Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Een Spaans hondje door Rascha Peper

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
Boekcover Een Spaans hondje
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas vwo | 6097 woorden
  • 27 januari 2004
  • 73 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
73 keer beoordeeld

Boekcover Een Spaans hondje
Shadow
Een Spaans hondje door Rascha Peper
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Tekstbestudering: samenvatting, analyse en interpretatie A: VOORWERK: 1. complete titelbeschrijving: De naam van de auteur is Rascha Peper. De titel van het boek is Een Spaans hondje. Er is geen ondertitel aanwezig in het boek. De uitegeverij is L. J Veen Amsterdam/ Antwerpen. Jaar van uitgave is 1998. Het verhaal zelf bestaat uit 302 bladzijdes en er is een bladzijde Verantwoording achterin het boek: blz. 304; er is een lege bladzijde tussen het verhaal en de verantwoording. Het boek bestaat uit 2 delen die ieder weer uit hoofdstukken bestaan met een titel. Ook hoort er bij elke titel een datum. Dus elk hoofdstuk is een andere dag. Dit zijn de titels: Deel 1: 1: Vrijdag 1 maart: sparrentakken
2: Donderdag 21 maart: BB- jurk

3: Woensdag 17 april: spinsels
4: Vrijdag 3 mei: oude luister
5: Vrijdag 10 mei: saucijzenbroodjes
6: Zaterdag 18 mei: Wodan en Donar
Deel 2: 7: Donderdag 3 april: herderinnetjes
8: Vrijdag 9 mei: struisvogels
9: Zaterdag 31 mei: doodsperenboom
10: Dinsdag 3 juni: verhit en met wapperend haar
11: Woensdag 4 juni: snoeppapiertjes
12: Zaterdag 7 juni: Alhama grandiosa
Op de omslag staat een foto van een zandkasteel en de titel, de auteur en de uitgeverij. Er is geen motto aanwezig. B: SAMENVATTING: Het verhaal gaat over drie broers die aan het begin van het verhaal hun moeder hebben verloren. De broers zijn alledrie heel verschillend. De ene is meestal heel opgewekt en nuchter: Jasper. Bij hem is het verdriet over zijn moeder ook niet zo sterk aanwezig als bij de andere twee. Hij gaat gewoon door met het leven. De andere: Felix, heeft vaak spastische trekjes, veel vrouwen vinden hem aantrekkelijk, maar hij heeft een vriendin, een beetje een raar, maar heel lief meisje. Hij gebruikt medicijnen voor zijn spastische trekken. Ook kan hij soms opeens heel afwezig zijn en heeft hij vaak een soort rare dromen of ziet dingen die er helemaal niet zijn. Dan is er nog Victor. Hij is de oudste van de drie. Hij is heel erg in zichzelf gekeerd en heel eenzaam. Hij heeft het heel erg moeilijk met de dood van zijn moeder. Net als Felix. Maar het verhaal draait eigenlijk om Victor. Met hem leef je meestal mee en je weet wat hij doet de hele dag en wat hij voelt. In de tweede helft van het boek is Victor al een tijd vermist en z'n broers vermoeden dat hij zelfmoord heeft gepleegd. Dat is echter niet het geval. Op een gegeven moment kom je erachter dat hij in Spanje is in een heel klein dorpje. In het begin van het boek haalde hij al een artikel uit de krant van een man die in Spanje bezig was een kathedraal te bouwen. Hij had helemaal geen ervaring en geen verstand van bouwen, maar hij had een verschijning van Maria gezien die hem had verteld dat hij een kathedraal moest gaan bouwen. Dus dat deed hij. Victor las dat artikel al een paar keer en hij werd daar sterk tot aangetrokken. Maar je komt er dus achter dat Victor daar is, om te helpen bij de bouw van een kathedraal en dat hij helemaal niet dood is. Op een gegeven moment gaan Felix en zijn vriendin Pleuntje op vakantie en komen langs deze kathedraal gereden. Ze vinden m erg mooi en besluiten te gaan kijken. Felix is op een gegeven moment nog binnen, maar Pleuntje wacht al op hem bij de auto. Dan ziet ze opeens de hond van Victor, maar ze maakt zichzelf wijs dat dat de hond toch niet is: dat kan toch helemaal niet. Maar ze twijfelt sterk en gaat terug. Victor ziet haar dus blijft binnen in de kathedraal, maar de hond gaat naar Pleuntje toe. Eerst communiceren ze via briefjes, die de hond brengt, met elkaar. Maar op een gegeven moment komt Victor toch zelf naar beneden. Het eindigt met Felix, Pleuntje en Victor die samen op een terras zitten in Spanje. Victor is dus weer terug bij hen. C: ANALYSE EN INTERPRETATIE: 1. Titel en ondertitelverklaring: De titel van het boek is: Een Spaans hondje. Dit slaat natuurlijk terug op een hond. Aan het begin van het boek neemt Victor de hond van zijn overleden moeder onder zijn hoede. Eerst heeft hij een hekel aan het beest, maar later gaat hij er zich aan hechten. En hij heeft hem zelfs meegenomen naar Spanje. De hond is ook de reden waardoor Pleuntje weet dat Victor er is. Ze ziet de hond en weet haast zeker dat het Knak is, maar er komt dan een Spaanse jongen aan die een Spaanse naam roept en het hondje luistert daarnaar. Hierdoor gaat Pleuntje twijfelen, maar het blijkt hem toch te zijn, want een paar dagen naderhand roept ze Knak en dan komt ie naar haar toe. De hond speelt dus wel een grote rol in het boek en daarom heet het boek zo.
2. Motto: Het boek heeft geen motto. 3. Genre: De hoofdgenre van het boek is epiek: het is namelijk een verhaal gewoon verteld en niet in dichtvorm bijvoorbeeld. Het subgenre is psychologische roman, omdat de gedachten van de personages in dit boek een grote rol spelen. 4. Thema: Het thema van dit boek is bouwen. Twee van de drie broers werken samen in een bedrijf: SandArt. Daar maken ze bouwwerken van zand voor allerlei gelegenheden. Ook was Victor vroeger een architect en hij wordt ook nog ingehuurd om een hermitage te maken in dit boek. Maar het belangrijkste is toch wel het bouwen van de kathedraal waarbij Victor gaat helpen. Hij is daar vanaf het begin van het boek al mee bezig, want dan heeft hij het krantenartikel waarin dit stond uitgeknipt. 5. Idee: De idee van het boek is: Iedereen verwerkt de dood op zijn eigen manier. Volgens mij probeert Victor, die je toch wel de hoofdpersoon zou kunnen noemen, de dood van zijn moeder zo te verwerken. Niemand die hem echt kent en dat vindt hij wel fijn. Hij gaat bouwen tegen het verdriet en dus heeft dit ook wel degelijk te maken met het thema van het boek. (Werken om te verwerken.) 6. Motieven: De volgende motieven komen aan bod: - lichaamsafwijking - eenzaamheid - dierenliefde - moederbinding - verleden - geestelijke afwijking - droom
1. Lichaamsafwijking: - Felix' magere, lange lijf klapte naar voren. Het was niet duidelijk of dat van de lach was of dat hij weer iets van de grond raapte. Blz. 19 - De dirigent tikte weer af en ze zag dat Felix een potlood in zijn handpalm stond te stoten. Dat was natuurlijk vanwege de tekenleraar. De tekenleraar, een nieuw lid van het koor, gedrongen gestalte en een rond, blozend hoofd, was op en opmerkelijke manier kaal. Zijn kaalheid breidde zich niet, zoals gewoonlijk, vanaf het voorhoofd over de rest van de schedel uit, maar bestond uit een zuiver ronde plek boven op het hoofd, als een tonsuur. Van voren viel zijn sluike haar zelfs zo dat je met lichte overdrijving van een pony kon spreken. Dit kapsel, deze kale plek liever gezegd, maakte Felix verschrikkelijk nerveus, had hij een paar dagen geleden nog verteld. De man moest vanwege zijn geringe lengte vooraan staan en Felix' blik werd daardoor naar die kale kop gezogen. Alles wat rond was of ronddraaide, oefende op Felix een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit. Als een kind kon hij in de draaideur van een warenhuis of hotel blijven hangen, geen reuzenrad kwam hij voorbij, wijzerplaten, stopborden, bierglazen, kop en schotels, rijksdaalders, een flippo langs een trottoirrand…altijd moest hij hun cirkel met zijn vinger natrekken of minstens even zijn speciale handgebaar voor 'rond' maken. De tonsuur van de tekenleraar echter was van een verkeerd soort rond en wekte Felix' agressie in de vorm van dwanggedachten. Zodra hij niet zong, had hij haar bekend, zag hij een pikhouweel op die Roomse knikker inslaan, precies in het midden; een beeld vol bloed en spattende hersenen, dat gaandeweg verdrongen werd door een ander beeld, minder gruwelijk, maar nog wel gewelddadig. Om zichzelf en de tekenleraar voor de pikhouweel te behoeden moest de cirkel op die vent z'n kop doorbroken worden. Daartoe had Felix een tondeuse in de hand waarmee hij de haargroei op het voorhoofd kon wegscheren. De tekenleraar verzette zich echter zo tegen deze behandeling, dat zijn armen en benen met touw aan een stoel vastgesnoerd moesten worden en zijn hoofd in een wurggreep gehouden, voordat hij, stikkend en paars aangelopen, van zijn pony ontdaan kon worden. Zo ontstond dan eindelijk de reddende U-vorm in de kaalheid , die Felix rust bracht. Blz. 149. -Een raar type was dat, die broer van Victor Clarijs. Hij trok vreemd met zijn schouders en het leek de hele tijd of hij dingen voor zich heen mompelde. Bregstein kon er niet steeds op letten, omdat hij kopjes moest klaarzetten en melk koken en onderwijl de conversatie op gang houden ('Bent u nu de zandkastelenbouwer? O, er is nóg een broer'), maar toen hij op zeker moment onderdrukt stemgeluid hoorde en zich omdraaide, zag hij die lange Clarijs met zijn lippen idioot getuit naar zijn vriendin overhellen en vrijwel onhoorbare huh-huh-huhklanken uitstoten, op zo'n manier dat Govers er direct in te herkennen viel. Hij draaide zich geschokt en verontwaardigt om. Dit was toch het toppunt! Je zou van een kind nog niet verwachten dat hij achter iemands rug om een ongelukkige zat te bespotten, laat staan van een volwassen man. Blz. 197. - Hoewel Felix al tien jaar langer autoreed dan zij, een grote reactiesnelheid had en nimmer ook maar het geringste ongelukje had veroorzaakt, was zij bang nooit rustig naast hem te kunnen zitten. Hij slalomde over de middenstreep, omdat die vers gewit was, hij werd als een magneet door voorliggers aangetrokken en remde pas als hij vlak achter hen was, raakte met de gestrekte vingers van zijn linkerhand steeds net niet de voorrui aan en prikte met zijn rechterhand tussen de voorstoelen door naar de achterbank. Soms deed hij die dingen gelijktijdig en liet daarbij secondenlang het stuur los. Ze sloot even haar ogen. Het was mooi dat Felix tijdens deze vakantie nog geen enkele Haldol had ingenomen, maar dit waren momenten dat je de zegeningen van het preparaat toch weer op waarde schatte. Blz. 218 - Hij liep naar beneden om het bord op te rapen, bukte zich onderweg om tussen zijn handen geest van oregano vrij te maken, ging intussen vliegensvlug na of hij in de consternatie de lijn van zijn theorie niet kwijt geraakt was, maar die was nog glashelder te volgen, en stond, het bord in zijn handen ronddraaiend als een jongleur, een poos over het veld uit te kijken. Blz. 240. 2. Eenzaamheid: - …Binnen was het stil en grijs. Ondanks het donkere weer had Victor het licht niet aan. Hij zat in zijn draaistoel aan het bureau, hoef langzaam zijn hoofd op en keek hem aan alsof hij met zijn gedachten ver weg geweest was. Hij had zijn broer me willen nemen naar de bank, want als het ging om inkomsten en schulden had Victor meer overzicht dan hij, maar Victor had dat 'niet nodig' gevonden. Nee, hier in de schemer te zitten suffen, dat was zeker nodig. Blz. 42 - …Nog voor de muziek en de dialogen de eindscènes begonnen in te luiden, veranderde er echter iets. Hij kreeg het gevoel dat er aan weerszijden van zijn stoel diepe kloven aan het ontstaan waren, gapende ravijnen, die steeds breder werden, zodat hij uiteindelijk alleen en verlaten op een overgebleven aardrichel zat. Alles om hem heen was weggeslagen, verzonken, opgeslokt, in het niets verdwenen. De televisie speelde nog, maar zou ieder moment kunnen uitvallen, waarna er niets dan stilte en, ver weg, een hoge, hese fluitton te horen zou zijn. Hij zou om zich heen moeten kijken, maar hij deed het niet. Zijn nek zat vast, hij zat roerloos in zijn stoel, zijn hand omklemde het glas nog. Over het scherm begonnen namen te rollen. Blz. 59. - De galerie was in feite vlakbij zijn huis, maar hoewel hij al veel te laat was, was Victor er met een omweg naartoe gelopen. De hond, die de hele middag binnen gezeten had, moest een loopje hebben en zelf had hij ook zin gehad om door de regen te lopen. Zijn lichtgrijze jas was nu donker van het water en de vacht van de hond was zo zwaar geworden dat er een middenscheiding was ontstaan, een streep roze vel, dat je anders nooit zag. Het vooruitzicht een warme, rumoerige ruimte te betreden, met mensen te moeten praten over keramiek, waar hij geen verstand van had, lokte hem allerminst. Het liefst ging hij nu naar het Italiaanse restaurant bij hem in de buurt om een spaghetti al olio te eten en daarna naar huis, maar daar kon geen sprake van zijn; hij had beloofd te komen. Blz. 131. - En toen was hij er plotseling. Een rond ommuurd platform, omgeven door blauwe lucht. Hij keek naar beneden en zag het soort heuvellandschap als op schilderijen van Italiaanse renaissancemeesters. Akkers, cipressen, sinaasappelboompjes, hindes weggedoken achter struikgewas, valken die hun prooi sloegen. Geen mens te zien. Ja, toch, daar heel diep beneden liepen twee menselijke figuurtjes. Hij tuurde zo ingespannen dat hij ze steeds beter zag. Het waren zijn moeder en Felix, ze liepen van de toren vandaan, hij zag ze op de rug. Hij zette zijn handen aan zijn mond en riep, maar zijn stem droeg niet ver genoeg. Een primitieve paniek greep hem aan. Hij riep nogmaals, zo hard dat er in zijn borstkas iets scheurde, maar de twee liepen door zonder om te kijken. Hij wist dat hij niet harder kon schreeuwen en priemde zijn ogen in hun rug om hen te dwingen om te kijken, maar ze keken niet om. Ze liepen verder en vervaagden. Blz. 106. 3. Dierenliefde: - Voor het eerst die dag schoot door zijn hem heen dat hun moeder dood was. Misschien omdat de hond, die naast het bureau had liggen slapen, op hem afkwam. …Jasper viel op een stoel neer en beklopte de hond. Blz. 42. - …De vrouw lachte, krauwelde de hond verzoenend tussen de oren en kon nog net voorkomen dat hij met zijn modderpoten tegen haar op sprong. Victor begon om te zien naar een mogelijkheid het beest aan de lijn te leggen, maar Knak drentelde al naar het café, onderweg geïnteresseerd een bronzen boom besnuffelend. Blz. 132. - De afgelopen jaren was Victor wel eens met zijn moeder naar zee gereden om een strandwandeling te maken en dan liep zij tijdens de wandeling steeds naar de hond te kijken. Hij herinnerde zich het plezier in haar ogen, als het dier vol bravoure op de golven afrende en op het laatste moment toch maar voor de vloedlijn bleef staan of als hij een stuk voor een paard uit draafde - loodsmannetje voor de haai- om uiteindelijk hijgend op te geven. Hij betrapte zich erop dat hij nu als het ware door zijn moeders ogen naar de hond keek en op zeker moment had hij zelfs het gevoel dat hij deze wandeling met zijn moeder maakte, dat zij licht en woordeloos meewandelde over het pad. Blz. 100. - Opeens sloeg echter de verlammende gedachte door hem heen dat Pleuntje, als ze niemand zag op de bouw, zou kunnen wegrijden en de hond meenemen! Hij keek om, maar aan de zuidkant van de kathedraal was nog niets te zien. De gedachte Knak kwijt te raken, bracht hem een moment op de rand van paniek en met moeite wist hij zichzelf te kalmeren. Dat doet ze niet, dacht hij, ze neemt hem niet zomaar mee, nadat ze gezien heeft dat hij er hier bij hoort. Blz. 290. 4. Moederbinding: - De afgelopen jaren was Victor wel eens met zijn moeder naar zee gereden om een strandwandeling te maken en dan liep zij tijdens de wandeling steeds naar de hond te kijken. Hij herinnerde zich het plezier in haar ogen, als het dier vol bravoure op de golven afrende en op het laatste moment toch maar voor de vloedlijn bleef staan of als hij een stuk voor een paard uit draafde - loodsmannetje voor de haai- om uiteindelijk hijgend op te geven. Hij betrapte zich erop dat hij nu als het ware door zijn moeders ogen naar de hond keek en op zeker moment had hij zelfs het gevoel dat hij deze wandeling met zijn moeder maakte, dat zij licht en woordeloos meewandelde over het pad. Blz. 100. - Voor het eerst die dag schoot door zijn hem heen dat hun moeder dood was. Misschien omdat de hond, die naast het bureau had liggen slapen, op hem afkwam. Blz. 42. - En toen was hij er plotseling. Een rond ommuurd platform, omgeven door blauwe lucht. Hij keek naar beneden en zag het soort heuvellandschap als op schilderijen van Italiaanse renaissancemeesters. Akkers, cipressen, sinaasappelboompjes, hindes weggedoken achter struikgewas, valken die hun prooi sloegen. Geen mens te zien. Ja, toch, daar heel diep beneden liepen twee menselijke figuurtjes. Hij tuurde zo ingespannen dat hij ze steeds beter zag. Het waren zijn moeder en Felix, ze liepen van de toren vandaan, hij zag ze op de rug. Hij zette zijn handen aan zijn mond en riep, maar zijn stem droeg niet ver genoeg. Een primitieve paniek greep hem aan. Hij riep nogmaals, zo hard dat er in zijn borstkas iets scheurde, maar de twee liepen door zonder om te kijken. Hij wist dat hij niet harder kon schreeuwen en priemde zijn ogen in hun rug om hen te dwingen om te kijken, maar ze keken niet om. Ze liepen verder en vervaagden. Blz. 106. 5. Verleden: - Hij moest denken aan acht jaar gelden, zijn eerste gesprek met deze bank. Toen had hij, na herhaald overleg met een middenkadertype in een glazen hokje aan een formica tafel uiteindelijk de lieve som van tweehonderdduizend gulden weten los te peuteren. Nee, tweeënhalf ging echt niet. Er stond een solide borg voor hem garant en 'jong, enthousiast ondernemerschap moest en kans krijgen', maar we moesten toch eerst zien 'of de zandkastelen geen -luchtkastelen blijken, meneer Clarijs'. Blz. 38. - De afgelopen jaren was Victor wel eens met zijn moeder naar zee gereden om een strandwandeling te maken en dan liep zij tijdens de wandeling steeds naar de hond te kijken. Hij herinnerde zich het plezier in haar ogen, als het dier vol bravoure op de golven afrende en op het laatste moment toch maar voor de vloedlijn bleef staan of als hij een stuk voor een paard uit draafde - loodsmannetje voor de haai- om uiteindelijk hijgend op te geven. Blz. 100. - Als een kind kon hij in de draaideur van een warenhuis of hotel blijven hangen, geen reuzenrad kwam hij voorbij, wijzerplaten, stopborden, bierglazen, kop en schotels, rijksdaalders, een flippo langs een trottoirrand…altijd moest hij hun cirkel met zijn vinger natrekken of minstens even zijn speciale handgebaar voor 'rond' maken. Blz. 149. - Deze filmpjes, zes in getal, had Lillian bij het uitruimen van een kast in hun moeders huis gevonden. OP sommige zat een etiket, maar wat daar ooit met inkt op geschreven had gestaan, was tot onleesbaarheid verbleekt. Victor en Jasper wisten nog dat hun vader soms een camera gehanteerd had, maar geen van tweeën kon zich herinneren wat hij gefilmd had. Na zijn dood waren die filmpjes nooit meer vertoond, er was niet eens een projector in huis geweest. Foto's, films, verhalen van vroeger, souvenirs…het had hun moeder weinig te zeggen. Jaarlijks had ze de foto's van de kleinkinderen in haar lijstjes verruild voor recente en was de oude daarna kwijtgeraakt. Zonder weemoed had ze de oude leesstoel, die nog van háár moeder geweest was, aan de straat gezet en een modern exemplaar gekocht, dat beter zat. Ze herinnerde zich de dingen van vroeger wel als je ernaar vroeg, maar leek er nooit meer bij stil te staan; nostalgisch gemijmer lag niet in haar aard. Op deze twee moeten huizen staan, zei Jasper, naar de etiketten turend, zoiets maak ik eruit op. Laten we die eerst maar nemen. Met enig gepruts kregen ze het eerste spoeltje in de projector, startten de film en deden het licht uit. Inderdaad: uitsluitend gebouwen. Villa's, een rijtje eengezinswoningen, een flatgebouw, wel zes verdiepingen hoog, een kantoorkolos, een restaurant op een heuvel. De camera liet de gebouwen van alle kanten zien, zoomde behaagziek op details in, daklijsten, verzonken sponningen, deurknoppen, en dwaalde af door nieuw aangelegde tuinen. Ze kenden al die huizen wel, van foto's, uit het boek dat over hun vader verschenen was, uit eigen waarneming ook, want 'pappa's huizen', die had hun moeder hun nog wel laten zien vroeger. Het was een saai filmpje. Ze keken ernaar in de hoop nog bekende personen te zien, maar het bleef bij gebouwen. (Hier komt een stukje wat niets met verleden te maken heeft en laat ik dus weg. Het gaat over wat er zich afspeelt tijdens het kijken van de filmpjes. ) …Ook op het tweede filmpje kwam geen enkele bekende persoon voor, zodat ze de laatste helft versneld doorspoelden. Hun vaders bekendste ontwerp, het warenhuis dat als een middeleeuwse burcht middenin de stad verrees, stond er niet op. Voordat hij het op film had kunnen vastleggen, was zijn hart blijven stilstaan, een paar weken voor de opening. Het derde filmpje begon veelbelovender. Een haven, ongetwijfeld Rotterdam. Op Haanstra-achtige wijze kroop de camera over de romp van een kolossaal passagiersschip omhoog, totdat er opeens een lachende en zwaaiende vrouw aan de reling opdook. Oma! riep Felix

Drommen mensen kwamen de loopplank af, oma ertussen, weer zwaaiend. De hele familie op de kade; hun moeder, jong met een wijde rok met petticoat, hield een kleuter op de arm: Jasper. Victor, een jaar of tien ernaast. Een oom en tante in beeld. Oma omhelst iedereen. Ze grinnikten om het gedekte kapsel van Victor en de kuif van Jasper, wezen mensen aan, noemden namen en slikten hun ontroering weg. Zonder overgang Victor opeens in een keurige broek en slip-over in een grasveld, een schildpad tussen zijn gespreide benen. Daar verscheen Jasper op en driewieler. Hij wil laten zien hoe hard hij kan en slaat om. Ooms en tantes trekken rare bekken naar een Opel Rekord; even later zingen ze en lied dat, aan hun monden te zien, 'lang zal hij leven' moet zijn. Verklede kinderen in een tuin. Jasper blaast een taart met vier kaarsjes uit. Een kartonnen poppenkast tussen de struiken; de jarige ziet met openhangende mond toe hoe Jan Klaassen met een hamer op zijn kop geslagen wordt. Dan alleen nog maar geruis en dansende spikkels. Blz. 47, 48, 49. (Het gaat nog verder, maar dan moet ik nog erg veel citeren) - Femke was die winter negen of tien en had net leren schaatsen. Victor had voor het eerst sinds jaren weer eens zijn schaatsen te voorschijn gehaald en was met haar gaan oefenen op de kleine stadsgrachtjes die direct met het invallen van de vorst afgesloten waren voor doorvaart en zodoende een mooie, gladde ijsroute door de stad vormden. Toen Femke op zeker moment gevallen was en haar enkel verdraaid had, bevonden ze zich hier, op de Wisselaarsgracht, waar je niet van het ijs af kon komen, omdat de walkanten te hoog waren. Blz. 128. 6. Geestelijke afwijking: -In de kliniek was alle voedsel op perfide wijze van smaak veranderd. Wat zoet moest zijn was bitter, wat fris was werd wrang, wat pittig was leek bedorven. Banaan smaakte naar aardappel, kip naar vis, zuurkool naar ammoniak. Een gehaktballetje liet gruwelijke vermoedens omtrent z'n herkomst rijzen, een bonbon was een verkapte aanslag op je leven. Soms was de reuk al genoeg en hoefde je niet eens meer te proeven: asperges waren in urine gekookt, wijn was azijn. En rook iets wel lekker, dan bleek bij de eerste hap toch al dat het mis was: er zat deodorant door de appeltaart, as over de nootjes, zout over de aardbeien. In een half jaar was hij vijfentwintig kilo afgevallen. Zijn psychiater zei dat het een bijeffect van de medicijnen was. Op zekere dag was zijn moeder op bezoek gekomen en had vier kuipjes crème karamel meegebracht. Kleine plastic bekertjes karamelpudding van een Frans merk, gewoon uit de supermarkt. Daar was hij als kind zo gek op geweest, zei ze. Ze bleek zelfs een benen eierlepeltje in haar tas te hebben, want plastic, staal of zilver zou een bijsmaak kunnen geven. Hij had en kuipje geprobeerd en ziedaar…het karamelpuddinkje smaakte naar karamelpudding. Blz. 143 144. - In een bocht van het pad duikt plotseling het blauwe jasje van Ghijsberti weg. Zie je wel! Die is ze aan het uitzetten! Terug, meteen terug! Maar al bij het omdraaien strijkt er een blad langs zijn arm. Hij schreeuwt zonder dat er geluid klinkt, trekt rillend zijn jasje uit, bekijkt het aan alle kanten. Niets te zien. Jasje weer aan, want stof geeft nog enige bescherming, dan vreet het niet meteen op de huid in. Verder. Hoeveel tijd is er nu verstreken? Is Ghijsberti intussen soms teruggelopen om hem de terugweg te versperren? In zijn haast het grasveld te bereiken verliest hij de voorzichtigheid uit het ook en ziet het gevaar pas, als hij er vlak voor staat. Levensgrote spinsels hangen over het pad en sluiten de doorgang af. In een plotselinge bries bollen ze hem tegemoet. Hij deinst achteruit en voelt takken in zijn haar. Hij valt. Hij raakt overdekt met rag. Zijn ogen worden blind… Blz. 77, 78. 7. 'Droom': - Zodra hij niet zong, had hij haar bekend, zag hij een pikhouweel op die Roomse knikker inslaan, precies in het midden; een beeld vol bloed en spattende hersenen, dat gaandeweg verdrongen werd door een ander beeld, minder gruwelijk, maar nog wel gewelddadig. Om zichzelf en de tekenleraar voor de pikhouweel te behoeden moest de cirkel op die vent z'n kop doorbroken worden. Daartoe had Felix een tondeuse in de hand waarmee hij de haargroei op het voorhoofd kon wegscheren. De tekenleraar verzette zich echter zo tegen deze behandeling, dat zijn armen en benen met touw aan een stoel vastgesnoerd moesten worden en zijn hoofd in een wurggreep gehouden, voordat hij, stikkend en paars aangelopen, van zijn pony ontdaan kon worden. Zo ontstond dan eindelijk de reddende U-vorm in de kaalheid , die Felix rust bracht. Blz. 149. - …Nog voor de muziek en de dialogen de eindscènes begonnen in te luiden, veranderde er echter iets. Hij kreeg het gevoel dat er aan weerszijden van zijn stoel diepe kloven aan het ontstaan waren, gapende ravijnen, die steeds breder werden, zodat hij uiteindelijk alleen en verlaten op een overgebleven aardrichel zat. Alles om hem heen was weggeslagen, verzonken, opgeslokt, in het niets verdwenen. De televisie speelde nog, maar zou ieder moment kunnen uitvallen, waarna er niets dan stilte en, ver weg, een hoge, hese fluitton te horen zou zijn. Hij zou om zich heen moeten kijken, maar hij deed het niet. Zijn nek zat vast, hij zat roerloos in zijn stoel, zijn hand omklemde het glas nog. Over het scherm begonnen namen te rollen. Blz. 59. - En toen was hij er plotseling. Een rond ommuurd platform, omgeven door blauwe lucht. Hij keek naar beneden en zag het soort heuvellandschap als op schilderijen van Italiaanse renaissancemeesters. Akkers, cipressen, sinaasappelboompjes, hindes weggedoken achter struikgewas, valken die hun prooi sloegen. Geen mens te zien. Ja, toch, daar heel diep beneden liepen twee menselijke figuurtjes. Hij tuurde zo ingespannen dat hij ze steeds beter zag. Het waren zijn moeder en Felix, ze liepen van de toren vandaan, hij zag ze op de rug. Hij zette zijn handen aan zijn mond en riep, maar zijn stem droeg niet ver genoeg. Een primitieve paniek greep hem aan. Hij riep nogmaals, zo hard dat er in zijn borstkas iets scheurde, maar de twee liepen door zonder om te kijken. Hij wist dat hij niet harder kon schreeuwen en priemde zijn ogen in hun rug om hen te dwingen om te kijken, maar ze keken niet om. Ze liepen verder en vervaagden. Blz. 106. - …Een rivierbodem. Stilte. De motor van een passerend vrachtschip klinkt wel door, dof stampend, maar het gekrijs van meeuwen en de stemmen van langs de oever fietsende kinderen niet. Het licht is vaal en diffuus. Grote vissen woelen in de zanderige bodem en werpen modderwolkjes op. Aan het lichaam, dat verstrikt geraakt is in kabels, bewegen de kleren licht mee op de onderstroom en ook het haar deint mee, alsof het wappert in een briesje, maar dan vertraagd. De ogen in het gezicht zijn gesloten, maar de mond staat een beetje open. Het is het eenzaamste, meest introverte gezicht ter wereld… Blz. 192. 7. Structuur: In het boek komen vrij veel terugblikken voor. In het verhaal zijn fabel en sujet dus niet gelijk. Het tijdsverloop is dus fragmentarisch. Het begin van het boek is, vind ik, in medias res, in het midden van de zaken. De moeder van de drie jongens is namelijk al gestorven. Bovendien weet je nog helemaal niks van de personen en wat zich van te voren nog meer allemaal heeft afgespeeld. Dit kom je allemaal pas te weten als je verder leest. Dan kom je ook te weten dat de persoon met wie het boek begint, nog twee broers heeft, hoe oud hij ongeveer is, wat voor werk hij doet en meer van dat soort dingen. Ook kom je erachter dat hij door een bepaald voorval 'ziek' is geworden en daarvoor in een inrichting heft gezeten. Ook de broer van hem (Victor) zit aan de medicijnen: ook hij heeft afwijkingen, maar die zijn meer lichamelijk. Het einde van het boek is aan de ene kant gesloten. Victor is terecht: Pleuntje heeft hem gevonden, en ze zitten met z'n drieën op een terrasje in Spanje. Alles is dus weer goed. Met Victor dan. Aan de andere kant is het open, omdat je niet weet wat er nu verder gaat gebeuren. Gaat Victor weer mee naar Nederland, of blijft hij in Spanje. Is hij weer als de oude Victor? En hoe gaat het verder met de kathedraal? En met Jasper en zijn vrouw en Saskia? En hoe gaat het met Felix? Stopt hij nu voorgoed met de medicijnen? En gaat hij trouwen met Pleuntje? Enzovoort, enzovoort. Dit weet je allemaal niet en daarom zou je het ook een open einde kunnen noemen. 8. Personages: Er is één persoon die ik toch wel de hoofdpersoon vind en er zijn twee andere personen die ik ook nog wel heel erg belangrijk vind. De hoofdpersoon vind ik Victor Clarijs. Hij is een man van in de veertig. Hij heeft een kind en een ex-vrouw aan wie hij, zou je wel kunnen zeggen, een hekel heeft. Ook heeft hij twee broers: Felix en Jasper. Hun moeder is aan het begin van het boek overleden. Hij is een heel stil persoon die nogal eenzaam leeft en hij kan de dood van hun moeder maar moeilijk verwerken. Victor was vroeger architect, maar is daar mee gestopt. Nu werkt hij samen met zijn broer in het bedrijf SandArt. Victor doet daar de administratie. Victor is vrij lang, hij is niet heel dun, maar normaal. Hij heft een ernstige uitdrukking. Verder kom je niet veel te weten over zijn uiterlijk. Dan zijn er nog zijn twee broers die ik ook belangrijk vind. De eerste is Felix. Hij is de jongst broer en is in de dertig. Hij heeft een vriendin. Hij is lang, dun, draagt een brilletje en heeft ietwat scheve tanden. Felix heeft een ziekte, maar wat weet je niet. Hij gebruikt namelijk medicijnen: Haldol, maar probeert hiermee te stoppen. Hierdoor krijgt hij echter allerlei bijverschijnselen. Zoals verschillende lichamelijke trekjes. Hij bukt bijvoorbeeld heel vaak naar de grond. Of hij duwt zijn arm naar achteren door de stoel terwijl hij in de auto zit. Dat soort dingen. Maar als hij stopt met de medicijnen is hij tenminste wel zichzelf. En dat wil hij graag. Verder is hij vrij druk en ook hij kan maar moeilijk met de dood van zijn moeder omgaan. Hij is ook vrij labiel. Hij is een wiskundige die les geeft op een universiteit. Dan is er nog Jasper. De tweede broer. Zijn uiterlijk wordt niet beschreven in het boek. Hij heeft twee kinderen en een vrouw, maar hij gaat vreemd. Jasper is erg sterk en kan heel goed omgaan met de dood van zijn moeder. Hij blijft ook gewoon vrolijk. Jasper is de baas bij het bedrijf SandArt. Hij kan het echter niet zo goed met zijn broer Victor vinden. Hij ergert zich vrij vaak aan hem, doordat hij zo vaak alleen wil zijn en dat soort dingen. Verder kom je niet echt veel te weten over Jasper. 9. Tijd: Het verhaal speelt zich, volgens mij wel rond deze tijd af. Dat kom je te weten door bijvoorbeeld het feit dat Felix aan de medicijnen is. Ook heeft Felix een walkman en luistert hij vaak c.d's. Dit is toch wel vrij modern. Ook bestaat er al t. v en camera's, projectoren, computers etc. Bovendien belt Victor één keer in het hele boek een callgirl en die bestaan dus ook al. En telefoons dus. Hieruit kun je dus opmaken dat het een vrij modern verhaal is. De vertelde tijd is niet-continu. Er komen namelijk terugblikken in voor. De verste terugblik gaat terug naar het moment dat de vader van de drie broers nog leefde. Ik weet niet hoe lang dat geleden is, maar het zou toch makkelijk een jaar of dertig geleden kunnen zijn. Het verhaal zelf speelt zich af van vrijdag 1 maart in een bepaald jaar, tot 7 juni in het volgende jaar. De vertelde tijd is dus ongeveer 31 jaar, als je ervan uitgaat dat die vader een jaar of dertig geleden is overleden. Er wordt ook wel vooruitgeblikt, maar dat is echt niet te schatten hoever die vooruitblik vooruit gaat, want het gat hier over de bouw van de kathedraal. Namelijk dat die pas af is als de bouwer ervan al lang dood is. Maar je weet dus echt niet tot wanneer die vooruitblik 'reikt'. (Eigenlijk reikt de verste terugblik nog langer terug. Vrij ver aan het einde van het verhaal ontvangt Vicente namelijk een veer van de aartsengel Gabriël die voor Maria was verschenen. Maar ik vind niet dat deze terugblik echt iets met het verhaal te maken heeft, dus ik weet niet of ik die nou als verste terugblik moet rekenen.) Verteltijd: het boek heeft 302 bladzijdes. In het boek wordt op sommige plaatsen samengevat, versneld en vertraagd. Er wordt bij elk hoofdstuk overgeslagen. Een hoofdstuk gaat namelijk over een hele dag. Als het hoofdstuk en dus de dag is afgelopen, gaat het volgende hoofdstuk dus over een andere dag, maar dat is meestal niet de volgende dag en dus wordt er tijd overgeslagen. Samenvatten: Vanonder de vijgenboom keek hij op naar het bouwwerk op de heuvel. Zijn hele leven, de essentie van zijn hele leven, lag in deze paar minuten tussen de aardappelveldjes van Guada Oriva samengebald. Blz. 291. De tijdsvolgorde is niet-chronologisch, want er komen terug- en vooruitblikken in voor. Terugblik: Hij moest denken aan acht jaar gelden, zijn eerste gesprek met deze bank. Toen had hij, na herhaald overleg met een middenkadertype in een glazen hokje aan een formica tafel uiteindelijk de lieve som van tweehonderdduizend gulden weten los te peuteren. Nee, tweeënhalf ging echt niet. Er stond een solide borg voor hem garant en 'jong, enthousiast ondernemerschap moest en kans krijgen', maar we moesten toch eerst zien 'of de zandkastelen geen -luchtkastelen blijken, meneer Clarijs'. Blz. 38. Vooruitblik: Je bent dood voor je kerk af is, zeiden de mensen tegen hem, maar dat kon hem niet schelen. Blz. 14. Het tijdsperspectief is vision avec. Je volgt de gebeurtenissen gewoon met de figuren mee. Je weet dus net zo veel/ weinig als de figuren in het boek. 10. Perspectief/ vertelsituatie: Het perspectief in dit verhaal is erg apart. Je komt namelijk alles te weten over alle personen in het boek, maar de ene keer wordt alleen Victor gevolgd, dan weer alleen Pleuntje of Jasper of Felix. Je 'leeft' dus de ene keer weer met die mee en dan weer met de ander. Maar het is geen ik-perspectief bij elke keer dat de persoon verandert. 11. Ruimte: Het boek speelt zich op veel verschillende plaatsen af, bijvoorbeeld in het huis van Felix, Jasper of Victor. Of op de begraafplaats, of in het verzorgingstehuis van hun moeder. Of in het kantoor van SandArt. Maar geen van deze ruimtes speelt echt een belangrijke rol in het verhaal. De ruimtes worden ook geen van allen uitgebreid beschreven. De enige ruimte die je toch wel een beetje subjectief zou kunnen noemen is de ruïne die Victor eens heeft gebouwd, of ontworpen. Later gaat Felix daar namelijk nog naartoe en hij blijft daar dan een tijdje hangen. Waarschijnlijk omdat Victor daar laatst ook nog is geweest. En hij wil daar denk ik nog wat vinden wat hem doet denken aan Victor.

REACTIES

A.

A.

ik had er veel aan

19 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Een Spaans hondje door Rascha Peper"