Samenvatting: Giph is een student uit Utrecht. Met zijn twee beste vrienden, Thijm en Monk, is hij gek op de schrijver Jeroen Brouwers. De studenten lopen veel feesten af en hebben veel vriendinnen. Een hele groep studenten gaat op wintersport naar Veysonnaz. Er zijn twee groepen, de fanatieke skiers en de mensen die lang uitslapen. De fanatieke skiers staan vroeg op en skien grote tochten. De andere groep slaapt lang uit en skiet van eethuis naar eethuis, Giph hoort bij de tweede groep. Iedereen gaat ‘s avonds uit en in de disco voelt Giph wel wat voor Constance, een skilerares, maar later blijkt dat ze niet bij elkaar passen. Als Giph thuis komt vindt hij drie brieven. Een brief is van Freanne, de moeder van een medestudent, namelijk Noelle. Freanne schrijft dat ze verliefd op Giph is. Giph gaat met haar naar een boekenbal en daarna met haar mee, om de nacht door te brengen. Giph gaat weer bij Freanne logeren, maar haar man en dochter, Nic en Noelle, komen plotseling thuis. Nic vindt het niet erg dat Giph bij zijn vrouw slaapt en gaat met Freanne naar Utrecht. Giph blijft bij Noelle en zij blijken elkaar ook wel te mogen, dus slapen zij die nacht samen. Later lopen twee verhalen door elkaar heen. Een verhaal van de vakantie in de Ardennen, waar Giph, Thijm en Monk een wedstrijd doen wie Daan en Floor kan versieren, dit zijn twee meiden op de camping. Giph verliest deze wedstrijd. In het andere verhaal bedrijft Giph de liefde met Freanne en Noelle samen als gevolg van een saai feest en drank. Freanne organiseert een feest in Sub Rosa, de uitgeverij van Freanne en Nic. Jeroen Brouwers, de favoriete schrijver van Giph, Thijm en Monk, is ook uitgenodigd. Zij komen op een gegeven moment met Jeroen in gesprek en ze mogen elkaar wel, dus wordt er tot vroeg in morgen in allerlei kroegen door gefeest, gedronken en gepraat. Giph wordt de bibliograaf van Jeroen, doordat hij een citaat uit een boek van Jeroen goed plaatste. Tenslotte twijfelt Giph of hij Jeroen nu echt wel zo goed vindt, Giph denkt op de WC over zijn leven.
Thema: A1 Het hoofdthema is liefde. Liefde voor literatuur en liefde voor vrouwen. Vriendschap is ook een thema, want Giph heeft een zeer goede vriendschap met Thijm en Monk.
B1 Ik houdt niet zo van literatuur, maar wel van vrouwen. En vriendschap is er natuurlijk ook bij.
B2 Vriendschap betekent veel in een leven, dat is mooi. Literatuur heeft voor mij geen speciale betekenis.
B3 Tegen literatuur kijk ik er wel iets anders tegenaan, ik wist niet dat je zo gek op een schrijver kan zijn. Dat zou mij denk ik nooit gebeuren. Tegen vriendschap en liefde ben ik niet anders gaan kijken.
Tijd: A1 De tijd van dit verhaal is het heden, dat zie je onder andere doordat de data boven de brieven staan. Het verhaal wordt chronologisch verteld. Soms komen er kleine flashbacks in voor, maar het verhaal wordt dan meteen weer opgepakt waar het gebleven was. Verder bestaat het verhaal uit fragmenten. Giph verteld steeds losse stukken (verhalen).
A2 Het verhaal speelt zich ongeveer in een half jaar af. Het effect is dat de belangrijkste en leukste gebeurtenissen uitgebreid vertelt worden. Sommige periodes gaan dan ook in een paar zinnen voorbij en andere in een hoofdstuk.
B1 Het tijdsverloop maakt het verhaal afwisselend spannend en saai, sommige stukken vind ik te uitgebreid verteld, maar andere stukken zijn spannend en leuk verteld.
B2 Ik denk dat het verhaal zich in deze tijd afspeelt, omdat de studenten in deze periode veel beleven, zoals met zijn alle op wintersport.
Perspectief: A1 De ik persoon beleefd alles zelf met de personen in het boek mee. Dus het perspectief is het ik- perspectief.
B1 Ja, Giph is direct bij de handeling betrokken, Giph is zelf de hoofdpersoon van het hele verhaal.
B2 Ja, zeker weten. Het verhaal is heel subjectief geschreven. Giph geeft continu commentaar op de medestudenten.
B3 Ja, ik denk het wel, want ik ga naar de personen kijken hoe Giph ze beschrijft. Als Giph zegt dat een persoon heel egoïstisch is dan ga ik dat wel geloven, terwijl het misschien niet waar is.
B4 Het vergroot mijn betrokkenheid meer dan wanneer de schrijver niets met het verhaal te maken heeft, want de ik-persoon neemt je mee in het verhaal.
Personages: A1 De hoofdpersoon is Giph. Hij studeert in Utrecht en is een grote fan van Jeroen Brouwers. Zijn beste vrienden zijn Thijm en Monk, zij zeggen dat Giph vaak depressief is. Giph is heel kritisch, vooral op de literatuur. Giph houdt van alle vrouwen. A2 Giph blijft eigenlijk hetzelfde als in het begin van het verhaal. Er is een ontwikkelingspunt, Giph is in het begin helemaal gek op Brouwers, maar aan het eind vraagt Giph zich af of hij Brouwers wel zo goed vindt.
B1 Giph neemt vaak de beslissing om met een vrouw mee te gaan, zoals moeder en dochter. Ik vind dat niet zo slim, want aan het eind had hij niemand meer.
B2 Nee, eigenlijk niet. Bijna iedereen houdt van literatuur en heeft een favoriete schrijver, daar heb ik dus geen verwantschap mee. Er zijn geen bepaalde trekjes die ik bij mezelf ook ontdek.
Ruimte: A1 Het verhaal speelt zich voornamelijk in Utrecht af, daar is het studentenhuis van Giph. De studentenfeesten zijn ook in Utrecht. Het boekenbal is in Amsterdam. De vakanties zijn in Veysonnaz en de Ardennen.
A2 Het studentenhuis heeft zeker een functie voor het thema. Het verhaal gaat echt over het bruisende studentenleven. De vakantie hadden ook ergens anders afgespeeld kunnen worden.
B1 Ja, zie A2
B2 Ik denk de studentenhuizen. Die bepalen de sfeer voor de studenten. Op wintersport bepalen de appartementen en de sneeuw de sfeer.
B3 Ja, het lijkt mij best leuk om met zo’n groep samen te wonen of om mee op vakantie te gaan.
Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden