoep.

 

In het derde hoofdstuk (“Dames en heren. Tot het publiek, praatjes over het vak”) vertelt Wim Sonneveld een prachtig verhaal over Amsterdamse humor (zoals geschreven door Simon Carmiggelt). Van Herman Finkers zijn enkele korte moppen opgenomen, waarvan ik deze de leukste vind: “Er wordt nogal vaak tegen mij gezegd: “Waarom wil je nou met alle geweld zo leuk zijn? Seth Gaaikema doet dat toch ook niet?””. Ook van Youp van ’t Hek en Freek de Jonge zijn enkele moppen weergegeven. Wim Sonneveld weet tot slot op sluwe wijze het publiek bij zijn conférence te betrekken, zodat hij daar commercieel gezien beter van wordt.

 

In het vierde hoofdstuk (“Gelooft u ook niet? Over religie en gewetensproblemen”) begint Jos Brink met een geestig stukje over de reislust van de paus. Ook Fons Jansen laat zijn fijnzinnige humor zien in een stukje over bisschop Gijsen en de paus. Ook goed is deze (eveneens van Fons Jansen): “Een pastoor en een dominee zijn elkaar een keer tegengekomen op een smal trottoir. Denk maar niet dat die pastoor opzij ging. Die zei gewoon: “Ik ga niet opzij voor een farizeeër”. Zei de dominee: “O nee, ik wel””. Freek de Jonge schrijft een leuk verhaaltje over een kistje en een pastoor. En natuurlijk ontbreekt ook het bekende typetje Frater Venantius van Wim Sonneveld niet. Deze mop van Sonneveld is ook aardig: “Degene die de slogan heeft uitgevonden “Snoep verstandig, eet een appel” lijkt me niet erg bijbelvast geweest”.

 

In het vijfde hoofdstuk (“Wat een wereld! Waarnemingen”) vertelt Gerard Cox een herkenbaar verhaal over een oude volksbuurt die qua bevolkingssamenstelling nogal veranderd is. Ook het stukje over “Nazi’s” is erg goed. Youp van ’t Hek gaat nogal te keer tegen VVD-ers in een grappig stukje. Hard maar erg geestig is zijn mop over twee blanken en een zwarte die in een cel in Johannesburg zitten. Apartheid ten voeten uit! Ook Freek de Jonge heeft hier een paar goede moppen. Ik geef twee voorbeelden. Het eerste: “Politiek is: verdeel en heers. Maar als er niks meer te verdelen valt, komt het op heersen neer”. Het tweede: “”Alles is al eens gezegd”, zei de cynicus. “Maar er is nog nooit geluisterd”, sprak de optimist”.        

 

In het zesde hoofdstuk (“Tja… Absurditeiten”) vertelt Henk Elsink een geestig verhaal, waarin hij vast komt te zitten in een lift. Dat geeft de nodige verwikkelingen als hij vervolgens de storingsdienst gaat bellen. Echt meesterlijk vind ik de hier opgenomen moppen en sketches van Fons Jansen. De sketches “Schooljongen” en “Supermarkt” zijn absolute aanraders. In de eerste vertelt een schooljongen over het leven op school. Jansen maakt hierin de nodige woordgrappen, zoals in de situatie dat de schooljongen heel verbaasd is als hij op de vraag van de leraar Frans “Wat betekent “Je ne sais pas”” na het antwoord  dat hij het niet weet opeens een tien krijgt. Freek de Jonge is goed op dreef met moppen als deze: “De Noordzee heeft ’t ook. Kernafval. Sinds Veronica is de Noordzee niet meer zo radioactief geweest”.  

 

In het zevende en laatste hoofdstuk (“Kaketoe. Woorden en begrippen”) zijn veel korte moppen opgenomen. Ik geef er enkele weer. Youp van ’t Hek: “Ik ben geen homo, ik ben ook geen hetero. Ik ben een Hubo, ik doe het zelf”. Freek de Jonge: “Het verschil tussen een aidspatiënt en Johan Cruijff: Cruijff is ongeneselijk beter”. Wim Kan: “Democratie is de wil van het volk. Elke morgen lees ik stomverbaasd in de krant wat ik nou weer wil”. Jack Spijkerman: “Draagmoeder: Mijn moeder met een boodschappentas”.

 

Het boek wordt afgesloten met een bronvermelding, een personenregister en een titelregister. 

 

Beoordeling van het boek

De samensteller van deze bloemlezing, Kick van der Veer, is een groot cabaretkenner. Hij won zelf in 1981 het bekende Leids Cabaret Festival. Van der Veer heeft ook diverse publicaties over het onderwerp cabaret op zijn naam staan. Verder is hij actief als regisseur, theatermaker en maker van radio- en televisieprogramma’s. Het bekende televisieprogramma “Andermans veren” is daar een fraai voorbeeld van. Ik heb altijd geboeid naar dat programma zitten kijken. Het is immers altijd leuk om weer eens naar oude conférences te kijken en te zien hoe het publiek bespeeld wordt door een conférencier.

