Het woeden der gehele wereld
Auteur
Maarten ‘t Hart
Amsterdam- uitgeverij de Arbeiders Pers Eerste druk augustus 1993; gelezen 6e druk augustus 1994
De titel slaat op het feit dat de hoofdpersoon -Alexander- nooit iets zeker wist en als hij iets dacht te weten bleek dat later niet te kloppen. Woeden betekent volgens het woordenboek “razen en tieren” en dat gebeurde waarschijnlijk in zijn hoofd.
In 1940 proberen zeven mensen met een boot naar Engeland te vluchten. Onderweg worden ze onderschept door een Duitse onderzeeër die het schip opblaast. De opvarenden overleefden dat en deze spelen door het gehele boek een rol.
Op een zaterdag proberen alle gelovigen uit het dorp meer zielen te winnen op een evangelisatiedag. Het geheel speelt zich door het dorp af, en Alexander moet voor het gezelschap pianospelen. Bij die gelegenheid wordt achter zijn rug een politieagent uit het dorp doodgeschoten. Hij heeft de vermoedelijke dader gezien, die echter nooit door de politie gepakt wordt. De rest van het hele verhaal blijft hij bezig met het zoeken naar de moordenaar.
Op de middelbare school wordt hij door apotheker Minderhout -dat blijkt ook een van de opvarenden van de boot te zijn gevraagd op diens piano te spelen en op het huis te passen. Hier vindt hij de kleren van de moordenaar!
Tijdens zijn studie farmacie in Leiden wordt hij door Professor Edersheim -die ook op de boot was- gevraagd om met hem te musiceren. Als hij een keer is uitgenodigd voor een uitvoering denkt Prof Edersheim dat hij een oude vriend is, Aaron die ook op de boot was. Bij deze uitvoering ontmoet hij z'n toekomstige vrouw, de dochter van Aaron.
Aan het eind is hij getrouwd en hij zal pas na vele jaren zijn schoonvader, de dirigent, ontmoeten. Deze heeft hij tezamen met andere opvarenden voor een diner uitgenodigd en daar beschuldigt Alexander zijn schoonvader de moordenaar van de agent te zijn.
Nadat hij met zijn schoonvader heeft gesproken bedenkt hij zich dat deze waarschijnlijk zijn eigen vader is.
Overigens is het bijzondere van het boek dat het raadsel nooit wordt opgelost en dat de lezer na het lezen zelf zijn conclusies moet trekken.
De hoofdpersoon van het boek is Alexander Goudveyl. In het begin van het boek is hij twaalf jaar oud, aan het eind is hij getrouwd en waarschijnlijk dertig of veertig jaar. Het is een stille, intelligente en muzikale jongen die weinig vrienden heeft. Hij denkt veel na over het leven. Hij wordt ouder en verstandiger maar verandert niet echt van inzicht. Zijn vader is een voddenman en heeft een eigen pakhuis in de oorlog overgenomen van een Jood die opgepakt was. Hij is heel erg zuinig en voorzichtig. Minderhout is de apotheker waar Alexander tijdens de middelbare school mag pianospelen en op het huis passen. Willem is zijn enige vriend en zat op het Lyceum drie klassen boven hem. Samen pasten zijn op Minderhouts huis. Willem’s moeder is zijn pianolerares en zat ook al op de boot. Zij wordt altijd boos en doet raar als Willem of Alexander over de moord begint te praten. Niemand van de bootgangers vertelt veel aan Alexander over vroeger en over elkaar. Alexander moet altijd eigen conclusies trekken en is van een heleboel dingen niet zeker.
Het boek wordt door Alexander in de ik-persoon verteld. Het perspectief ligt bij hem. Het boek zit vol spanning omdat je steeds moet afwachten wat Alexander voor conclusie trekt en wat voor nieuws hij weer te weten komt. Het boek is bijna helemaal chronologisch, er zijn dus geen flashbacks. Het begint met een proloog uit de oorlog en na de middelbare school volgt de universiteit en daarna is hij getrouwd en een jaar of dertig.
Ik vind het boek goed geschreven maar het onderwerp niet echt interessant. Ik heb het boek gelezen omdat ik voor het verslag nog geen boek had uitgekozen en toen zeiden mijn ouders dat ze dit boek nog in de kast hadden staan en ze dachten dat ik dit misschien ook wel een leuk boek zou vinden.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden