Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Het grote baggerboek door Ilja Leonard Pfeijffer

Beoordeling 5.7
Foto van een scholier
Boekcover Het grote baggerboek
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas aso | 993 woorden
  • 5 juni 2005
  • 47 keer beoordeeld
Cijfer 5.7
47 keer beoordeeld

Boekcover Het grote baggerboek
Shadow
Het grote baggerboek door Ilja Leonard Pfeijffer
Shadow
‘Waar het nou helemaal in wezen om draait bij het baggerwezen, kan deze jongen haarfijn uit de doekjes winden, maar wie leest het nou? Ja, jij. Ben ik mooi klaar mee.’. Zo begint ‘Het grote baggerboek’, van de Nederlandse literaire duizendpoot Ilja Leonard Pfeijffer. Voor de mensen die niet thuis zijn in het wereldje: baggeren is ‘het van onder water bovenhalen van modder’, zodat schepen veilig door kunnen varen, zonder vast te zitten. Maar ‘bagger’ kan ook als adjectief gebruikt worden, wat zoveel als ‘slecht’ betekent. Wie de titel van het boek bekijkt, kan dan ook denken dat de auteur een slecht boek heeft gemaakt, maar schijn bedriegt. De roman mag dan wel over bagger gaan, een baggerboek is het allerminst. Daarvoor zit het veel te goed in elkaar. Het verhaal begint als de Koninklijke BV (een baggerboot, om het maar zo te stellen) ergens in het Midden-Oosten (‘Kamelistan’) aangemeerd ligt. De mannen maken van een shore-leave gebruik om een bordeel te bezoeken. Dit loopt echter faliekant af wanneer blijkt dat een prostituee niet is wie ze lijkt (‘Dat je mossel hebt besteld en paling krijgt. Daar kwam opeens een serieuze staart uit de mouw’) en na de verwarring die daarop volgt, zit een van de baggeraars plots met een straatjongen opgescheept. Tegen wil en dank neemt hij het jongetje onder zijn hoede, en dat is het begin van een helse vlucht door de zinderende hitte van het Midden-Oosten. Uiteindelijk wordt de baggeraar beschuldigt van pedofilie en moord en eindigt hij in een psychiatrische instelling in Nederland. Om zijn toerekeningsvatbaarheid te onderzoeken, vraagt de psycholoog hem om zijn verhaal neer te schrijven. Die schrijfsels vormen uiteindelijk het grote baggerboek. Wat zo speciaal is aan deze roman, is dat je het verhaal uit de eerste hand verneemt van de baggeraar, die alles neerschrijft in zijn geheel eigen stijl. Erg geletterd is hij niet. Zijn culturele bagage beperkt zich tot ‘Sjon Connery’ en boekies met glimplaatjes, ‘als je begrijp wat ik bedoelt’. Hij schrijft zoals hij praat: boordevol schuttingtaal, maar in tegenstelling tot een zekere Gentse ex-drummer met lang haar en nekpijn gaat hier wel om creatieve schuttingtaal, die dus verder gaat dan hier en daar een ‘shit’ ertussen. Neenee, dit is andere koek. Zo kan hij heel poëtisch uitweiden over het baggerwezen. ‘Ja, zo’n professorandus in de interessantitis heb er in de flauwste verte geen benul van hoe een kwelderdrijver door de dregtrommel kankert.’ Zo raast hij dus bijna tweehonderd pagina’s door, en zeker in het begin vergt deze schrijfstijl wel een inspanning van de lezer. Maar kom op, ‘zo is deze jongen dan ook wel weer gebekt met zijn vogeltje’. Gelukkig is er hier en daar een kleine onderbreking van het verbale geweld voorzien. Sommige hoofdstukken zijn geschreven door de psychiater, en zijn taalgebruik is totaal het tegenovergestelde van dat van de baggeraar. Hij schrijft zinnen als: ‘Het is niet alleen uit professionele noodzaak en ten behoeve van de procedurele zorgvuldigheid maar ook uit een oprechte belangstelling en uit een vreemd soort inclinatie dat ik mij moeite heb getroost mij een beeld te vormen van het verleden van de observant.’. In een opzicht zijn de psychiater en de baggeraar wél gelijken: ze vallen op dezelfde vrouw. Babette, ook wel ‘mijn bloedend eigenste baggerinnetje Babserdeflaps’ genaamd. Dat beschaafd taalgebruik niet altijd gelijk staat aan beschaafd gedrag, wordt hier duidelijk bewezen. Wanneer de baggeraar te weten komt dat de psychiater Babette heeft verkracht, volgt een geweldige scheldtirade van zes bladzijden. De baggeraar mag dan wel een onwaarschijnlijk ruwe bolster hebben, zijn pit is ongetwijfeld blanker dan die van de psychiater, die dan ook zijn noodlot niet ontloopt. Zoals je wel kan verwachten, zijn de meningen over ‘Het grote baggerboek’ verdeeld. Het boek is dan wel genomineerd voor de prestigieuze Gouden Uil (de jury looft ‘de vernuftige confrontatie van twee taalregisters’ en de ‘nooit geziene vuurwerk van verbaal geweld’), maar ook voor de Gouden Doerian, een sarcastische prijs die het slechtste boek van het jaar ‘bekroont’. De jury van die laatste kon al van bij pagina drie een geeuw niet meer onderdrukken, maar heeft wel waardering voor Pfeiffer’s commerciële talent. Hij slaagt er immers in om ‘de Nederlandse critici en jury’s van literaire prijzen te imponeren met een kruiwagen vol woordendrek, onder het motto: zoveel lawaai, daar moét wel iets achter zitten’. Ilja Leonard Pfeijffer zelf werd in 1968 geboren in het Nederlandse Rijswijk. Hij debuteerde in 1998 met de dichtbundel ‘Van de vierkante man’, dat bekroond werd met de C. Buddingh’-prijs. In 2000 werd hij negende in de verkiezing voor de Dichter des Vaderlands door honderden keren op zichzelf te stemmen. In 2001 verscheen zijn tweede bundel, ‘Het glimpen van de melkwiek’. Later schreef hij nog de romans ‘Philip’ (nu ook in het Duits vertaald), ‘Rupert’, ‘Het grote baggerboek’, de autobiografie ‘Ik als vette engel’ en de dichtbundel ‘Dolores’. Naar eigen zeggen overtreft hij met dit oeuvre op meesterlijke wijze de wereldliteratuur. Blijkbaar is hij niet alleen met deze mening, want in 2002 ontving Pfeijffer de Literatuurpreis Nordrhein-Westfalen voor zijn gehele poëtische oeuvre. In de Dichter des Vaderlandsverkiezing van 2004 behaalde Ilja maar liefst drie stemmen van de 1051. Hoewel Simon Vinkenoog met 21% van de stemmen deze verkiezing won, accepteerde Ilja deze overwinning natuurlijk niet en sedert 21 maart 2004 noemt hij zichzelf de enige echte Dichter des Vaderlands. Erg geliefd onder zijn collega’s is hij niet. Zijn harde uitspraken over de Nederlandse poëzie maakten hem niet populair, en op zijn website schrijft hij: ‘Ik haat alle Nederlandse dichters, omdat ze zo verdomd slecht zijn’. Gebrek aan zelfvertrouwen is een karakterfout die hij naar eigen zeggen niet bezit. De pers lust hem echter niet, hij werd achtereenvolgens ‘een hypociete zak’, ‘megalomaan’, ‘die ontzettende lul van een dichter’ en ‘een charlatan’ genoemd. Natuurlijk is deze hele instelling vooral een pose, want toen hij ooit ‘een langharig speelgoeddier’ werd genoemd, reageerde hij door een foto van een langharige Furby op zijn website te zetten.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.