Het was voor de soldaat vier jaar geleden dat hij in een echt huis had geslapen. Hij sliep in die vier jaar alleen maar in gevangenissen, bunkers, tenten en meer van zulke dergelijke plaatsen. Daarom besloot hij een nacht in het huis te slapen om weer op krachten te komen. Wanneer hij ‘s ochtends nog aan het uitslapen is, gaat plotseling de bel. Hiervan schrikt hij wakker, waarnaar hij naar de duur toe loopt. Een Duitse kolonel staat voor de deur en vraagt of hij de bewoner is van dit huis. Hij vertelt dat hij de eigenaar is en dat hij bereid is onderdak te geven aan de Duitse officieren. Hij weet nu dat hij zijn leger is kwijtgeraakt en nu met allemaal Duitsers in één stad is. In het huis vindt de soldaat een bibliotheek maar ook een kamer die op slot is. Hij vermoedt dat er iemand in die kast zit, maar daar gaat hij verder niet op in. De Duitse officieren hebben geen overlast veroorzaakt en gingen na een tijdje weer het huis uit. De Nederlandse soldaat voelt zich nu helemaal thuis in het huis en besluit er gewoon zo lang mogelijk te blijven. Maar na een aantal dagen komt de echte eigenaar van het huis terug. Hij ontdekt dat er mensen in zijn huis zijn geweest en dat er in zijn klerenkast is gerommeld. Nadat de echte eigenaar en de Nederlandse soldaat een gesprek hebben gevoerd, gaat de eigenaar even naar buiten om een sigaar te roken. Wanneer hij met zijn rug naar de Nederlandse soldaat toe staat schiet de Nederlandse soldaat hem in zijn rug. Later komt hij ook nog de vrouw van de eigenaar tegen, zij wordt door de soldaat gewurgd. Dit bewees wel hoe graag hij in het huis wou blijven. Wanneer de soldaat buiten in de tuin rondloopt ziet hij dat in de kamer die op slot is, licht brandt. Hij snelt meteen richting de kamer en ontdekt dat hij open is. Er blijkt een 96-jarige Duitse man in de kamer te zitten. De oude man is zijn vissen aan het voeren en doet net alsof hij niks weet over wat er in het huis gebeurd is. Hij begint over Duitsland, die op alle fronten de beste is. De oude man denkt namelijk dat de soldaat een Duitser is. Ook zegt hij dat zijn schoondochter en zijn zoon met een granaat zijn omgebracht terwijl de soldaat dat natuurlijk heeft gedaan. De man vertelde hoeveel de vissen voor hem betekende en wat hij er allemaal mee deed. Toen is de soldaat in zijn eigen kamer naast de dode vrouw (die lag daar nog in bed) in slaap gevallen. Toen de volgende ochtend de bel ging, werd de soldaat weer wakker. Het was de Duitse kolonel die kwam melden dat de stad omsingeld was door Bolsjewieken. Hij is toen zijn eigen uniform aan gaan trekken, pakte zijn geweer en heeft de kolonel gevangen genomen en opgesloten in de kelder. Daarna ging hij naar de oude man toe en heeft hem geprobeerd uit te leggen dat hij nu niet meer voor de Duitsers moest zijn omdat de Russen er waren, maar de oude man wilde niet luisteren. Hij heeft zijn uitleg toen in het kort op een briefje geschreven: “Duitsland is kapot en je mag geen heil Hitler meer zeggen”. Daarna ging hij naar buiten en wilde hij zich weer melden bij het hoofdkwartier. Hij kwam toen weer zijn vriend Yesero, de Spanjaard tegen, waar hij mee naar het huis wilde gaan, alleen gingen alle partizanen ook mee. De partizanen plunderden en vernielden het hele huis. De Nederlandse soldaat kon ze niet tegenhouden. De oude man werd opgehangen aan de plataan en de kolonel en de (dode) vrouw werden opgeknoopt. Hij heeft nog wat waardevolle spullen uit het huis meegenomen en heeft, toen niemand meer aanwezig was, een granaat in het huis laten ontploffen. Het huis waar hij zich enkele weken helemaal thuis voelde, was plotseling een oud, tekenloos huis voor hem geworden. Personages. De hoofdpersoon van dit boek is de ik-figuur. Deze ik-figuur is een Nederlandse partizaan. Een partizaan is een soldaat die tussen de linies van de officiële legers vecht, of deelneemt aan het leger van een ander land. De naam en de leeftijd van deze man zijn onbekend. Hij is al vier jaar weg uit Nederland en heeft in gevangenissen en concentratiekampen gezeten. Hij vecht nu in Russisch uniform, waarschijnlijk in Polen. Hij ziet zichzelf als een smerige soldaat, die door de oorlog geen goed beeld meer heeft van het leven. De oorlog heeft hem tot waanzin gebracht. Door alle oorlogservaringen wordt het voor hem normaal om zomaar een onschuldig iemand te vermoorden. Verder liegt hij tegen de Duitsers, vlucht uit het leger en doodt de eigenaar van het huis en zijn vrouw alleen om zelf in leven te blijven. Hij heeft met niemand contact, wat onder andere komt door de verschillende talen. Maar hij is ook gewoon een eenzelvig persoon. De meest voorkomende bijfiguur is de Duitse kolonel. Ook van hem wordt geen naam genoemd. Hij is waarschijnlijk zestig jaar want hij vertelt dat hij al veertig jaar in dienst zit. Een andere bijfiguur is de oude man. Hij zit in de kamer (die op slot was) in het “leegstaande” huis, waar de Nederlandse soldaat dan verblijft. Ook van hem wordt geen naam genoemd. Zijn leeftijd is zesennegentig jaar en hij is fanatiek visverzamelaar. De man kan niet meer horen
De laatste belangrijke bijfiguur is de Spanjaard. Een mede-partizaan van de hoofdfiguur. Van hem zijn ook leeftijd en naam onbekend. Wel weten we dat hij voor de oorlog gipsbrander is geweest.
Angst: - de ikpersoon doorzoekt het hele huis grondig met de angst dat er nog iemand is. - de ikpersoon ligt doodstil in het gras, bang dat de Duitsers hem zien en dan neerschieten C Een verwerkingsopdracht over het gelezen boek E De auteur, nummer 29: schrijf een minibiografie. Willem F. Hermans begon zijn middelbare schoolopleiding aan het Barlaeus Gymnasium in Amsterdam. Hierna ging Hermans, op aandringen van zijn vader, vanaf 1940 sociale geografie in Amsterdam studeren, maar stapte in 1941 over op het studeren van fysische geografie. In 1953 wordt hij gepromoveerd tot assistent en later als hoog leraar aan het Rijksuniversiteit Groningen. Volgens Hermans zelf werd hij in Groningen door zijn eigen vakgroep constant tegengewerkt. Hij kreeg niet het laboratorium waar hij om gevraagd had, mocht jarenlang alleen aan eerstejaars studenten les geven en krijg niet toestemming om bepaalde onderzoeken te verrichten. De mensen die Hermans tegenwerkten beweerden dat hij te weinig op zijn college verscheen, dat hij zijn leerlingen onvoldoende voorbereidde en dat hij zo nu en dan expres niet aanwezig was. Één van Hermans hobby’s wat het verzamelen van oude typmachines. Hij stelde deze zo nu en dan tentoon in zijn woning in Parijs. Dit bleef hij nog jarenlang doen. Na de Tweede Wereldoorlog werkte Hermans mee aan verschillende tijdschriften, waarvan de meeste met literatuur te maken hadden (o.a. “Podium”). Op 4 juli 1950 trouwde Hermans met Emmy Meurs, op wie hij al jarenlang verliefd was. Uit het huwelijk kwam in 1955 ook nog een zoon (Ruprecht). Tussen zijn trouwdag en de geboorte van zijn zoon (1952) werd hij vervolgd omdat hij één van zijn boeken de titel ‘ik heb altijd gelijk’ gaf. Deze zin zou beledigd zijn geweest voor de rooms-katholieke mensen in Nederland. Hermans werd na enkele rechtszaken vrijgesproken. In 1971 kreeg Hermans de “P.C. Hooftprijs” (zeer belangrijke literatuurprijs) toegewezen, maar hij weigerde hem. De toenmalige minister van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk (P.J. Engels) zou in zijn eerste brief aan Hermans (per ongeluk) een tikfout hebben laten staan, waardoor er in de brief stond dat Hermans in plaats van 18 000 gulden, 8000 gulden zou krijgen (voor P.C. Hooftprijs). In een andere brief gericht aan Hermans kreeg hij excuus, maar Hermans schreef wel een brief terug met o.a. de volgende zin: ‘Men kan nauwelijks verwachten dat een schrijver zich bijzonder vereerd zal voelen wanneer hij bekroond wordt door een minister wiens handtekening van de ene dag op de andere 10 000 gulden in waarde daalt.’ In 1977 krijgt Hermans weer een prijs toegekend, namelijk de “Prijs der Nederlandse Letteren”. Dit gebeurde in Brussel, uitgereikt door de Belgische koning Boudewijn. Hij zag deze prijs als de belangrijkste en meest eervolle van zijn werk. Dit omdat het dus blijkt dat er in België veel waardering is voor zijn werk. Hij voelde zich in België altijd thuis omdat hij veel interesse heeft in de Franse taal en cultuur. Hij was niet makkelijk om normaal met Hermans om te kunnen gaan. Zoals ik al eerder heb verteld heeft één van zijn romans de titel ‘ik heb altijd gelijk’, wat persoonlijk op hem van toepassing zou zijn. Hermans boorde zijn aanklagers op een onaangename manier de grond in. Met uitgever Geert van Oorschot heeft Hermans tientallenjarenlang een ruzie uitgevochten over relatief kleine geldbedragen. Hieruit kwamen ook nog is drie rechtszaken, die allemaal gewonnen werden door Hermans. Werken van Hermans (gevonden op de site http://www.dbnl.org/auteurs/auteur.php?id=herm014): Kussen door een rag van woorden (1944) Demon van ivoor (onder ps. Fjodor Klondyke) (1945) Leproos van Molokaï (onder ps. Fjodor Klondyke) (1945-1946) Misdaad stelt de wet (onder ps. Fjodor Klondyke) (1945-1946) Misdaad aan de Noordpool (onder ps. Fjodor Klondyke) (1945?-1948?) Focquenbroch. Bloemlezing uit zijn lyriek (ed. Willem Frederik Hermans) (1946) Horror coeli (1946) Conserve (1947) J.B. Priestley, Zonlicht op zaterdag (vert. L.A. de Witt, ps. van Willem Frederik Hermans) (1947) Hypnodrome (1948) Moedwil en misverstand (1948) De tranen der acacia's (1949) Fenomenologie van de pin-up girl (1950) Ik heb altijd gelijk (1951) Het behouden huis (1952) Paranoia (1953) Haroun Tazieff, Kraters in lichterlaaie (vert. Willem Frederik Hermans) (1954) De mandarijnenpers (1955) Het geweten van de Groene Amsterdammer (1955) De God Denkbaar Denkbaar de God (1956) Drie melodrama's (1957) Een landingspoging op Newfoundland (1957) De donkere kamer van Damokles (1958) De woeste wandeling (1962) Drie drama's (1962) Het sadistische universum 1 (1964) Mandarijnen op zwavelzuur (1964) Zwarte handel (1965) Nooit meer slapen (1966) Een wonderkind of een total loss (1967) Wittgenstein in de mode en Kazemier niet (1967) Annum Veritatis (onder ps. Pater Anastase Prudhomme S.J.) (1968) Overgebleven gedichten (1968) Preambule / Manuscript in een kliniek gevonden (1968) De laatste resten tropisch Nederland (1969) Fotobiografie (1969) Het lek in de eeuwigheid (1969) Het sadistisch universum 2. Van Wittgenstein tot Weinreb (1970) Hollywood (1970) Herinneringen van een engelbewaarder (1971) Hellebaarden. Citaten uit het werk van Willem Frederik Hermans (1972) King Kong (1972) Het evangelie van O. Dapper Dapper (1973) Hundertwasser, honderdvijf en meer (1973) Meditaties (onder ps. Schrijver dezes) (1973) Machines in bikini (1974) Periander (1974) Ludwig Wittgenstein, Tractatus logico-philosophicus (vert. Willem Frederik Hermans) (1975) Onder professoren (1975) De raadselachtige Multatuli (1976) Bijzondere tekens (1977) Boze brieven van Bijkaart (1977) Houten leeuwen en leeuwen van goud (1979) Ik draag geen helm met vederbos (1979) Scheppend nihilisme (red. Frans A. Janssen) (1979) Dood en weggeraakt (1980) Filip's sonatine (1980) Homme's hoest (1980) Vijf verhalen (1980) Beertje Bombazijn (onder ps. Sita van de Wissel) (1981) Henri Béraud, De martelgang van de dikzak (vert. Willem Frederik Hermans) (1981) Uit talloos veel miljoenen (1981) Zeven gedichten van O.V. de L. Milosz (vert. Willem Frederik Hermans) (1981) Geyerstein's dynamiek (1982) Klaas kwam niet (1983) Mandarijnen op zwavelzuur, supplement (1983) Waarom schrijven? (1983) De zegelring (1984) De liefde tussen mens en kat (1985) Relikwieën en documenten (1985) Roeping (onder ps. Age Bijkaart) (1985) Cascaden en riolen (1986) Het boek der boeken, bij uitstek (1986) Koningin Eenoog (1986) Een heilige van de horlogerie (1987) Mondelinge mededelingen (1987) Multatuli, Max Havelaar (editie Willem Frederik Hermans) (1987) Dinky Toys (1988) Door gevaarlijke gekken omringd (1988) Au pair (1989) De schrijfmachine mijmert gekkepraat (1989) Luis Cimatarra, De heilige Maria Juana (vert. Willem Frederik Hermans) (1989) Naar Magnitogorsk (1990) Vincent literator (1990) Wittgenstein (1990) De laatste roker (1991) Gitaarvissen en banjoklokken (1991) Het hoedenparadijs: 40 collages van Willem Frederik Hermans (1991) De aardappel van de dood (1993) De Boze Bijkaart, Vaerzen, Belgische en andere (1993) Madelon in de mist van het schimmenrijk (1993) Slechte kritieken gaan nooit verloren, goede ook niet, sinds kort (1993) Vier novellen (1993) De onversleten wandelaar (1994) Een foto uit eigen doos (1994) Malle Hugo (1994) Ruisend gruis (1995) Ze zullen eikels zaaien op mijn graf. Teruggevonden gesprekken met Willem Frederik Hermans (Hans van Straten) (1995) Het grote medelijden (2002) De weerspannige slaper (2004) Een ernstig onderzoeker (2004) Je vriendschap is werkelijk onbetaalbaar. Brieven aan Geert van Oorschot (2004) Willem Frederik Hermans, geboren: 1 september 1921, in Amsterdam
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
A.
A.
dit is een goed verslag hebt me met veel ding geholpen
12 jaar geleden
Antwoorden