Hersenschimmen - J. Bernlef
Bibliografische gegevens
Titel: Hersenschimmen
Schrijver: J. Bernlef
Eerste druk: 1984
Uitgever: uitgeverij Querido
Gelezen druk: 1990 Jaargang 1 Nr. 2
Gelezen druk uitgeverij: Wolters-Noordhoff BV
Aantal pagina’s: 166, negen niet genummerde hoofdstukken
Genre: Roman
Korte inhoud / samenvatting Hersenschimmen
Maarten en Vera Klein wonen al jaren gelukkig in Gloucester, Massachusetts (Verenigde Staten). Langzaam maar zeker begint Maarten heden en verleden door elkaar te halen. Het begin heel klein, op het moment dat hij niet meer weet welke dag het is en op een zondag wacht tot de schoolbus langs zal komen of als hij steeds vaker in gedachten verzonken is. Langzaam maar zeker kan hij zich dingen niet meer herinneren en als hij zich iets herinnert, gaat hij volledig in die herinnering op. Zo denkt hij op een dag dat hij weer op de kleuterschool is en van de juf de potlodendoos mag halen. Hij loopt de gang door naar het materiaalhok en klimt op een stoel om de doos te gaan zoeken. Dan staat Vera plots achter hem en haalt hem uit de droom. Hij blijkt op de keukenstoel in hun washok te staan. Later geeft hij hele rare antwoorden op vragen, omdat hij net ergens anders met z’n gedachten was. Als Vera hem een keer vraagt wat hij zo lang in de keuken deed, antwoordt hij bijvoorbeeld vangstquota. Uiteindelijk gaat dit nog een stapje verder en breekt hij in bij een vakantiehuisje waar vroeger de vergaderingen van zijn bedrijf waren omdat hij denkt dat hij te laat op zijn vergadering komt. Ook vergeet hij dat mensen en dieren dood zijn en vraagt dus steeds naar hen als anderen langskomen. Een keer begint hij plotseling naar de snoepreepjes die zijn oma altijd voor hem achter in de buffetkast verstopte te zoeken.
Vera wordt steeds ongeruster en als Maarten weg begint te lopen van huis laat ze uiteindelijk een meisje, Phil Taylor, in huis wonen die op Maarten kan passen als zij weg is. Maarten vergeet echter steeds wie ze is. Eerst ziet hij haar aan voor een vriendin van zijn dochter, dan voor zijn vroegere piano juf en uiteindelijk voor zijn dochter. Ook van Vera vergeet hij soms wie ze is.
In het boek wordt ook de moeilijker wordende relatie tussen Vera en Maarten weergegeven. Een eerste beschrijving die Maarten van haar geeft (zie eerste quote, een stuk terug in dit verslag) is nog heel scherp, bij kennis. Meer op het einde heeft hij het echter over een oude vrouw, die er een beetje verfomfaaid uitziet met haar vochtig neerhangende slappe bruine krullen en haar gerimpelde hals (p. 134). Later herkent hij haar niet meer op foto’s en uiteindelijk weet hij helemaal niet meer wie ze is.
In het laatste deel van het boek weet Maarten zelf niet meer wie hij is. Eerst heeft hij het nog over “mijn spullen”, “ik kan ..” etc. Maar naarmate hij verder aftakelt begint hij in derde persoon over zichzelf te praten, om het uiteindelijk alleen nog maar over ‘het’ te hebben. Tegelijk met deze verandering in benoeming van zichzelf, trekt hij zich steeds meer in zijn hoofd terug. Hij communiceert bijna niet meer met de buitenwereld, maar denkt in onsamenhangende zinnen en fragmenten aan wat er om hem heen gebeurt. Een van de redenen hiervoor is dat hij ook steeds meer moeite met het Engels begint te hebben, en soms even de taal niet meer lijkt te verstaan. Op het laatst zijn Maartens gedachten zo onsamenhangend en fragmentarisch dat er bijna niet meer duidelijk is wat er nou met hem gebeurt. Wel weet hij op zijn sterfbed weer even wat er om hem heen gebeurt en zoekt en vindt hij Vera’s hand, al weet hij haar naam niet meer.
Recensie van internet
Bernlef toont moed
Na zijn debuut met de verhalenbundel Stenen spoelen in 1960 heeft J. Bernlef een omvangrijk oeuvre opgebouwd dat hoewel het heel gevarieerd is nooit tot de verbeelding van een groot publiek heeft gesproken. Bernlef is al sinds jaar en dag een schrijver in de marge.
Hoe onterecht die betrekkelijk geringe aandacht is mocht bijvoorbeeld blijken uit de roman De man in het midden (1976) en de verhalenbundel Anekdotes uit een zijstraat (1978) – beide waren kleine juwelen die meer belangstelling en waardering voor een onbetwistbaar schrijverschap rechtvaardigden. Met zijn nieuwste roman Hersenschimmen neemt Bernlef de laatste twijfel weg: wie een onderwerp als dementie aandurft en er even indringend als vanzelfsprekend over weet te schrijven verdient het serieus genomen te worden.
Bernlef heeft het zich in Hersenschimmen verre van gemakkelijk gemaakt: waar het belangrijkste kenmerk van dementie juist is dat de mens wiens verstandelijke vermogens blijvend verzwakken zich van deze onttakeling niet bewust is, heeft Bernlef gekozen voor een ‘ik’ als hoofdpersoon, een vorm die bij uitstek om reflectie op de eigen gedachten en handelingen vraagt. Hij beschrijft de geestelijke neergang als het ware ‘van binnenuit’ op een manier die me soms deed denken aan Het dagboek van een gek, het meesterwerk van Gogol. Zoals Gogols vertelling in complete verwarring eindigt, zo besluit ook Bernlef zijn beschrijving van de dementie van Maarten Klein in flarden van zinnen en waarnemingen, in gestamel.
Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden