In het jaar 1758 in Amsterdam kijkt Lucia terug op haar leven. Dit doet zij omdat ze vanuit het niets ineens haar jeugdliefde uit Italië weer terugvindt. Hij herkent haar alleen niet, omdat zij ondertussen gesluierd door het leven gaat. Het weerzien van haar jeugdliefde, Giacomo Casanova brengt alle herinneringen terug.

Lucia werd geboren in 1728 in Pasiano op een Italiaans landgoed bij de gravin van Montereale. Wanneer Lucia veertien is en de dochter van de gravin gaat trouwen, komen er erg veel mensen die gaan helpen met de bruiloft. Hierbij zijn ook de broers Francesco en Giacomo Casanova. Elke ochtend brengt ze door op het bed van Giacomo, die op dat moment zestien jaar is. Na de bruiloft gaat hij terug naar Venetië om aan zijn toekomst te werken, maar hij belooft het volgende jaar terug te komen.

Terwijl Giacomo weg is, krijgt Lucia les van meneer de Pompignac die haar alles leert over literatuur, cultuur en wetenschap. Op een dag wordt meneer de Pompignac ziek, hij heeft de gevreesde pokken. Alleen Lucia wil hem verzorgen, omdat het besmettelijk is wil niemand anders dat. Meneer de Pompignac overlijdt en later krijgt ook Lucia de pokken. Gelukkig geneest zij wel, maar ze houdt er lelijke littekens aan over, daarom wil ze Giacomo niet meer zien en vlucht ze naar Venetië.

In Venetië heeft ze verschillende baantjes en op een gegeven moment ontmoet ze een vrouw die haar meeneemt naar Parijs. Na een paar jaar voor haar gewerkt te hebben overlijdt ze en gaat Lucia zonder spullen of geld naar Amsterdam. Daar moet ze geld verdienen dus wordt ze prostituee. Ondertussen woont ze in een huis met twee andere vrouwen die haar betalen. Daar eindigt haar terugblik en gaat het verhaal terug naar het nu, waar Lucia Casanova weer ontmoet. Met een slim plannetje bedenkt ze hoe ze Casanova kan laten zien dat zij er is, zonder dat hij weet dat zij de vrouw is die hij had ontmoet. Daarna vlucht ze naar Amerika met Jamieson, een van haar klanten. Hier eindigt het verhaal.