Het loterijspel door Jan van Hout

Beoordeling 8.2
Foto van een scholier
Boekcover Het loterijspel
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 6e klas vwo | 1475 woorden
  • 8 augustus 2010
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 8.2
3 keer beoordeeld

Boekcover Het loterijspel
Shadow
Het loterijspel door Jan van Hout
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Primaire gegevens
Titel: Het Loterijspel
Auteur: Jan van Hout
Verschenen in: 1596
Gepubliceerd in: Leids Heelal
Editeur: Johan Koppenol
Gelezen druk: 1998
Uitgeverij: Verloren, Hilversum
Aantal blz: 393-437
Genre: drama
Subgenre: satire
Periode: 16e/17e eeuw

1. Beschrijving
Ik was enigszins verbaasd toen ik de titel van dit boek in relatie met het jaartal van uitgave zag voorbijkomen maar ik was tegelijkertijd ook nieuwsgierig naar de inhoud.

Het fabel beschrijft een vriendengroep die zich steeds verder uitbreid, getroffen is door het noodlot en zich verenigd met hetzelfde doel. Ze willen een normaal leven kunnen leiden zonder armoede en zoeken geld om dit doel te kunnen verwezenlijken. Een loterij moet uitkomst bieden.

2. Verdieping
Titel
Het Loterijspel

Tijd
De verhaalinzet is ab ovo. De tijd verloopt chronologisch.

Thema
Het nut van een loterij.

Motieven
Rampspoed, armoede, noodlot, geluk en vriendschap.

Perspectief
Er is sprake van een auctoriale verteller.

Opbouw
Het boek is opgebouwd uit zes delen:
1. Ruyt bewerp
2. Eerste uytcomen
3. Tweede uytcomen
4. Derde uytcomen
5. Vierde uytcomen
6. Vijfde uytcomen

1. Ruyt bewerp
Ruyt bewerp betekent ruwe schets. De auteur geeft hier aan dat de inhoud van het boek een ‘speeltgen’ betreft en hij noemt de personages en het beroep dat zij uitoefenen. Daarna geeft hij per uytcomste een korte samenvatting van de inhoud.

2. Eerste uytcomen
In het eerste uytkomen vertelt Bouen over de ramp die hem getroffen heeft. Hij werkte hard op zijn land, had net nieuwe bomen aangeplant en was ijverig bezig de verschuldigde pacht bij elkaar te verdienen. Maar toen kwam het water en weg spoelde al zijn werk, zijn vee en zijn gezin. Bouen besloot zijn kost te gaan verdienen met dijkwerk maar dit beroep betaalde erg slecht. Beduusd van het grote verlies en de armoede waarin hij nu verkeerde zocht Bouen wanhopig naar oplossingen voor zijn geldprobleem.

3. Tweede uytcomen
In het tweede uytcomen spreekt de schipper Steven Golvervliet. Ook hij beklaagt zich over zijn lot. Als stuurman heeft hij tot drie maal toe een tegenslag moeten verwerken.

regel 112 Teerste schip, daer ic voor putger op voer, dat stoet aen de strandt. Daer van quam ic mit een wrac te lant, mer de tweede reys Zeylden wy op een clip in zee, myn haer staet te berch alssicker om peys.
(Het eerste schip, waar ik als scheepsjongen op meevoer, strandde. Daarmee kwam ik met een wrak op het land. Met de tweede reis zeilden wij op een klip in zee, mijn haar staat overeind als ik er aan denk.)

De derde tegenslag leidde Steven als stuurman. Zijn schip voerde langs de Franse kust toen het lek bleek te zijn. De waardevolle lading zout moest overboord worden gegooid. In Porto werd de scheepsbemanning vervolgens gevangen genomen. Bouen hoort zijn beklag en de mannen raken samen in gesprek. Ze kennen elkaar nog van vroeger. Steven vertelt over de zevenjarige wereldreis die hij per schip heeft gemaakt. Hij vertelt over zijn gevangenschap en hoe hij zich heeft weten te bevrijden door op Leiden af te varen.

4. Derde uytcomen
Steven en Bouen komen bij spinster Calleken de Lellige (de babbelkous) die zich eveneens beklaagt over haar bestaan. De mannen vragen hulp aan Calleken om te ontkomen aan hun miserabele bestaan. Zij verwijst hen naar de noothulp (geldschieter) Commer Crimpraet.

regel 318 Daer woont een man, die hiet Commer Crimpraet,
Tot allemans dienst bereyt, hoe wel hij tot elx schimp staet.
(Daar woont een man, hij heet Comer Crimpraet. Hij staat tot ieder zijn dienst, hoewel hij door iedereen beschimpt wordt.)

5. Vierde uytcomen
Steven, Bouen, Calleke en Dignum (een jurist die ze onderweg ontmoet hebben en berooid is door verloren processen) arriveren bij Balsius. Blasius Puf in tvier is een alchemist die net als zijn vier gasten het leven somber inziet. Hij dacht even een gouden vondst te hebben gedaan tot ook het noodlot bij hem toesloeg.

regel 448 Daer bersten al myn glasen, spiritus vliecht wech, tcorpus loopt in de as.
O Torterblesse en Bleccas, comt, ruct my van deser aerden!

(Daar barsten al mijn glazen, de spiritus vervliegt en de vloeibare massa loopt in het as. Oh Torterblesse en Bleccas –namen van twee duivels- kom en ruk mij van deze aarde!)

Balsius besluit de 4 vrienden te vergezellen in hun zoektocht naar de geldschieter Comer. Calleke vraagt Commer wat geld uit te lenen, de jurist Dignum zegt dat hij de obligatie wel wil opmaken. De vier bieden hem in ruil wat waren aan. Maar Commer beweert geen geld te hebben. Samen komen ze tot de ontdekking dat ze bij monsieur Grypal moeten zijn, hij is een bankier en kan ze zeker wat geld geven.

6. Vijfde uytcomen
Steven, Bouen, Calleke, Dignum en Commer wenden zich tot Grypal. Zij vragen hem om geld maar hij vraagt de vijf om waardig onderpand. Zij kunnen hem dit niet bieden en doen dus aanspraak op zijn goedheid. Calleke spreekt als enige oneerbiedig naar Grypal en dit werkt hem op zijn zenuwen. De mannen vertellen Grypal over het onheil dat hun is overkomen en Grypal blijkt daar gevoelig voor. Hij biedt ze geld aan mits ze met een onderpand komen. Dignum zegt:

regel 736 Monsieur, wat wildy my op al myn pleytsacken doen?
Besiet vry, zy staen my ruym op tweehondert ponden.
(Monsieur, wat wilt u geven voor al mijn linnen zakken met processtukken? Kijk gerust, zij hebben mij ruim tweehonderd pond gekost.)

Grypal besluit hierop Dignum in dienst te nemen als zijn pleiter. Maar niet iedereen kan onderpand bieden. Bouen heeft Grypal niets te bieden. Grypal bedenkt een oplossing. Bouen moet zijn jas bij hem achterlaten en daarvoor in ruil krijgt hij een schilling (munt ter waarde van 6 stuivers). Deze schilling moet hij in een loterij leggen, zo luidt het advies. De vrienden maken zich enthousiast voor de loterij en bedenken wat ze met het gewonnen geld zullen gaan doen. Tot slot spreekt de Ware Onderwysinge, een geleerde, die een pleidooi doet voor de loterij. Hij doelt hierbij op de armen die uit hun armoede gered zouden kunnen worden.

regel 882 Weest gedachtich den armen, die mit crancten zyn beladen;
De Vader der genaden zal u van tewich gequel vromen
En u mit uytgestrecte armen hyerboven verwelcomen.
(Wees betrokken bij de armen, die met ziekten zijn beladen; De vader der genaden –god- zal u van de eeuwige kwelling, de hel bevrijden. En u met open armen in de hemel verwelkomen.)

Het verhaal sluit af met enkele dankbetuigingen van de vrienden aan god.

Auteur
De voorgeschiedenis en de achtergrond van de auteur speelt een zeer belangrijke rol in dit boek. Hij komt zelf niet als personage voor maar zijn overtuigingen worden er wel indirect in uitgesproken. Jan van Hout leefde van 1542 tot 1609 en was stadssecretaris van Leiden. Hij schreef Het loterijspel als propaganda voor een grote liefdadigheidsloterij met als doel het leegstaande st. Caeciliaklooster tot pest- en dolhuis te verbouwen.

Cultuurhistorische, maatschappelijke context
In 1596 waren gokspelletjes nog geheel verboden maar loterijen voor een liefdadig doel werden alom geaccepteerd. In Brugge werd in 1440 al zo’n loterij gehouden. In Leiden werden mensen door de kerken aangespoord om loten te kopen en hier werd ook massaal gehoor aan gegeven. De in totaal 28.000 mensen van alle rangen en standen kochten samen 281.232 loten. De trekking duurde maar liefst zeven weken. Voor een lot werd zes stuivers neergeteld maar sommigen betaalden in natura. Er werden 731 prijzen verdeeld. Dit waren voornamelijk zilveren schalen en bekers. De hoofdprijs bedroeg 1.500 gulden; zes keer het jaarsalaris van een geschoolde arbeider. De trekking vond plaats bij het stadshuis. Telkens werd één lot getrokken en voorgelezen aan het publiek. Op zo’n lot stond de naam van de eigenaar en een persoonlijke noot die hij erbij had geschreven. Vervolgens werd uit een andere mand een ander papiertje getrokken waarop stond of die persoon wel of niet iets gewonnen had. De loterij leverde uiteindelijk 52.455 gulden op. Dit was ruim voldoende om de verbouwing van het st. Caeciliaklooster mee te bekostigen.

Het succes van de loterij is wellicht mede aan Het loterijspel te danken. Jan van Hout wilde eenieder ervan overtuigen dat het meespelen in de loterij niet tegen de principes van het geloof in ging. Het verhaal werd tot drie keer toe als een toneelstuk opgevoerd. In het verhaal komen ook Jan van Hout’s opvattingen over een rechtvaardige samenleving naar voren.

Bronvermelding
Haro Hielkema, Toneelstuk Jan van Hout veel meer dan 'speeltgen', www.trouw.nl, 1-7-1998
Johan Koppenol (ed.), Leids heelal. Het Loterijspel (1596) van Jan van Hout. Verloren, Hilversum 1998, p. 393-437
Willem Frijhoff, Het Loterijspel (1596) van Jan van Hout, http://www.verloren.nl/boeken/2086/237/81/literaire-teksten/leids-heelal, 2000

3. Evaluatie
Het was een hele kluif. Ik heb de tekst meerdere malen over moeten lezen om de verhaallijn enigszins te kunnen volgen. In iedere zin staat wel een woord dat niet in mijn vocabulaire voorkomt. Ik vind het achtergrondverhaal bij het boek erg mooi en verassend. In vijf eeuwen tijd is er eigenlijk maar weinig verandert. De loterijen proberen ons vandaag de dag nog steeds te overtuigen dat het meespelen in een loterij een bijdrage levert aan het welzijn in de wereld. Jan van Hout’s werk is tijdloos maar onmogelijk om door te lezen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.