Het geheim van Rotterdam door Thea Beckman

Het verhaal speelt zich af aan het eind van de 15e eeuw. 6 januari 1473 te Rotterdam. Truitje Blasius vindt op Driekoningen (feestdag) een baby verpakt in juten. Samen met haar man, die kuiper van beroep is, neemt ze de baby liefdevol in huis op. Ze noemen hem Caspar, naar één van de drie koningen.

Als Caspar ongeveer 8 jaar is valt jonker Frans van Brederode de stad Rotterdam binnen.
Hij jaagt de helft van de bevolking van de stad weg. Hij is namelijk van plan heel de Nederlanden te veroveren. Hijj en z´n manschappen vestigen zich in de rijke huizen in de stad. De stad is namelijk een goede uitvalbasis want er liggen veel dorpen en steden omheen zoals; Vlaardingen, Spijkenisse, Maassluis en Portugaal.

Als Caspar 10 jaar is omtmoet hij Grietje, een meisje van 7 jaar, bij een vechtpartij. Wanneer zij vraagt hoe hij heet en hij zijn naam zegt raakt ze erg opgewonden. Grietje neemt hem mee naar haar vader, Meester Melchior. Hij is chirurgijn. In die tijd was dat iemand die benen spalkte, ledematen afzette en medicijnen voorschreef. Een soort dokter. Hij vraagt meteen of Caspar gratis lessen Latijn wil volgen. Zijn vader snapt niet waar die lessen voor dienen (hij ging er van uit dat Caspar het bedrijf van hem over zou nemen). Caspar neemt de Latijnse lessen. Melchior is ook alchemist. Hij probeert goud en de steen der wijzen te maken die zieken kan genezen, maar tevergeefs. Caspar sluit zich bij Melchior, Balthasar (assistent) en Grietje aan. Wanneer Jonker Frans erachter komt waar Melchior zich mee bezich houdt, stuurt hij een van zijn officiers naar hun huis om te kijken wat zich daar afspeelt. Het groepje alchemisten krijgt de opdracht binnen een jaar goud te maken. Lukt dat niet? Kop eraf!


De Maxmiliaan was toen de koning van de Nederlanden. Wanneer hij hoort dat een deel van het land is bezet door een Jonker stuurt hij honderden manschappen, ruiters met musketten met z´n hoogste officier, Jan van Egmond, naar de plaats des onheils.

Een jaar later doet Jonker Frans een oproep aan de Rotterdammers. Hij vraagt ze om mee te helpen een streek te veroveren, en ze mogen dan meedelen in de buit. Omdat het eten in Rotterdam schaars is sluit meer dan de helft van de Rotterdammers zich bij hem aan. Er komt een dienstbode aan de deur bij Melchior. Er moet minimaal 1 chirurgijn of leerling chirurgijn mee met de boten. Melchior zegt dat Caspar mee zal gaan.

De volgende dag liggen er 28 koggen en rijnschepen, 8 haringbuizen en 12 jachten in de haven. Zodra alle soldaten waren ingestapt, vertrokken de schepen. Plotseling worden ze door een hele reeks schepen aangevallen. Caspar spalkt benen en verbindt wonden. Dan ziet hij Frederick Hermanz de smid van Rotterdam. Hij was gewond aan zijn hand. En hij ziet Gerrit Kanters, zijn vroegere buurjongen. Er stroomt bloed uit zijn mond. Hij had een gebroken mast op zich gekregen. Caspar kan hem niet helpen en een paar minuten later stikt hij in zijn eigen bloed. Het schip waar Caspar op zit kan nog net ontkomen.
Door een aantal gebeurtenissen belandt Caspar in de gevangenis. En over een week zou hij vervolgd worden. De derde nacht ging de deur open en hij werd wakker gemaakt. Een man nam hem mee en knoopte hem los. Het was Melchior! Eenmaal buiten konden ze vluchten. Maar Caspar ging niet mee. Dat was volgens hem verstandiger. Hij voelt iets nats tegen zich aan. Het is Hermes, de hond van Grietje!
Nu is hij toch niet meer alleen en hij loopt snel door.