Je maakt als je het boek leest ook een beetje mee wat er in het hoofd van een persoon afspeelt die dement word en dat vind ik wel speciaal want niemand weet echt wat er in die personen omgaat.
- Morele argumenten
De schrijver heeft niet echt een bepaald standpunt van goed of kwaad.
- Realistische argumenten
Het boek komt zeer geloofwaardig over, je kan je goed in de belevenissen verplaatsen, want veel mensen hebben te maken met dementie.
- Structurele argumenten
Het boek heeft een vrij logische opbouw, het meeste is chronologisch verteld maar soms verteld Maarten dingen over vroeger of denkt hij dat hij nog jong is. Ik vond de stukken over vroeger altijd wel interessant, want dan wist je wat maarten allemaal meegemaakt heeft.
- Intentionele argumenten
De schrijver heeft niet echt een extra bedoeling met het boek, maar hij had al eerder boeken geschreven over dementie, maar dan uit het oog van de buitenstaander. Daarom kwam hij op het idee het proberen te schrijven vanuit het oog van de dementerende.
Is het onderwerp nieuw voor je?
ik heb nog nooit een boek gelezen over dementie, maar vond het heel interessant.
Bernlef toont moed
Na zijn debuut met de verhalenbundel Stenen spoelen in 1960 heeft J. Bernlef een omvangrijk oeuvre opgebouwd dat hoewel het heel gevarieerd is nooit tot de verbeelding van een groot publiek heeft gesproken. Bernlef is al sinds jaar en dag een schrijver in de marge.
Hoe onterecht die betrekkelijk geringe aandacht is mocht bijvoorbeeld blijken uit de roman De man in het midden (1976) en de verhalenbundel Anekdotes uit een zijstraat (1978) – beide waren kleine juwelen die meer belangstelling en waardering voor een onbetwistbaar schrijverschap rechtvaardigden. Met zijn nieuwste roman Hersenschimmen neemt Bernlef de laatste twijfel weg: wie een onderwerp als dementie aandurft en er even indringend als vanzelfsprekend over weet te schrijven verdient het serieus genomen te worden.
Bernlef heeft het zich in Hersenschimmen verre van gemakkelijk gemaakt: waar het belangrijkste kenmerk van dementie juist is dat de mens wiens verstandelijke vermogens blijvend verzwakken zich van deze onttakeling niet bewust is, heeft Bernlef gekozen voor een ‘ik’ als hoofdpersoon, een vorm die bij uitstek om reflectie op de eigen gedachten en handelingen vraagt. Hij beschrijft de geestelijke neergang als het ware ‘van binnenuit’ op een manier die me soms deed denken aan Het dagboek van een gek, het meesterwerk van Gogol. Zoals Gogols vertelling in complete verwarring eindigt, zo besluit ook Bernlef zijn beschrijving van de dementie van Maarten Klein in flarden van zinnen en waarnemingen, in gestamel.
Die Maarten Klein is 71 jaar en gepensioneerd. Met zijn vrouw Vera woont hij in een dorpje aan de Amerikaanse oostkust in de buurt van Boston. Hij heeft er lange jaren bij een international visserij-organisatie gewerkt en is er gebleven toen aan zijn actieve loopbaan een einde kwam. Sindsdien maakt hij wandelingen met Robert zijn hond, en hij geniet van de natuur – na hard werken lijkt de oude dag prozaïsch.
Dan echter slaat de onttakeling toe. Wat eerst verstrooidheid lijkt of een in zichzelf gekeerd zijn neemt gaandeweg dramatische proporties aan. Klein begint te fantaseren: hij husselt heden en verleden dooreen, maakt opmerkingen die voor Vera onbegrijpelijk zijn en spreekt haar op den duur met ‘moeder’ aan, hij denkt dat hij naar kantoor moet, steelt snoep uit de provisiekast – hij wordt kinds. De vlagen van helderheid, momenten waarop Klein merkt dat het hem moeite kost zijn gedachten bijeen te houden, worden steeds minder; beseffen wat er met hem aan de hand is doet hij niet. Zo’n besef is per definitie onmogelijk: het wezen van dementie is dat de neergang onvermijdelijk en onomkeerbaar is en dat het sluipende proces ongemerkt verloopt. Langzaam maar zeker worden de mens zijn verleden en zijn verwachtingen ontnomen, met het uitschakelen van het bewustzijn verdwijnt hij definitief.
Tijdens het lezen van Hersenschimmen realiseerde ik me dat er ogenblikken zijn waarop ik anders dan een paar jaar geleden in mijn geheugen moet zoeken naar een naam of een feit. Ze zijn er wel maar soms vraagt het enige inspanning ze naar boven te halen. Schouderophalend lach je zo’n moment weg: gebrek aan concentratie, een beetje verstrooid… Dat het wel eens het begin van een langdurig en uiteindelijk finaal proces zou kunnen zijn daarover over zwijg je. Bernlef heeft dat niet gedaan. Daarom en om de vorm die alle gemakzucht loochent vind ik Hersenschimmen een moedig boek.
___________________________________________________________________
Recensent: Anton Brand
Bron: Tzum (Deze recensie verscheen eerder in het
Publicatiedatum: 26 januari 2014 Nieuwsblad van het Noorden, 12 oktober 1984.)
De recensent vindt dat Bernlef met dit boek alle twijfel heeft weggenomen: “wie een onderwerp als dementie aandurft en er even indringend als vanzelfsprekend over weet te schrijven verdient het serieus genomen te worden.” Hij vindt dat Bernlef het zichzelf verre van makkelijk heeft gemaakt, “Bernlef heeft gekozen voor een ‘ik’ als hoofdpersoon. Hij beschrijft de geestelijke neergang als het ware ‘van binnenuit’ op een manier die me soms deed denken aan ‘Het dagboek van een gek’, het meesterwerk van Gogol. Zoals Gogols vertelling in complete verwarring eindigt, zo besluit ook Bernlef zijn beschrijving van de dementie van Maarten Klein in flarden van zinnen en waarnemingen, in gestamel.”
Een winter vol vergetelheid
In de 23 jaar na het verschijnen van Hersenschimmen in 1984 is het boek inmiddels verfilmd (in 1987, door Heddy Honigman), bewerkt als toneelstuk (in 2006, door het Ro Theater) en een half miljoen keer over de toonbank gegaan (Trouw 26-01-2007). Nog voordat dit alles zo ver was, nog voor het verschijnen van het boek, ging J. Bernlef met Willem Roggeman in gesprek over het werk.
‘Ik ben op het ogenblik bezig met een boek dat zich heel letterlijk met het vergeten bezig houdt. Het gaat over een man die, vrij plotseling, gaat dementeren. Wat gebeurt er in dat proces. Niemand die het precies weet. Je kunt het alleen aan de buitenkant signaleren. Maar als je het van de buitenkant observeert wordt het al gauw zielig. Ik wilde mij op dat onbekende gebied van een dementerende geest begeven. Het moest dus een boek worden dat zich in de binnenwereld van de hoofdpersoon afspeelt. Dat had ik jaren niet meer gedaan. Het boek heet Hersenschimmen en dat is tenslotte alles wat er van je leven overblijft.’ (Willem Roggeman, Beroepsgeheim 5: gesprekken met schrijvers, Antwerpen: Facet, 1986, p. 80).
‘Ik ben op het ogenblik bezig met een boek dat zich heel letterlijk met het vergeten bezig houdt. Het gaat over een man die, vrij plotseling, gaat dementeren. Wat gebeurt er in dat proces. Niemand die het precies weet. Je kunt het alleen aan de buitenkant signaleren. Maar als je het van de buitenkant observeert wordt het al gauw zielig. Ik wilde mij op dat onbekende gebied van een dementerende geest begeven. Het moest dus een boek worden dat zich in de binnenwereld van de hoofdpersoon afspeelt. Dat had ik jaren niet meer gedaan. Het boek heet Hersenschimmen en dat is tenslotte alles wat er van je leven overblijft.’ (Willem Roggeman, Beroepsgeheim 5: gesprekken met schrijvers, Antwerpen: Facet, 1986, p. 80).
Bernlef denkt dat alleen een verhaal over een dementerende man niet goed genoeg is, dat het zielig wordt als zoiets van buitenaf wordt bekeken. Zielig, beter gezegd meelijwekkend, is Hersenschimmen zeker geworden. Maarten Klein, een geboren Nederlander van 71 jaar oud, die in Amerika werkte en daar na zijn pensioen is blijven wonen, kijkt naar buiten en zoekt naar de schoolkinderen die in de buurt op de bus staan te wachten. Het is echter zondag en de kinderen zullen niet komen. Deze vergissing markeert het begin van een aftakeling die als een lawine groeit en voortsnelt. Maarten begint dingen te vergeten: waar hij zijn tas heeft gelaten, dat hij de hond al heeft uitgelaten, de dagen van de week, de uren van de dag. Ook dringt zijn verleden bij het heden naar binnen: hij denkt dat hij weer aan het werk is, en zoekt de notulen van de vergadering op zijn bureau dat al jaren leeg is. Of hij ziet zichzelf als kleine jongen en zoekt zijn kleurpotloden, om vervolgens door zijn vrouw Vera van een stoel afgehaald te worden.
De kloof tussen Maarten en zijn vrouw groeit steeds meer door dit soort voorvallen, en kenmerkt zich door verwarde dialogen: ‘‘‘Kan het zelf wel, moeder.’’ ‘‘Noem me geen moeder.’’ ‘‘Hoe kom je erbij, Vera.’’’ Vera wordt overdonderd door de snelheid waarmee de dementie intreedt, moet Maarten bemoederen, schaamt zich daarvoor, weet zich geen raad met hem. In een vergevorderd stadium van zijn toestand herkent hij haar soms niet meer, gaat hij weer Nederlands praten, en denkt hij dat de Amerikaanse dokter een van de geallieerden is, die hem tijdens zijn jeugd kwamen bevrijden van de Duitsers. In de winter – klimatologisch, maar ook van Maarten – vervagen alle kleurdetails (‘wijnrood’, ‘marineblauw’, ‘muisgrijs’) langzaam tot het steriele wit van de zorginstelling. Het verhaal eindigt met losse flarden van indrukken waar nog maar net een rode draad aan is vast te knopen.
Zo’n verhaal van een dementerende man is niet genoeg volgens Bernlef, dus bekijkt hij de dementie van binnenuit en probeert hij het in taal weer te geven. Dit is wat het boek zo succesvol maakt: het verhaal heeft een ontwrichtende werking op de lezer zelf. Wie het boek in één keer heeft uitgelezen, weet waar ik het over heb. Uiteraard wéét je dat Maarten geen betrouwbare vertelinstantie is, maar hoe sceptisch je ook bent, je wordt er steeds opnieuw ingeluisd. Je moet vaststellen dat de gebeurtenissen waarvan je dacht dat ze ‘waar’ waren, het niet zijn. Af en toe vang je een glimp op van de werkelijkheid, als Maarten bijvoorbeeld een gesprek tussen zijn vrouw en de dokter opvangt, maar daarmee ontsnap je niet uit zijn in elkaar stortende wereld.
Houvast is een luxe die ontbreekt. Af en toe is er een cursieve regel die het begin van een nieuwe dag aangeeft, maar langzamerhand wordt elke witregel een black-out. De lezer moet gefrustreerd concluderen dat er bij de volgende alinea van alles aan de hand kan zijn, dingen waarvan hij geen weet heeft. Aan het einde van het boek valt ook de typografische zekerheid weg: geen hoofdletters meer, geen volledige zinnen, alleen losse woorden, losse gedachten. Hersenschimmen.
Bernlefs schrijfstijl is beeldend voor het verhaal: vorm en inhoud zijn perfect op elkaar afgestemd. De schrijver bewijst dat hij niet alleen een verhaal kan vertellen, maar dat hij het verhaal kan schrijven op de enige juiste manier: net zo onttakeld als de dementerende hoofdpersoon zelf.
Bernlef besloot het interview met Roggeman als volgt. ‘Het paradoxale van het boek is dat het eindigt in totale vergetelheid maar dat het resultaat, het boek, – als ieder boek – een totaal geheugen is waar nooit meer iets uit weg kan raken. Tot niemand je meer leest. Maar dan hoop ik er zelf niet meer te zijn.’ Bernlef is er nog. En wellicht staat hem bij leven en welzijn iets compleet anders te wachten dan vergetelheid. We zullen het zien op 11 maart.
__________________________________________________________________________
Recensent: Bert Zuidhof
Bron: recensieweb
Publicatiedatum: 6 maart 2007
De recensent vindt dat het boek zo succesvol is omdat hij de dementie van binnenuit bekeken word, het verhaal heeft een ontwrichtende werking op de lezer zelf. “Uiteraard weet je dat Maarten geen betrouwbare vertelinstantie is, maar hoe sceptisch je ook bent, je wordt er steeds opnieuw ingeluisd, je moet vaststellen dat de gebeurtenissen waarvan je eerst dacht dat ze ‘waar’ waren, het niet zijn. Hij vindt ook dat Bernlefs schrijfstijl beeldend is voor het verhaal, vorm en inhoud zijn perfect op elkaar afgestemd. “De schrijver bewijst dat hij niet alleen een verhaal kan vertellen, maar dat hij het verhaal kan schrijven op de enige juiste manier: net zo onttakeld als de dementerende hoofdpersoon zelf.”
__________________________________________________________________________
Beide recensenten vinden dat het boek goed geschreven is en dat het het nog beter maakt doordat het uit het oog van de dementerende gezien word. Ze vinden ook beide dat hij het zichzelf wel moeilijk heeft gemaakt maar dat hij het wel goed heeft uitgevoerd.
__________________________________________________________________________
Ik vind dat de recensenten goed beschreven hebben wat ik van het boek vind, ik vind dat het boek mooi geschreven is en ik vind het ook interessant om te weten wat er in het hoofd van een dementerende om gaat, ik ben het dus met de recensenten eens. Ik denk dat de recensenten alle belangrijke dingen naar voren hebben laten komen. Ik denk niet dat er onbelangrijke zaken in de recensies staan.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden