Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Het gouden ei door Tim Krabbé

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
Boekcover Het gouden ei
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas havo | 3788 woorden
  • 19 maart 2015
  • 5 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
5 keer beoordeeld

Boekcover Het gouden ei
Shadow

Rex pakte het polaroid-toestel uit Saskia’s mand en maakte een foto van het benzinestation. Een grapje voor zometeen, maar hij zag ook de blikken al voor zich die kennissen, Saskia en hijzelf elkaar nog jaren later zouden toewerpen als ze het onderschrift in het album zagen: TOTAL-tankstation met daarin Saskia, enkele minuten voordat zij voor het eerst op de Aut…

Rex pakte het polaroid-toestel uit Saskia’s mand en maakte een foto van het benzinestation. Een grapje voor zometeen, maar hij zag ook de blikken al voor zich die kennissen, …

Rex pakte het polaroid-toestel uit Saskia’s mand en maakte een foto van het benzinestation. Een grapje voor zometeen, maar hij zag ook de blikken al voor zich die kennissen, Saskia en hijzelf elkaar nog jaren later zouden toewerpen als ze het onderschrift in het album zagen: TOTAL-tankstation met daarin Saskia, enkele minuten voordat zij voor het eerst op de Autoroute zal chauffeuren. De foto aan een punt houdend keek hij hoe het TOTAL station en de geparkeerde auto’s, haast of ze even leefden, uit de chemicaliën opdoemden.

Het gouden ei door Tim Krabbé
Shadow

Oefenen voor je mondelingen?

Komen je mondelingen er aan en wil je oefenen? Probeer onze Boekenquiz. We stellen je open vragen over de gelezen boeken.

Bibliografische gegevens
Titel: Het gouden ei
Auteur: Tim Krabbé
Uitgeverij: Bert Bakker
Eerste druk: 1984
Bladzijden: 98

Samenvatting
Rex Hofman en Saskia Ehlvest kennen elkaar al een tijd en zijn op weg naar hun vakantiebestemming in Frankrijk. Onderweg stoppen ze bij een benzinestation om even te rusten. Saskia gaat iets te drinken halen en Rex maakt een foto van haar. Rex denkt aan de vakantie van drie jaar geleden. Op een gegeven moment was de benzine op, Saskia heeft toen drie uur in de auto moeten wachten totdat Rex met brandstof terugkwam. Ze was helemaal overstuur geweest. Als kind had ze een nachtmerrie gehad, waarin ze opgesloten zat in een gouden ei. Tijdens haar verblijf in de auto was deze nachtmerrie weer naar boven gekomen. In die nachtmerrie zweefde ze in een gouden ei door de ruimte zonder sterren en de enige manier om daar uit te komen was door tegen het enige andere gouden ei aan te botsen, maar het heelal is zo groot. 
Ondertussen wacht Rex al een hele tijd op haar, maar Saskia komt niet terug. Hij gaat naar de service winkel om haar te zoeken maar de medewerkers weten niet waar ze is. Daarna belt hij de politie en het hotel waar ze naar toe zouden gaan, maar niemand kan hem helpen. Saskia is spoorloos verdwenen.

Raymond Lemorne heeft al zijn hele leven vreemde gedachten. Zo vraagt hij zich op zijn zestiende af wat er gebeurt als hij van een flat afspringt. Het resultaat is dat hij zes weken in het ziekenhuis moet liggen. Eenentwintig jaar later is hij scheikundeleraar, getrouwd en heeft twee kinderen. Dan komt er weer een absurde gedachte bij hem op. Nadat hij eerst een kind van de verdrinkingsdood heeft gered, vraagt hij zich af of hij ook in staat is om een misdaad te plegen. Vanaf dat moment begint hij met de voorbereidingen voor de perfecte misdaad namelijk, iemand levend te begraven. Hij doet net alsof hij zijn vakantiehuisje gaat opknappen. In het echt maakt hij alles gereed voor de misdaad. Hij bedenkt een plan om zijn slachtoffer vanuit een benzinestation mee te lokken. Hij zal een vrouw terwijl hij zijn arm in een mitella houdt, vragen of ze hem wil helpen zijn aanhangwagen aan zijn auto te koppelen. Zijn eerste pogingen mislukken, omdat niemand in zijn auto durft te stappen. Een volgende poging lukt wel: een meisje (Saskia) vraagt hem naar de sleutelhanger die hij bij zich heeft. Hieraan hangt namelijk een grote R. Ze is heel geïnteresseerd en vraagt hem of ze er eentje kan kopen. Hij neemt haar mee naar zijn auto, bedwelmt haar en rijdt met haar weg. Daarvoor had hij 2 kampeerders doodgeschoten, omdat die voor zijn vakantiehuisje kampeerden. 

Acht jaar later is Rex op vakantie in Italië, samen met Lieneke, zijn nieuwe vriendin en vraagt haar ten huwelijk. Hij wil Lieneke eerlijk vertellen hoe hij over Saskia denkt. Lieneke merkt dat Rex ‘s nachts een nachtmerrie heeft over het gouden ei. Na deze vakantie start Rex een opsporingscampagne. Hij roept in advertenties mensen op, die Saskia toen hebben gezien. Hij krijgt verschillende reacties maar geen enkele is bruikbaar. Later belt Lieneke op: zij is bedroefd, omdat ze elkaar na de vakantie zo weinig hebben gezien. Na een aantal dagen meldt een Franse man zich (Raymond). Rex herkent deze man: hij was de man met de mitella bij het tankstation, acht jaar geleden. Raymond wil hem wel vertellen wat er met Saskia is gebeurd, maar alleen als Rex hetzelfde lot ondergaat. Rex stemt toe, terwijl hij weet dat hij dan zal sterven. Raymond neemt hem mee naar het tankstation en laat hem koffie met een slaapmiddel drinken. Dan vertelt hij wat er is gebeurd. Als Rex wakker wordt, ligt hij op een matras in een doodskist en weet hij dat hij (net als Saskia) levend is begraven. Lieneke zoekt Rex, maar van hem en Saskia werd nooit meer iets vernomen.

Titelverklaring
Toen Rex en Saskia elkaar een tijdje kenden, vertelde Saskia aan Rex over een droom die ze als kind gehad had. Ze zat opgesloten in een gouden ei en zweefde door het heelal. Ze kon niet sterven voordat ze tegen een ander ei aan zou botsen dat ook in het heelal zeefde. Aangezien het heelal onvoorstelbaar groot is was de kans daarop erg klein en was ze gedoemd om opgesloten te blijven zitten. Toen had Rex om haar met die droom geplaagd, maar lang na Saskia's verdwijning krijgt hij diezelfde droom die hij opvat als een teken van Saskia. Levend begraven zijn lijkt ook op opgesloten zitten in een gouden ei, net als het eindeloos wachten op Saskia zonder te weten waar ze is en wat er gebeurd is.

Motto

Het boek bevat geen motto’s.

Tijd
Het 'heden' van het verhaal is ongeveer 1984. De tijd die het verhaal bestrijkt is vanaf het jaar waarin Raymond 16 is (1950) tot aan het moment dat Rex in de kist ligt (1984), dit is dus 34 jaar. Het verhaal wordt niet in chronologische volgorde verteld. Eerst vertelt het verhaal het moment waarop Rex en Saskia op vakantie gaan en Saskia vermist wordt. Het is voor de lezer dan nog niet duidelijk wat er met Saskia is gebeurd. Dan gaat het verhaal 8 jaar later verder bij Rex en Lieneke en besluit Rex om opnieuw naar Saskia te gaan zoeken. Vervolgens wordt de geschiedenis van Raymond verteld tot aan het moment dat hij Saskia in de auto bewusteloos maakt. In het volgende hoofdstuk gaat Raymond naar Rex toe en maakt hem duidelijk wat er met Saskia is gebeurd door met hem hetzelfde te doen. Nadat Rex door het slaapmiddel in slaap is gevallen wordt zijn droom beschreven en het volgende moment wordt hij wakker in de kist. Het laatste hoofdstuk gaat over de reacties van de omgeving op Rex' verdwijning.


Deze volgorde is aangehouden om de lezer tot aan het einde van het boek in het ongewisse te laten over wat er is gebeurd met Saskia. Pas aan het einde van het derde hoofdstuk lopen de twee verhaallijnen, de verdwijning van Saskia en de geschiedenis van Raymond, in elkaar. En dan nog weet je niet wat Raymond dan precies van plan is met Saskia. Door de verschillende delen van het verhaal niet in chronologische volgorde te zetten is de schok des te groter als de lezer er achter komt wat er werkelijk gebeurd is.

Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Personages

Rex
Rex Hofman was een man van middelbare leeftijd. Zijn exacte leeftijd werd niet vermeld, maar ik schat dat hij tussen de 25 en 35 was, want hij had een serieuze relatie en zat niet meer op school. Ook de taal die hij sprak gaf aan dat hij deze leeftijd ongeveer had. Over zijn uiterlijk werd niet veel vermeld. Rex' karakter veranderde gedurende het boek. Voordat Saskia ontvoerd werd, maakte Rex zich haast nergens zorgen over. Hij vroeg zich af, of hij nou wel verliefd op haar was, of toch niet. Hij fantaseerde over de toekomst. Misschien zou hij wel met haar trouwen als alles weer werd zoals het was. Maar toen Saskia ontvoerd was, wist hij eigenlijk pas goed hoe verliefd hij was. Hij miste haar zo ontzettend. Dit gemis bepaalde de rest van zijn leven. Bij haast alle belangrijke dingen die hij deed, moest hij aan Saskia denken. Toen op een dag Raymond voor de deur stond, aarzelde Rex geen moment. Gek geworden van verdriet stapte hij meteen bij hem in de auto. Hij kon nu misschien een antwoord krijgen op de vragen die al zo lang in zijn hoofd rondzwierven. Ook toen Rex hoorde dat hij doodging, bleef hij zitten. Hij realiseerde zich niet, dat hij met deze beslissing zijn doodvonnis had getekend. Het gemis bepaalde zijn leven en werd zijn dood.

Raymond
Raymond Lemnore was ouder dan Rex. Hij had twee kinderen en een vrouw. Hij had een normaal postuur. Raymond was psychisch niet in orde. Dit wist niemand, waarschijnlijk hij zelf ook niet. Toen hij dat kleine meisje van de verdrinkingsdood had gered, knapte er iets van binnen. Hij vroeg zich af, of hij nou ook een misdaad kon plegen.
Raymonds karakter veranderde in de loop van het verhaal niet zo veel meer na "het knappen van binnen". Toen hij Saskia ontvoerd had, kreeg hij toch een beetje spijt. Hij las in de krant een advertentie van Rex. In die advertentie stond dat Rex Saskia zocht. Hij besloot dat Rex wel mocht weten wat er met haar gebeurd was, maar dan moest Rex wel dood. Anders gaf hij Raymond natuurlijk aan bij de politie. Hij deed met Rex hetzelfde als hij met Saskia had gedaan.

Vertelperspectief
De verteller is de auteur. Er wordt verteld over de verschillende personen, zonder dat er sprake is van een ik-figuur. Je ziet de gebeurtenissen wel als het ware vanuit Rex Hofman in de eerste 2 hoofdstukken. In het derde hoofdstuk wordt het verhaal vanuit het perspectief van Raymond Lemorne verteld, in het vierde hoofdstuk ligt het perspectief weer bij Rex en in het laatste hoofdstuk kun je de situatie lezen door de ogen van de mensen bij Rex in de buurt en de politie die niets afweten van wat er gebeurd is.

Thema
Het belangrijkste probleem in het boek is de verdwijning van Saskia en de invloed daarvan op het leven van Rex. Onzekerheid en eenzaamheid zijn twee belangrijke gevoelens. Ook het gevoel van opgesloten zitten en ergens nooit meer uit kunnen is een thema van het boek. Ik denk dat dit de belangrijkste thema's zijn omdat de titel daar ook mee samenhangt en die gevoelens veel aan de orde worden gesteld in het boek. Het volgende citaat uit het einde van het boek geeft dit goed weer; " Hij lag in een kist, levend begraven. Dat dit Saskia was aangedaan! Dat zij hier zo had gelegen, smekend dat hij haar zou komen redden, tegelijk zeker wetend dat hij niet kon komen... De eenzaamheid hiervan! Kalm blijven, dacht hij, en een tomeloze paniek plantte zich voort in zijn bloedvaten, sneller dan zijn bloed. Kalm blijven, iets doen om te bedaren. Maar de gedachte dat wat kalm zou zijn hier jammerlijk opgesloten zou zitten maakte hem gek van angst. De wanden klemden hem vast, zonder hoop."

Opbouw
De opbouw zorgde er gedeeltelijk voor dat het zo spannend was. Het verhaal is heel simpel opgebouwd uit 5 delen, die een beetje door elkaar gehusseld zijn (hoofdstuk 3 vindt plaats vóór hoofdstuk 1 en 2). Daardoor moest ik wel even alles op een rijtje zetten, maar eigenlijk is het heel logisch. De schrijver wil de hele tijd wat informatie achter de hand houden om de lezer geïnteresseerd te houden, zodat het lezen boeiender wordt.

Motieven

 

Misdaad

Misdaad: de dader van Rex en Saskia, Raymond Lemorne, is zeer gewelddadig. Hij heeft zelfs een wapen gekocht waar hij eventueel iemand mee kan vermoorden. In de tijd dat hij bezig was heeft hij veel slachtoffers gemaakt.

 

Vermissing

Saskia is vermist en niemand weet wat er met haar is gebeurd. Hierdoor kan haar geliefde ook niet echt rouwen want misschien leeft ze nog wel.

 

 

Recensie 1

Schrijver: Tim Krabbé

Titel: Het gouden ei

Jaar van uitgave: 1984

Bron: Trouw

Publicatiedatum :30-08-1984

Recensent: Rob Schouten

Recensietitel: Het sportieve proza van Krabbé

De schrijver Tim Krabbé behoort tot het genus der vertellers, een in de Nederlandse kritiek niet altijd even gunstig beoordeelde groep. In de jaren zestig en zeventig wemelde het ervan. Vooral het Amsterdamse studentenblad Propria Cures wist ze uit een schier onuitputtelijk reservoir almaar op te diepen. Maar aan het eind van de jaren zeventig kwam de klad erin, de kritici begonnen wat apathisch te worden en ook bij het publiek liepen de 'vertellers' boeken niet meer zo goed. Jeroen Brouwers sloeg bij het sluiten van het decennium met één machtige armzwaai de meeste kopstukken van deze veelkoppige draak af en voor de meesten was toen de lol er af. Ze zwaaiden af naar de journalistiek, van kwaliteitskranten tot boulevardpers waar ze allang met open armen werden opgewacht. Ook over Krabbé was Brouwers in zijn fameuze pamflet De Nieuwe Revisor niet te spreken. 'Boekie van Tim Krabbé over fietsen,' las hij verveeld, 'Prulgeschriften van jongensvriendjes', nog norser. Wie de pest bestrijdt moet niet met een ondermaatse muizeklem aankomen, en Jeroen Brouwers bestreedt de pest, de meer dan overvloedige woekering van derderangs eendimensionale vertelseltjes over tobbende dertigers, drank en stukke relaties. Ik ben het wat betreft heel wat namen in zijn geschrift met hem eens, maar met een aantal ook niet. Sommigen sneuvelden mijns inziens ten onrechte, al was het voor de goede zaak. Ook Krabbé is door Brouwers op de grote hoop geveegd, en daar ben ik het niet mee eens want deze Krabbé mag dan geen Borges, Kafka of Vestdijk zijn, ik lees hem toch altijd met plezier en van zijn twee recente boeken, of boekjes, '43 wielerverhalen' en 'Het gouden ei', valt mijns inziens ruimschoots te genieten. Vrij compleet Krabbé is een verdienstelijk schaker, een verdienstelijk amateurwielrenner en een schrijver van enige naam. Bij elkaar kan hij dus nogal wat, maar hij blinkt nergens opvallend in uit. Daarentegen moet hij een vrij compleet man zijn, want hij verenigt de eigenschappen van een denker, een schaapskop en een kunstenaar in zich. Combinaties van die diverse eigenschappen leveren soms een bijzonder resultaat op. Dat is beslist het geval in zijn gebundelde NRC-columns '43 wielerverhalen'. De wielersport mag in kringen der intelligentsia op zeker moment een erg trendy verschijnsel zijn geweest, Krabbé heeft zich er tenminste oprecht en met hart en ziel aan gegeven. En hoewel hij een kampioen van zeventiende plaatsen en dergelijke is geworden, weet hij er alle finesses van. Nu moet ik toegeven dat ik bij de uitzending der eerste klassiekers op België onmiddellijk alle andere afspraken afzeg, zodat ik wellicht bevooroordeeld ben, maar ik maak me sterk dat '43 wielerverhalen' ook voor de gemiddelde liefhebber van curieuze enthousiasmen iets in petto heeft. Omgekeerd relativeren Opmerkelijk is Krabbé's neiging tot omgekeerd relativeren. Niet alleen wordt ér blijkens zijn impressies nog in de onbenulligste veteranenkoersen op onmenselijke wijze afgezien, ook weet hij altijd wel een persoonlijke link naar het 'grote werk' te leggen. Via duistere omwegen rijdt Krabbé eigenlijk iedere keer in een klassieker, al was het maar omdat hij naast Frans Klardie rijdt, die in de dagen van olim nog eens heeft opgetrokken met Ab Geldermans, die ooit Luik-Basternaken-Luik won. Dan weer weet Krabbé zich één seconde lang virtueel in de gele trui of berekent hij dat hij met bijkans het hele Tour de France-peloton van een bepaald jaar wel ooit op een kassei gekoerst heeft. De openhartigheid over de kinderachtige lijstjes en statistieken die hij bijhoudt, is ontwapenend. alle grootheid is alleen bestemd voor wie er zelf eventjes in gelooft. Ook de sofismen en het eindeloze geknibbel met zichzelf om al niet meer te hóeven winnen als winnen allang uitgesloten is wijzen erop dat Krabbé tenminste fantasievol in het zadel zit, een indruk die je van zijn medestrijders niet altijd krijgt. Kenmerkend voor zijn sportieve instelling is zijn opvatting over sport en eerlijkheid. Dopinggebruik zou oneerlijk zijn? Nou èn, zegt Krabbé, 'het lijkt me eerder het kenmerk van sport dat het er oneerlijk aan toe gaat. Wie heeft er aardigheid in een wielerwedstrijd waarin alle renners ex aequo over de finish komen? Wie zou willen kijken naar een voetbalwedstrijd waarin na de rust ter bevordering van de eerlijkheid niet alleen van speelhelft maar ook van spelers gewisseld wordt?' Krek! Zulke frisse winden waaien meer door Krabbé's sportproza, dat daarnaast zonder pedant belezen over te komen een schat aan aangename petite histioire over lui als Merckx, Coppi en Moser bevat. Waarschijnlijk heeft hij zelfs wat te veel kijk op zijn sport om er ooit goed in te worden. 'Je moet niet met je bek sprinten' zou een wijs wielrenner hem eens toegefluisterd hebben. Maar met de toeclips aan schrijven mag hij van mij. Effectvol Ik denk dat je Krabbé's columnistische werk het best als een uitnemende vorm van journalistiek kunt beschouwen, zonder er meer van te willen eisen. Ook zijn fictioneel proza is gebaat bij een niet al te diepgaande analyse. 'Het gouden ei' bijvoorbeeld is een boek waar iedere filmmaker op af zou moeten springen terwijl de tekstexegeet werkeloos toe moet blijven kijken. Het is een thriller, zonder pretenties en totaal a-psychologisch maar met vaart en effectvol geschreven. Vriend en vriendin zijn op weg naar vakantiebestemming. Op een parkeerplaats verdwijnt opeens de vrouw en wel voorgoed. Jaren later nog probeert de man dit mysterie op te helderen, maar de ontdekking die hij doet betekent ook direct zijn eigen ondergang. Er zijn drie redenen waarom ik 'Het gouden ei' prijs. In de eerste plaats is dat de treffende beschrijving van de subtiele irritaties van de man jegens zijn vriendin, van wie hij toch veel houdt. In de tweede plaats is dat de manier waarop de schrijver een psychopathische maniak neerzet, die juist door zijn onbecommentariëerde idiote koelheid fascinerende proporties krijgt. In de derde plaats is dat de constructie van het boek in vijf afzonderlijke scènes, waarbij het weglaten en overspringen precies voor de juiste spanning zorgt. Als gezegd, 'Het gouden ei' is filmisch geschreven. De stijl is ongecompliceerd maar boeiend en raak. Zo wordt de waanzin van de booswicht als volgt ingeleid: 'Na een tijdje legde hij het boek weg en ging over de balustrade leunen. Beneden was een gladgeschoren gazon dat, onderbroken door twee wandelpaden, tot aan het volgende flatgebouw reikte. "Als ik eens sprong," dacht hij.' Geen gepsychologiseer, geen gezeur, gewoon gek; en zo hoort het ook, denk je. Die nuchtere opstelling, zonder geforceerde ironie, bezorgt Krabbé een aparte en sympathieke plaats in het hedendaagse realisme. In alle opzichten schrijft hij sportief proza, onomwonden en doelgericht, en als hij onverhoopt per ongeluk in de achterhoede eindigt dan nog altijd met het opgeheven hoofd van de feitelijk onverslaanbare verliezer.

De schrijver Tim Krabbé behoort tot het genus der vertellers, een in de Nederlandse kritiek niet altijd even gunstig beoordeelde groep. In de jaren zestig en zeventig wemelde het ervan. Vooral het Amsterdamse studentenblad Propria Cures wist ze uit een schier onuitputtelijk reservoir almaar op te diepen. Maar aan het eind van de jaren zeventig kwam de klad erin, de kritici begonnen wat apathisch te worden en ook bij het publiek liepen de 'vertellers' boeken niet meer zo goed. Jeroen Brouwers sloeg bij het sluiten van het decennium met één machtige armzwaai de meeste kopstukken van deze veelkoppige draak af en voor de meesten was toen de lol er af. Ze zwaaiden af naar de journalistiek, van kwaliteitskranten tot boulevardpers waar ze allang met open armen werden opgewacht. Ook over Krabbé was Brouwers in zijn fameuze pamflet De Nieuwe Revisor niet te spreken. 'Boekie van Tim Krabbé over fietsen,' las hij verveeld, 'Prulgeschriften van jongensvriendjes', nog norser. Wie de pest bestrijdt moet niet met een ondermaatse muizeklem aankomen, en Jeroen Brouwers bestreedt de pest, de meer dan overvloedige woekering van derderangs eendimensionale vertelseltjes over tobbende dertigers, drank en stukke relaties. Ik ben het wat betreft heel wat namen in zijn geschrift met hem eens, maar met een aantal ook niet. Sommigen sneuvelden mijns inziens ten onrechte, al was het voor de goede zaak. Ook Krabbé is door Brouwers op de grote hoop geveegd, en daar ben ik het niet mee eens want deze Krabbé mag dan geen Borges, Kafka of Vestdijk zijn, ik lees hem toch altijd met plezier en van zijn twee recente boeken, of boekjes, '43 wielerverhalen' en 'Het gouden ei', valt mijns inziens ruimschoots te genieten. Vrij compleet Krabbé is een verdienstelijk schaker, een verdienstelijk amateurwielrenner en een schrijver van enige naam. Bij elkaar kan hij dus nogal wat, maar hij blinkt nergens opvallend in uit. Daarentegen moet hij een vrij compleet man zijn, want hij verenigt de eigenschappen van een denker, een schaapskop en een kunstenaar in zich. Combinaties van die diverse eigenschappen leveren soms een bijzonder resultaat op. Dat is beslist het geval in zijn gebundelde NRC-columns '43 wielerverhalen'. De wielersport mag in kringen der intelligentsia op zeker moment een erg trendy verschijnsel zijn geweest, Krabbé heeft zich er tenminste oprecht en met hart en ziel aan gegeven. En hoewel hij een kampioen van zeventiende plaatsen en dergelijke is geworden, weet hij er alle finesses van. Nu moet ik toegeven dat ik bij de uitzending der eerste klassiekers op België onmiddellijk alle andere afspraken afzeg, zodat ik wellicht bevooroordeeld ben, maar ik maak me sterk dat '43 wielerverhalen' ook voor de gemiddelde liefhebber van curieuze enthousiasmen iets in petto heeft. Omgekeerd relativeren Opmerkelijk is Krabbé's neiging tot omgekeerd relativeren. Niet alleen wordt ér blijkens zijn impressies nog in de onbenulligste veteranenkoersen op onmenselijke wijze afgezien, ook weet hij altijd wel een persoonlijke link naar het 'grote werk' te leggen. Via duistere omwegen rijdt Krabbé eigenlijk iedere keer in een klassieker, al was het maar omdat hij naast Frans Klardie rijdt, die in de dagen van olim nog eens heeft opgetrokken met Ab Geldermans, die ooit Luik-Basternaken-Luik won. Dan weer weet Krabbé zich één seconde lang virtueel in de gele trui of berekent hij dat hij met bijkans het hele Tour de France-peloton van een bepaald jaar wel ooit op een kassei gekoerst heeft. De openhartigheid over de kinderachtige lijstjes en statistieken die hij bijhoudt, is ontwapenend. alle grootheid is alleen bestemd voor wie er zelf eventjes in gelooft. Ook de sofismen en het eindeloze geknibbel met zichzelf om al niet meer te hóeven winnen als winnen allang uitgesloten is wijzen erop dat Krabbé tenminste fantasievol in het zadel zit, een indruk die je van zijn medestrijders niet altijd krijgt. Kenmerkend voor zijn sportieve instelling is zijn opvatting over sport en eerlijkheid. Dopinggebruik zou oneerlijk zijn? Nou èn, zegt Krabbé, 'het lijkt me eerder het kenmerk van sport dat het er oneerlijk aan toe gaat. Wie heeft er aardigheid in een wielerwedstrijd waarin alle renners ex aequo over de finish komen? Wie zou willen kijken naar een voetbalwedstrijd waarin na de rust ter bevordering van de eerlijkheid niet alleen van speelhelft maar ook van spelers gewisseld wordt?' Krek! Zulke frisse winden waaien meer door Krabbé's sportproza, dat daarnaast zonder pedant belezen over te komen een schat aan aangename petite histioire over lui als Merckx, Coppi en Moser bevat. Waarschijnlijk heeft hij zelfs wat te veel kijk op zijn sport om er ooit goed in te worden. 'Je moet niet met je bek sprinten' zou een wijs wielrenner hem eens toegefluisterd hebben. Maar met de toeclips aan schrijven mag hij van mij. Effectvol Ik denk dat je Krabbé's columnistische werk het best als een uitnemende vorm van journalistiek kunt beschouwen, zonder er meer van te willen eisen. Ook zijn fictioneel proza is gebaat bij een niet al te diepgaande analyse. 'Het gouden ei' bijvoorbeeld is een boek waar iedere filmmaker op af zou moeten springen terwijl de tekstexegeet werkeloos toe moet blijven kijken. Het is een thriller, zonder pretenties en totaal a-psychologisch maar met vaart en effectvol geschreven. Vriend en vriendin zijn op weg naar vakantiebestemming. Op een parkeerplaats verdwijnt opeens de vrouw en wel voorgoed. Jaren later nog probeert de man dit mysterie op te helderen, maar de ontdekking die hij doet betekent ook direct zijn eigen ondergang. Er zijn drie redenen waarom ik 'Het gouden ei' prijs. In de eerste plaats is dat de treffende beschrijving van de subtiele irritaties van de man jegens zijn vriendin, van wie hij toch veel houdt. In de tweede plaats is dat de manier waarop de schrijver een psychopathische maniak neerzet, die juist door zijn onbecommentariëerde idiote koelheid fascinerende proporties krijgt. In de derde plaats is dat de constructie van het boek in vijf afzonderlijke scènes, waarbij het weglaten en overspringen precies voor de juiste spanning zorgt. Als gezegd, 'Het gouden ei' is filmisch geschreven. De stijl is ongecompliceerd maar boeiend en raak. Zo wordt de waanzin van de booswicht als volgt ingeleid: 'Na een tijdje legde hij het boek weg en ging over de balustrade leunen. Beneden was een gladgeschoren gazon dat, onderbroken door twee wandelpaden, tot aan het volgende flatgebouw reikte. "Als ik eens sprong," dacht hij.' Geen gepsychologiseer, geen gezeur, gewoon gek; en zo hoort het ook, denk je. Die nuchtere opstelling, zonder geforceerde ironie, bezorgt Krabbé een aparte en sympathieke plaats in het hedendaagse realisme. In alle opzichten schrijft hij sportief proza, onomwonden en doelgericht, en als hij onverhoopt per ongeluk in de achterhoede eindigt dan nog altijd met het opgeheven hoofd van de feitelijk onverslaanbare verliezer.

 

Recensie 2

Schrijver: Tim Krabbé

Titel: Het gouden ei

Jaar van uitgave :1984

Bron: NRC Handelsblad

Publicatiedatum: 06-07-1984

Recensent: Hans Vervoort

Recensietitel: Kort verhaal van Tim Krabbé : het geweten uitgeschakeld

Het genre van de ''fantastische vertelling'' wordt in Nederland niet veel beoefend. Ik heb het dan over verhalen waarin Esscher-achtige constructies voorkomen, gespeeld wordt met het gebrekkige waarnemingsvermogen van mensen, ik en hij-figuren in elkaar overgaan, de tijd achteruit loopt, en zo meer.
Bordewijks debuut, W. F. Hermans soms, Mulisch''s Sergeant Belcampo, Johan Daisne, verder kom ik niet. En Rico Bulthuis natuurlijk, van wie ik ooit een fascinerend verhaal las waarbij de ik-figuur aan het slot zichzelf tegenkomt, op weg om het inmiddels vertelde verhaal te ondergaan, een tot in de eeuwigheid gesloten cirkel van herhaling van gebeurtenis sen.
Tim Krabbé heeft met Het Gouden Ei een juweeltje aan dit korte lijstje toegevoegd. De hoofdpersoon is Rex Hofman, die met zijn vriendin Saskia op weg is naar een vakantiehuisje in Frankrijk. Als ze bij een pompstation pauzeren gaat Saskia naar het toilet, om niet meer terug te keren. Ze is in het niets verdwenen. Wat is er gebeurd? Zal ze ooit terugkeren? Rex'' leven wordt daarna beheerst door dit raadsel. Het obsedeert hem zo dat hij, gesteld voor de keus tussen haar leven en een verklaring van haar verdwijning, voor het laatste zou kiezen. En uiteindelijk stelt hij dan ook zijn eigen leven in de waagschaal om achter de waarheid te komen. Verder kan ik niet gaan met het navertellen van de inhoud van Het Gouden Ei, want het weggeven van de clou zou veel teniet doen van de spanning die Krabbé in het verhaal opbouwt. Gelukkig is er méér over het boek te vertellen, zonder verraad van het verhaal. In veel van Krabbé''s werk staat observeren en manipuleren centraal, de glorie van het gepland bereiken van een beoogd doel, hoe zinloos dat op zich zelf ook is. Ook in De Renner (gebaseerd op zijn ervaringen als amateur-wielrenner) gaat het er vooral om hoe de geest het lichaam regeert, wat dat lichaam terugdoet, hoe de concurrenten in elkaar zitten.

Claustrofobie In Het gouden ei wordt vooral gespeeld met het uitschakelen van het geweten, Rex Hofman houdt veel van zijn vriendin, maar gunt zich gedachten die daarmee in strijd zijn. Hij observeert haar koel, gebruikt haar voor kleine plagerijen, constateert bij zichzelf dat het hem zeer opwindt om slecht te zijn. De titel van het boek refereert aan een droom van Saskia waarin zij zich opgesloten weet in een gouden ei dat door de ruimte zweeft en waarin zij eeuwig zal moeten blijven zonder ooit te sterven. De bevrijding door de dood zal alleen komen als zij ooit opbotst tegen een ander gouden ei, maar die kans is klein.
Deze claustrofobie-droom kennend brengt Rex zijn vriendin toch in de situatie waarin die paniek moet optreden, hij geneert zich ervoor maar kan het niet laten. De uiteindelijke hoofdpersoon van het verhaal is degene die Saskia liet verdwijnen. Hij is het verlengstuk van Rex, een man bij wie het geweten uiteindelijk geen functie blijkt te hebben.
Stel, je bent een goed aangepast lid van de maatschappij en tijdens het jaarlijkse bedrijfsuitje sta je met een collega aan de rand van een diep ravijn. Het uitzicht is fraai, hij geniet ervan, maar intussen bekruipt je de gedachte: één duwtje en hij verdwijnt gillend in de afgrond. Gegarandeerd dood, geen getuigen in de buurt, risicovrije overtreding. Hoe zou je je voelen als je dat duwtje gaf? Schuldig of juist heel prettig opgewonden? Je weet het pas als je het doet.
Het Gouden Ei gaat in essentie over het testen van het Superego, het uitproberen van het Kwade. Iedereen heeft een geweten dat hem vertelt wat hij wel of niet mag doen, op straffe van uitstoting uit de groep en op straffe van schuldgevoel. De meeste mensen komen er niet toe om uit te testen of die sanctie inderdaad volgt, of dat het een ingehamerde mythe is.
Krabbé''s uiteindelijke hoofdpersoon doet het wel, hij volgt de impuls van zijn gedachten, en als hij zijn misdaad stap voor stap voorbereidt en ten slotte uitvoert, blijft het halt-bevel van zijn geweten uit en ook de wroeging.
Tim Krabbé heeft er een fascinerend verhaal van gemaakt, uitstekend geschreven, met goed getimede informatie en virtuoze tempowisselingen. Het risico dat het een te onwerkelijk verhaal zou worden heeft hij instinctief vermeden door het invlechten van alledaagse taferelen die de vertellingen steeds ferm in de werkelijkheid terugzetten.
Als pompstationhouders in Frankrijk dit jaar klagen over teruglopende omzet, ligt de verklaring voor de hand.

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Het gouden ei door Tim Krabbé"