Esopet door Onbekend

Beoordeling 7.6
Foto van Cees
Boekcover Esopet
Shadow
  • Boekverslag door Cees
  • Docent | 1610 woorden
  • 22 september 2004
  • 96 keer beoordeeld
Cijfer 7.6
96 keer beoordeeld

Boekcover Esopet
Shadow
Esopet door  Onbekend
Shadow
Esopet Schrijver onbekend Gebruikte uitgave De fabelbundel is opgenomen in de uitgave van Spectrum van de Nederlandse Letterkunde. Uitgegeven in 1973 bij Het Spectrum in Utrecht. De bundel is opgenomen in deel 3 “Neemt hier een exempel aan” (blz. 145 tot en met 213) Genre Een fabel is een kort verhaal in poezie of proza over dieren waarin een levensles (“de moraal”) wordt gegeven. De fabel behoort tot de episch-didactische genres (zie J.A. Dautzenberg Literatuur blz. 35). Hierin staan steeds twee dingen naast elkaar: het verhaal (epiek) en wat er met dat verhaal wordt bedoeld of de idee erachter (didactiek). Later in de 17e eeuw heeft de Franse fabeldichter La Fontaine een aantal van deze fabels in de Franse taal vertaald, (Fables, 1668) zodat we de verhalen nog steeds kennen. Vergelijk ook het eertijds bekende kinderprogramma op de televisie : De Fabeltjeskrant. Opzet van de bundel De fabelbundel begint met een algemene inleiding, waarin de schrijver aangeeft dat dieren op mensen lijken. Maar tot zijn schande moet de auteur bekennen dat dieren beter zijn dan mensen: ze hebben minder lelijke eigenschappen. Hij kondigt aan dat hierachter de bundel Esopet begint. “Doe er uw voordeel mee, leer ervan” is de boodschap van de proloog. Daarna worden de 67 met Romeinse cijfers aangeduide maar ongetitelde fabels verteld.
Opzet van de verhalen Vrijwel alle verhalen gaan over dieren die een gebeurtenis meemaken. Er zijn ook 7 fabels waarin dieren geen rol spelen, maar alleen mensen worden opgevoerd. In een fabel spelen Venus en Juno een rol. De structuur van de fabels is steeds : “Er was eens een …. (naam dier) die ontmoet een ….. (ander dier) Ze behandelen elkaar op een bepaalde manier . Daarna wordt soms ten overvloede de relatie gelegd met de menselijke samenleving en vat de auteur de moraal vaak nog even kort en bondig samen. Deze moraal kan vaak goed worden weergegeven met een spreekwoord of gezegde , omdat fabels meestal over realistische en praktische gebeurtenissen gaan. Religie of andere hogere zaken spelen geen rol. De fabels hebben meestal een lengte tussen de 20 en 30 versregels. Veel gebruikte dieren In de 67 fabels wordt een aantal dieren vaak ten tonele gevoerd. De vos (ook wel Reijnaerde genoemd) komt het meest voor; ook de wolf, de hond, de muis en de leeuw worden diverse keren gebruikt. Verder zijn West-Europese dieren als de kikvors, de (muil)ezel, het schaap, de geit, de arend enkele keren de personages in de fabels. De aap wordt eveneens genoemd. De dieren behouden in de fabels hun eigenschappen die vaak als kenmerkend voor de diersoort zien: de vos is slim, de wolf wreed en gulzig, het lam naïef en onschuldig, de mier ijverig en spaarzaam etc. Veel beschreven moraal Een aantal praktische levenswijzen komt in de fabels regelmatig terug. Voorbeelden daarvan zijn : Ondank is 's werelds loon Boontje komt om zijn loontje Een gewaarschuwd mens telt voor twee Wie een kuil graaft voor een ander…… Wie niet sterk is , moet slim zijn. Ontstaansgeschiedenis Het genre van de fabel is al heel oud, waarschijnlijk is het ontstaan in de cultuur van het Nabije Oosten (India en Perzie) Vanuit die culturen is het genre aan een opmars in westelijke richting begonnen. In de 6e eeuw voor Chr. schreef de Griek Aesopus zijn bundel. Via Latijnse vertalingen verschenen er in de Middeleeuwen allerlei bewerkingen. De Esopet die overgeleverd is, is geschreven in het Vlaamse dialect. In feite zijn de fabels uit het Latijn vertaald (door een geestelijke?) in de volkstaal en soms aangepast aan de West-Europese omstandigheden. In de Middeleeuwen spreek je dan ook niet van plagiaat, want deze werkwijze was voor die tijd heel normaal. Er zijn bronnen die de namen Calstaff en Noydekijn noemen als mogelijke vertalers. Van deze twee auteurs is verder niets bekend. Wel is uit taalonderzoek gebleken dat we spreken over een bewerking uit de 13e eeuw na Chr. Samenvatting Voor het maken van een uittreksel van deze bundel is het natuurlijk niet noodzakelijk om alle 67 fabels aan te geven. Ze lijken teveel op elkaar. Daarom wordt hieronder de inhoud van tien fabels kort weergegeven.
Fabel II Een wolf en een lammetje komen samen om te drinken uit een rivier. De wolf drinkt stroomopwaarts t.o.v. het lam en zegt tegen het lam dat hij het water dat de wolf drinkt, bevuilt. Het lam antwoordt dat dit niet kan omdat het water stroomafwaarts gaat. Dan zegt de wolf dat de vader van het lam dat vroeger ook al heeft gedaan. “Toen was ik nog niet geboren”, antwoordt het lammetje. “Als je zo brutaal bent”, zegt de wolf, “zal ik me wreken “ Hij doodt het lammetje. Moraal :”Wie een hond wil slaan, vindt altijd wel een stok.” Fabel III Een muis wil een rivier oversteken: hij vraagt aan de kikvors of deze hem daarbij wil helpen. De kikvors bindt de muis aan zijn poot en gaat zwemmen. De muis verdrinkt. Dan komt er een wouw (roofvogel) die de kikvors pakt omdat die niet kan ontkomen met de muis aan zijn poot. Zo komt “Boontje om zijn loontje.” Fabel V Een hond loopt over een brug. Hij draagt een bot in zijn bek. In het water ziet hij nog een bot afgebeeld. Omdat hij ook dat bot wil hebben, bijt hij ernaar. Daarbij valt het bot uit zijn bek en heeft hij helemaal niets meer. Moraal : “Wie het onderste uit de kan wil hebben, krijgt het lid op zijn neus.” Fabel VII Een wolf zit op veel botten te knagen. Er blijft er een steken in zijn keel en hij dreigt te stikken. Hij looft een beloning uit voor wie hem helpt. Met een lange nek komt er een kraanvogel aangelopen. De vogel trekt het bot uit de keel van de wolf. Daarna is de wolf genezen en wil de kraanvogel zijn beloning hebben. De wolf zegt : “Je bent wel heel dom, als je dit om een beloning hebt gedaan. Je hebt je kop in mijn bek gestoken, en ik liet je verder ongemoeid. En nu wil je een beloning hebben.” Moraal : Ondank is `'s werelds loon. Fabel XV In een boom zit een roek die een kaas in zijn bek een kaas . Reintje de Vos ziet dit en gaat tegen de roek een vleiend verhaal afsteken. “Je veren zijn heel mooi. Je zou de koning onder de vogels zijn, als je ook nog heel mooi zou kunnen zingen.” “Dat kan ik “, zegt de roec en hij begint te zingen. Daarbij valt de kaas uit zijn bek en Reintje loopt er snel mee naar zijn hol. Moraal : “Als de vos de passie preekt, boer pas op je kippen.”
Fabel XVIII Een leeuw ligt in een bos te slapen als er een muis door zijn manen loopt. De leeuw vangt de muis en wil hem opvreten. De muis smeekt dat niet te doen. “Ik zal het nooit meer doen”, zegt de muis. De leeuw vindt zich eigenlijk te groot om het muisje op te eten en laat het lopen. Enige tijd later komt de leeuw in een strik gevangen te zitten. Hij brult luid. Dan komt ineens het muisje tevoorschijn. “Ik zal u helpen “, zegt het muisje en hij knaagt de banden van de strik door. Moraal : zo moet de rijke man de arme helpen, want dat zal hem nog eens van pas kunnen komen.”Oftewel : de ene dienst is de andere waard. Fabel XXIII Een leeuw verkondigt op een zeker moment dat hij heel erg ziek is. Er zijn enkele dieren die hem komen opzoeken, maar hij bijt ze allemaal dood. Dan komt Reintje de vos aangelopen. De leeuw nodigt hem eveneens uit binnen te komen. Reintje de vos is echter te slim. Hij zegt dat hij voetsporen naar binnen ziet gaan en dat er geen voetsporen naar buiten komen. Hij trapt er niet in . Moraal: “Een gewaarschuwd man telt voor twee.” Fabel XXXVII Een vos nodigt een ooievaar te eten uit. Hij biedt de ooievaar op een ondiep plat bord een pap aan die helder en dun is. De ooievaar kan niets binnen krijgen; zo eet de vos wel, maar de ooievaar niet. De volgende dag zijn de rollen omgedraaid. De ooievaar nodigt de vos uit om te eten. Hij biedt zijn gast een kruik aan met een lange en nauwe hals. Reinaert kan nu geen voedsel krijgen uit de kruik. De ooievaar zegt spottend: “Waarom eet je niet zoals ik het doe? Je hebt me dit spelletje geleerd.” Moraal : “Wie kaatst , moet de bal verwachten.” Fabel XLII Een kikvors ziet een os in een weiland staan. “Ik zou net zo willen zijn als jij”, zegt hij. Hij vreet zijn buik vol modder en drinkt water. Zo begint hij op te zetten. Als hij zijn kinderen ziet, vraagt hij hun of hij net zo groot is als de os. “De os is groter”, zeggen ze. De kikvors gaat meer en meer drinken, maar de os blijft groter. Op den duur drinkt de kikvors zo veel, dat hij uit elkaar barst. Zo komt hoogmoed voor de val. Fabel LXIV In een bos ontmoet een wolf een hond die er rond en dik uitziet. Hij vraagt aan de hond hoe dit komt. De hond vertelt dat hij een leuk leven leidt bij zijn baas: hij verjaagt dieven, daarvoor ontvangt hij van zijn baas veel vlees. Dat wil de wolf ook wel. De hond nodigt hem uit mee te gaan naar zijn huis. Maar als de wolf ziet, dat de hond in zijn hok wordt vastgebonden, vindt hij dat hij zelf toch een beter leven heeft. Hij loopt immers in de vrije natuur, al moet hij dan voor zijn eigen eten zorgen. Hij wil eigenlijk bij nader inzien toch niet ruilen. Moraal : “Het gras bij de buurman, lijkt altijd groener.”

REACTIES

B.

B.

Beste, de originele versie van Esopet blijkt nagenoeg onvindbaar op het net. Ik vroeg me af of u misschien een tip heeft voor me. Het boek van Hegman is wel raadpleegbaar in diverse universiteitsbibliotheken (in Vlaanderen) maar die procedure vraagt net iets te veel tijd.
Groet en dank bij voorbaat,
Ben.

19 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Esopet door Onbekend"

Ook geschreven door Cees