Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Herinneringen van een engelbewaarder door Willem Frederik Hermans

Beoordeling 5.4
Foto van een scholier
Boekcover Herinneringen van een engelbewaarder
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 6e klas vwo | 6651 woorden
  • 2 juni 2010
  • 7 keer beoordeeld
Cijfer 5.4
7 keer beoordeeld

Boekcover Herinneringen van een engelbewaarder
Shadow
Herinneringen van een engelbewaarder door Willem Frederik Hermans
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Inhoudsopgave

A. Beschrijvingsopdracht

Blz, 3 Samenvatting

Blz. 3 Bestaande samenvatting

Blz. 4 Titelbeschrijving

Blz. 4 Motivatie

B. Verdiepingsopdracht

Blz. 5 Personages

Blz. 5 Verhaalstructuur

Blz. 5 Vertelperspectief

Blz. 5 Ruimte

Blz. 6 Thematiek

Blz. 6 Motieven

Recensies

Blz. 6 Willem Frederik Hermans knap schrijver en geleerde laat zich

de 'fromage' niet van zijn brood eten

Blz. 10 Een treiterend verhaal

Mijn mening

Blz. 11 Personen

Blz. 12 Structurele argumenten

Blz. 12 Realistische argumenten

Blz. 12 Vernieuwingsargumenten

Blz. 12 Morele argumenten

Blz. 12 Emotivistische argumenten

Blz. 12 Intentionele argumenten

Blz. 12 Stilistische argumenten


A. Beschrijvingsopdracht


Samenvatting

Het verhaal speelt aan het begin van de Tweede Wereldoorlog. Bert Alberegt is officier van justitie. Zijn engelenbewaarder verteld het verhaal. De engelenbewaarder is constant bezig om hem op het rechte pad te houden en houd hem bij de duivel vandaan.

Alberegt heeft een relatie met de Duitse Sysy. Sysy vertrekt naar Engeland om haar familie te kunnen helpen. Alberegt vindt dit erg moeilijk. Hij wil haar achterna maar moet naar de rechtbank. Onderweg zit alles tegen en rijdt hij een meisje aan. Haar dode lichaam gooit hij in de bosjes. Op zijn werk eist hij dat een journalist vrijgesproken wordt, terwijl hij in eerste instantie dat niet van plan was.

Na zijn werk gaat hij naar zijn moeder. Daar is de hele vriendenkring en familie bij elkaar om een succesvolle voorstelling van zijn moeder te vieren. Hier probeert hij geld te lenen van zijn moeder en Erik om naar Engeland te gaan, om Sysy op te zoeken en op te vluchten vanwege het meisje dat hij heeft aangereden. Erik beloofd aan het eind van de avond geld te zullen halen. Erik verteld over een vermist meisje, en Alberegt denkt dat dat het meisje is dat hij heeft doodgereden. Het is een Duits meisje zonder ouders. Ze woont bij een gevlucht gezin, die niet naar de politie kunnen omdat ze illegaal in Nederland zijn. Erik vraagt de hulp van Alberegt om te helpen zoeken en geeft een beschrijving van het meisje. Alberegt probeert de overeenkomst voor zichzelf te ontkennen, maar weet het eigenlijk al zeker. Erik verteld een smoes dat hij een krant gaat halen, maar gaat eigenlijk het geld halen. Hij komt niet terug, dus gaat iemand anders een krant halen. De oorlog is uitgebroken. Bert gaat op zoek naar Erik en vindt hem bij zijn uitgeverij. Erik wil de uitgeverij beschermen tegen de Duitsers.

Bert gaat naar de bank om ponden te halen en krijgt voorrang omdat hij officier van justitie is, maar het lukt hem niet om het geld te krijgen. Hij gaat terug naar zijn werk, waar een collega voorstelt alle documenten die de Duitsers niet in handen mogen krijgen te vernietigen. Hij verteld dat de broer van Bert op de lijst van de Gestapo staat. Bert zoekt zijn broer op, maar die wil niet vertrekken. Hij denkt dat hij op de lijst staat omdat hij ontaarde kunst maakt. Bert gaat terug naar zijn werk en het luchtalarm gaat af. Bert schuilt in een soort schuilbunker en het gerechtsgebouw wordt vernietigd. Bert wil weer naar Engeland vluchten, hij probeert de mensen wijs te maken dat hij op de lijst van de Gestapo staat. Het lukt hem niet. Dan gaat hij naar het huis van Erik, waar ze zien dat Rotterdam gebombardeerd wordt. Een vriendin kent iemand met een boot, en ze besluiten met 5 personen te vluchten. Een van hen, Rense, de broer van Bert, wil nog steeds niet. Ze gaan ook langs het huis van het gevluchte echtpaar, maar ze kunnen hen niet vinden. Als ze bij de haven aankomen, blijkt de boot al weg. Ze kunnen ook niemand omkopen. Dan blijkt dat het gevluchte echtpaar heeft geprobeerd om zelfmoord te plegen. Erik verbrandt alle boeken die door Hitler verboden zijn. Een collega van Bert komt langs en verteld dat de broer van Bert helemaal niet op de lijst van de Gestapo staat. Bert zoekt snel zijn broer op, maar die heeft zichzelf opgehangen. Bert gaat naar zijn moeder om het slechte nieuws te vertellen.

Bestaande samenvatting

Willem Frederik Hermans schreef met "Herinneringen van een engelbewaarder" (1) een traditionele roman volgens de formule die hij voorstaat. Het thema dient volledig te zijn verwerkt in een verhaal, waarin een idee wordt uitgedrukt door middel van handelingen, waarbij de optredende personages eerder personificaties zijn dan psychologische portretten. Dat dit verhaal onverwacht wordt afgebroken komt doordat deze roman slechts het eerste deel is van een drieluik. Dit eerste luik is een allegorische roman met als thema de onmacht van de mens tegenover de gebeurtenissen en zijn mislukkingen die hieruit volgen.

Als hoofdpersonage voor zijn roman "Herinneringen van een engelbewaarder" koos W. F. Hermans de 38-jarige officier van justitie Bert Alberegt. Bij de aanvang van het boek roept deze in zijn eenzaamheid "Lieve Jezus" uit waarop zijn engelbewaarder op zijn schouder komt zitten. De roman bestaat nu uit het relaas dat deze engelbewaarder brengt van de handelingen en belevenissen in een periode van zes dagen. Het verhaal begint op 9 mei 1940, dit is de dag vóór de Duitse inval in Nederland, en eindigt op 15 mei de dag waarop Nederland capituleert.

Op de eerste dag brengt Alberegt zijn uit Duitsland gevluchte Joodse vriendin Sysy, met wie hij en tijdje heeft samengewoond, naar Hoek van Holland, waar zij zal inschepen voor Engeland. Zelf gelooft hij in de mogelijkheid van een Duitse inval. Hij beseft wel dat deze vrouw niet van hem hield en dat zij wellicht vertrekt om aan zijn opdringerigheid te ontsnappen.

Op zijn terugtocht neemt hij in zijn haast een kortere weg met eenrichtingsverkeer langs de verkeerde kant. Zo rijdt hij een zesjarig Joods meisje dood en werpt het lijkje tussen de struiken. Een kwartier later houdt hij een scherp requisitoir tegen de journalist Van Dam, die werd aangeklaagd wegens belediging van Hitler, een bevriend staatshoofd. En Alberegt, die van plan was vier jaar gevangenisstraf te eisen, vraagt plots de vrijstelling van vervolging.

Na deze felle, dynamische inzet verliest het boek van zijn spankracht. In het oeuvre van Hermans vormen deze "Herinneringen" dan ook een zwakke plaats en wellicht is de auteur er zich ook wel van bewust vermits hij deze uitgave niet als de definitieve tekst beschouwt.

Het hoofdpersonage is een fatsoenlijke "onbeduidende man, eigenlijk een verblindende mislukkeling. Hij is niet alleen een verlaten minnaar, maar ook als jurist raakt hij in verwarring. Hij leeft in een wolk van niet weten", zoals de ondertitel van deze roman luidt. En nochtans gebeuren om hem heen de meest dramatische dingen: de oorlog breekt uit, Rotterdam wordt gebombardeerd en staat in brand, velen trachten naar Engeland te vluchten en overal om hem heen sterven mensen.

Alberegt wordt heen en weer geslingerd tussen wat zijn engelbewaarder hem influistert en wat de duivel hem aanraadt. Hij tracht met zichzelf in het reine te komen en zijn innerlijk evenwicht weer te vinden. Over deze strijd brengt de engelbewaarder verslag uit en tevens verhaalt hij de ervaringen van van Alberegts familieleden. Zijn moeder is een zangeres, die pas op hoge leeftijd het succes kent, waar zij haar gehele leven op gehoopt heeft. Ook zijn broer Rense blijkt een mislukking, die op de dag van de kapitulatie zal zelfmoord plegen omdat hij meent dat zijn naam voorkomt op een lijst van de Gestapo.

Hermans toont in dit boek aan hoe de algemene miserie van de oorlog het privé-bestaan van de egocentrische mens niet aantast. Te midden van het groter wordende puin blijft hij begaan met zijn persoonlijke zorgen. Ook de angst is iets dat moet aangeleerd worden. Zo stelt de engelbewaarder vast dat bij een luchtalarm de mensen geen angst vertonen "uit gebrek aan ervaring".

De meeste personages in dit boek zijn allegorische figuren, die vaak naar het satirische toeneigen.

De schilder Rense, die zich ook niets van de oorlog aantrekt en blijft doorschilderen raakt in paniek wanneer hij meent dat de Gestapo hem zal aanhouden wegens zijn decadente kunt. Hij schildert immers volstrekt egaal gekleurde schilderijen en in deze figuur heeft Hermans blijkbaar de figuur van Yves Klein getransponeerd.

Al deze personages staan machteloos tegenover de chaotische werkelijkheid. Zij kunnen niet ingrijpen in de gebeurtenissen, kunnen ook voor zichzelf geen toekomst bepalen, zijn reeds in hun verleden mislukt en blijken zelfs in het heden overgeleverd aan de willekeur van het lot of van een engelbewaarder.

Alberegt kent de ene mislukking op de andere. Hij slaagt er niet in om geld bijeen te krijgen om naar Engeland te vluchten en wanneer hij zelfmoord wil plegen blijft het patron in de revolver steken. Vaak blijkt hoe kleine gebeurtenissen een symbolische betekenis hebben en later in het boek hun ware dimensie krijgen. De innerlijke chaos en de twijfels van het hoofdpersonage worden afwisselend met ironie en wanhoop aangevuld.

Het trucje om de gebeurtenissen te laten vertellen door de alwetende engelbewaarder was overbodig en al te gemakkelijk. Hermans laat bovendien ook nog af en toe de duivel aan het woord, waardoor een onwaarschijnlijk wit-zwart effect ontstaat, een naïeve verdeling in goed en kwaad. Volgens de klassieke romanopvattingen van W. F. Hermans is de auteur trouwens altijd alwetend, is hij dus altijd de engelbewaarder van zijn personages.

Bron: Aangekruist: boekbesprekingen van J.M.A. Biesheuvel tot J. Wolkers. Uitgeverij de Vuurbaak Groningen, 1982. Gevonden via de Uitrekselbank.

Titelbeschrijving

Het boek heet De herinneringen van een engelbewaarder, omdat het verhaal verteld wordt door de ogen van Alberegts engelbewaarder. Hij vertelt zijn herinneringen over Alberegt.

Motivatie

Ik ben geïnteresseerd in verhalen die niet gewoon verteld worden, maar waar iets bijzonders mee aan de hand is. Verhalen die zich bijvoorbeeld afspelen in het hoofd van iemand met psychische problemen. Het idee van een engelenbewaarder sprak me erg aan, het maakte me benieuwd. Daarom heb ik dit boek gekozen.


B. Verdiepingsopdracht


Personages, hun doelen en hun rollen

Bert Alberegt: Hoofdpersoon in dit boek. Hij is lange tijd advocaat geweest maar was niet succesvol. Nu is hij is officier van justitie en maakt veel gebruik van deze positie. Hij heeft een relatie (gehad) met Sysy. Zij heeft hem ook van zijn drankverleden afgeholpen. Omdat hij naar haar toe wil en omdat hij een meisje heeft doodgereden wil hij vluchten naar Engeland. Zijn geweten is met allerlei keuzes die hij maakt vaak erg in strijd. Verder is hij verloofd geweest met Mimi, nu de vrouw van Erik.

Sysy: Een joodse vrouw die vlucht voor de oorlog. Ze was 4 maanden bij Alberegt, maar hij heeft nooit geweten of ze echt van hem hield of hem betaalde met haar lichaam voor wat hij voor haar deed.

Erik: Is een vriend van Bert, met een eigen uitgeverij. Hij is getrouwd met Laura, maar houd er heel wat andere vriendinnetjes op na. Hij is een groot liefhebber van kunst. Hij is erg actief bij het helpen van gevluchte Duitsers.

Mimi: Is getrouwd met Erik. Ze is Eriks steun en toeverlaat en accepteert het feit dat hij er vriendinnen op na houdt, omdat ze weet dat zij altijd op de eerste plaats zal komen. Ze is erg gesteld op haar luxe leven. In het verleden is zij verloofd geweest met Bert. Zij is erg zorgzaam voor Bert en trekt erg naar hem toe.

Rense: De broer van Alberegt. Hij is schilder en geeft tekenles op een school. Hij is getrouwd met Paula, die eigenlijk verliefd is op Alberegt. Hij grijpt vaak naar de fles en is niet gelukkig met zijn armoedige bestaan als leraar. Graag was hij beroemd geworden met zijn schilderijen.

Overige personen: Moeder van Bert, zangeres. Laura, vrouw van Rense. Overreden meisje, uit Duitsland gevlucht. Duits echtpaar, ook uit Duitsland gevlucht. Beumer, collega Bert.

Tijd

Het boek telt bijna vierhonderd pagina’s en neemt toch niet meer dan vijf dagen in beslag. De dag voor de oorlog tot de nacht na het bombardement van Rotterdam. Deze dagen zijn echter overstelpt met gebeurtenissen en daardoor buitengewoon interessant om over te schrijven en te lezen.

Verhaalstructuur

Ik denk dat dit boek een goede opbouw heeft. Alles wat er gebeurt is terug te leiden op Alberegt en zijn omgeving. Bijvoorbeeld als Alberegt de stad uit rijdt en daar moet stoppen vanwege parachutisten. De oorlog, Alberegts mislukte vluchtpoging en zijn dubbele angsten hebben hier alles mee te maken. De ruimte (ergens in een veld) sluit hier ook weer perfect op aan. Zo is het eigenlijk overal in het boek. Alles staat met elkaar in verband en elke oorzaak heeft een duidelijke logische of zo niet onlogische oorzaak en gevolg.

Vertelperspectief

Er is hier sprake van een vertellend ik-perspectief, de engelbewaarder van Alberegt is hier de ik-persoon. Hij vertelt over wat Alberegt allemaal meemaakt en soms wat hij ervan vindt.

Ruimte

Het speelt zich af in Nederland, in de omgeving van Rotterdam. Daar vallen de bommen en is het water van de Noordzee en dus ook Engeland dichtbij. En het is een welvarende omgeving. Voorbeelden van belangrijke plaatsen waar het verhaal zich zoal afspeelt zijn: het gerechtsgebouw, het huis van Alberegt, het huis van Erik en Mimi, en buiten op straat.

Thematiek

Het verhaalthema is oorlog. Het boek beschrijft de eerste vijf dagen van de Tweede Wereldoorlog in Nederland. Het verlies van Sysy, daarvan is oorlog de oorzaak. Alle problemen die hij verder tegenkomt hebben allemaal te maken met de oorlog.

Er is ook een dieperliggend thema: de worsteling van de mens tussen het nemen van de goede keuzes in zijn leven/de worsteling tussen de verleidingen van goed en kwaad

Motieven

De motieven in dit boek slaan vooral op de verschillen tussen goed en kwaad. Een jurist die alles behalve de wet handhaven doet. Ook verantwoordelijkheid (die Alberegt dus niet neemt) kan een motief zijn in dit boek. Het menselijk geweten: zijn geweten laat hem niet met rust. Hij heeft het kind wat hij heeft doodgereden gewoon gedumpt en weet dat dit niet juist is. Het hele boek lang twijfelt hij of hij voor z’n daad moet opdraaien of ervoor moet vluchten.


Recensies

Schrijver Hermans, Willem Frederik

Titel Herinneringen van een engelbewaarder

Jaar van uitgave 1971

Bron Amersfoortse courant

Publicatiedatum 17-11-1973

Recensent Helma Wolf-Catz

Recensietitel Willem Frederik Hermans knap schrijver en geleerde laat zich de 'fromage' niet van zijn brood eten

Tot nu toe heb ik in deze rubriek nog geen boeken van Willem Frederik Hermans besproken. Enerzijds voel ik mij wat schuldig, anderzijds meen ik dat het juist is dat ik tenminste mijn oordeel heb laten bezinken over deze bewierookte en desondanks ook (zo gaat dit in de wereld met de afgunst) aangevallen bekwame schrijver. Een schrijver die het bredere klimaat en de schoonheid van Parijs heeft verkozen boven het land van De Genestet "van mest en mist, van vuilen, kouden regen".

Kenmerkend voor Hermans schrijverschap is de vaart van zijn werk, ofschoon hij van die vaart niet af kan stappen, en de verve, die nog meer drift dan gloed is. Daarbij heeft hij kennis van zaken van datgene wat er plaatsvindt op dit ondermaanse, waaruit men moet afleiden dat hij zeer vlug, maar ook wel eens vluchtig, in zich opneemt.

Een en ander is ogenschijnlijk verwerkt in spotterij, vaak geuit in agressie tegen voor hem onaanvaardbare zaken, meningen en opvattingen op vrijwel elk gebied. Hermans is scherp als een mes. Hiermee hang samen dat zijn proza als geheel uiteraard niet poëtisch is.

Hermans is en knap schrijver, zowel van de realiteit als van de groteske, die bij hem verdienstelijk ineenvloeien. Aangezien hij een denker is, draagt zijn werk, op wat voor manier ook gepresen- teerd, altijd een filosofisch karakter, zelfs in de groteske. Zijn scherpte als bovenvermeld, is door de bank (let wel op deze beperking) goed geplaatst. Al is in de spiegel kijken nooit zo prettig voor degeen, die dit ondergaan moet.

Iedere vogel zingt nou eenmaal zoals hij gebekt is en Hermans doet zichzelf daarin geen geweld aan, omdat hij een uitlaatklep niet schijnt te kunnen ontberen voor zijn felheid.

Ik kan hier niet verder op ingaan, omdat dit geen vraaggesprek met Hermans is, maar met mezelf over Hermans voor wie ik respect heb om de vele kennis, die hij heeft vergaard. Deze kennis heeft ertoe geleid dat hij het op zou kunnen nemen tegen de Franse schrijvers en dat hij niet is blijven steken in de naijver, die in zo'n groot land als Frankrijk ook heerst, maar daar niet zo merkbaar is.

Dat Hermans lector in de geologie te Groningen is geweest, is des te merkwaardiger als men in zijn boeken ontdekt hoe enorm veel letterkunde hij bovendien nog gelezen moet hebben. Er zijn echter meer voorbeelden, ook in de Nederlandse literatuur, van schrijvers, van wie het hoofdvak niets met hun schrijversarbeid te maken heeft. Ik denk aan Leo Vroman, aan Hillenius en aan Judicus Verstegen. De eerste twee zijn bioloog, de derde is chemicus.

Geen van drieën zou ik echter, op wat voor wijze dan ook, met Hermans willen vergelijken.

Herinneringen van engelbewaarder

Deze roman 'herinneringen van engelbewaarder' heeft een mystisch motto, dat mij persoonlijk als een mystificatie aandoet, al maakt het weinig uit of dit zo is of niet. Het bewuste motto neem ik voor u over, omdat ik het 'machtig' vind: 'Wij zijn in staat te denken dat wij zeer verre van God zijn, wegens deze wolk van niet weten tussen ons en hem, maar het zou stellig juister zijn te zeggen dat wij veel verder van hem zijn als er geen wolk van vergeten is tussen ons en de gehele schepping.' Deze regels zouden afkomstig zijn van een anoniem auteur, ca. 1370, die zijn publicatie 'The cloud of Unknowing' betiteld heeft.

De hoofdfiguur van deze roman is de officier van justitie Alberegt, een man, zoals er in de tweede wereldoorlog (afgezien van zijn vak), honderden waren. Gelukkig waren er ook honderden anders geaarden. Waarom ik dit zeg, hoeft geen betoog, dat blijkt al spoedig. Alberegt is een prachtige naam, zijn geest is namelijk niet recht maar krom, en eigenwijs is hij bovendien. Natuurlijk weet ik niet of Hermans langs deze lijn gedacht heeft. De naam Alberegt geeft mij dezelfde impressie als die van enige namen bij Borderwijk, bijvoorbeeld Bint, of beter nog de deurwaarder Dreverhaven in de roman 'Karakter'.

De ik-figuur, de beschermengel, van Alberegt, waarmee Hermans 'herinneringen van een engelbewaarder' begint, is op zichzelf niet bijster origineel. Je hoort het nogal eens in liedjes.

Een groot schrijver als Hermans echter kan zich dit permitteren. Om deze beschermengel zou men, naar analogie van de klassieken, Hermans' roman en epos van een waardeloze vent kunnen noemen. Daarbij moet ik opmerken, dat het oneindig veel moeilijker is over een waardeloze vent dan over een waardevolle vent te schrijven. Gevoelens van walging en afkeer zijn moeilijker door middel van een beschrijving over te dragen dan gevoelens van liefde, waarvoor iedereen sinds jaar en dag warmloopt.

De 'herinneringen van een engelbewaarder' vullen bijna vierhonderd bladzijden. Men kan zich voorstellen dat deze roman wel heel spannend moet zijn om de aandacht van de lezer zolang vast te houden. Inderdaad, boeiend is hij. Al zou ik zeggen, dat hij dat niet voor oningewijden is.

Men moet namelijk boven de vijftig zijn om de neutraliteit van ons land van vóór 1940, die door de agressor als een farce werd beschouwd, op de door Hermans weergegeven ironisch-sarcastische wijze te kunne proeven. En dan kan dat nog uitsluitend als men in die tijd betrokken was bij, of om wat voor reden dan ook, geïnteresseerd was in die neutraliteitspolitiek.

De vrouw die Alberegt niet missen kan beschrijft Hermans als volgt: Zij was een uit Duitsland gevluchte jodin waarmee hij vier maanden had samengeleefd.

Het afscheid vond plaats op de negende mei 1940 en het schip lag in de Nederlandse havenplaats Hoek van Holland. Het was een vrachtschip met passagiersaccommodatie, dat die nacht naar Amerika zou vertrekken.

'Als', zei hij, 'het schip getorpedeerd wordt en je in het koude zeewater ligt, wat zul je dan denken?' 'Ik zal niet denken. Ik zal zo goed mogelijk proberen boven water te blijven. Er zal redding komen. Er is tot dusverre nog altijd redding gekomen in mijn leven en na de oorlog zullen wij elkaar terugzien'.

Dan volgen er bladzijden lang wat de mensen, die niet in de toekomst konden kijken, dachten, wat de optimisten hoopten en zo komt die angstsfeer van die dagen van oorlog en verraad weer boven. Alberegt heeft gezorgd dat mijn vriendin een vals paspoort kreeg. Hij was officier van justitie; hij had relaties, zegt Hermans.

Als Alberegt van de boot wegrijdt, die pas over vier uur zal vertrekken, bedenkt hij dat hij spijt heeft dat hij haar laat gaan en dat hij haar, zoals zijzelf in een soort van grapje opgemerkt heeft, als officier van justitie van boord zou kunnen laten halen en zo in Nederland houden. Terwijl hij overdenkt wat de konsekwenties hiervan zouden kunnen zijn, hij, Alberegt, hielp haar immers aan valse papieren, let hij niet op en rijdt een meisje dood op een eenzame en doodstille weg.

Op dit moment lijkt het of Alberegts beschermengel in de eerste plaats de beschermengel van zijn vriendin is.

Alberegt geeft zichzelf niet aan, niemand heeft hem gezien en de volgende dag vallen de Duitsers binnen, een feit dat alle andere feiten overschaduwt.

Deze inhoud, op zichzelf al ingewikkeld genoeg, houdt niet alleen de aandacht tocht bezig, maar geeft tevens voedsel aan filosoferen over moraal en immortaliteit.

De enige aanmerking die ik speciaal op het eerste gedeelte heb, is dat het te lang is, te precies voor de mensen die alles gekend hebben en wat te veel voor de mensen, die het tegenwoordig toch niet geloven, die weer met hun ogen dicht lopen. En daarom is deze roman aktueler nu nog dan drie jaar geleden, toen Hermans hem schreef.

Alles wat in dit boek staat is, als geheel genomen, een waarheid als een koe, met de restrictie, dat de kop verandert of het een mythologisch dier is, in een gevleugelde schrijfdemon, zoals de tijd zelf, waarin de geschiedenis speelt, demonisch was.

Kortom gezegd: Iedereen die zich wil verdiepen tevens in het egoïsme van de menselijke ziel, dat in de moeilijkste tijden naar boven komt (evenals het altruïsme, hoewel dat in veel mindere mate en Hermans beschrijft het niet, zijn 'pen' staat daar niet naar) moet deze 'herinneringen van een engelbewaarder' alsnog lezen en herlezen.

Schrijver dezes: Het evangelie van O. Dapper Dapper

Dit 'Evangelie van O. Dapper Dapper' heeft een voorwoord van Willem Frederik Hermans. Deze roman heeft Willem Frederik Hermans uiteraard zelf geschreven op een mystificatie-achtige manier. Het is een enorm fantastisch en fantasierijk boek over honderd enéén toestanden in onze maatschappij, waarom Hermans je probeert te laten lachen, wat in zekere zin groots is maar ook heel vermoeiend. Een voorbeeld hiervan neem ik voor u over: 'Wie bedenkt dat alles wat denkbaar is, op zichzelf geen boodschap kan inhouden en wel zeker niet wanneer het zelf goed is, die zal dit begrijpen.' Maar nu is het juist de tragedie van Denkbaar, of als u hineininterpretieren wilt, de tragedie van het denken, dat het niet kan voortduren in het bewustzijn geen boodschap te hebben. En dit nu....

- Het denken is geen mens! interrumpeerde de spitsvondige. De mens heeft een bewustzijn. En bewustzijn dat is: alles wat hij kan denken zonder het grotendeels uit te spreken. Maar het denken zelf is geen mens, dus heeft geen bewustzijn.

- En dit is nu de oorzaak, vervolgde de hooggeleerde vrouwe, dat Denkbaar van het begin af naar een geheim zoekt, terwijl Nota Bene, dit geheim hem bij herhaling wordt geopenbaard.

- Jazeker! brulde O. Dapper Dapper, het is hem geopenbaard bij herhaling. En het luidde: Doorhalen wat niet verlangd wordt, ik kan het niet helpen dat ik het bedrag in cijfers niet weet.

- Maar dat juist deze zinspreuk het geheim is dat hij zoekt, riep Prof. Dr. S. Aramis dringt niet tot Denkbaar door en hij blijft zoeken. Dat is natuurlijk maar al te begrijpelijk. Dit hoeft waarlijk niet aan nadere evaluaties te worden onderworpen. Want wat zou het publiek, wat zouden met name zijn volgelingen wel zeggen, als hun god met een dergelijk geheim voor de dag kwam: doorhalen wat niet verlangd wordt, het bedrag in cijfers?

- Ze zouden er op zijn hoogst een soort mislukte satire in zien, maar we heten niet allemaal Professor Gomperts (te weten: hoogleraar in de Nederlandse taal en letterkunde te Leiden, H.W.). Ridder in de Orde van Oranje Nassau en we hoeven ons daarom gelukkig niet allemaal zo verschrikkelijk te vergissen. Er is hier geen sprake van een satire, maar van door en door neutrale ernst. Een ernst zo neutraal en ernstig, als u in het meest neutrale, meest ernstige wetenschappelijke boekwerk niet zult aantreffen. Want over welk bedrag gaat het hier immers? Het is de som, het is de slotsom, het is de totale som van alles wat denkbaar is. Tot zover Hermans.

Deze pseudo-logica en pseudofilosofie, gelardeerd met grapjes, houdt Hermans ruim tweehonderd bladzijde vol. Het maakt op mij de indruk of Hermans van de ene inspiratieve inval (met alle daarbij behorende gedachtenassociaties) naar de andere hals over kop geduikeld is. Wie zijn ongebreidelde fantasie over bepaalde thema's kan volgen, komt volledig aan zijn trekken. Geserreerdheid is er echter vreemd aan. Met bepaalde thema's' bedoel ik zowel de letteren als het wereldgebeuren, evenals de modeverschijnselen in eigen land, en speciaal in het universitaire en studentenleven. Daarbij krijg ik de indruk dat Hermans gebruik heeft gemaakt van het zogenaamde gemengde nieuws uit vele bladen, waaronder ook rechtbankverslagen.

Dit alles is verwerkt tot een specifieke Hermans' groteske vol grillige fantastische menselijke figuren. Dieren spelen zelden een rol. Zijn grapjes variëren van woordspelingen (originele en te gezochte) tot echte 'mannen-onder-elkaar-mopjes', en van ironie tot sarcasme. Ik zou Hermans geen zwarte humor willen toeschrijven, althans niet in 'Het evangelie van O. Dapper Dapper'.

Mooi is op een van de eerste pagina's de parodie op de erotische beschrijvingen van Louis-Paul Boon, de Vlaamse auteur, die door de Nederlandse en Vlaamse PEN-tra is voorgesteld voor de Nobelprijs. En O. Dapper dapper zelf is hoogstwaarschijnlijk een parodie op Lou de Palingboer, al kon de laatste geen zinnig woord uitbrengen en Hermans bepaald wel. Origineel is ook professor Mirabella Blom in haar 'hotpants van zebravel', die haar donkersloot aan de wilgen hangt. Al betreur ik dit voor de nagedachtenis van de hoogleraar, criticus en dichter, Donkersloot.

Heel aangrijpend op zijn specifieke manier, hiervoren al geduid, vertelt Hermans hoe het staat in Rusland met de opstandige Russische romanschrijver: 'En een opstandige Russische romanschrijver, verbannen omdat hij God niet met een kleine letter wilde schrijven want als hij Lenin niet met een hoofdletter schreef, waarom God dan niet, hij had aan elke enkel een kogel van honderd centenaren zwarte. Hij raapte woorden op en bekeek ze met een vergrootglas dat hij uit twee stukjes doorzichtig plastic met daartussen een kleine hoeveelheid water vervaardigd had. Want vergrootglazen zijn verboden in het Sowjetrussische tirannenrijk, evenals goudschaaltjes, waarop verbannen schrijvers hun woorden moeten, maar niet kunnen wegen, wordt zonder gewogen te zijn omgesmolten in langeafstandsraketten, kunstmatige satelieten, waterstofbommen, atoomduikboten en dodende stralen.'

Een uitstekende foto van een ontspannen Hermans met paraplu op een groen en bloemrijk gazon sier de achterzijde van 'Het evangelie van O. Dapper Dapper, en een waakzame Hermans in kleuren, die zich geen knollen voor citroenen laat verkopen en evenmin de kaas van het brood laat eten, kijkt ons aan van de achterzijde van de 'herinneringen van een engelbewaarder'. Wilt u meer over Willem Frederik Hermans en zijn oeuvre weten dan mogelijk is in de mij toegemeten plaatsruimte mee te delen, dan verwijs ik u naar de Rasteruitgave van zomer 1971, waarin zeven niet alledaagse essays staan, een vriendschappelijke bijdrage van Fokke Sierksma, plus een uitgebreide bibliografie. Ook vindt u hierin een poging tot analyse van de roman 'De God Denkbaar Denkbaar de God' van de hand van Ad Zuiderent. Ik noem dit essay omdat 'Het evangelie van O. Dapper Dapper' een vervolg is op 'De God Denkbaar Denkbaar de God'. Of de analyse van Zuiderent klopt of tenminste voldoet, is alleen door Hermans zelf te beoordelen.

Een geheel anders aspect van Hermans zijn dienst gedichten, die in Raster ook aan de orde zijn. Voor poëzie heb ik in het algemeen gesproken een zwak. Voor zover ik kennis heb genomen van de gedichten van Hermans, zijn ze indringend. De dood wordt hierin op velerlei wijze benaderd. De doodsangst, de morbiditeit, die ieder mens kenmerkt in deze, weet Hermans met de hem eigen literaire kracht om zo te zeggen Vestdijkiaans, op ons over te brengen.

De lichtstad Parijs zal ook Hermans ongetwijfeld inspireren, zoals zij voor hem vele kunstenaars deed.

Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens


---------------------------------------------------------------


Schrijver Hermans, Willem Frederik

Titel Herinneringen van een engelbewaarder

Jaar van uitgave 1971

Bron Limburgs Dagblad

Publicatiedatum 02-01-1971

Recensent Robert Franquinet

Recensietitel Een treiterend verhaal

Alberegt, een officier van justitie, neemt met zijn wagen een weg met één-richtingverkeer in de verboden richting. Hij rijdt een meisje aan en doodt haar. Panische angst maakt zich van hem meester. Hij smijt haar van de berm af in het struikgewas. De ochtend daarna vallen de Duitsers Nederland binnen. Dit is het harde feit waarmee een angstig en langdradig relaas begint, waarbij de duivel en de engelbewaarder een inspraak verleend wordt die beide kanten van twijfel en onzekerheid weerspiegelt. Het is een boek geworden van 390 pagina's waarin enkele zeer knap geschreven passages opvallen, maar dat in zijn geheel meer routine heeft dan probleemstelling of diepgang.

W. F. Hermans die een intellectualistisch schrijfdier is, dat kwaadaardig kan zijn zonder te blaffen, heeft ook ditmaal weer de lezer te grazen. Maar men kan zich afvragen of de verveling niet de verbreker is geworden van een spanning die psychologisch zeer kunstmatig in stand gehouden zielstoestanden nauwelijks op één lijn kan houden. De beschrijving van het oprapen van het overreden kind is een meesterlijk sober behandelde scène... het bombarderen van het justitiegebouw is een banaal cliché.

Nu weet ik wel dat ik met dit voorbeeld een zeker onrecht doe aan de schrijver maar ik wil er op wijzen dat het verhaal stikt van dergelijke ongelijkheden. De taal die Hermans schrijft is ouderwets en schaadt opmerkelijk de ogenblikken die hij sentimenteel wil schrijven. Er zijn nog al eens natte ogen maar de lezer krijgt daarbij vaak de indruk dat het tranenspuitje te systematisch is toegediend. Systeem heeft Hermans wel en misschien te veel. Men leest zijn verhaal niet om de gemoedsbeschrijving, men weet dat hij graag in de wonde peutert en dat zijn fatsoen noch het onze gekrenkt wordt door de wijze waarop hij dat doet. Men leest hem dan ook voornamelijk om de kunst die hij beoefent: het aftasten van de elasticiteit van het menselijk uithoudingsvermogen. Hermans treitert. Hij schokt niet. Hij verwijt niet. Hij bemiddelt niet. Hij laat geen vingerafdrukken achter. Het gif van zijn werkmethode schuilt in de manier waarop hij er in slaagt zichzelf niet prijs te geven. Wanneer hij de ontroering beschrijft is ze bij-wijze-van-spreken chemisch puur literair bekeken...

Uiterlijk is zijn taal als een ongerimpeld clean-shaven gelaat. Achter dat literair vernis, dat vol ouderwetse formules zit en dat typisch Hermans is, kan men hier en daar de kwetsuur ontdekken, een infrastruktuur van kwetsuren, een kultuur van verrottingsbacteriën. Klinisch. Onweerlegbaar goed opgebouwd. Met zulk een nauwkeurigheid tot stand gebracht dat men het wantrouwen als het ware kan gewaarworden dat hij in zijn eigen systeem heeft. Het verhaal in "de Herinneringen van een engelbewaarder" tast het mannetje Alberegt af dat "iemand" is zonder iemand te zijn. Hij doodt zonder misdaad. Maar hij is schuldig. Hij verbergt zijn afschuwelijke schuld. Maar de voornaamste passages in het verhaal zijn er om zijn paniek in stand te houden, om ze te doen duren. Nee, niet om hem te ondermijnen. Wel om hem te vergezellen. Te treiteren: Telkens lijkt het er op dat het bewijs van zijn absurde daad aan het daglicht gaat komen. Maar het komt niet. Hij is als de gevangene die de genadeslag verwacht, maar die nooit komt. Het is nog een beetje gecompliceerder wat Alberegt betreft. Zijn wereldje is een mixtuur van verborgen bewustzijn en afschuwelijke gefrusteerdheid, van eerlijkheid en kleinburgerlijke volgzaamheid, van een man in nood en van een komediant. Op het ogenblik dat hij zijn maîtresse naar het schip heeft gebracht vlak voor de aanrijding, zegt de Engelbewaarder van hem: Zijn ogen schoten vol tranen. Zijn verdriet was onmetelijk, maar het was het verdriet van een fatsoenlijk man.

Dan de schok op de verboden weg... Geen mens heeft gezien wat er is gebeurd.... Sommige doden liggen op een manier waarop ook een slapende wel eens kan liggen, maar deze niet. Het meisje lag voorover, haar ene arm onder haar lichaam, zo ver als een levende zijn arm nooit onder zijn lichaam laat liggen... Maar de andere arm lag recht voor haar hoofd en in haar hand hield zij nog de brief die zij klaarblijkelijk van plan was geweest weg te brengen... Uit haar mondje druppelde bloed.... Haar lippen leken op de weke snavel van een verpletterde nestvogel. En Alberegt? Hij pakte de brief uit de hand van het kind en stak hem in de zijzak van zijn colbert. Er was nergens een ander mens te zien. Nergens een aanwijzing of vermoeden dat er op een verborgen plaats iemand hem kon zien.

Hij raapte het kind met twee handen op en zorgde dat het druipend bloed hem niet bespatten kon door het in de rug bij de kleren vast te houden, zoals je een jonge hond kunt vasthouden in zijn rugvel. Hij liep naar de kant van de weg, achter de auto en smeet het lijkje in de struiken. Het gebladerte opende zich gewillig, maar met veel gedruis en sloot zich weer geheel toen het lichaampje er doorheen gevallen was.

De opmerking "maar met veel gedruis" lijkt een banaal cliché maar het woord gaat als een scheur door de paniek van het ogenblik heen. Dat is ook typisch Hermans. De tegenstelling van het eerst aangegeven fatsoen en de afschuwelijke daad even daarna is als het scherpste voorbeeld van de kortsluiting in het menselijk mengsel van bewust en onbewust reageren. De wolk van onwetend tussen de mens en God (die het boek in de vorm van een klein voorschrift vergezelt) lijkt hier er op "dat we veel verder van hem zijn als er geen wolk van vergeten is tussen ons en de gehele schepping".

Wanneer veel later de zich schuilhoudende joods-Poolse pleegouders zelfmoord plegen, blijft ook de vraag voor Alberegt, of het zijn schuld is of die van de oorlog, onbeantwoord. Er is een dissonant tussen de Engelbewaarder en de lezer die Hermans handig heeft gecultiveerd. Ze is als het schuim op zijn brouwsel. De bittere nasmaak. De verwarring van de eerste oorlogsdagen heeft daar geen schuld aan. Deze dagen hebben op de schrijver (die toen twintig jaar was) een indruk nagelaten die meer de algemene menselijke miezerigheid belichten dan de rampspoed. Zijn herinnering gaat meer door het oog van een mikroskoop dan door dat van een verrekijker. Die blik in het verleden heeft niet de allure van een analyse in die zin, maar hij is het wel. Ook hier toont Hermans zich een even grote maar gekwetste komediant, een gefrustreerde fatsoensmens als zijn held Alberegt. Dat hij de grapjes over de zingende moeder, de schilderende broer en de overspelige vriend er aan toevoegt, met dialogen waarin politieke waarheden als koeien bereden worden, doet niets af aan zijn vernuftige tijdschets.

In zijn geheel kan men "Herinneringen van een Engelbewaarder" een klinisch psychisch mekanisme noemen. Het verloopt in de minste details naar verwachting. Het procedé is intelligent bedacht, het brengt niets nieuws. Een boek hoeft niets nieuws te brengen. Het is geen uitblinker. Het is te langdradig uitgesponnen. Het mist concentratie. en het maakt de totaalindruk een goedverzorgde middelmaat in de literatuur te handhaven. Zijn psychologische keuken is een beetje "passé" en juist niet boeiend genoeg om nu en dan niet vervelend te zijn.

Mijn mening

Personen:

Over de personen kan ik eigenlijk redelijk kort zijn. Ze zijn echt, het zijn geen typetjes. Ik moet er wel bij zeggen dat de relaties onderling een beetje onwaarschijnlijk zijn. Dat Paula verliefd is op Alberegt en Mimi alles accepteert wat Erik buitenshuis doet lijkt me toch wel vreemd. De reactie van Alberegt op zijn ongeluk is natuurlijk hartstikke fout, maar wel begrijpelijk. En dat alles zo in het begin van de oorlog op de achtergrond raakt kan ik me ook voorstellen. Ook de angst van Alberegt kan ik me voorstellen. Niet alleen is zijn grote liefde weg, ook zijn familie bezorgd hem grijze haren. Dan nog enkele keren ontsnappen aan de dood terwijl je weet dat er een oorlog dreigt, het zijn bergen emoties waar hij niet de tijd voor krijgt om ze verwerken.

Structurele argumenten:

Ik denk dat dit boek een goede opbouw heeft. Alles wat er gebeurt is terug te leiden op Alberegt en zijn omgeving. Bijvoorbeeld als Alberegt de stad uit rijdt en daar moet stoppen vanwege parachutisten. De oorlog, Alberegt zijn mislukte vluchtpoging en zijn dubbele angsten hebben hier alles mee te maken. De ruimte (ergens in een veld) sluit hier ook weer perfect op aan. Zo is het eigenlijk overal in het boek. Alles staat met elkaar in verband en elke oorzaak heeft een duidelijke logische of zo niet onlogische oorzaak en gevolg.

Realistische argumenten:

Dit boek is heel realistisch. Ik heb even opgezocht met welke aanslagen de tweede wereldoorlog precies begon en dit klopt met wat er in het boek beschreven staat. En zover ik weet klopt alles. Dat bosjes mensen niet konden vluchten naar Engeland en eerst niet echt geloofden dat er een oorlog dreigde, is allemaal erg realistisch. Ook het doodgereden meisje staat symbool voor het feit dat voor en tijdens de oorlog dingen gebeurden waar niemand iets van wist. Dit geloof ik ook gelijk. In alle commotie zullen maar weinig mensen zich druk hebben gemaakt over 1 verdwenen Joods meisje.

Vernieuwingsargumenten:

Ik vind persoonlijk het boek niet erg origineel. Er zijn zat boeken geschreven over oorlog, het begin, het eind, persoonlijk misères, etc. Maar, wat ik wel vind is dat de gebeurtenissen binnen het verhaal (de details zeg maar) wel origineel zijn. Het geweten van Alberegt wat hem steeds parten speelt maar niet het verhaal overheerst vind ik mooi en apart neergezet. Daarnaast vind ik de invalshoek van de engelbewaarder erg leuk gedaan. Op Alberegt zijn ene schouder zit een engeltje en op de andere schouder een duiveltje. Zij fluisteren hem van alles in en spelen in op zijn gevoel. Hierdoor wordt ook nog eens het heen en weer slingeren tussen goed en kwaad benadrukt.

Morele argumenten:

Moreel staat in dit boek eigenlijk centraal. Wetten worden op verschillende manieren ondermijnd. Niet alleen het opvallende gegeven dat juist een officier van justitie onbestraft een meisje doodrijdt en haar in de struiken werpt, maar ook zijn kunstzinnige broer Rense die de ongeschreven wetten van schilderkunst overtreedt. Ik vind dit boek in moreel opzicht netjes. Men doet dingen die niet horen maar schokkend is het niet, het staat meer model voor rare dingen binnen de echte maatschappij.

Emotivistische argumenten:

Ik had bij dit boek niet echt last van uitspattende emoties. Het maakte eigenlijk maar weinig indruk op me. Misschien komt dit doordat de gevoelens van de personen niet erg uitgebreid worden beschreven. Zo wordt er over Alberegt wel gezegd dat hij verward is, maar niet of hij zich erg rot voelt. Dit laat een beetje te raden over. Natuurlijk is dat niet erg, maar in dit boek had ik zelf toch wat meer emoties gezien, zodat het boek je niet loslaat wanneer je het dicht doet en dat gebeurde mij nu wel.

Intentionele argumenten:

Ik vind het erg moeilijk om bij dit boek een bedoeling te plaatsen. Ik denk dat het gaat om het feit dat slechte daden niet per definitie gedaan worden door slechte mensen. Zo is Alberegt best een nette en eerlijke man, hij heeft alleen één groot geheim. Zo wordt ook eens de andere kant van zo’n situatie belicht. Als dit de bedoeling was van W.F. Hermans, dan is hij er in geslaagd. Maar zoals ik al eerder zei, ik vind het moeilijk hier een duidelijke bedoeling uit te halen.

Stilistische argumenten:

De korte zinnen en duidelijke conversaties geven weer dat het hier om een zakelijk boek gaat. Gevoelens worden niet echt opgeschreven maar die moet de lezer halen uit de soms korte aanwijzingen en daden van de personen.


---------------------------------------------------------------


Schrijver Hermans, Willem Frederik

Titel Herinneringen van een engelbewaarder

Jaar van uitgave 1971

Bron Limburgs Dagblad

Publicatiedatum 02-01-1971

Recensent Robert Franquinet

Recensietitel Een treiterend verhaal

Alberegt, een officier van justitie, neemt met zijn wagen een weg met één-richtingverkeer in de verboden richting. Hij rijdt een meisje aan en doodt haar. Panische angst maakt zich van hem meester. Hij smijt haar van de berm af in het struikgewas. De ochtend daarna vallen de Duitsers Nederland binnen. Dit is het harde feit waarmee een angstig en langdradig relaas begint, waarbij de duivel en de engelbewaarder een inspraak verleend wordt die beide kanten van twijfel en onzekerheid weerspiegelt. Het is een boek geworden van 390 pagina's waarin enkele zeer knap geschreven passages opvallen, maar dat in zijn geheel meer routine heeft dan probleemstelling of diepgang.

W. F. Hermans die een intellectualistisch schrijfdier is, dat kwaadaardig kan zijn zonder te blaffen, heeft ook ditmaal weer de lezer te grazen. Maar men kan zich afvragen of de verveling niet de verbreker is geworden van een spanning die psychologisch zeer kunstmatig in stand gehouden zielstoestanden nauwelijks op één lijn kan houden. De beschrijving van het oprapen van het overreden kind is een meesterlijk sober behandelde scène... het bombarderen van het justitiegebouw is een banaal cliché.

Nu weet ik wel dat ik met dit voorbeeld een zeker onrecht doe aan de schrijver maar ik wil er op wijzen dat het verhaal stikt van dergelijke ongelijkheden. De taal die Hermans schrijft is ouderwets en schaadt opmerkelijk de ogenblikken die hij sentimenteel wil schrijven. Er zijn nog al eens natte ogen maar de lezer krijgt daarbij vaak de indruk dat het tranenspuitje te systematisch is toegediend. Systeem heeft Hermans wel en misschien te veel. Men leest zijn verhaal niet om de gemoedsbeschrijving, men weet dat hij graag in de wonde peutert en dat zijn fatsoen noch het onze gekrenkt wordt door de wijze waarop hij dat doet. Men leest hem dan ook voornamelijk om de kunst die hij beoefent: het aftasten van de elasticiteit van het menselijk uithoudingsvermogen. Hermans treitert. Hij schokt niet. Hij verwijt niet. Hij bemiddelt niet. Hij laat geen vingerafdrukken achter. Het gif van zijn werkmethode schuilt in de manier waarop hij er in slaagt zichzelf niet prijs te geven. Wanneer hij de ontroering beschrijft is ze bij-wijze-van-spreken chemisch puur literair bekeken...

Uiterlijk is zijn taal als een ongerimpeld clean-shaven gelaat. Achter dat literair vernis, dat vol ouderwetse formules zit en dat typisch Hermans is, kan men hier en daar de kwetsuur ontdekken, een infrastruktuur van kwetsuren, een kultuur van verrottingsbacteriën. Klinisch. Onweerlegbaar goed opgebouwd. Met zulk een nauwkeurigheid tot stand gebracht dat men het wantrouwen als het ware kan gewaarworden dat hij in zijn eigen systeem heeft. Het verhaal in "de Herinneringen van een engelbewaarder" tast het mannetje Alberegt af dat "iemand" is zonder iemand te zijn. Hij doodt zonder misdaad. Maar hij is schuldig. Hij verbergt zijn afschuwelijke schuld. Maar de voornaamste passages in het verhaal zijn er om zijn paniek in stand te houden, om ze te doen duren. Nee, niet om hem te ondermijnen. Wel om hem te vergezellen. Te treiteren: Telkens lijkt het er op dat het bewijs van zijn absurde daad aan het daglicht gaat komen. Maar het komt niet. Hij is als de gevangene die de genadeslag verwacht, maar die nooit komt. Het is nog een beetje gecompliceerder wat Alberegt betreft. Zijn wereldje is een mixtuur van verborgen bewustzijn en afschuwelijke gefrusteerdheid, van eerlijkheid en kleinburgerlijke volgzaamheid, van een man in nood en van een komediant. Op het ogenblik dat hij zijn maîtresse naar het schip heeft gebracht vlak voor de aanrijding, zegt de Engelbewaarder van hem: Zijn ogen schoten vol tranen. Zijn verdriet was onmetelijk, maar het was het verdriet van een fatsoenlijk man.

Dan de schok op de verboden weg... Geen mens heeft gezien wat er is gebeurd.... Sommige doden liggen op een manier waarop ook een slapende wel eens kan liggen, maar deze niet. Het meisje lag voorover, haar ene arm onder haar lichaam, zo ver als een levende zijn arm nooit onder zijn lichaam laat liggen... Maar de andere arm lag recht voor haar hoofd en in haar hand hield zij nog de brief die zij klaarblijkelijk van plan was geweest weg te brengen... Uit haar mondje druppelde bloed.... Haar lippen leken op de weke snavel van een verpletterde nestvogel. En Alberegt? Hij pakte de brief uit de hand van het kind en stak hem in de zijzak van zijn colbert. Er was nergens een ander mens te zien. Nergens een aanwijzing of vermoeden dat er op een verborgen plaats iemand hem kon zien.

Hij raapte het kind met twee handen op en zorgde dat het druipend bloed hem niet bespatten kon door het in de rug bij de kleren vast te houden, zoals je een jonge hond kunt vasthouden in zijn rugvel. Hij liep naar de kant van de weg, achter de auto en smeet het lijkje in de struiken. Het gebladerte opende zich gewillig, maar met veel gedruis en sloot zich weer geheel toen het lichaampje er doorheen gevallen was.

De opmerking "maar met veel gedruis" lijkt een banaal cliché maar het woord gaat als een scheur door de paniek van het ogenblik heen. Dat is ook typisch Hermans. De tegenstelling van het eerst aangegeven fatsoen en de afschuwelijke daad even daarna is als het scherpste voorbeeld van de kortsluiting in het menselijk mengsel van bewust en onbewust reageren. De wolk van onwetend tussen de mens en God (die het boek in de vorm van een klein voorschrift vergezelt) lijkt hier er op "dat we veel verder van hem zijn als er geen wolk van vergeten is tussen ons en de gehele schepping".

Wanneer veel later de zich schuilhoudende joods-Poolse pleegouders zelfmoord plegen, blijft ook de vraag voor Alberegt, of het zijn schuld is of die van de oorlog, onbeantwoord. Er is een dissonant tussen de Engelbewaarder en de lezer die Hermans handig heeft gecultiveerd. Ze is als het schuim op zijn brouwsel. De bittere nasmaak. De verwarring van de eerste oorlogsdagen heeft daar geen schuld aan. Deze dagen hebben op de schrijver (die toen twintig jaar was) een indruk nagelaten die meer de algemene menselijke miezerigheid belichten dan de rampspoed. Zijn herinnering gaat meer door het oog van een mikroskoop dan door dat van een verrekijker. Die blik in het verleden heeft niet de allure van een analyse in die zin, maar hij is het wel. Ook hier toont Hermans zich een even grote maar gekwetste komediant, een gefrustreerde fatsoensmens als zijn held Alberegt. Dat hij de grapjes over de zingende moeder, de schilderende broer en de overspelige vriend er aan toevoegt, met dialogen waarin politieke waarheden als koeien bereden worden, doet niets af aan zijn vernuftige tijdschets.

In zijn geheel kan men "Herinneringen van een Engelbewaarder" een klinisch psychisch mekanisme noemen. Het verloopt in de minste details naar verwachting. Het procedé is intelligent bedacht, het brengt niets nieuws. Een boek hoeft niets nieuws te brengen. Het is geen uitblinker. Het is te langdradig uitgesponnen. Het mist concentratie. en het maakt de totaalindruk een goedverzorgde middelmaat in de literatuur te handhaven. Zijn psychologische keuken is een beetje "passé" en juist niet boeiend genoeg om nu en dan niet vervelend te zijn.

Mijn mening

Personen:

Over de personen kan ik eigenlijk redelijk kort zijn. Ze zijn echt, het zijn geen typetjes. Ik moet er wel bij zeggen dat de relaties onderling een beetje onwaarschijnlijk zijn. Dat Paula verliefd is op Alberegt en Mimi alles accepteert wat Erik buitenshuis doet lijkt me toch wel vreemd. De reactie van Alberegt op zijn ongeluk is natuurlijk hartstikke fout, maar wel begrijpelijk. En dat alles zo in het begin van de oorlog op de achtergrond raakt kan ik me ook voorstellen. Ook de angst van Alberegt kan ik me voorstellen. Niet alleen is zijn grote liefde weg, ook zijn familie bezorgd hem grijze haren. Dan nog enkele keren ontsnappen aan de dood terwijl je weet dat er een oorlog dreigt, het zijn bergen emoties waar hij niet de tijd voor krijgt om ze verwerken.

Structurele argumenten:

Ik denk dat dit boek een goede opbouw heeft. Alles wat er gebeurt is terug te leiden op Alberegt en zijn omgeving. Bijvoorbeeld als Alberegt de stad uit rijdt en daar moet stoppen vanwege parachutisten. De oorlog, Alberegt zijn mislukte vluchtpoging en zijn dubbele angsten hebben hier alles mee te maken. De ruimte (ergens in een veld) sluit hier ook weer perfect op aan. Zo is het eigenlijk overal in het boek. Alles staat met elkaar in verband en elke oorzaak heeft een duidelijke logische of zo niet onlogische oorzaak en gevolg.

Realistische argumenten:

Dit boek is heel realistisch. Ik heb even opgezocht met welke aanslagen de tweede wereldoorlog precies begon en dit klopt met wat er in het boek beschreven staat. En zover ik weet klopt alles. Dat bosjes mensen niet konden vluchten naar Engeland en eerst niet echt geloofden dat er een oorlog dreigde, is allemaal erg realistisch. Ook het doodgereden meisje staat symbool voor het feit dat voor en tijdens de oorlog dingen gebeurden waar niemand iets van wist. Dit geloof ik ook gelijk. In alle commotie zullen maar weinig mensen zich druk hebben gemaakt over 1 verdwenen Joods meisje.

Vernieuwingsargumenten:

Ik vind persoonlijk het boek niet erg origineel. Er zijn zat boeken geschreven over oorlog, het begin, het eind, persoonlijk misères, etc. Maar, wat ik wel vind is dat de gebeurtenissen binnen het verhaal (de details zeg maar) wel origineel zijn. Het geweten van Alberegt wat hem steeds parten speelt maar niet het verhaal overheerst vind ik mooi en apart neergezet. Daarnaast vind ik de invalshoek van de engelbewaarder erg leuk gedaan. Op Alberegt zijn ene schouder zit een engeltje en op de andere schouder een duiveltje. Zij fluisteren hem van alles in en spelen in op zijn gevoel. Hierdoor wordt ook nog eens het heen en weer slingeren tussen goed en kwaad benadrukt.

Morele argumenten:

Moreel staat in dit boek eigenlijk centraal. Wetten worden op verschillende manieren ondermijnd. Niet alleen het opvallende gegeven dat juist een officier van justitie onbestraft een meisje doodrijdt en haar in de struiken werpt, maar ook zijn kunstzinnige broer Rense die de ongeschreven wetten van schilderkunst overtreedt. Ik vind dit boek in moreel opzicht netjes. Men doet dingen die niet horen maar schokkend is het niet, het staat meer model voor rare dingen binnen de echte maatschappij.

Emotivistische argumenten:

Ik had bij dit boek niet echt last van uitspattende emoties. Het maakte eigenlijk maar weinig indruk op me. Misschien komt dit doordat de gevoelens van de personen niet erg uitgebreid worden beschreven. Zo wordt er over Alberegt wel gezegd dat hij verward is, maar niet of hij zich erg rot voelt. Dit laat een beetje te raden over. Natuurlijk is dat niet erg, maar in dit boek had ik zelf toch wat meer emoties gezien, zodat het boek je niet loslaat wanneer je het dicht doet en dat gebeurde mij nu wel.

Intentionele argumenten:

Ik vind het erg moeilijk om bij dit boek een bedoeling te plaatsen. Ik denk dat het gaat om het feit dat slechte daden niet per definitie gedaan worden door slechte mensen. Zo is Alberegt best een nette en eerlijke man, hij heeft alleen één groot geheim. Zo wordt ook eens de andere kant van zo’n situatie belicht. Als dit de bedoeling was van W.F. Hermans, dan is hij er in geslaagd. Maar zoals ik al eerder zei, ik vind het moeilijk hier een duidelijke bedoeling uit te halen.

Stilistische argumenten:

De korte zinnen en duidelijke conversaties geven weer dat het hier om een zakelijk boek gaat. Gevoelens worden niet echt opgeschreven maar die moet de lezer halen uit de soms korte aanwijzingen en daden van de personen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Herinneringen van een engelbewaarder door Willem Frederik Hermans"