Eerst grijs dan wit dan blauw door Margriet de Moor

Beoordeling 7.7
Foto van een scholier
Boekcover Eerst grijs dan wit dan blauw
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 4e klas vwo | 4133 woorden
  • 22 april 2010
  • 10 keer beoordeeld
Cijfer 7.7
10 keer beoordeeld

Boekcover Eerst grijs dan wit dan blauw
Shadow

Het is maandagochtend. Een oogarts vindt de vrouw met wie hij een buitenechtelijke affaire beleefde liggend op de grond, in een rooddoorweekt, kanten hemd. Ze is door messteken om het leven gebracht.
Drie jaar eerder. Een man ontdekt dat zijn vrouw zonder een woord het huis heeft verlaten. Ze blijft jaren weg. Bij terugkomst weigert ze ook maar iets over haar…

Het is maandagochtend. Een oogarts vindt de vrouw met wie hij een buitenechtelijke affaire beleefde liggend op de grond, in een rooddoorweekt, kanten hemd. Ze is door messteken o…

Het is maandagochtend. Een oogarts vindt de vrouw met wie hij een buitenechtelijke affaire beleefde liggend op de grond, in een rooddoorweekt, kanten hemd. Ze is door messteken om het leven gebracht.
Drie jaar eerder. Een man ontdekt dat zijn vrouw zonder een woord het huis heeft verlaten. Ze blijft jaren weg. Bij terugkomst weigert ze ook maar iets over haar avonturen te vertellen.
Een bus-, trein-, boot- en vliegreis. Een vrouw gaat terug naar de plekken die haar leven kleurden.
Het is vrijdagochtend. Een autistische jongen verheugt zich op een begrafenis. De overledene zette hem op het spoor van wat zijn leven zou beheersen: de sterren. 

Eerst grijs dan wit dan blauw door Margriet de Moor
Shadow

Oefenen voor je mondelingen?

Komen je mondelingen er aan en wil je oefenen? Probeer onze Boekenquiz. We stellen je open vragen over de gelezen boeken.

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Titelbeschrijving

Margriet de Moor, eerst grijs dan wit dan blauw, uitgeverij Contact, Amsterdam, zeventiende druk, 1992, 283 blz.

Titelverklaring

De titel; eerst grijs dan wit dan blauw, komt van het personage Macha, in een terugblik naar haar verleden, vraagt ze aan een overleden baby of het klopt dat eerst alles grijs wordt, dan wit, dan blauw en dat je dan naar de sterren vliegt.

Motto met verklaring

Ich fühle Luft von anderem Planeten (ik voel lucht van andere planeten)

dit motto past goed bij het verhaal, omdat Gaby, een zwaar autistische jongen, heel van de sterren en planeten afweet, hij houdt er ook veel van.

Samenvatting van het boek

Het boek is een vierluik, ik ga elk stuk afzonderlijk samenvatten

Erik, een oogarts, wordt op een ochtend om half zeven wakker, hij heeft die dag twee operaties. Als hij langs het huis van Robert en Magda, dat zijn vrienden van hem en zijn vrouw, ziet hij hun hond voor de deur staan. Dat klopt niet want Magda neemt de hond altijd mee naar binnen en laat die op een klein matrasje slapen. Erik gaat naar binnen en vind het lijk van Magda, ze is om het leven gekomen door meerdere steken met een scherp voorwerp. In de hoek van de kamer zit Robert, met een briefopener in zijn hand. Erik besluit de politie te bellen en hij en Robert worden mee genomen voor verhoor. In de flashback gaat Erik terug naar 1964, de avond voor zijn zoon, Gaby, werd geboren. Zijn jeugdvriend Robert kwam zijn nieuwe vrouw, Magda, aan hem voorstellen. Robert was als kunstschilder in Amerika geweest en had Magda in Canada ontmoet. Erik heeft zijn vrouw Nellie één keer met Magda bedrogen.

Op een dag merkt Robert dat Magda en hun honden zijn verdwenen, ze heeft geen briefje achtergelaten, niet gebeld en ook geen telegram gestuurd. Magda heeft de honden naar Erik en Nellie gebracht. Ondanks alle roddels die door het dorp gaan, gaat Robert gewoon door met zijn leven. Magda blijft onvindbaar, zelfs een oproep op televisie levert niets op. Alleen Gaby, krijgt post van haar. In een flashback denkt Robert terug aan Agnes, de vrouw met wie hij een geheime relatie heeft gehad, hij vraagt zich af of Magda daar achter is gekomen en daarom is weggegaan. Hij denkt ook terug aan hun jaren in Frankrijk, waar hij merkte dan hij steeds minder inspiratie kreeg. Hoe dichter Robert naar Magda toegroeide, hoe meer Magda zich van hem afsloot.

Magda’s besluit om te vertrekken komt zomaar ineens, ze weet nog niet waar ze heen wilt. Ze brengt haar honden naar Nellie, ze zegt dat ze voor een onbepaalde tijd op bezoek bij haar familie gaat. Voordat ze op reis gaat neemt ze nog afscheid van haar schoonzus en schoonmoeder. Hierna gaat ze naar Parijs, van waaruit ze naar Cevennen gaat, het dorpje waar ze jarenlang met Robert gewoond heeft. Ze gaat hier als serveerster werken een heeft een paar korte relaties. Hierna gaat ze naar Gaspé, in Canada, waar ze haar jeugd heeft doorgebracht. Hier ontmoet ze een astronoom, Michel Toussaint. Hij helpt haar met het opsturen van sterrenkundige papieren naar Gaby. Ze krijgen ook nog een relatie, Michel vraagt haar ten huwelijk, maar Magda zegt nee. Hierna gaat ze naar Berlijn en vandaar naar het dorp waar ze geboren is. Ze was nog een kind toen ze daar wegging, maar toch herkent ze alles. Ze logeert bij iemand die haar nog kende van vroeger. Hier blijft ze een paar weken en dan besluit ze om weer terug te gaan naar Nederland

Een week na de moord op Magda, maken Nellie, Erik en Gaby zich klaar voor haar begrafenis. Nellie vraagt zich af wat haar zoon denkt. Hij heeft altijd veel van Magda gehouden, omdat ze hem stimuleerde en hem boeken en tijdschriften gaf over de astronomie. Nellie denkt terug aan de tijd dat ze zwanger was en de jeugd van Gaby. Bij zijn geboorte had hij zijn handen stevig vast, ze waren blauw. Erik heeft ze uit elkaar gehaald en de handjes opgewarmd maar meteen daarna pakte Gaby zijn handjes weer vast. Al vroeg bleek dat Gaby autistisch was, hij was ook zwakzinnig en intelligent. Hij leeft in een soort andere wereld, op een andere planeet. Hij beseft wel dat Magda dood is.

 Vertelsituatie en de betrouwbaarheid daarvan

In dit boek is er spraken van de meervoudige vertelsituatie. In elk deel wordt het verhaal verteld vanuit een ander perspectief (in het eerste deel vanuit het perspectief van Erik, in het tweede deel vanuit het perspectief van Robert, in het derde deel vanuit het perspectief van Magda en in het laatste deel vanuit het perspectief van Nellie, er worden ook kleine stukjes in het laatste deel uit het perspectief van Gaby verteld). Het is wel betrouwbaar allemaal, omdat het uit veel standpunten wordt verteld. Er zijn ook wel kleine stukjes met een ikvertelsituatie, maar die zijn ook betrouwbaar. Dat zijn vaak de flashbacks.

Enkele passages uit het boek:

Pagina 9:

Hij staat elke dag om halfzeven op. Een paar minuten voor die tij opent hij zonder toedoen van enig machinaal geweld zijn ogen en komt tot bezinning. Zich nog onbeweeglijk houden herkent hij de geur, de zachte warmte en, dat vooral, de positie van het bed waarin hij ligt ten opzichte van de ramen, de deur en de meuren van de slaapkamer. Vervolgens herinnert hij zich een detail, hij herinnert zich de twee mooiie erotische prenten van Irokeizu: links boven hem

Pagina 63:

Hij heeft diep geslapen. Gespreide armen en benen, open mond, grondeloze overgave. Een bleekrode zon klimt boven de bollenvelden omhoog, het is nog vroeg, het is een vroege ochtend in mei 1980, de avond tevoren heeft hij ontdekt dat zijn vrouw verdwenen is. Nu probeert hij, half wakker, het hoofd weggedrukt in het kussen, met hand en tand vast te houden aan de comfortabele wereld van zijn droom. Geen twijfel, geen misverstand, geen verraad. Het weten houdt gelijke tred met het waarnemen. Er is geen enkele noodzaak je al te zeer te bekommeren om de levende en dode dingen: je maakt er deel van uit en dat is dat.

Pagina 197 en 198

Tevreden merkte ik de rond het lichaam neergelegde donkerroze rozen op. Ze waren gemaakt van maandverband. Ik had de vrouwen aan het werk gezien, de middag tevoren. Ze hadden het maandverband, dat uit een witte en een roze laag bestond, met voorzichtige vingers uit elkaar getrokken, alleen de roze laag konden ze gebruiken om er de kunstig mooie rozen van te vouwen, ze om te draaien en met een naaldsteekje aan de achterkant vast te zetten, vertel het me , vroeg ik zachtjes aan de baby. Is het waar dat eerst alles grijs wordt, dan wit, dan blauw en dat je dan naar r de sterren vliegt? Hoe vind je trouwens die rozen? Ik vind ze het mooiste dat ik ooit heb gezien.

Pagina 249:

Zijn ogen gevestigd op het tafelkleed zei hij: ‘ze leeft niet meer.’

‘Nee.’

‘Ze heeft geen stemgeluid meer.

‘’ Nee.’

‘hoe moet het dan met de artikelen uit de New Scientist?’

‘papa zal ze voor je vertalen.’

‘ze heeft geen handschrift meer. Haar handschrift gaat ook mee in het donker.’

hij begon zachtjes te wiegen, zonder zijn handen van de tafel weg te nemen schoof gij zijn lichaam vooruit en weer achteruit. Nellie liet hem begaan. Toen zijn bewegingen drukker werden,m onstuimiger, pakte ze zijn twee handen, het was een gebaar dat hij kende, gewillig deinsde hij terug, deed een paar onbestemde stappen en liet zich neerzakken op de stoel die sinds jaar en dag met de rugleuning naar de ramen voor hem klaarstond.

Bespreking thematiek

Verhaallaag:

Het beleven van de dagen tussen de dag van de moord op Magda en de dag van de begrafenis van Magda.

Motieven:

De lucht komt steeds weer terug, er wordt vaak gesproken over een heldere lucht, een frisse lucht of luchtstromen.

De kleuren grijs, wit en blauw komen ook een paar keer terug, bijvoorbeeld bij een begrafenis van een baby en in de schilderijen van Robert.

Thematische laag:

het niet goed contact kunnen maken met anderen.

Nellie kan geen contact leggen met haar zoon, Gaby, die autistisch is. Robert wil dichter bij Magda staan, maar Magda sluit zich een beetje af van Robert.

Beschrijving van twee recensies

Reinjan Mulder vindt dit een heel goed boek, hij vindt dat Eerst grijs, dan wit, dan blauw een AKO-prijs moet hebben, ‘Bij het verschijnen van De Moors vorige boek, Dubbelportret, schreef deze krant dat de schrijfster de AKO-prijs moest hebben. Het zal wel weinig uithalen, vrees ik, maar ik wil deze mening na het lezen van Eerst grijs dan wit dan blauw graag nog eens herhalen Hij zegt dat je het boek door zijn veelzijdigheid niet snel los kan laten. Hij vindt het ook goed dat de verhalen op elkaar aansluiten, zo weet je in het tweede deel niet waar Magda is, in het derde deel wordt dit weer allemaal opgehelderd.

Jaap Goedegebuure vindt het ook een goed boek, hij vindt het een van de betere boeken in zijn genre en een van de beste die hij de afgelopen tijd heeft gelezen. Hij vindt het hoed dat Margriet de Moor de mannen met een bepaalde kracht heeft neergezet, maar de vrouwen zijn een beetje kleurloos. Hij vindt het ook goed dat Margriet de Moor een vijfde verhaalfiguur heeft toegevoegd, de autistische Gaby.

Eindoordeel

Ik vind Eerst grijs dan wit dan blauw geen goed boek, het is saai, omdat het helemaal niet logisch wordt geschreven. Het is heel verwarrend, omdat de tijdslijnen heel raar worden weergegeven. Het is niet duidelijk wanneer het zich afspeeld, is het een flashback of niet? Het is ook heel verwarrend dat de persoon over wie het gaat steeds veranderd, eerst wordt er gesproken over ‘hij’,dan over ‘ik’, en dan weer over ‘Robert’ of een van de andere personages. Ik ben het zeker niet met Reinjan Mulder en Jaap Goedegebuure eens. Ik kan het boek juist snel loslaten, ik heb er zelfs moeite voor moeten doen om het vast te houden. Ik vind ook niet dat de verhalen goed op elkaar aansluiten, ik vind dat ze juist heel onlogisch op elkaar aansluiten, in deel één is Magda dood, in deel twee is ze verdwenen, in deel drie leeft ze nog en in deel vier is ze weer dood. Dat is allemaal heel onlogisch. Het is niet een van de betere boeken die ik de laatste tijd heb gelezen, het is juist een van de slechtste boeken die ik de laatste tijd heb gelezen. Ik vind ook niet dat de Moor de Mannen met een bepaalde kracht heeft neergezet, ik vind ze eigenlijk maar een stelletje softies, vooral Robert, hij kan niet zonder zijn vrouw, hij wil altijd weten waar ze is, maar toch vermoord hij haar uiteindelijk. De vrouwen vind ik helemaal niet saai, ik vind dat zij een bepaalde kracht hebben, namelijk het onafhankelijk zijn van de man.

Ik zou het zeker geen aanrader noemen.

Bronvermelding

Reinjan Mulder
, ‘het geheugen kan zoveel beweren: vierluik van Margriet de Moor’, in: NRC Handelsblad, 8 november 1991

Jaap Goedegebuure
, ‘De Blik van de ander’, in: HP/ De Tijd, 13 december 1991

Bijlage

Het geheugen kan zoveel beweren: Vierluik van Margriet de Moor

Het is wonderlijk gesteld met het nieuwe boek van Margriet de Moor. Haar eerste roman na twee verhalenbundels, doet op het eerste gezicht sterk aan een thriller denken. Al na vijftien bladzijden stuiten we op een lugubere moord. Een vrouw ligt badend in het bloed op de grond naast haar bed. Lees je echter verder dan blijft er weinig over dat in de categorie spanning en sensatie thuis hoort. Allereerst is de stijl van het boek heel anders dan in de meeste thrillers. Margriet de Moor schrijft een sterk melodisch en metrisch Nederlands, waarvoor ze terecht al door velen is geprezen, maar daarnaast veroorlooft ze zich nogal wat vrijheden bij de opbouw van haar verhalen, waardoor je in haar boeken maar langzaam doordringt. Heden en verleden lopen door elkaar heen, een stuk in de eerste persoon kan soms zonder duidelijke overgang worden afgewisseld door een stuk in de derde persoon, en beschrijvende stukken kunnen ongemerkt overgaan in korte dialogen of in mijmeringen.

In dit geval komt daar nog bij dat het thema van het boek aanzienlijk gecompliceerder is dan je op grond van de moord aan het begin zou denken. Wil je onder woorden brengen waar de roman uiteindelijk over gaat dan kom je bij zoiets als de onmogelijkheid om met iets of iemand in contact te komen. Kijken of luisteren is in de visie van Margriet de Moor niet genoeg, voor contact is altijd meer nodig: redeneringen, interpretaties of desnoods lijfelijk geweld. Op dit moment leven we in een tijd waarin het gebruikelijk is om elkaar zoveel mogelijk verhalen te vertellcn, in de hoop zo met elkaar in contact te komen. Dat vindt in ieder geval een van de hoofdpersonen in het boek, een 47-jarige oogarts die op straat de vrouw van zijn beste vriend tegen het lijf loopt. Onze tijd is volgens hem de tijd van de autobiografie.

Iedereen wil tegenwoordig zoveel mogelijk bekennen. "Na een dag waarin we ons volledig hebben blootgegeven aan minstens één vertrouweling, zetten we 's avonds de televisie aan, nemen een kopje koffie en laten een wildvreemd persoon aan het woord die ons vertelt dat hij is verkracht, dat hij heeft gemoord, dat hij in een brandend warenhuis de hand van een kind dat hij heeft willen redden heeft moeten loslaten..."

Het probleem van de vrouw die de oogarts op straat tegenkomt is echter dat ze niet met deze mode mee kan gaan. Ze voelt er niets voor om iedereen alles te vertellen. Integendeel, ze koestert haar geheimen, ze sluit zich ook voor haar beste vrienden af en zelfs tegenover de man met wie ze al twintig jaar getrouwd is, heeft ze zich over enkele belangrijke gebeurtenissen een 'spreekverbod' opgelegd. Een groot gedeelte van het boek gaat over een zojuist afgesloten episode waarin zij alleen en zonder enig bericht achter te laten op stap is geweest. Ook als ze weer bij haar man terug is weigert ze te zeggen waar ze in die tijd heeft uitgehangen.

Verstandsverbijstering.

De cultuur van de autobiografie komt in verschillende toonaarden in het boek voor. Waarom accepteren de dorpsgenoten niet dat de vrouw zwijgt over de tijd dat ze is weggeweest? Zijn ze nieuwsgierig en willcn ze weten of er indertijd terecht zoveel ophef is gemaakt over de mysterieuze verdwijning? Of zijn ze juist jaloers op haar en voelen ze zelf 'die dwingende eis van avontuur, van onbegrensdheid en verstandsverbijstering'? In de visie van Margriet de Moor gaat het waarschijnlijk eerder om een andere vraag. De belevenissen van de vrouw hebben wellicht uit esthetische of emotionele overwegingen een afsluiting nodig in de vorm van een verslag. In deze visie, die in het boek wordt verdedigd door de oogarts, krijgt een gebeurtenis pas zin als er over verteld wordt. Wat niet wordt verteld, bestaat immers niet. "Als je 's morgens bij het ontwaken niet snel je droom vertelt," zegt hij, "ben je hem binnen een paar seconden voorgoed kwijt." Zo moet je ook meteen over je geheimste avonturen vertellen om te voorkomen dat ze in het niets verdwijnen. Als een vrouw met wie de arts iets heeft meegemaakt overlijdt, is het in zijn ogen dan ook alsof met de belangrijkste getuige nu ook de ervaring zelf weg is. Alleen de herinnering is voor hem niet genoeg. "Mijn geheugen kan zo veel beweren." Het idee dat iets wat waargenomen is eerst rationeel verwerkt moet worden om betekenis te krijgen komt, in andere bewoordingen, terug wanneer de oogarts over zijn speclalisme nadenkt.

Ook een oog dat technisch in staat is om te zien, zonder dat de hersenen iets met de waarneming kunnen doen, zo realiseert hij zich is voor de eigenaar van weinig nut. Een mens die kijkt is te vergelijken met schilders of beeldhouwers die van hun waarnemingen schilderijen of beeldhouwwerken maken. Ook hun ogen pikken het geziene op, waarna hun hersens het thuis brengen waarna hun handen het onderwerpen aan een uitgebreid systeem.

Eerst grijs dan wit dan blauw is een boek dat je door zijn veelzijdigheid niet gauw los laat. In de flaptekst wordt de roman aangeduid als een vierluik en daar zit wel iets in. Niet alleen bestaat de tekst uit vier verschillende delen, die vier delen hebben ieder ook nog eens hun eigen onderwerp en hun eigen karakter. De delen vullen elkaar zo aan door hun verschil in distantie en hun verschil in perspectief. In de eerste twee delen wordt een reeks gebeurtenissen bijvoorbeeld beschreven uit het gezichtspunt van twee mannen, de oogarts en zijn vriend, een schilder die zakenman is geworden. In de laatste twee delen worden hun beider vrouwen gevolgd. Door deze werkwijze krijg je de gelegenheid het verhaal uit verschillende hoeken te benaderen. Wat er in de eerste twee delen voor de mannen onopgehelderd blijft, wordt in de laatste twee delen alsnog uit de doeken gedaan. Nadat we eerst over de achtergrond van de ene vrouw in onzekerheid zijn gelaten, lezen we in het derde deel plotseling wat zij in de twee jaar dat ze zoek was heeft meegemaakt. Het boek neemt ons daar mee op een lange reis naar het verleden, langs alle plaatsen die in haar Ieven een rol hebben gespeeld.

Bij het verschijnen van De Moors vorige boek, Dubbelportret, schreef deze krant dat de schrijfster de AKO-prijs moest hebben. Het zal wel weinig uithalen, vrees ik, maar ik wil deze mening na het lezen van Eerst grijs dan wit dan blauw graag nog eens herhalen.



De Blik van de Ander

Ik besta, maar vraag me alsjeblief niet hoe. Weliswaar ben ik een denkend wezen, maar mijn bewustzijn is eerder een zompig moeras dan een stevig fundament. Alsof dat al niet onzekerheid genoeg is, zijn daar ook nog de blikken van de Ander, die me maakt tot iemand met wie ik liefst niets te maken zou willen hebben. De man die ik in de spiegel tegenkom, is me vertrouwd, maar het beeld dat van, maar ook zonder mij wordt opgebouwd, wekt angst en walging op.

Wat ik tot nu toe heb opgeschreven, staat niet tussen aanhalingstekens. Dat hoefde ook niet, want het was niet geciteerd. Toch betreft het gedachten van die verre van origineel zijn. Sartre baseerde er zelfs een flink deel van zijn treurig makende existentiefilosofie op. Je bent wat de Ander van je maakt, tenzij je voldoet aan de bovenmenselijke opdracht je Authentieke Zelf te handhaven. Aldus sprak de Grote Moralist van de Linker Oever.

We leven bij de gratie van de beelden en als we dat nog niet wisten, worden we er door de schrijvers wel aan herinnerd. Literatuur creëert beelden uit beelden, en is stilaan steeds meer gaan lijken op het spiegellabyrint dat je op kermissen en in pretparken aantreft. Kennelijk is het een troostrijk spel, dat dwalen in je Zelf.

Bestaan is waargenomen worden, zei bisschop Berkeley, en consequent doorgeredeneerd kan zijn adagium zo worden uitgelegd dat het ware leven alleen in een boek is te vinden. Zo'n jaar of vijftien geleden bracht een Gideonsbende van Nederlandse Berkeley-adepten de Revisor-literatuur in zwang.

Matsier, Kellendonk, Kooiman en anderen waren geïntrigeerd door de omkeerbaarheid van fictie en werkelijkheid. Ze trokken fraaie spiegelpaleisjes op, met daarin personages die zich suf piekeren over de vraag of hun bestaan eigenlijk geen verzinsel is.

Hoewel de Revisor-mode inmiddels is overgewaaid, is er af en toe nog wel eens een auteur die een greep doet uit de knippatronen van eergisteren. Vonne van der Meer bijvoorbeeld maakt gebruik van een beproefd procédé wanneer ze de hoofdpersoon van haar roman Zo is hij tot de ontdekking laat komen dat hij door een schrijfster wordt gemanipuleerd. Aan het slot krijgt hij zijn zelfstandigheid terug, maar helaas voor hem en Vonne van der Meer gebruikt hij die op een buitengewoon obligate manier: hij begint het boek te schrijven dat wij zojuist hebben gelezen. Zulke spiegellabyrinten zijn wel heel erg doorzichtig.


Zo is hij is pas interessant waar de psychologische kant van beelden en beeldvorming aan bod komt. De held worstelt met de problemen die ik hiervoor al signaleerde. Man, 46, heeft vooral in het gezelschap van vrouwen soms het gevoel dat hij geen eigenschappen bezit, geen vastomlijnd karakter. Geen ware aard. Hoe hij de gebeurtenissen in zijn leven presenteert, wordt bepaald door wie er tegenover hem zit.

"Wordt daar te sterk door bepaald, dacht hij vaak, wanneer hij zichzelf weer eens luchtig hoorde praten over iets waarover hij tegen iemand anders nogal tragisch had gedaan. Er liepen te veel versies van hem rond. Stel dat er een orakel bestand dat mij de woorden kon zeggen waar ik mee samenval, dacht hij, dan ging ik er nu heen."

Door het orakel aan te roepen, heeft onze held de duivel verzocht. Al gauw ligt het er een envelop op de deurmat, met daarop de aanduiding oordeel. Ik zal niet verklappen wat die zending allemaal overhoop haalt. Een argeloze lezer heeft al genoeg aan de titel : de blik van een Ander moet wel leiden tot een diepgravend zelfonderzoek.

Tegenwoordig worden zuigelingen al gepokt en gemazeld met het besef dat elke visie vertekent. Niemand van ons gaat nog vrijuit als er sprake is van beeldvorming, want alle beelden zijn beperkend, vervalsen en stereotiep. Geen wonder dat Van der Meers personage, tekenaar van beroep en incidenteel ok travestiet, stuit op de vraag wat hij zelf met de Ander doet. Is een an in staat een vrouw ooit reacht te doen? De uitweg uit het dilemma is geruststellend, in dit geval althans. Kunstenaars stijgen dankzij hun creativiteit en verbeelding boven seksegebonden beperktheden uit, zo luid de conclusie.

"Als het waar was dat mannen en vrouwen in wezen vreemden voor elkaar waren, had een man nooit een vrouw kunnen schilderen, nooit 'van binnenuit' kunnen beschrijven. En andersom. Wanneer hij een vrouw tekende, trok hij niet alleen het gezicht dat hij voor zich zag, maar nam zonder het zelf te merken ook de houding aan van zijn denkbeeldig model. Soms had hij dan, net als destijds tijdens die kortstondige gedaanteaverwisseling, heel even de sendatie dat hij een vrouw was. Dat was haet mooiste van dingen maken, dat je niet je leven lang gekluisterd zat aan één lichaam, aan één geslacht."

Ook zonder gebruik te maken van het flauwe argument dat dit personage aan de leiband van de schrijfster loopt, durf ik wel volhouden dat de geciteerde woorden voor rekening komen van Vonne van der Meer zelf. Ze bepaalt haar standpunt tegenover aldie theoretica's die van mening zijn dat mannelijke auteurs van nature ongeschikt zijn om over vrouwen te schrijven.

Hoe zit het met schrijfsters die zich met mannen inlaten? Een lezeres in mijn omgeving beweerde van Van der Meer personage opvallend veel feminiene trekjes had. Jammer genoeg kon ik het niet navoelen. Wel heb ik voor mezelf ooit vastgesteld dat Emily Brontë, Marquerite Yourcenar en Hella Haasse figuren hebben beschreven die vooral zo geloofwaardig zijn omdat ze de maat van het mannelijke ver achter zich laten. Voor Flaubert, Dostojevski en Reve geldt trouwens hetzelfde.

Mieke Bal en Maaike Meijer zullen me het wel niet in dank afnamen, maar ik zou toch graag beweren dat de van vrouwen afkomstige literatuur in Nederland en Vlaanderen er een stuk volwassener op geworden is nu blijkt dat bepaalde schrijfsters uitsteken, dat wil zeggen provoceren en tegelijk genuanceerd en ruimhartig, over mannen weten te schrijven. Ik denk aan romans als Doeschka Meijsings De beproeving en Kristien Hemmerechts Zonder grenzen. Ook Eerst grijs dan wit dan blauw van Margriet de Moor is zo'n roman, een van de betere in zijn genre, en een van de beste die ik de afgelopen tijd las. De Moor vertelt de geschiedenis van vier mensen wier leven hevig door elkaar wordt geschud als een van hen zijn vrouw vermoordt. Alle vier de personages komen aan het woord, en verstrekken stukjes waarmee de puzzel compleet gemaakt zou kunnen worden. Maar de verklaring van de catastrofe blijkt vol lacunes, wat ongetwijfeld te maken heeft met de onvolkomenheid van iedere beeldvorming en met het door de schrijfster gedeelde inzicht dat iedereen het raadsel van haar of zijn persoonlijkheid weet te handhaven. Om dat idee te redicaliseren, heeft De Moor een vijfde verhaalfiguur aan het kwartet toegevoegd: een even begaafd als autistisch kind, een soort ET die zich vanuit een kosmisch heimwee in de sterrenhemel verliest.

Wat me het sterkste in Eerst grijs dan wit dan blauw heeft getroffen, is de evocatieve kracht en de stilistische rijkdom waarmee Margriet de Moor de twee mannen heeft geportretteerd. De pendantstukken waarin de beide vrouwelijke persongaes aan bod komen, blijven een beetje hangen in kleurloosheid. Zou dat kunnen komen vanwege de saaiheid van het vertrouwde en de prikkeling van het onbekende? De Ander wekt niet alleen angst en walging, maar is in al zijn raadselachtigheid een stimulans zonder weerga.

Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Leraar worden

Alles wat je moet weten over leraar worden

Enkele passages uit het boek:

Pagina 9:

Hij staat elke dag om halfzeven op. Een paar minuten voor die tij opent hij zonder toedoen van enig machinaal geweld zijn ogen en komt tot bezinning. Zich nog onbeweeglijk houden herkent hij de geur, de zachte warmte en, dat vooral, de positie van het bed waarin hij ligt ten opzichte van de ramen, de deur en de meuren van de slaapkamer. Vervolgens herinnert hij zich een detail, hij herinnert zich de twee mooiie erotische prenten van Irokeizu: links boven hem

Pagina 63:

Hij heeft diep geslapen. Gespreide armen en benen, open mond, grondeloze overgave. Een bleekrode zon klimt boven de bollenvelden omhoog, het is nog vroeg, het is een vroege ochtend in mei 1980, de avond tevoren heeft hij ontdekt dat zijn vrouw verdwenen is. Nu probeert hij, half wakker, het hoofd weggedrukt in het kussen, met hand en tand vast te houden aan de comfortabele wereld van zijn droom. Geen twijfel, geen misverstand, geen verraad. Het weten houdt gelijke tred met het waarnemen. Er is geen enkele noodzaak je al te zeer te bekommeren om de levende en dode dingen: je maakt er deel van uit en dat is dat.

Pagina 197 en 198

Tevreden merkte ik de rond het lichaam neergelegde donkerroze rozen op. Ze waren gemaakt van maandverband. Ik had de vrouwen aan het werk gezien, de middag tevoren. Ze hadden het maandverband, dat uit een witte en een roze laag bestond, met voorzichtige vingers uit elkaar getrokken, alleen de roze laag konden ze gebruiken om er de kunstig mooie rozen van te vouwen, ze om te draaien en met een naaldsteekje aan de achterkant vast te zetten, vertel het me , vroeg ik zachtjes aan de baby. Is het waar dat eerst alles grijs wordt, dan wit, dan blauw en dat je dan naar r de sterren vliegt? Hoe vind je trouwens die rozen? Ik vind ze het mooiste dat ik ooit heb gezien.

Pagina 249:

Zijn ogen gevestigd op het tafelkleed zei hij: ‘ze leeft niet meer.’

‘Nee.’

‘Ze heeft geen stemgeluid meer.

‘’ Nee.’

‘hoe moet het dan met de artikelen uit de New Scientist?’

‘papa zal ze voor je vertalen.’

‘ze heeft geen handschrift meer. Haar handschrift gaat ook mee in het donker.’

hij begon zachtjes te wiegen, zonder zijn handen van de tafel weg te nemen schoof gij zijn lichaam vooruit en weer achteruit. Nellie liet hem begaan. Toen zijn bewegingen drukker werden,m onstuimiger, pakte ze zijn twee handen, het was een gebaar dat hij kende, gewillig deinsde hij terug, deed een paar onbestemde stappen en liet zich neerzakken op de stoel die sinds jaar en dag met de rugleuning naar de ramen voor hem klaarstond.

Bespreking thematiek

Verhaallaag:

Het beleven van de dagen tussen de dag van de moord op Magda en de dag van de begrafenis van Magda.

Motieven:

De lucht komt steeds weer terug, er wordt vaak gesproken over een heldere lucht, een frisse lucht of luchtstromen.

De kleuren grijs, wit en blauw komen ook een paar keer terug, bijvoorbeeld bij een begrafenis van een baby en in de schilderijen van Robert.

Thematische laag:

het niet goed contact kunnen maken met anderen.

Nellie kan geen contact leggen met haar zoon, Gaby, die autistisch is. Robert wil dichter bij Magda staan, maar Magda sluit zich een beetje af van Robert.

Beschrijving van twee recensies

Reinjan Mulder vindt dit een heel goed boek, hij vindt dat Eerst grijs, dan wit, dan blauw een AKO-prijs moet hebben, ‘Bij het verschijnen van De Moors vorige boek, Dubbelportret, schreef deze krant dat de schrijfster de AKO-prijs moest hebben. Het zal wel weinig uithalen, vrees ik, maar ik wil deze mening na het lezen van Eerst grijs dan wit dan blauw graag nog eens herhalen Hij zegt dat je het boek door zijn veelzijdigheid niet snel los kan laten. Hij vindt het ook goed dat de verhalen op elkaar aansluiten, zo weet je in het tweede deel niet waar Magda is, in het derde deel wordt dit weer allemaal opgehelderd.

Jaap Goedegebuure vindt het ook een goed boek, hij vindt het een van de betere boeken in zijn genre en een van de beste die hij de afgelopen tijd heeft gelezen. Hij vindt het hoed dat Margriet de Moor de mannen met een bepaalde kracht heeft neergezet, maar de vrouwen zijn een beetje kleurloos. Hij vindt het ook goed dat Margriet de Moor een vijfde verhaalfiguur heeft toegevoegd, de autistische Gaby.

Eindoordeel

Ik vind Eerst grijs dan wit dan blauw geen goed boek, het is saai, omdat het helemaal niet logisch wordt geschreven. Het is heel verwarrend, omdat de tijdslijnen heel raar worden weergegeven. Het is niet duidelijk wanneer het zich afspeeld, is het een flashback of niet? Het is ook heel verwarrend dat de persoon over wie het gaat steeds veranderd, eerst wordt er gesproken over ‘hij’,dan over ‘ik’, en dan weer over ‘Robert’ of een van de andere personages. Ik ben het zeker niet met Reinjan Mulder en Jaap Goedegebuure eens. Ik kan het boek juist snel loslaten, ik heb er zelfs moeite voor moeten doen om het vast te houden. Ik vind ook niet dat de verhalen goed op elkaar aansluiten, ik vind dat ze juist heel onlogisch op elkaar aansluiten, in deel één is Magda dood, in deel twee is ze verdwenen, in deel drie leeft ze nog en in deel vier is ze weer dood. Dat is allemaal heel onlogisch. Het is niet een van de betere boeken die ik de laatste tijd heb gelezen, het is juist een van de slechtste boeken die ik de laatste tijd heb gelezen. Ik vind ook niet dat de Moor de Mannen met een bepaalde kracht heeft neergezet, ik vind ze eigenlijk maar een stelletje softies, vooral Robert, hij kan niet zonder zijn vrouw, hij wil altijd weten waar ze is, maar toch vermoord hij haar uiteindelijk. De vrouwen vind ik helemaal niet saai, ik vind dat zij een bepaalde kracht hebben, namelijk het onafhankelijk zijn van de man.

Ik zou het zeker geen aanrader noemen.

Bronvermelding

Reinjan Mulder
, ‘het geheugen kan zoveel beweren: vierluik van Margriet de Moor’, in: NRC Handelsblad, 8 november 1991

Jaap Goedegebuure
, ‘De Blik van de ander’, in: HP/ De Tijd, 13 december 1991

Bijlage

Het geheugen kan zoveel beweren: Vierluik van Margriet de Moor

Het is wonderlijk gesteld met het nieuwe boek van Margriet de Moor. Haar eerste roman na twee verhalenbundels, doet op het eerste gezicht sterk aan een thriller denken. Al na vijftien bladzijden stuiten we op een lugubere moord. Een vrouw ligt badend in het bloed op de grond naast haar bed. Lees je echter verder dan blijft er weinig over dat in de categorie spanning en sensatie thuis hoort. Allereerst is de stijl van het boek heel anders dan in de meeste thrillers. Margriet de Moor schrijft een sterk melodisch en metrisch Nederlands, waarvoor ze terecht al door velen is geprezen, maar daarnaast veroorlooft ze zich nogal wat vrijheden bij de opbouw van haar verhalen, waardoor je in haar boeken maar langzaam doordringt. Heden en verleden lopen door elkaar heen, een stuk in de eerste persoon kan soms zonder duidelijke overgang worden afgewisseld door een stuk in de derde persoon, en beschrijvende stukken kunnen ongemerkt overgaan in korte dialogen of in mijmeringen.

In dit geval komt daar nog bij dat het thema van het boek aanzienlijk gecompliceerder is dan je op grond van de moord aan het begin zou denken. Wil je onder woorden brengen waar de roman uiteindelijk over gaat dan kom je bij zoiets als de onmogelijkheid om met iets of iemand in contact te komen. Kijken of luisteren is in de visie van Margriet de Moor niet genoeg, voor contact is altijd meer nodig: redeneringen, interpretaties of desnoods lijfelijk geweld. Op dit moment leven we in een tijd waarin het gebruikelijk is om elkaar zoveel mogelijk verhalen te vertellcn, in de hoop zo met elkaar in contact te komen. Dat vindt in ieder geval een van de hoofdpersonen in het boek, een 47-jarige oogarts die op straat de vrouw van zijn beste vriend tegen het lijf loopt. Onze tijd is volgens hem de tijd van de autobiografie.

Iedereen wil tegenwoordig zoveel mogelijk bekennen. "Na een dag waarin we ons volledig hebben blootgegeven aan minstens één vertrouweling, zetten we 's avonds de televisie aan, nemen een kopje koffie en laten een wildvreemd persoon aan het woord die ons vertelt dat hij is verkracht, dat hij heeft gemoord, dat hij in een brandend warenhuis de hand van een kind dat hij heeft willen redden heeft moeten loslaten..."

Het probleem van de vrouw die de oogarts op straat tegenkomt is echter dat ze niet met deze mode mee kan gaan. Ze voelt er niets voor om iedereen alles te vertellen. Integendeel, ze koestert haar geheimen, ze sluit zich ook voor haar beste vrienden af en zelfs tegenover de man met wie ze al twintig jaar getrouwd is, heeft ze zich over enkele belangrijke gebeurtenissen een 'spreekverbod' opgelegd. Een groot gedeelte van het boek gaat over een zojuist afgesloten episode waarin zij alleen en zonder enig bericht achter te laten op stap is geweest. Ook als ze weer bij haar man terug is weigert ze te zeggen waar ze in die tijd heeft uitgehangen.

Verstandsverbijstering.

De cultuur van de autobiografie komt in verschillende toonaarden in het boek voor. Waarom accepteren de dorpsgenoten niet dat de vrouw zwijgt over de tijd dat ze is weggeweest? Zijn ze nieuwsgierig en willcn ze weten of er indertijd terecht zoveel ophef is gemaakt over de mysterieuze verdwijning? Of zijn ze juist jaloers op haar en voelen ze zelf 'die dwingende eis van avontuur, van onbegrensdheid en verstandsverbijstering'? In de visie van Margriet de Moor gaat het waarschijnlijk eerder om een andere vraag. De belevenissen van de vrouw hebben wellicht uit esthetische of emotionele overwegingen een afsluiting nodig in de vorm van een verslag. In deze visie, die in het boek wordt verdedigd door de oogarts, krijgt een gebeurtenis pas zin als er over verteld wordt. Wat niet wordt verteld, bestaat immers niet. "Als je 's morgens bij het ontwaken niet snel je droom vertelt," zegt hij, "ben je hem binnen een paar seconden voorgoed kwijt." Zo moet je ook meteen over je geheimste avonturen vertellen om te voorkomen dat ze in het niets verdwijnen. Als een vrouw met wie de arts iets heeft meegemaakt overlijdt, is het in zijn ogen dan ook alsof met de belangrijkste getuige nu ook de ervaring zelf weg is. Alleen de herinnering is voor hem niet genoeg. "Mijn geheugen kan zo veel beweren." Het idee dat iets wat waargenomen is eerst rationeel verwerkt moet worden om betekenis te krijgen komt, in andere bewoordingen, terug wanneer de oogarts over zijn speclalisme nadenkt.

Ook een oog dat technisch in staat is om te zien, zonder dat de hersenen iets met de waarneming kunnen doen, zo realiseert hij zich is voor de eigenaar van weinig nut. Een mens die kijkt is te vergelijken met schilders of beeldhouwers die van hun waarnemingen schilderijen of beeldhouwwerken maken. Ook hun ogen pikken het geziene op, waarna hun hersens het thuis brengen waarna hun handen het onderwerpen aan een uitgebreid systeem.

Eerst grijs dan wit dan blauw is een boek dat je door zijn veelzijdigheid niet gauw los laat. In de flaptekst wordt de roman aangeduid als een vierluik en daar zit wel iets in. Niet alleen bestaat de tekst uit vier verschillende delen, die vier delen hebben ieder ook nog eens hun eigen onderwerp en hun eigen karakter. De delen vullen elkaar zo aan door hun verschil in distantie en hun verschil in perspectief. In de eerste twee delen wordt een reeks gebeurtenissen bijvoorbeeld beschreven uit het gezichtspunt van twee mannen, de oogarts en zijn vriend, een schilder die zakenman is geworden. In de laatste twee delen worden hun beider vrouwen gevolgd. Door deze werkwijze krijg je de gelegenheid het verhaal uit verschillende hoeken te benaderen. Wat er in de eerste twee delen voor de mannen onopgehelderd blijft, wordt in de laatste twee delen alsnog uit de doeken gedaan. Nadat we eerst over de achtergrond van de ene vrouw in onzekerheid zijn gelaten, lezen we in het derde deel plotseling wat zij in de twee jaar dat ze zoek was heeft meegemaakt. Het boek neemt ons daar mee op een lange reis naar het verleden, langs alle plaatsen die in haar Ieven een rol hebben gespeeld.

Bij het verschijnen van De Moors vorige boek, Dubbelportret, schreef deze krant dat de schrijfster de AKO-prijs moest hebben. Het zal wel weinig uithalen, vrees ik, maar ik wil deze mening na het lezen van Eerst grijs dan wit dan blauw graag nog eens herhalen.



De Blik van de Ander

Ik besta, maar vraag me alsjeblief niet hoe. Weliswaar ben ik een denkend wezen, maar mijn bewustzijn is eerder een zompig moeras dan een stevig fundament. Alsof dat al niet onzekerheid genoeg is, zijn daar ook nog de blikken van de Ander, die me maakt tot iemand met wie ik liefst niets te maken zou willen hebben. De man die ik in de spiegel tegenkom, is me vertrouwd, maar het beeld dat van, maar ook zonder mij wordt opgebouwd, wekt angst en walging op.

Wat ik tot nu toe heb opgeschreven, staat niet tussen aanhalingstekens. Dat hoefde ook niet, want het was niet geciteerd. Toch betreft het gedachten van die verre van origineel zijn. Sartre baseerde er zelfs een flink deel van zijn treurig makende existentiefilosofie op. Je bent wat de Ander van je maakt, tenzij je voldoet aan de bovenmenselijke opdracht je Authentieke Zelf te handhaven. Aldus sprak de Grote Moralist van de Linker Oever.

We leven bij de gratie van de beelden en als we dat nog niet wisten, worden we er door de schrijvers wel aan herinnerd. Literatuur creëert beelden uit beelden, en is stilaan steeds meer gaan lijken op het spiegellabyrint dat je op kermissen en in pretparken aantreft. Kennelijk is het een troostrijk spel, dat dwalen in je Zelf.

Bestaan is waargenomen worden, zei bisschop Berkeley, en consequent doorgeredeneerd kan zijn adagium zo worden uitgelegd dat het ware leven alleen in een boek is te vinden. Zo'n jaar of vijftien geleden bracht een Gideonsbende van Nederlandse Berkeley-adepten de Revisor-literatuur in zwang.

Matsier, Kellendonk, Kooiman en anderen waren geïntrigeerd door de omkeerbaarheid van fictie en werkelijkheid. Ze trokken fraaie spiegelpaleisjes op, met daarin personages die zich suf piekeren over de vraag of hun bestaan eigenlijk geen verzinsel is.

Hoewel de Revisor-mode inmiddels is overgewaaid, is er af en toe nog wel eens een auteur die een greep doet uit de knippatronen van eergisteren. Vonne van der Meer bijvoorbeeld maakt gebruik van een beproefd procédé wanneer ze de hoofdpersoon van haar roman Zo is hij tot de ontdekking laat komen dat hij door een schrijfster wordt gemanipuleerd. Aan het slot krijgt hij zijn zelfstandigheid terug, maar helaas voor hem en Vonne van der Meer gebruikt hij die op een buitengewoon obligate manier: hij begint het boek te schrijven dat wij zojuist hebben gelezen. Zulke spiegellabyrinten zijn wel heel erg doorzichtig.


Zo is hij is pas interessant waar de psychologische kant van beelden en beeldvorming aan bod komt. De held worstelt met de problemen die ik hiervoor al signaleerde. Man, 46, heeft vooral in het gezelschap van vrouwen soms het gevoel dat hij geen eigenschappen bezit, geen vastomlijnd karakter. Geen ware aard. Hoe hij de gebeurtenissen in zijn leven presenteert, wordt bepaald door wie er tegenover hem zit.

"Wordt daar te sterk door bepaald, dacht hij vaak, wanneer hij zichzelf weer eens luchtig hoorde praten over iets waarover hij tegen iemand anders nogal tragisch had gedaan. Er liepen te veel versies van hem rond. Stel dat er een orakel bestand dat mij de woorden kon zeggen waar ik mee samenval, dacht hij, dan ging ik er nu heen."

Door het orakel aan te roepen, heeft onze held de duivel verzocht. Al gauw ligt het er een envelop op de deurmat, met daarop de aanduiding oordeel. Ik zal niet verklappen wat die zending allemaal overhoop haalt. Een argeloze lezer heeft al genoeg aan de titel : de blik van een Ander moet wel leiden tot een diepgravend zelfonderzoek.

Tegenwoordig worden zuigelingen al gepokt en gemazeld met het besef dat elke visie vertekent. Niemand van ons gaat nog vrijuit als er sprake is van beeldvorming, want alle beelden zijn beperkend, vervalsen en stereotiep. Geen wonder dat Van der Meers personage, tekenaar van beroep en incidenteel ok travestiet, stuit op de vraag wat hij zelf met de Ander doet. Is een an in staat een vrouw ooit reacht te doen? De uitweg uit het dilemma is geruststellend, in dit geval althans. Kunstenaars stijgen dankzij hun creativiteit en verbeelding boven seksegebonden beperktheden uit, zo luid de conclusie.

"Als het waar was dat mannen en vrouwen in wezen vreemden voor elkaar waren, had een man nooit een vrouw kunnen schilderen, nooit 'van binnenuit' kunnen beschrijven. En andersom. Wanneer hij een vrouw tekende, trok hij niet alleen het gezicht dat hij voor zich zag, maar nam zonder het zelf te merken ook de houding aan van zijn denkbeeldig model. Soms had hij dan, net als destijds tijdens die kortstondige gedaanteaverwisseling, heel even de sendatie dat hij een vrouw was. Dat was haet mooiste van dingen maken, dat je niet je leven lang gekluisterd zat aan één lichaam, aan één geslacht."

Ook zonder gebruik te maken van het flauwe argument dat dit personage aan de leiband van de schrijfster loopt, durf ik wel volhouden dat de geciteerde woorden voor rekening komen van Vonne van der Meer zelf. Ze bepaalt haar standpunt tegenover aldie theoretica's die van mening zijn dat mannelijke auteurs van nature ongeschikt zijn om over vrouwen te schrijven.

Hoe zit het met schrijfsters die zich met mannen inlaten? Een lezeres in mijn omgeving beweerde van Van der Meer personage opvallend veel feminiene trekjes had. Jammer genoeg kon ik het niet navoelen. Wel heb ik voor mezelf ooit vastgesteld dat Emily Brontë, Marquerite Yourcenar en Hella Haasse figuren hebben beschreven die vooral zo geloofwaardig zijn omdat ze de maat van het mannelijke ver achter zich laten. Voor Flaubert, Dostojevski en Reve geldt trouwens hetzelfde.

Mieke Bal en Maaike Meijer zullen me het wel niet in dank afnamen, maar ik zou toch graag beweren dat de van vrouwen afkomstige literatuur in Nederland en Vlaanderen er een stuk volwassener op geworden is nu blijkt dat bepaalde schrijfsters uitsteken, dat wil zeggen provoceren en tegelijk genuanceerd en ruimhartig, over mannen weten te schrijven. Ik denk aan romans als Doeschka Meijsings De beproeving en Kristien Hemmerechts Zonder grenzen. Ook Eerst grijs dan wit dan blauw van Margriet de Moor is zo'n roman, een van de betere in zijn genre, en een van de beste die ik de afgelopen tijd las. De Moor vertelt de geschiedenis van vier mensen wier leven hevig door elkaar wordt geschud als een van hen zijn vrouw vermoordt. Alle vier de personages komen aan het woord, en verstrekken stukjes waarmee de puzzel compleet gemaakt zou kunnen worden. Maar de verklaring van de catastrofe blijkt vol lacunes, wat ongetwijfeld te maken heeft met de onvolkomenheid van iedere beeldvorming en met het door de schrijfster gedeelde inzicht dat iedereen het raadsel van haar of zijn persoonlijkheid weet te handhaven. Om dat idee te redicaliseren, heeft De Moor een vijfde verhaalfiguur aan het kwartet toegevoegd: een even begaafd als autistisch kind, een soort ET die zich vanuit een kosmisch heimwee in de sterrenhemel verliest.

Wat me het sterkste in Eerst grijs dan wit dan blauw heeft getroffen, is de evocatieve kracht en de stilistische rijkdom waarmee Margriet de Moor de twee mannen heeft geportretteerd. De pendantstukken waarin de beide vrouwelijke persongaes aan bod komen, blijven een beetje hangen in kleurloosheid. Zou dat kunnen komen vanwege de saaiheid van het vertrouwde en de prikkeling van het onbekende? De Ander wekt niet alleen angst en walging, maar is in al zijn raadselachtigheid een stimulans zonder weerga.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Eerst grijs dan wit dan blauw door Margriet de Moor"