 

Het is leuk om dit boek door te lezen. Ik besefte er opeens door hoeveel talent er op dit gebied in Nederland eigenlijk rondloopt. In mijn jeugd had je eigenlijk maar een paar grote en bekende cabaretiers. Wim Sonneveld, Wim Kan, Paul van Vliet en Seth Gaaikema zijn me het meest bijgebleven. Daarna zijn er ontzettend veel bijgekomen. Ik volg die overigens niet allemaal meer. Dat komt deels doordat ik vind dat veel cabaretiers soms wel erg harde grappen maken. Ik heb op televisie wel theateroptredens gezien, waarin bijvoorbeeld bejaarden zo erg op de hak genomen werden (ik meen dat het door Paul de Leeuw gebeurde), dat er zelfs mensen de zaal voor verlieten. Zoiets gaat me dan weer te ver. Een goede grap is leuk, maar het moet niet (langdurig) denigrerend worden. Sommige cabaretiers hebben kennelijk moeite om een goed evenwicht te vinden.

 

Uiteraard is humor heel persoonlijk. Juist door de verscheidenheid van de bijdragen in dit boek zal iedereen er wel iets van zijn of haar gading tussen kunnen vinden. Sommige humor spreekt mij absoluut niet aan. Zo vind ik bijvoorbeeld, dat Youp van ’t Hek een goede cabaretier is, maar zijn duidelijk politiek linkse voorkeuren beginnen me langzamerhand wel zo’n beetje de keel uit te hangen. Ik vind trouwens ook, dat Van ’t Hek de laatste jaren een beetje een “azijnzeiker” is geworden. U moet zijn wekelijkse column op zaterdag in de NRC maar eens lezen. Hoewel er af en toe zeker een goede grap tussen zit, is de hele teneur vaak (uitermate) negatief. Dat vind ik jammer, want volgens mij moet een cabaretier nu juist alles goed kunnen relativeren en daar zijn (milde) pijlen op richten.

 

Een min of meer algemeen kritiekpunt op bloemlezingen als de onderhavige is bekend. Velen zeggen namelijk dat je cabaret in het theater moet horen en beleven. Cabaretteksten lezen is totaal anders en werkt vaak niet. Nou valt dat laatste nog wel mee, vind ik, maar er zit wel een kern van waarheid in. Een goed voorbeeld daarvan vind ik de cabaretier Herman Finkers. Ik heb diverse theatershows van hem gezien en zijn specifieke manier van praten en voordragen vormt een belangrijk onderdeel van het plezier dat je eraan beleeft. Dat laat zich niet vanaf het papier lezen. Ik heb dat recent ervaren met het boek van Finkers “Het meisje met de eierstokjes”. Ik heb de betreffende show op televisie gezien en daar vond ik die vreselijk geestig. Toen ik het boek las, vond ik het wel aardig maar meer ook niet. Veel teksten verliezen op papier dus toch veel van hun glans. In zoverre raad ik iedereen dan ook aan om cabaret toch vooral ook in het theater of op televisie te bekijken, zodat de levende vonk kan overspringen.

 

De titel van het boek is overigens ontleend aan een tekst van Herman Finkers: “Dames en heren, ik moet zeggen: ik heb er zin in vanavond. Ik moet alleen eerst nog twee uur optreden. Ja, ik ben mij er eentje”. Overigens schijnt Toon Hermans de laatste zin ook gezegd te hebben (en ook veel eerder dan Finkers), zodat Van der Veer in zijn inleiding stelt, dat Hermans hierop de oudste rechten heeft.

 

Ik heb me altijd afgevraagd wat het verschil is tussen cabaret en conférence. Als ik het goed begrepen heb is cabaret een vorm van entertainment die bestaat uit diverse onderdelen. Naast een conférence dus ook liedjes, dans, poëzie e.d. De conférence was oorspronkelijk een stuk tekst dat bijvoorbeeld twee liedjes of acts aan elkaar verbond door een soort spreekstalmeester. Met de conférence werden dus diverse onderdelen van een show aan elkaar gepraat. Een conférence is derhalve een onderdeel van het cabaret. Het onderscheid is nu trouwens veel minder omdat een conférencier tegenwoordig ook een hele avond zelf voor entertainment zorgt. Hij zingt vaak zelf ook liedjes, draagt gedichten voor enz. Daarmee zijn cabaretier en conférencier eigenlijk gelijksoortige begrippen geworden.

 

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.