Titel: Erik of Het Klein Insectenboek
Auteur: Godfried Bomans
Uitgever: Het Spectrum Utrecht/Antwerpen
Jaar van uitgave (eerste druk): 1941
Jaar van uitgave (gelezen druk): 1992
Aantal bladzijdes: 171
Samenvatting
Het boek gaat over het 9 jarige jongetje Erik Pinksterblom. Hij ligt in zijn bedje. Ik gedachten herhaalt hij de dingen die hij heeft moeten leren uit Solms’ Beknopte Natuurlijke Historie. Hij gaat rondkijken in de kamer. Er hangen verschillende schilderijen, waaronder een titelloos schilderij. Er is een weiland met schapen op afgebeeld. Ook staat er een herder en zijn er verschillende insecten te zien. Ineens gaan de schilderijen van zijn grootvader en grootmoeder bewegen. Ze vertellen hem dat niet alleen zij kunnen bewegen en praten, maar dat alle schilderijen dit kunnen. Zelfs ‘Wollewei’. Op dat moment wordt Erik kleiner en kleiner zodat hij het schilderij kan binnenstappen.
Erik is zo klein geworden dat hij even groot is als de insecten in het gras. De eerste insecten die hij ontmoet zijn de wespen van de familie van Vliesvleugel. Door hen wordt hij uitgenodigd om te komen dineren. Hier komt Erik te weten dat de familie van Vliesvleugel van adel is en dat ze adellijk bloed belangrijker vinden dan geld. Na het diner wordt hij per hommel naar een hotel gebracht dat een slakkenhuis van een slak uit de ijstijd is geweest. De eigenaar is ook een slak. In het hotel wonen veel verschillende insecten. Zoals een duizendpoot, een rups en een spin. Erik krijgt daar ook een kamer. Hij maakt kennis met de verschillende insecten en verbaast hen door, zonder dat ze zich voorgesteld hebben, te weten wie ze zijn. Ze zijn dan ook benieuwd wat Solms over ze te zeggen heeft en of ze zich gedragen zoals hij zegt dat goed is. Hierna merkt Erik dat de insecten vooral geïnteresseerd zijn in zichzelf, hun eitjes en wat ze eten. Wel redt hij de rups die zich aan het ontpoppen is naar een vlinder, door te zeggen dat ze hem met rust moeten laten.
Erik vervolgd zijn weg. Onder de grond ontmoet hij een regenworm. Erik is verdwaald dus vraagt hij de worm om hem de weg naar boven te wijzen. De worm kronkelt zo dat hij in de knoop komt met zichzelf en Erik gaat hulp zoeken om hem uit de knoop te halen. Hierbij komt hij een mierenfamilie tegen. Ben hen hoort wordt hij gastvrij onthaald en komt hij te weten dat er onder de insecten veel over zijn kennis uit Solms’ boek gesproken wordt. Erik blijft een tijdje bij de mieren die hem beloven hem te helpen zoeken naar de lijst. Dit doen ze omdat ze zien dat Erik heimwee heeft naar thuis. Ze trekken er de volgende dag met zijn allen op uit. Onderweg komen ze een ander mierenleger tegen en er ontstaat een veldslag. Erik doet mee in dit gevecht en hij krijgt hierbij een straal mierenzuur in zijn oog, en als hij zijn ogen weer open doet zit hij rechtop in zijn eigen bed.
Alles is weer normaal. Er zijn geen pratende schilderijen meer en niemand lijkt hem gemist te hebben. Diezelfde dag maakt hij het proefwerk over insecten. Hij maakt dit proefwerk slecht doordat hij niet opschrijft wat er in Solms’ boek staat, maar omdat hij de dingen opschrijft die hij in ‘Wollewei’ gezien heeft.
Motto
Het boek begint met de volgende woorden:
‘Noi tutti siamo asiliati, viventi entro la cornici di uno strano quadro. Chi sa questo, viva da grande. Gli altri sonso insetti.
De vertaling is:
’Wij zijn alle ballingen, levend binnen de lijsten van een vreemd schilderij. Wie dit weet, leeft groot. De overige zijn insecten.’
LEONARDO DA VINCI (in een brief aan Gabriele Piccolomini)
Personages
Erik Pinksterblom:Erik Pinksterblom is de hoofdpersoon in het boek. Hij is 9 jaar oud en zit in de 3e klas van de basisschool. Hij kan wel goed leren, maar is tot zijn spijt niet de beste van de klas. Hij komt in het schilderij ‘Wollewei’ terecht. Hij leeft met en bij de insecten. Tegen hen is hij heel beleefd. Hij ziet vaak de slechte kant van de insecten niet. Hij benadert ze dan ook zonder remming. Het karakter van Erik veranderd in de loop van het verhaal. Dit komt doordat hij alles uit Solms’ Beknopte Natuurlijke Historie weet, maar hij komt er al snel achter dat de insecten de dingen uit het boek vanzelf doen. Hierna stopt hij met het geven van adviezen en zegt alleen maar dat de insecten hun instinct moeten volgen en dat ze het goed doen.
“Overal werd zijn woord met eerbied aangehoord, doch Erik bepaalde zich er toe te verklaren, dat het goed ging zoals het ging en dat men maar nijver moest doorwerken. ‘Ik houd mij erbuiten,’ antwoordde hij, telkens als men hem iets vroeg, ‘doe maar. Ik geloof, dat het heel goed gaat.’ En dan knikte hij eens bemoedigend en wandelde verder.”
‘‘De echte oude adel takelt zich niet zo toe. Zij weet dat het daar niet in zit, maar in het bloed. Heeft men het bloed eenmaal dan is de rest bijzaak.’ ‘Maar heeft men het niet,’ voegde haar man er waarschuwend aan toe, ‘dan heeft men het ook niet.’’
De slak:De slak is de eigenaar van het hotel waar Erik komt te logeren. Hij is zeer langzaam. Wel vindt hij het belangrijk dat hij zijn geld krijgt. Dit kun je terug zien als de rups gaat ontpoppen en dus voor onbepaalde tijd een kamer bezet houdt.
‘’ ‘Zeker,’ prees Erik, de keurige geschilderde deurtjes langs kijkend, ‘zijn al die kamertjes nu bezet’
‘Was het maar waar, ‘ antwoordde de eigenaar, ‘met die plotselinge kou de vorige week zijn er een heleboel gasten ‘s avonds niet thuisgekomen. Dan zit je toch met de rekeningen.’’
De rups/vlinder:Erik komt de rups voor het eerst tegen in het hotel. Hij redt hem hier gelijk doordat de rups een pop aan het vormen is en gaat ontpoppen. Bij dit proces mag de pop niet gestoord worden. De insecten denken dat de rups is vastgebonden en willen hem bevrijden, maar gelukkig houdt Erik dit tegen.
De pop wordt een vlinder. In het begin is de vlinder nog schuw. Hij kan zich niks meer herinneren van zijn tijd als rups. Samen trekken ze weg. Erik gaat op zijn rug mee. Helaas voor Erik zetten ze de toch niet voort, want de vlinder wordt verliefd en gaat trouwen met een vrouwelijke vlinder.
‘’Een grote vlinder cirkelde om een pioenroos, bleef even met gespreide vleugels zitten en fladderde toen schuin omlaag het gras in. Zij was van iets fijnere bouw dan Erik’s metgezel, doch overigens van dezelfde kleur en met hetzelfde purperen oog op iedere vleugel. ‘Ik moet er achter aan! ’riep de vlinder, ‘kijken waar ze woont! Ach, wat een schat!’ En weg was hij.’’
‘’‘Maar ik ga niet dood!’ riep Erik. ‘Ho, ho!’ sprak de doodgraver glimlachend, ‘zegt u dat niet al te vlug. Het geval kan nog een heel gunstige wending nemen. Hoe dikwijls hebben wij het niet meegemaakt dat iemand nog even bijkwam, ja, zelfs nog wat rondliep, en dan voor altijd ging liggen. Het kan nog best goed aflopen. Ik zeg altijd maar: zolang er leven is, is er hoop.’
‘U draait de dingen om,’ antwoordde Erik, ‘ik ken die spreuk ook wel, zij staat op het melkbekertje van Henkje Sjollema, en betekent juist, dat iemand altijd nog gezond kan worden, hoe slecht het er ook met hem voorstaat.’ ‘Een merkwaardige opvatting,’ sprak de doodgraver hoofdschuddend.”
De worm:Erik komt de worm tegen als hij vertrekt bij de doodgravers familie. De worm wijst hem de weg naar boven. De worm is blind. Hij vindt dit zelf geen nadeel, maar juist een voordeel. Hij is dan niet afhankelijk van ogen.
Op de weg naar boven kronkelt de worm zo dat hij in de knoop komt. Op dat moment komt hij erachter dat ogen toch best handig zijn.
“’Kom, kom, kom,’ sprak de worm, die zich nu werkelijk in de vreemdste bochten begon te kronkelen van ingenomenheid, ‘weest u toch niet beschaamd. Wij kunnen niet allemaal een worm zijn. Nu, wat is het?’ ‘Ik zou graag willen weten hoe u zich zo…’ Erik zocht naar het juiste woord om den worm niet te kwetsen, ‘zo opgeruimd kunt voelen, terwijl u toch eigenlijk – blind bent.’ ‘Ik kan mij uw verlegenheid van zo even wel begrijpen,’ sprak de worm, een hevige kronkel makend, ‘de vraag is dom. Maar dat hindert niets, want van zijn domheden leert men. De zaak is dat u de rollen omdraait, mijn waarde. Het is juist een groot voorrecht om blind te zijn, een teken van uitverkiezing. Hoeveel dieren zijn er blind? Ik kan ze op mijn ringen natellen, zo weinig zijn het er. Wij, wormen, hebben geen ogen nodig. U wel. Dat is een teken van zwakte.(…) En zo praatte het dier voort, terwijl het zich van louter vergenoegdheid in steeds ingewikkelder bochten wrong.”
De mieren:Erik komt de mieren onder de grond tegen. Hij gaat met ze mee naar hun nest. De mieren zijn een ijverig volk. Ze strekken met Erik er op uit om de lijst te zoeken en komen een rivaliserend mierenvolk tegen waarmee ze in gevecht raken.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden