Toen ik aan dit boek begon dacht ik, na de eerste paar bladzijden gelezen te hebben, dat het een spannende oorlogsroman zou zijn. Maar ik kreeg geen gelijk en al gauw bleek het een stijl van schrijven te zijn die ik niet aanbid, namelijk een illusie van de persoonlijke levensfilosofie van Willem Frederik Hermans. Net zoals bij ieder ander verhaal van Hermans verliest de hoofdpersoon zijn illusies die hij aan het begin van het verhaal nog had.
Hij wilde langs mij glippen naar de gesloten kamer, maar ik wist hem in zijn nekvel te grijpen. Samen gingen wij op het bed liggen, terwijl ik hem in mij armen omkneld hield. “Er mag niets veranderen,” fluisterde ik hem in het oor, “wij blijven hier. Alles blijft zoals het is. Op een dag is de oorlog afgelopen. De Duitsers trekken weg. En wij blijven hier, altijd.”
Hij gebruikt te veel moeilijke woorden in zinnen en soms moest ik een zin meerdere keren lezen om te begrijpen wat er nou eigenlijk stond. Ook dit is een aspect van het filosoferend schrijven. Verder omschrijft hij situaties op zo’n moeilijke, maar toch spannende manier, dat het verhaal even stilstaat om uit te leggen wat hij allemaal ziet, voelt of merkt. Zo omschrijft hij ook het huis als hij daar voor het eerst binnenkomt.
Ik raakte zo onder de indruk dat ik in de vestibule mijn voeten veegde. Toen pas duwde ik de zware deur met twee handen dicht. De atmosfeer van het huis verschoof hierdoor en drong in mijn neus. Het water liep mij om de tanden en ik streek met mijn tong langs mijn lippen terwijl ik naar de achterdeur ging.
Twee hertekoppen aan de muur zeiden niets. Ik keek uit door de achterdeuren over een klein terras met marmeren balustrade en een lange rechthoekige Franse tuin.
Eigenlijk beschrijft hij het hele boek hoe het huis er uit ziet van binnen en van buiten. Af en toe wordt zijn illusie verstoord, namelijk door de Duitsers en de eigenaar en zijn vrouw. Maar hij zorgt ervoor dat er weinig schade aangericht kan worden, door middel van de Duitsers hun zin te geven en de eigenaar en zijn vrouw te vermoorden. Alleen aan het einde van het verhaal wordt zijn droom ‘afgenomen’ wanneer de Russen weer terugkomen en het huis wordt vernietigd door patrisanen.
Ik keek voor de laatste maal om naar het huis. Alle ruiten waren uit de sponningen gebarsten. Ik zag armzalig dood riet in bossen naar beneden hangen uit de gebroken plafons die de hemel hadden voorgesteld. Ik keek het huis diep in de doodzieke keel.
De personages zijn bijna niet uitgewerkt en ook dat geeft die onwetende sfeer. Van de hoofdpersoon weet je bijna niets, alleen zijn gedachten. Dit kan je positief beschouwen (spanning) of negatief (onduidelijkheid). Ook de oude man uit de kelder is een vreemd figuur. Hier weet je helemaal niets van en krijg je ook nooit te weten. ‘Wie was die man? Wat deed hij daar?’ Dit zijn allerlei vragen waar je mee blijft zitten aan het eind. En daar houd ik niet zo van. Aan de ene kant kan je zeggen dat het wel leuk is dat er nog allerlei gedachten over het boek in je hoofd rondspoken, maar ik houd meer van duidelijkheid.
Als conclusie vind ik het toch een slecht boek omdat er nog zo’n hoop onduidelijkheid is aan het eind van het verhaal. Het geeft een niet afgemaakt idee en daar heb ik het niet zo op. Het verhaal zelf vond ik ook niet zo sterk, omdat Hermans eigenlijk constant aan het uitleggen was hoe het huis eruitzag. Eigenlijk was er weinig verhaal omdat het constant over hetzelfde ging. Maar toch kon Hermans er spanning in brengen en dat vind ik knap. Dit komt natuurlijk door alle rare figuren, maar ook door het taalgebruik. Toch blijf ik erbij dat ik het geen goed boek vind.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden